brolucizumab

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Beovu Aanvullende monitoring Novartis Pharma bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor intraoculair gebruik
Sterkte
120 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,165 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

brolucizumab vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij de behandeling van nieuwe patiënten met natte leeftijdsgebonden maculadegeneratie is intravitreaal bevacizumab eerste keus. Geef als tweede en derde keus aflibercept of ranibizumab (geen voorkeur). Bevacizumab heeft de voorkeur boven ranibizumab en aflibercept op basis van kostenverschillen, niet-inferioriteit en inzichten over systemische bijwerkingen. Zie voor meer informatie en de aanbevelingen ten aanzien van het switchen naar een biosimilar van een anti-VEGF middel de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023), module Keuze van anti-VEGF middel.

Brolucizumab kan worden overwogen als middel van vierde keuze, echter heeft het een minder gunstig bijwerkingenprofiel. Vanwege het verhoogde risico op intra-oculaire ontsteking met gelijktijdige retinale vasculitis en/of retinale vaatocclusie gelden er volgens de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023) specifieke aanbevelingen; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Overweeg bij mild centraal diabetisch macula oedeem en een nog goede visus (≥ 0,8), een afwachtend beleid met regelmatige controles (bv. elke 3 mnd). Begin bij visusdaling op basis van centraal diabetisch macula oedeem te behandelen met een intravitreale VEGF-remmer. Start met bevacizumab, maar overweeg aflibercept bij een visus ≤ 0,4. Zie voor het verdere beleid de overige aanbevelingen in de module Behandeling van diabetisch macula oedeem (update 2023) van de NIV-richtlijn Diabetische retinopathie (2017).

Indicaties

Bij volwassenen met:

  • Neovasculaire ('natte') leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD);
  • Visusverslechtering door diabetisch macula-oedeem (DME).

Doseringen

Let op! de wegwerpspuit bevat een overmaat aan vloeistof; voorafgaand aan de injectie de overmaat verwijderen.

Uitsluitend toedienen met geschikte druppelanesthesie en preoperatieve desinfectie met povidonjodium-oogdruppels, onder aseptische omstandigheden, en door een oogarts met ervaring met intravitreale injectie.

Brolucizumab niet starten bij een intra-oculaire druk van ≥ 30 mmHg; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Klap alles open Klap alles dicht

Neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)

Volwassenen (incl. ouderen)

Inductiebehandeling: Intravitreale injectie: 6 mg (= 1 injectie van 0,05 ml) 1×/4 weken (maandelijks) voor de eerste 3 doses. Een beoordeling van de ziekteactiviteit wordt aanbevolen 16 weken (4 mnd) na start van de behandeling. Als alternatief kan 6 mg 1×/6 weken worden toegediend voor de eerste 2 doses. Een beoordeling van de ziekteactiviteit wordt aanbevolen 12 weken (3 mnd) na start van de behandeling. Een derde dosis kan worden toegediend op basis van ziekteactiviteit, te beoordelen aan de hand van gezichtsscherpte en/of anatomische parameters in week 12.

Onderhoudsbehandeling: Na de laatste oplaaddosis kunnen de behandelintervallen individueel worden aangepast op basis van ziekteactiviteit, te beoordelen aan de hand van gezichtsscherpte en/of anatomische parameters. Overweeg bij patiënten zonder ziekteactiviteit toediening elke 12 weken (3 mnd) en bij patiënten met ziekteactiviteit elke 8 weken (2 mnd). Indien er geen effect (meer) optreedt de behandeling staken.

Diabetisch macula–oedeem (DME)

Volwassenen (incl. ouderen)

Intravitreale injectie: 6 mg (= 1 injectie van 0,05 ml) 1×/6 weken in het aangetaste oog voor de eerste 5 doses. Daarna de behandelintervallen individueel aanpassen op basis van de ziekteactiviteit (d.w.z. gezichtsscherpte en/of anatomische parameters). Overweeg bij patiënten zonder ziekteactiviteit toediening elke 12 weken (3 mnd) en bij patiënten met ziekteactiviteit elke 8 weken (2 mnd). Na 12 maanden behandeling kunnen bij patiënten zonder ziekteactiviteit behandelintervallen tot 16 weken (4 mnd) worden overwogen. Indien er geen effect (meer) optreedt de behandeling staken.

Verminderde lever- of nierfunctie: geen dosisaanpassing nodig.

Toediening: Uitsluitend voor eenmalig gebruik en voor de behandeling van één oog.

Bijwerkingen

De meeste bijwerkingen kunnen worden toegeschreven aan de oculaire injectieprocedure.

Lokaal

Vaak (1-10%): verhoogde intra-oculaire druk, cataract, oogpijn, glasvochtloslating, glasvochtbloeding, retinale bloeding, retinale vaatocclusie, retinascheur, retinale pigment-epitheelscheur, uveïtis, iritis, iridocyclitis, 'mouches volantes', keratitis punctata, abrasie van de cornea, conjunctivale bloeding, conjunctivitis, wazig zien.

Soms (0,1-1%): blindheid, endoftalmitis, retinaloslating, loslating van het retinale pigmentepitheel, vitritis, ontsteking in en/of 'flare' van de voorste oogkamer, cornea-oedeem, conjunctivale hyperemie, verhoogde traanproductie.

Verder zijn gemeld: retinale vaatocclusie, retinale vasculitis; vooral bij vrouwen en Japanse patiënten. Zie voor meer informatie Waarschuwingen en voorzorgen.

Intra-oculaire ontstekingsverschijnselen treden vaker op bij patiënten met verhoogde antilichaamvorming; zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Systemisch

Vaak (1-10%): overgevoeligheidsreacties zoals huiduitslag, urticaria, jeuk en erytheem.

Bij gebruik van intravitreale VEGF-remmers zijn niet-oculaire bloedingen en arteriële trombotische complicaties gemeld. Er is een theoretisch risico op arteriële trombo-embolische aandoeningen, waaronder het optreden van een hersen- of myocardinfarct, na intravitreaal gebruik van brolucizumab ten gevolge van systemische VEGF-remming; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Interacties

Over gelijktijdig gebruik met andere anti-VEGF-geneesmiddelen (systemisch of oculair) zijn geen gegevens beschikbaar; dergelijk gelijktijdig gebruik wordt ontraden.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij mens en dier, onvoldoende gegevens. Op grond van het werkingsmechanisme van VEGF-remmers is er een potentieel risico voor wat betreft de embryo-/foetale ontwikkeling. De verwachte systemische blootstelling na intra-oculaire toediening is echter zeer laag.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 1 maand na staken van de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend, zowel bij mens als dier. Een nadelig effect bij de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden. Het geven van borstvoeding ontraden tot ten minste 1 maand na staken van de therapie.

Contra-indicaties

  • actieve of vermoede (peri)oculaire infectie;
  • actieve intra-oculaire ontsteking;
  • volgens de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023): bij een voorgeschiedenis van intra-oculaire ontsteking of retinale occlusie in de afgelopen 12 maanden.

Waarschuwingen en voorzorgen

Intravitreale injectie en reacties: Controleer de patiënt in de week na de intravitreale injectie, zodat bij het optreden van een infectie vroegtijdige behandeling mogelijk is. De patiënt instrueren om mogelijke symptomen van endoftalmitis of van overige reacties samenhangend met de intravitreale injectie (intra-oculaire ontsteking, glasvochtbloeding, retinaloslating en/of scheur, traumatisch cataract) direct te melden. Daarbij direct contact laten opnemen bij één of meer van de volgende klachten: oogpijn of toegenomen ongemak, toename van de roodheid van het oog, waziger zien of verminderd zicht, een toegenomen aantal zwevende kleine deeltjes in het zicht, of een verhoogde gevoeligheid voor licht (fotofobie).

Het risico op een intra-oculaire ontsteking, vaak gepaard gaande met retinale vasculitis en/of retinale vaatocclusie, na intravitreale injectie met brolucizumab is in de eerste 6 maanden van behandeling het grootst. Volgens de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023) gelden er daarom specifieke aanbevelingen bij de toepassing:

  • Geef brolucizumab niet in beide ogen op hetzelfde moment;
  • Geef brolucizumab niet in ogen met een actieve of doorgemaakte intra-oculaire ontsteking of doorgemaakte retinale (occlusieve) vasculitis in de voorafgaande 12 maanden;
  • Bespreek de bijwerkingen en instrueer de patiënt om zich extra te laten controleren bij klachten zoals 'floaters', visusdaling of fotofobie;
  • Controleer 2–4 weken na iedere intravitreale injectie met brolucizumab op intra-oculaire ontsteking en retinale (occlusieve) vasculitis gedurende de eerste 6 maanden. Maak bij twijfel een fluorescentie angiogram;
  • Staak de behandeling direct in geval van een intra-oculaire ontsteking en/of retinale vasculitis.

Volgens de fabrikant moet het interval tussen twee doses tijdens de onderhoudsbehandeling minstens 8 weken bedragen, vanwege de hogere incidentie van intra-oculaire ontsteking (waaronder retinale vasculitis) en retinale vaatocclusie bij een korter interval.

Immunogeniciteit door antilichaamvorming kan zich ook uiten in (een toename van de ernst van) een intra-oculaire ontsteking (zie bovenstaande alinea). Na langdurige toediening werden bij 23–25% van de LMD-patiënten en bij 16–23% van de DME-patiënten (na 88 weken resp. 96 weken toediening) antilichamen tegen brolucizumab gedetecteerd, en werden er een groter aantal bijwerkingen met betrekking tot intra-oculaire ontsteking waargenomen. Antilichamen tegen brolucizumab werden niet geassocieerd met een veranderde klinische werkzaamheid.

Behandeling staken bij regmatogene retinale loslating of stadium 3 of 4 maculaire gaten. Loslating van het retinapigment-epitheel (RPE) met een grote afmeting en/of hoge intensiteit is een risicofactor voor het ontwikkelen van een scheur in het RPE-blad.

Arteriële trombotische voorvallen; De fabrikant adviseert bij een voorgeschiedenis van een TIA, beroerte of myocardinfarct in de voorafgaande 3 maanden voorzichtig te zijn, vanwege relatief weinig gegevens over de veiligheid bij de behandeling van deze patiënten met intravitreale VEGF-remmers. Arteriële trombotische voorvallen zijn gemeld bij gebruik van intravitreale VEGF-remmers en er is een theoretisch risico dat deze geassocieerd zijn met VEGF-remming. Volgens de richtlijnen Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023) en Diabetische retinopathie (update 2023) zijn er bij de behandeling met anti-VEGF middelen geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op arterieel trombo-embolische voorvallen.

Toename intra-oculaire druk: Controleer bij patiënten met slecht gereguleerd glaucoom, de intra-oculaire druk en de perfusie van de oogzenuw (papil) wegens het mogelijk optreden van toename van de intra-oculaire druk binnen 30–60 min na injectie. Injecteer geen brolucizumab als de intra-oculaire druk ≥ 30 mmHg bedraagt. Steriele paracentese-uitrusting dient uit voorzorg beschikbaar te zijn.

Behandeling onderbreken of niet starten bij:

  • een afname in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (BCVA) van ≥ 30 letters vergeleken met de laatste beoordeling;
  • een intra-oculaire druk ≥ 30 mmHg;
  • een retinascheur;
  • een subretinale bloeding in het centrum van de fovea óf als de bloeding ≥ 50% van het totale laesie-oppervlak is;
  • een intra-oculaire operatieve ingreep in de afgelopen of komende 28 dagen.

Bij diabetespatiënten met een HbA1c > 10% of met proliferatieve diabetische retinopathie is relatief weinig ervaring. Er is geen ervaring bij diabetespatiënten met niet-gecontroleerde hypertensie.

Onderzoeksgegevens

  • De veiligheid en werkzaamheid van toediening in beide ogen tegelijkertijd en bij kinderen is niet onderzocht;
  • Brolucizumab is niet onderzocht bij een verminderde leverfunctie; naar verwachting heeft een leverfunctiestoornis geen invloed op de (zeer geringe) systemische blootstelling, omdat het metabolisme niet afhangt van de leverfunctie; zie ook de rubriek Kinetische gegevens;
  • Een lichte tot matig-ernstige nierfunctiestoornis heeft geen invloed op de totale systemische blootstelling. Brolucizumab is niet onderzocht bij een ernstige nierfunctiestoornis.

Overdosering

Controleer in geval van overdosering (toediening van een groter dan aanbevolen injectievolume) de intra-oculaire druk en behandel deze indien nodig.

Eigenschappen

Brolucizumab is een gehumaniseerd monoklonaal Fv-antilichaamfragment bestaande uit één keten (scFv). Het bindt met een hoge affiniteit aan VEGF-A-isovormen en voorkomt daarmee dat VEGF-A bindt aan de receptoren (VEGFR-1 en VEGFR-2). Door de binding van VEGF-A te remmen, onderdrukt brolucizumab endotheliale celproliferatie, waardoor pathologische neovascularisatie wordt verminderd en de vasculaire doorlaatbaarheid afneemt.

Kinetische gegevens

T max < 1 dag (plasma).
Metabolisering niet afhankelijk van de lever- (of nier)functie; naar verwachting via proteolyse.
Eliminatie passief via de urine.
T 1/2el 4,3 ± 1,9 dagen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

brolucizumab hoort bij de groep maculadegeneratiemiddelen.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Externe links