setmelanotide

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Imcivree Bijlage 2 Aanvullende monitoring Rhythm Pharmaceuticals Netherlands B.V.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 1 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

setmelanotide vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

De behandeling van obesitas bij volwassenen volgt het ‘stepped care’- en ‘matched care’-principe. De keuze voor een behandelmodaliteit vindt plaats op geleide van o.a. het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR). Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) is in principe eerste keus. Overweeg het toevoegen van gewichtsreducerende medicatie na één jaar GLI bij een matig of sterk verhoogd GGR, of al vroeg in de behandeling bij een extreem verhoogd GGR. Overweeg bariatrische chirurgie met name bij een extreem verhoogd GGR.

In combinatie met een gespecialiseerde GLI kan setmelanotide worden toegepast bij patiënten van 6 jaar en ouder met een bevestigde ‘loss of function’ biallelische pro-opiomelanocortinedeficiëntie (POMC-deficiëntie) en leptinereceptordeficiëntie (LEPR-deficiëntie). Toevoeging van dit middel aan een gespecialiseerde GLI kan het lichaamsgewicht klinisch relevant verlagen (10%). Staak na 6 maanden de behandeling wanneer het aanvankelijke gewicht voor kinderen in de groei niet is gestabiliseerd en voor uitgegroeide adolescenten en volwassenen niet met minstens 5% is afgenomen.

Aan de vergoeding van setmelanotide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Obesitas en beheersing van honger in verband met genetisch bevestigd(e) Bardet-Biedl-syndroom (BBS), ‘loss-of-function’ biallelische pro-opiomelanocortinedeficiëntie (POMC-deficiëntie; waaronder PCSK1-deficiëntie) of biallelische leptinereceptordeficiëntie (LEPR-deficiëntie), bij volwassenen en kinderen van 6 jaar en ouder.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

POMC-, PCSK1- en LEPR-deficiëntie

Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar

Begindosis s.c. 1 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 2 mg 1×/dag vanaf week 3. Als aanvullend gewichtsverlies gewenst is en bij goed verdragen, verhogen tot 2,5 mg 1×/dag en zo nodig verder tot max. 3 mg 1×/dag. Bij kinderen mag de dosis alleen worden verhoogd tot 2,5 mg 1×/dag en max. 3 mg 1×/dag, als het gewicht bij een dagdosering van 2 mg boven het 90 e percentiel blijft. Als dosisverhoging niet wordt verdragen, de begindosis handhaven.

Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierfunctiestoornis (eGFR ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is de dosering als volgt: begindosis s.c. 0,5 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 1 mg 1×/dag vanaf week 3. Bij ontoereikende respons en goed verdragen, verhogen tot 2 mg 1×/dag en zo nodig verder tot 2,5 mg 1×/dag, max. 3 mg 1×/dag. Als de begindosis niet wordt verdragen, deze verlagen naar 0,25 mg 1×/dag. Als deze wordt verdragen, de dosistitratie voortzetten.

Kinderen 6–11 jaar

Begindosis s.c. 0,5 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 1 mg 1×/dag gedurende week 3–5. Bij goed verdragen zo nodig verhogen tot 2 mg 1×/dag vanaf week 6. Als het gewicht bij een dagdosering van 2 mg boven het 90 e percentiel blijft en aanvullend gewichtsverlies gewenst is, verhogen tot max. 2,5 mg 1×/dag. Als dosisverhoging niet wordt verdragen, de begindosis handhaven.

Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierfunctiestoornis (eGFR ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is de dosering als volgt: begindosis s.c. 0,25 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 0,5 mg 1×/dag gedurende week 3–5. Bij ontoereikende respons en goed verdragen, vanaf week 6 verhogen tot 1 mg 1×/dag en zo nodig verder tot max. 2 mg 1×/dag. Als de begindosis niet wordt verdragen, de behandeling stopzetten.

Bardet-Biedl-syndroom

Volwassenen en kinderen ≥ 16 jaar

Begindosis s.c. 2 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 3 mg 1×/dag vanaf week 3. Als de begindosis van 2 mg niet wordt verdragen, deze verlagen naar 1 mg 1×/dag. Als de dosis van 1 mg wordt verdragen, de dosistitratie voortzetten.

Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierfunctiestoornis (eGFR ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is de dosering als volgt: begindosis s.c. 0,5 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 1 mg 1×/dag vanaf week 3. Bij ontoereikende respons en goed verdragen, verhogen tot 2 mg 1×/dag en zo nodig verder tot 2,5 mg 1×/dag, max. 3 mg 1×/dag. Als de begindosis niet wordt verdragen, deze verlagen naar 0,25 mg 1×/dag. Als deze wordt verdragen, de dosistitratie voortzetten.

Kinderen 6–15 jaar

Begindosis s.c. 1 mg 1×/dag gedurende week 1. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 2 mg 1×/dag gedurende week 2. Bij goed verdragen zo nodig verhogen tot 3 mg 1×/dag vanaf week 3. Als de begindosis van 1 mg niet wordt verdragen, deze verlagen naar 0,5 mg 1×/dag. Als de dosis van 0,5 mg wordt verdragen, de dosis verhogen naar 1 mg 1×/dag en de dosistitratie voortzetten.

Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierfunctiestoornis (eGFR ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is de dosering als volgt: begindosis s.c. 0,25 mg 1×/dag gedurende week 1–2. Bij goed verdragen de dosis verhogen tot 0,5 mg 1×/dag gedurende week 3–5. Bij ontoereikende respons en goed verdragen, vanaf week 6 verhogen tot 1 mg 1×/dag en zo nodig verder tot 2 mg 1×/dag. Als de begindosis niet wordt verdragen, de behandeling stopzetten.

Een gemiste dosis overslaan en de volgende geplande toediening hervatten met de voorgeschreven dosis.

Toediening

  • Subcutaan toedienen via een injectie in de buik, de injectieplaats dagelijks afwisselen.
  • Eenmaal per dag toedienen aan het begin van de dag, om hongervermindering tijdens de wakkere periode te maximaliseren.
  • Leer patiënten voorafgaand aan de behandeling de juiste injectietechniek.
  • Hanteer de spuitvolumes en naaldmaten zoals vermeld in tabel 9 van de officiële productinformatie CBG/EMA (onder Zie ook).

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hyperpigmentatie van de huid. Reacties op de injectieplaats. Misselijkheid, braken. Hoofdpijn. Spontane erectie.

Vaak (1-10%): jeuk, droge huid, hyperhidrose, huidverkleuring, huidlaesie, alopecia. Vermoeidheid, asthenie. Droge mond, dyspepsie, buikpijn, diarree, obstipatie. Duizeligheid. Toegenomen erectie, seksuele opwindingsstoornis, verhoogd libido. Depressie, slapeloosheid. Melanocytaire naevus. Rugpijn, spierpijn, spierspasmen, pijn in extremiteit. Opvlieger. Vertigo.

Soms (0,1-1%): sproeten, erytheem, (papuleuze) huiduitslag, striae, haarkleurverandering, lentigo, huidvlek, huidcyste, dermatitis, nagelaandoening, verkleuring van de nagels. Pijn op de borst, temperatuurintolerantie, koude rillingen, koud of warm gevoel, jeuk op de injectieplaats. Verkleuring tandvlees, speekselhypersecretie, opgezette buik, flatulentie, gastro-oesofageale refluxziekte. Somnolentie, hyperesthesie, migraine, parosmie, dysgeusie, angst, veranderde stemming. Genitale aandoening, genitale hyperesthesie, ejaculatiestoornis, verminderd libido. Depressieve stemming, slaapstoornis, nachtmerries. Dysplastische naevus, oognaevus. Artralgie. Geeuwen, hoesten, rinorroe. (Gele) verkleuring van de sclera.

Interacties

Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd. Uit in-vitro-onderzoek bleek dat setmelanotide een laag potentieel heeft voor farmacokinetische interacties met CYP-transporters en plasma-eiwitbinding.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor direct schadelijke effecten. Echter, verminderde voedselconsumptie bij moederdieren leidde tot een toename van embryofoetaal verlies.

Advies: Gebruik ontraden bij zwangerschap(swens), omdat gewichtsverlies tijdens de zwangerschap tot schade aan de foetus kan leiden. Als een vrouw een stabiel gewicht heeft bereikt en zwanger wordt, overweeg dan de behandeling met setmelanotide te handhaven. Als een vrouw nog steeds gewicht verliest tijdens de behandeling en zwanger wordt, dan de behandeling staken of de dosis verlagen. Controleer het gewicht tijdens de zwangerschap nauwlettend.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Bij dieren werd uitscheiding in de moedermelk gevonden, maar geen meetbare concentraties in het plasma van de jongen.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Verricht vóór en tijdens de behandeling jaarlijks een huidonderzoek van het hele lichaam, om reeds bestaande en nieuwe huidpigmentlaesies te controleren. Het farmacologische effect van setmelanotide kan leiden tot gegeneraliseerde toegenomen huidpigmentatie en donkere verkleuring van reeds bestaande naevi.

Controleer de hartslag en bloeddruk bij ieder medisch bezoek tijdens de behandeling (ten minste elke 6 maanden).

Instrueer mannelijke patiënten bij een langdurige erectie (> 4 uur), met spoed een arts te raadplegen voor een eventuele behandeling van priapisme. Spontane erecties zijn gemeld in klinisch onderzoek.

Controleer patiënten met depressie tijdens ieder medisch bezoek gedurende de behandeling (ten minste elke 6 maanden). Overweeg de behandeling te staken bij zelfmoordgedachten of suïcidaal gedrag. In klinisch onderzoek is depressie gemeld.

Beoordeel bij kinderen in de groei periodiek de invloed van gewichtsverlies op de groei en rijping. Controleer lengte en gewicht met behulp van passende groeicurven op basis van leeftijd en geslacht.

Gebruik is niet onderzocht bij terminale nierziekte of bij verminderde leverfunctie; gebruik ontraden. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 6 jaar zijn niet vastgesteld.

Hulpstoffen: benzylalcohol, in de injectievloeistof, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met setmelanotide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Setmelanotide is een peptide-analoog van het natuurlijk voorkomende alfamelanocytstimulerend hormoon (α-MSH). Het bindt aan en activeert de MC4-receptor. MC4-receptoren in de hypothalamus zijn betrokken bij de regulering van honger, verzadiging en energieverbruik. Bij genetische vormen van obesitas, waaronder POMC- en LEPR-deficiëntie, is er onvoldoende activering van de MC4-receptor. Setmelanotide kan de activiteit van de MC4-receptorroute vermoedelijk herstellen door middel van een verminderde calorische inname en een verhoogd energieverbruik.

Kinetische gegevens

Overig Bij een dosering van 1–3 mg/dag worden steady-state plasmaconcentraties binnen 2 dagen bereikt.
T max ca. 8 uur.
V d ca. 0,70 l/kg.
Metabolisering Naar verwachting tot kleine peptiden en aminozuren. Setmelanotide wordt niet gemetaboliseerd door levermicrosomen, hepatocyten of niermicrosomen.
Eliminatie ca. 39% onveranderd met de urine (gedurende 24 uur).
T 1/2el ca. 11 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

setmelanotide hoort bij de groep vermageringsmiddelen.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links