Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Alutard SQ Epithelia 'SQ 555 Kat' ALK-Abelló bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof (suspensie) voor s.c.-toediening 'instelkuur'
Verpakkingsvorm
combinatieverpakking

Bevat per verpakking: 4 flacons à 5 ml in tienvoudig opklimmende sterkte te beginnen met 100 SQ-E/ml.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof (suspensie) voor s.c.-toediening 'vervolgkuur'
Sterkte
100.000 SQ-E/ml
Verpakkingsvorm
5 ml

De flacons bevatten: kattenepitheel ( Felis catus), immunochemisch en biologisch gestandaardiseerd. Het extract is geadsorbeerd aan aluminiumhydroxide.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Vermijd bij allergische rinitis zoveel mogelijk de prikkels die klachten veroorzaken. Incidentele klachten kunnen medicamenteus behandeld worden met een niet-sederend antihistaminicum (oraal of nasaal) vanwege de snelle werking. Bij intermitterende en milde klachten kan een niet-sederend antihistaminicum (oraal of nasaal) of een nasaal corticosteroïd worden gebruikt. Bij een verstopte neus en bij persisterende en matig-ernstige tot ernstige klachten, gaat de voorkeur uit naar een nasaal corticosteroïd dat bij onvoldoende effect kan worden gecombineerd met een antihistaminicum (oraal niet-sederend of nasaal). Faalt ook de combinatietherapie en zijn de klachten ernstig, dan kan een allergeen-specifieke immunotherapie in aanmerking komen, na zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen samen met de patiënt.

De effectiviteit van allergeenextract met kattenepitheel staat nog niet vast. Mede gezien de nadelen (duur behandeling, bijwerkingen) wordt het gebruik afgeraden.

Indicaties

  • Behandeling van IgE-gemedieerde allergie voor kattenepitheel, indien de symptomen grotendeels veroorzaakt worden door specifiek IgE tegen de kattenepithelia zoals aangetoond door middel van een in-vitrotest of huidtest en er gedurende langere tijd een dagelijkse behoefte bestaat aan geneesmiddelen, met inachtneming van het volgende: uitsluitend bij astma ten gevolge van kattenallergie bij beroepsmatig blootgestelde patiënten.

Gerelateerde informatie

Doseringen

De hyposensibilisatie wordt uitgevoerd in twee fasen, een instelfase en een onderhoudsfase. De behandelduur is 3–5 jaar. Bij onvoldoende verbetering binnen een bepaalde termijn de behandeling staken.

Behandeling met één enkel hyposensibilisatiepreparaat heeft de voorkeur. Bij behandeling van diverse specifieke allergieën de verschillende injecties afzonderlijk geven op verschillende plekken om de reacties goed te kunnen onderscheiden. Bij behandeling op dezelfde dag minstens een interval van 30 minuten aanhouden; bij toediening op verschillende dagen: een interval van 2–3 dagen.

De gegeven doseringsschema's zijn een advies, de dosering moet bij iedere injectie individueel worden vastgesteld en is o.a. afhankelijk van de gevoeligheid van de patiënt.

De dosering aanpassen bij: allergische symptomen 24 uur voorafgaand aan de injectie, lokale of systemische reacties na de laatst gegeven injectie of bij overschrijden van het tijdsinterval tussen opeenvolgende injecties. Zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2) via 'Zie ook'.

Klap alles open Klap alles dicht

IgE-gemedieerde allergie voor kattenepitheel

Volwassenen ≤ 60 jaar en kinderen ≥ 5 jaar

Instelfase: het instellen gebeurt door tijdens 15 wekelijkse bezoeken een s.c.-injectie te geven (conventioneel doseerschema). Injectie 1: 20 SQ–E, injectie 2: 40 SQ–E, injectie 3: 80 SQ–E, injectie 4: 200 SQ–E, injectie 5: 400 SQ–E, injectie 6: 800 SQ–E, injectie 7: 2000 SQ–E, injectie 8: 4000 SQ–E, injectie 9: 8000 SQ–E, injectie 10: 10.000 SQ-E, injectie 11: 20.000 SQ-E, injectie 12: 40.000 SQ-E, injectie 13: 60.000 SQ-E, injectie 14: 80.000 SQ-E, injectie 15: 100.000 SQ-E. Er is ook een clusterschema (= snel titratieschema) beschikbaar dat alleen kan worden gegeven in het ziekenhuis onder gecontroleerde omstandigheden en aanwezigheid van resuscitatieapparatuur.

Onderhoudsfase: bij voorkeur de maximaal te verdragen dosering (max. 100.000 SQ-E). Het toedieningsinterval stapsgewijs vergroten (met een week per keer) tot 4–6 weken.

Toediening

  • Vóór gebruik de flacon met injectievloeistof voorzichtig schudden (10–20× langzaam omkeren).
  • Subcutaan injecteren lateraal in het proximale 1/3 deel van de bovenarm, of bij uitzondering, ventraal in het proximale 1/3 deel van het bovenbeen.
  • Langzaam injecteren, bv. 1 ml in 60 seconden, en elke 0,2 ml aspireren.

Lichamelijke inspanning, een warm bad en het gebruik van alcohol kunnen de kans op een anafylaxie vergroten; deze vermijden op de dag van injectie.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): reacties op de injectieplaats (zoals jeuk, zwelling, urticaria, erytheem, noduli, pijn, kneuzing, hematoom, verharding, ontsteking, oedeem, rash, het heet hebben, verkleuring, bultjes, plaatselijk oedeem). Hoofdpijn. Lokale reacties ontstaan vaak binnen 30 minuten en kunnen na 24 uur nog aanwezig zijn, jeuk kan persisteren.

Vaak (1-10%): anafylactische reactie. Roodheid, urticaria, jeuk, huiduitslag, eczeem. Vermoeidheid (tot ca. 12 uur na de injectie), ongemak, rillingen, het heet hebben, gevoel van een vreemd lichaam. Piepende ademhaling, dyspneu, hoesten, astma, neusverstopping, allergische rinitis, niezen, irritatie van de keel, loopneus, jeukende neus. Vertigo, jeuk aan het oor. Overmatig blozen. Conjunctivitis, jeukende ogen. Diarree, buikpijn, braken, misselijkheid, verstoorde spijsvertering.

Soms (0,1–1%): anafylactische shock. Ooglid–oedeem. Zwelling aangezicht. Rugpijn.

Gemeld zijn (bij producten voor subcutane immunotherapie): hartkloppingen, tachycardie, cyanose, hypotensie, bleekheid, bronchospasme, beklemd gevoel in de keel, duizeligheid, paresthesie, gewrichtszwelling, artralgie, angio-oedeem, onaangenaam gevoel op de borst, hypertrichose op de plaats van de injectie.

Interacties

Gebruik van immunosuppressiva is gecontra–indiceerd.

Gebruik van bètablokkers vermijden, omdat het effect van adrenaline wordt verminderd (gebruikt bij de behandeling van een eventuele anafylactische shock).

Tricyclische antidepressiva (zoals amitriptyline), MAO-remmers en/of COMT-remmers kunnen de effecten van adrenaline (gebruikt bij de behandeling van een eventuele anafylactische shock) versterken.

Vaccinaties ten minste 7 dagen vóór of na de allergeeninjectie geven.

Antihistaminica, bronchospasmolytica, cromonen en corticosteroïden kunnen de gevoeligheid voor allergenen beïnvloeden; bij staken van één van deze middelen kan een reductie van de allergeendosis nodig zijn.

Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die aluminium bevatten (bv. antacida) en aan aluminium geabsorbeerd allergeenextract. Accumulatie van aluminium kan in theorie optreden.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.

Advies: Start niet met een behandeling met allergeenextract immunotherapie tijdens de zwangerschap, in verband met het risico op een anafylactische shock. Als de behandeling al voor de zwangerschap is gestart is, kan deze waarschijnlijk veilig tijdens de zwangerschap worden voortgezet. Houd dezelfde dosering aan.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • ernstig verminderde nierfunctie;
  • ernstige hart- en vaataandoeningen (coronaire ziekten, ernstige hypertensie; bij cardiovasculaire ziekten is er meer kans op bijwerkingen van, bij het optreden van anafylactische shock noodzakelijke, adrenaline);
  • immuundeficiëntie of –stoornissen en actieve systemische auto-immuunziektes (ongevoelig voor behandeling);
  • maligniteiten met actuele ziekterelevantie;
  • medicamenteus moeilijk te behandelen astma, met name bij een FEV1 < 70% van de voorspelde waarde bij volwassenen ondanks optimale therapie en FEV1 < 80% bij kinderen ondanks optimale therapie;
  • ongecontroleerd astma of een ernstige exacerbatie in de afgelopen 3 maanden.

Voor meer contra-indicaties zie de rubrieken Zwangerschap en Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Alleen toepassing door artsen met voldoende ervaring met de behandeling van allergische ziekten, bij voorkeur in gespecialiseerde centra met voorzieningen voor behandeling van ernstige allergische reacties.

Behandeling uitstellen tot minimaal 1 week na normalisatie van de conditie bij koorts, tekenen van acute of chronische infectie, verminderde longfunctie, ongecontroleerd astma of exacerbatie, verslechtering van constitutioneel eczeem.

Allergische reacties: observeer de patiënt na elke injectie gedurende 30 minuten. Ernstige allergische reacties kunnen worden behandeld met adrenaline (epinefrine). Instrueer patiënt zich onmiddellijk te melden bij het optreden van ernstige, late reacties. Registreer elke allergische reactie (zowel lokaal als systemisch) en indien een reactie zich later voordoet, moet de patiënt dit melden bij het volgende bezoek. De kans op het optreden van een allergische reactie tijdens de instelfase wordt beïnvloed door de snelheid van het instellen; bij een langzamere instelling ontstaan minder problemen.

Staak de behandeling bij aanhoudende ernstige lokale reacties, immuuncomplexreacties (type III), ernstige systemische reacties of herhaald optreden van milde systemische reacties.

Bij patiënten met astma vóór iedere injectie een longfunctiemeting uitvoeren.

Hulpstof: bij verminderde nierfunctie is een theoretische kans op accumulatie van aluminium; bij een ernstig verminderde nierfunctie is gebruik gecontra-indiceerd.

Onderzoeksgegevens: er is geen ervaring met behandeling van kinderen jonger dan 5 jaar en volwassenen ouder dan 60 jaar.

Overdosering

Symptomen

Een overdosering kan allergische reacties veroorzaken evt. leidend tot anafylactische shock.

Voor meer informatie over een vergiftiging met parenteraal toegediend allergeenextract van graspollen neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Slechts een fractie van de componenten is als allergeen actief. Het werkingsmechanisme van allergeenextract is niet volledig bekend. Gedurende de behandeling verdwijnt of vermindert de late allergische reactie. Het klinisch effect kan niet worden verklaard door concentratieveranderingen van specifiek IgG of IgE. De in het extract aanwezige allergenen zijn een mengsel van eiwitten en glycoproteïnen.