Samenstelling
Cidofovir (als dihydraat) Aanvullende monitoring Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 75 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Famciclovir Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Cidofovir is niet beoordeeld.
Advies
Een cutane herpesinfectie verloopt in het algemeen niet ernstig en geneest meestal spontaan. Doorgaans kan volstaan worden met lokale behandeling met een indifferent middel met zinkoxide of zinksulfaat (eventueel met lidocaïne). Geef bij pijn paracetamol. Start bij acute herpes zoster neuralgie laagdrempelig met amitriptyline (bij ouderen nortriptyline). Orale antivirale behandeling met een nucleoside-analogon (aciclovir, famciclovir of valaciclovir) komt bij de herpesinfecties alleen in bepaalde situaties in aanmerking. Gezien het gebruiksgemak en de kosten gaat de voorkeur in het algemeen uit naar valaciclovir. De antivirale behandeling is slechts zinvol indien gestart binnen een bepaalde termijn na het verschijnen van de eerste symptomen. De lengte van deze termijn hangt af van het type infectie (herpes simplex of zoster, primo-infectie of recidief) en de immuunstatus van de patiënt.
Conjunctivitis: Bij een infectieuze conjunctivitis door een banale verwekker is een lokaal antibioticum niet geïndiceerd, behalve bij risicogroepen voor complicaties (bv. na recente oogoperaties, bij chronisch infectieuze oogziekten of immuun-gecompromitteerde patiënten) of soms, als de conjunctivitis langer dan twee weken duurt. In deze gevallen gaat de voorkeur uit naar chlooramfenicol-oogdruppels en/of -oogzalf boven fusidinezuur-ooggel, vanwege een breder werkingsspectrum en minder snelle resistentieontwikkeling.
Behandel een infectieuze conjunctivitis door chlamydia en/of gonokok met een gericht systemisch antibioticum, conform de behandeling van een anogenitale infectie (soa). Bij een herpes-simplexvirusconjunctivitis is aciclovir-oogzalf aangewezen. Verwijs, bij een conjunctivitis door het varicella-zostervirus, dezelfde dag naar de oogarts door en start direct met een oraal nucleoside-analogon (valaciclovir of aciclovir).
Indicaties
- Behandeling van CMV-retinitis bij aids-patiënten zonder nierfunctiestoornis, alleen wanneer andere middelen verondersteld worden ontoereikend te zijn, en altijd in combinatie met oraal gebruik van probenecide.
Indicaties
- Infecties veroorzaakt door het Varicella zoster-virus (ongecompliceerde herpes zoster en herpes zoster ophthalmicus) bij immuuncompetente volwassenen.
- Ongecompliceerde infecties veroorzaakt door het Varicella zoster-virus bij immuungecompromitteerde volwassenen.
- Behandeling van de eerste episode en recidiverende episoden van herpes genitalis bij immuuncompetente volwassenen.
- (Onderdrukking van) recidiverende genitale herpes bij immuuncompetente en immuungecompromitteerde volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bepaal voorafgaand aan elke toediening het serumcreatinine en de hoeveelheid eiwit in de urine.
Beperk de nefrotoxiciteit door probenecide te geven en door te prehydreren met fysiologische zoutoplossing:
- Geef 3 uur vóór elke dosis van cidofovir: oraal 2 gram probenecide, in te nemen met voedsel om de kans op misselijkheid en braken te verminderen, en eventueel een anti-emeticum.
- Geef 2 uur en 8 uur na het voltooien van de cidofovir-infusie weer 1 gram probenecide (in totaal dus 4 g).
- Geef daarnaast, onmiddellijk voorafgaand aan elke infusie van cidofovir, 1 liter 0,9 % natriumchloride-oplossing over een periode van 1 uur. Eventueel (bij patiënten die de volumebelasting aankunnen) tot een totaal van 2 liter, waarbij de tweede liter wordt toegediend over een periode van 1–3 uur gelijktijdig met of onmiddellijk na de infusie van cidofovir.
CMV-retinitis bij aids-patiënten
Volwassenen (incl. ouderen)
I.v.-infusie: Startbehandeling 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/week gedurende 2 weken. Begin de onderhoudsbehandeling 2 weken na voltooiing van de startbehandeling. De onderhoudsbehandeling bedraagt 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken.
Ouderen: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij personen > 60 jaar.
Verminderde nierfunctie: Gebruik bij een creatinineklaring ≤ 55 ml/min of 2+ proteïnurie (≥ 100 mg/dl) is gecontra-indiceerd.
Leverinsufficiëntie: Voorzichtig toepassen, de werkzaamheid en veiligheid bij patiënten met leverziekte zijn niet vastgesteld.
Toediening
- Het concentraat verdunnen met 100 ml 0,9% NaCl-oplossing.
- Als cidofovir in aanraking komt met de huid, de betrokken huid grondig met water wassen.
- De aanbevolen dosis, frequentie en infusiesnelheid niet overschrijden. Dien het gehele volume toe als i.v.-infusie over een periode van 1 uur met behulp van een standaard infuuspomp.
Doseringen
De behandeling zo spoedig mogelijk na verschijnen van de eerste symptomen (afhankelijk van de aandoening) beginnen. Zie ook huidinfectie (herpes virus) om te bepalen binnen welke termijn na aanvang van de eerste symptomen het starten van de therapie nog zinvol is.
De tabletten van 250 mg bevatten geen breukgleuf; een dosering < 250 mg is met de in Nederland beschikbare tabletten niet (meer) mogelijk.
Ongecompliceerde Herpes zoster
Volwassenen
500 mg 3×/dag. Bij immuuncompetente patiënten behandelen gedurende 7 dagen, bij immuungecompromitteerde patiënten gedurende 10 dagen.
Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 40–59 ml/min: 500 mg 2×/dag; 20–39 ml/min: 500 mg 1×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt: 250 mg na elke dialyse. Bij immuuncompetente patiënten behandelen gedurende 7 dagen, bij immuungecompromitteerde patiënten gedurende 10 dagen.
Overweeg intraveneuze antivirale therapie wanneer orale therapie onvoldoende blijkt.
Herpes genitalis
Volwassenen
Eerste infectie bij immuuncompetente patiënt: 250 mg 3×/dag. Behandelduur: 5 dagen.
Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 20–39 ml/min: 250 mg 2×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 250 mg na elke dialyse. Behandelduur: 5 dagen.
Recidiverende infectie bij immuuncompetente patiënt: 125 mg 2×/dag gedurende 5 dagen.
Verminderde nierfunctie (en recidiverende infectie bij immuuncompetente patiënt): creatinineklaring < 20 ml/min: 125 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 125 mg na elke dialyse. Behandelduur: 5 dagen.
Recidiverende infectie bij immuungecompromitteerde patiënt: 500 mg 2×/dag. Behandelduur: 7 dagen.
Verminderde nierfunctie (en recidiverende infectie bij immuungecompromitteerde patiënt): creatinineklaring 20–39 ml/min: 500 mg 1×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 250 mg na elke dialyse. Behandelduur: 7 dagen.
Onderdrukking van recidiverende infecties bij immuuncompetente patiënt: 250 mg 2×/dag. Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 20-39 ml/min: 125 mg 2×/dag; < 20 ml/min: 125 mg 1×/dag, hemodialysepatiënt 125 mg na elke dialyse. Deze behandeling na max. 12 maanden staken om de recidiverende frequentie en ernst te beoordelen.
Onderdrukking van recidiverende infecties bij immuungecompromitteerde patiënt: 500 mg 2×/dag. Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 20–39 ml/min: 500 mg 1×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 250 mg na elke dialyse. Deze behandeling na max. 12 maanden staken om de recidiverende frequentie en ernst te beoordelen.
Verminderde leverfunctie: Bij een mild tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig, er zijn geen gegevens beschikbaar voor patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie.
Ouderen (≥ 65 jaar): geen dosisaanpassing vereist, tenzij sprake is van een verminderde nierfunctie.
Toediening Kan zowel met als zonder voedsel worden ingenomen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Misselijkheid, braken. Koorts, asthenie. Proteïnurie, toename van het serumcreatinine. Neutropenie. Alopecia, huiduitslag.
Vaak (1-10%): iritis, uveïtis, hypotonie van het oog. Dyspneu. Nierfalen (soms fataal), gevallen van acuut nierfalen na slechts 1 of 2 doses zijn gemeld. Diarree. Koude rillingen.
Soms (0,1-1%): verworven syndroom van Fanconi (overwegen bij: glucosurie, proteïnurie/amino-acidurie, hypo-urikemie, hyposfofatemie en/of hypokaliëmie).
Verder zijn gemeld: pancreatitis. Verminderd gehoor.
Omdat cidofovir altijd in combinatie met probenecide gegeven wordt, zie ook probenecide#bijwerkingen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1–10%): duizeligheid, slaperigheid. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Afwijkende leverfunctiewaarden. Huiduitslag, jeuk.
Soms (0,1–1%): urticaria, angio-oedeem (gelaat, oogleden, peri-orbitaal, farynx), ernstige huidreacties zoals Stevens–Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse en erythema multiforme. Slaperigheid, verwardheid (beide m.n. bij ouderen).
Zelden (0,01–0,1%): palpitaties. Hallucinaties. Cholestatische icterus. Trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie (incl. shock), overgevoeligheidsvasculitis. Insulten.
Bij immuungecompromitteerde patiënten komen misselijkheid, braken en afwijkende leverfunctiewaarden meer frequent voor, vooral bij hogere doses.
Interacties
Van gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische stoffen (bv. foscarnet, i.v. pentamidine, amfotericine B, tenofovir, aminoglycosiden, vancomycine, NSAID's) is de veiligheid niet beoordeeld. Dergelijk gelijktijdig gebruik is gecontra-indiceerd. Aanbevolen wordt om ten minste 7 dagen vóór de start van de behandeling met cidofovir het gebruik van potentieel nefrotoxische stoffen te staken.
Niet gelijktijdig gebruiken met tenofovirdisoproxil, omdat dit een verhoging van het risico op het syndroom van Fanconi kan geven.
Cidofovir wordt altijd in combinatie met probenecide toegediend. Probenecide beïnvloedt het metabolisme en de tubulaire secretie van veel geneesmiddelen. Raadpleeg daarom voor de interacties van probenecide ook de geneesmiddeltekst probenecide#interacties.
Interacties
Raloxifeen is in vitro een krachtige remmer van aldehyde-oxidase; het is daarom op theoretische gronden niet uit te sluiten dat raloxifeen de vorming van het werkzame penciclovir remt. Controleer bij gelijktijdig gebruik zorgvuldig de klinische werkzaamheid van de antivirale behandeling.
Zwangerschap
De metabolieten van cidofovir passeren de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (o.a. embryotoxiciteit, minder (levendgeboren) pups per worp, significante toename van externe, wekedelen- en skeletanomalieën). Bij een enkele diersoort gaven de gebruikte doses ook maternale toxiciteit.
Farmacologisch effect: Mogelijk genotoxisch.
Advies: Gebruik ontraden. Een vruchtbare vrouw of man dient, vanwege de mogelijke genotoxiciteit, anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 6 maanden en mannen tot 3 maanden na de therapie.
Vruchtbaarheid: Bij dieren is een verminderd testesgewicht en hypospermie gezien. Hoewel dit niet in klinische onderzoeken met cidofovir is waargenomen, kunnen dergelijke veranderingen mogelijk ook bij mensen optreden en onvruchtbaarheid veroorzaken.
Overig: Ook na de behandeling blijven geschikte voorzorgsmaatregelen (barrièremiddel) van kracht om de overdracht van HIV te voorkomen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens (volgens Lareb < 30 gevolgde zwangerschappen in het zwangerschapsregister van de fabrikant). Analyse van de beschikbare informatie gaf geen bewijs dat famciclovir specifieke foetale defecten of congenitale malformaties veroorzaakt. De hoeveelheid gegevens is te beperkt voor een goede risico-inschatting. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Vermindering van de mannelijke fertiliteit is niet beschreven bij langdurig gebruik van 250 mg tweemaal daags.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens (voor cidofovir en metabolieten).
Farmacologisch effect: Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren (penciclovir).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Toepassing bij patiënten die geen probenecide of andere sulfapreparaten mogen krijgen (bv. vanwege ernstige overgevoeligheid);
- Verminderde nierfunctie met een creatinineklaring ≤ 55 ml/min of ≥ 2+ proteïnurie (≥ 100 mg/dl);
- Gelijktijdige toediening met potentieel nefrotoxische middelen; aanbevolen wordt ten minste 7 dagen vóór de start van de behandeling met cidofovir het gebruik van deze middelen te staken;
- Directe intra-oculaire injectie, vanwege significante verlaging van de intra-oculaire druk en visusstoornissen.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor penciclovir.
Waarschuwingen en voorzorgen
De nefrotoxiciteit van cidofovir is grotendeels te beperken door altijd gelijktijdig probenecide te geven en door te prehydreren met fysiologisch zout, zie bovenin de rubriek Doseringen.
- Bepaal voorafgaand aan elke toediening het serumcreatinine, de hoeveelheid eiwit in de urine en de leukocytendifferentiatie in het bloed (neutropenie door cidofovir en leukopenie door probenecide zijn mogelijke bijwerkingen). Start cidofovir niet bij een creatinineklaring ≤ 55 ml/min of 2+ proteïnurie (≥ 100 mg/dl) vanwege onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid en het ontbreken van optimale start- en onderhoudsdoses.
- Onderbreek de behandeling als het serumcreatinine met 44 micromol/l of meer (> 0,5 mg/dl) toeneemt, intraveneuze hydratie wordt dan aanbevolen.
- Onderbreek de behandeling ook bij proteïnurie van ≥ 2+ (100 mg/dl) en geef dan intraveneuze hydratie. Herhaal daarna de test op eiwit in de urine. Staak de behandeling met cidofovir definitief als na rehydratie de proteïnurie nog steeds ≥ 2+ bedraagt. Het blijven toedienen van cidofovir in geval van persisterende proteïnurie ≥ 2+ kan resulteren in proximale tubulaire schade (aanwijzingen hiervoor zijn: glucosurie, afname van het serumfosfaat, urinezuur en bicarbonaat en stijging van het serumcreatinine).
- De verschijnselen van nefrotoxiciteit zijn soms gedeeltelijk reversibel. De baten-risico verhouding van hernieuwd gebruik van cidofovir na volledig herstel van met cidofovir geassocieerde nefrotoxiciteit is nog niet vastgesteld.
Overweeg bij optreden van misselijkheid en/of braken ten gevolge van probenecide een anti-emeticum te geven.
Overweeg bij optreden van allergische- of overgevoeligheidsreacties door probenecide (bv. uitslag, koorts, koude rillingen en anafylaxie) het profylactisch of therapeutisch gebruik van een geschikt antihistaminicum en/of paracetamol. Een desensibilisatiekuur met probenecide wordt niet aangeraden.
Regelmatig oogheelkundig onderzoek wordt geadviseerd. Staak de behandeling als ontstane uveïtis of iritis onvoldoende kan worden behandeld met een lokaal corticosteroïd, als de toestand verslechtert, of als iritis/uveïtis opnieuw optreedt na een succesvolle behandeling ervan. Wees voorzichtig bij diabetes mellitus vanwege de mogelijk verhoogde kans op het ontstaan van oculaire hypotonie.
Cidofovir dient als een potentieel carcinogeen te worden beschouwd.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen en vrouwen, zie ook de rubriek Zwangerschap.
De veiligheid en werkzaamheid zijn volgens de fabrikant niet vastgesteld bij:
- andere ziekten dan CMV-retinitis bij volwassenen met aids;
- patiënten met een leverziekte;
- leeftijd < 18 jaar of > 60 jaar; gebruik bij kinderen < 18 jaar wordt niet aanbevolen;
- een creatinineklaring ≤ 55 ml/min of ≥ 2+ proteïnurie (≥ 100 mg/dl); de optimale start- en onderhoudsdoses voor patiënten met een matige tot ernstige nierfunctiestoornis zijn onbekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Volg bij zoster-infecties de klinische respons nauwkeurig, vooral bij immuungecompromitteerde patiënten. Als de respons op orale behandeling onvoldoende is, i.v.-behandeling overwegen. Geef alleen intraveneuze therapie aan patiënten met een gecompliceerde herpes zoster, zoals een gegeneraliseerde met viscerale betrekking, motorische neuropathieën, encefalitis en cerebrovasculaire complicaties. Hetzelfde geldt voor immuungecompromitteerde patiënten met ophthalmische herpes zoster of met een herpes zosterinfectie met een groot risico van verspreiding en van betrokkenheid van de inwendige organen.
De patiënt moet (onbeschermde) geslachtsgemeenschap vermijden als er symptomen aanwezig zijn, ook wanneer met deze antivirale medicatie is gestart. Tijdens de onderdrukkende behandeling is de frequentie van virale overdracht significant minder, maar nog wel mogelijk; instrueer de patiënt maatregelen te nemen voor veiliger seksueel contact.
Verminderde leverfunctie: De omzetting naar de actieve metaboliet penciclovir kan vertraagd zijn bij een ernstig verminderde leverfunctie, wat resulteert in een lagere penciclovir plasmaconcentratie; dit zorgt voor een verminderde werkzaamheid.
Resistente virussen: Na herhaalde behandeling kunnen zich bij immuungecompromitteerde patiënten (2,1%) resistente virussen ontwikkelen.
Niet onderzocht: Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij:
- een ernstig verminderde leverfunctie;
- kinderen (< 18 jaar).
Overdosering
Symptomen
Voorbijgaande verandering in de nierfunctie.
Therapie
Overweeg profylactische toediening van probenecide en krachtige hydratie gedurende 3–7 dagen.
Neem voor meer informatie over een overdosering van cidofovir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Acute nierfunctiestoornis is waargenomen, bij patiënten met een onderliggende nierfunctiestoornis bij wie de dosis niet adequaat was aangepast.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met famciclovir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Cidofovir is een nucleotide-analogon van cytidine. Het heeft een antivirale werking tegen diverse DNA-virussen, o.a. humaan cytomegalovirus (HCMV), een virus behorend tot de familie van de Herpesviridae. Cidofovir wordt pas actief na intracellulaire fosforylering tot het difosfaat. Hier zijn geen virale enzymen bij betrokken.
Cidofovir onderdrukt de HCMV-replicatie door selectieve remming van de virale DNA-synthese. Biochemische gegevens ondersteunen de hypothese van selectieve remming van de virale DNA-polymerasen van HCMV, HSV-1 en HSV-2 door cidofovirdifosfaat. Het inbouwen van cidofovir in viraal DNA heeft een vermindering van de snelheid van de virale DNA-synthese tot gevolg. Cidofovirdifosfaat remt de virale DNA-polymerasen bij (8–600×) lagere concentraties dan nodig voor het remmen van de humane DNA-polymerasen α, β en γ.
HCMV-variëteiten die resistent zijn tegen ganciclovir kunnen nog gevoelig zijn voor cidofovir. Na in vitro-selectie van ganciclovir-resistente HCMV-isolaten is kruisresistentie gezien tussen ganciclovir en cidofovir met ganciclovir-geselecteerde mutaties in het HCMV DNA-polymerase-gen, maar niet met mutaties in het UL97-gen. Er is geen kruisresistentie gezien tussen foscarnet en cidofovir met foscarnet-geselecteerde mutanten. Cidofovir-geselecteerde mutanten hebben een mutatie in het DNA-polymerase-gen en zijn kruisresistent tegen ganciclovir, maar gevoelig voor foscarnet.
Kinetische gegevens
V d | 0,39 (0,26-0,51) l/kg. |
Eliminatie | 80–100% in 24 uur onveranderd met de urine, door een combinatie van glomerulaire filtratie en tubulaire secretie. 'High flux'-hemodialyse verlaagt de serumconcentratie met ca. 75%. De fractie van de dosis die tijdens hemodialyse wordt geëxtraheerd is 52% (± 11%). |
T 1/2el | 2,2 (± 0,5) uur; de intracellulaire halfwaardetijd is 17–65 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Famciclovir is een prodrug van penciclovir, een antivirale stof met in vitro grote werkzaamheid tegen herpes simplex-virus (HSV) type 1 en 2, het Varicella zoster-virus (VZV), Epstein-Barrvirus en cytomegalovirus. Famciclovir wordt in de darmwand en de lever snel en grotendeels omgezet in penciclovir. Dit wordt in de viraal–geïnfecteerde cellen omgezet in het werkzame penciclovirtrifosfaat door middel van het door het virus geïnduceerde thymidinekinase. Penciclovirtrifosfaat houdt zich meer dan 12 uur op in geïnfecteerde cellen, waar het competitief het virale DNA-polymerase remt en zo verdere virale DNA-synthese voorkomt, met als gevolg blokkering van de virale replicatie.
De meeste aciclovir-resistente HSV en VZV klinische isolaten zijn ook resistent tegen penciclovir, maar kruisresistentie is niet universeel. In het algemeen wordt een kleine frequentie penciclovir-resistente isolaten waargenomen: 0,2% bij immuuncompetente, en 2,1% bij immuungecompromitteerde patiënten.
Kinetische gegevens
F | 77% (penciclovir). |
T max | ca. 45 min (penciclovir). |
Eliminatie | vnl. met de urine (o.a. via tubulaire secretie), ca. 60% als penciclovir en klein deel als precursor hiervan, onveranderd famciclovir wordt niet aangetroffen in de urine. Bij 4 uur durende hemodialyse verlaging van 75% van de concentratie penciclovir. |
T 1/2el | van penciclovir: ca. 2 uur, ca. 2,7 uur bij (volwassenen met) herpes zoster, bij verminderde nierfunctie langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cidofovir hoort bij de groep nucleoside en nucleotide analoga.
Groepsinformatie
famciclovir hoort bij de groep nucleoside en nucleotide analoga.