Samenstelling
Lidocaïne injectie (hydrochloridemonohydraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 5 ml, 10 ml, ('Miniplasco') 10 ml
Xylocaïne injectie (hydrochloride) Aspen Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bupivacaïne (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 2,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml, flacon 50 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml, flacon 20 ml, flacon 50 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor intrathecale toediening 'Spinaal'
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml
Exparel XGVS Pacira Ireland Ltd
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof met liposomale dispersie voor injectie met verlengde afgifte
- Sterkte
- 13,3 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, flacon 20 ml
Marcaine (hydrochloride) Aspen Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 2,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor intrathecale toediening 'Spinaal'
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 4 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Levobupivacaïne (levo-vorm, als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 0,25%
- Sterkte
- 2,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 0,5%
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 0,75%
- Sterkte
- 7,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 1,25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- zak 100 ml, zak 200 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Mepivacaïne (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 'miniplasco' 20 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
Scandonest (hydrochloride) Septodont
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- patroon 1,7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kinidine (sulfaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Dragee
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death (2022) en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia (2019).
Advies
Er is voor bupivacaïne geen advies vastgesteld.
Advies
Er is voor levobupivacaïne geen advies vastgesteld.
Advies
Er is voor mepivacaïne geen advies vastgesteld.
Advies
Omdat ritmecontrole geen meerwaarde op overleving heeft in vergelijking met frequentiecontrole, heeft herstel van het sinusritme door elektro- of medicamenteuze cardioversie alleen een plaats bij klachten ten gevolge van het atriumfibrilleren en ter verbetering van de kwaliteit van leven. Dit in aanvulling op trombo-embolie preventie, frequentiecontrole en de behandeling van cardiovasculaire risicofactoren.
Middelen die gebruikt kunnen worden voor medicamenteuze cardioversie zijn o.a. amiodaron, flecaïnide, ibutilide, propafenon en vernakalant. Als onderhoudsbehandeling voor ritmecontrole komen o.a. amiodaron, flecaïnide, propafenon en sotalol in aanmerking. Zie ook de NVVC-richtlijn Atriumfibrilleren.
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death (2022) en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia (2019).
Indicaties
Let op! De indicaties kunnen verschillen per preparaat.
- Infiltratie- en geleidingsanesthesie;
- Epidurale anesthesie;
- Sympathische zenuwblokkade;
- Behandeling van ventriculaire tachyaritmie, met name voor kortdurend gebruik bijvoorbeeld tijdens hartchirurgie of invasieve diagnostische procedures, bij intoxicatie met digoxine of tricyclische antidepressiva, tijdens anesthesie en de acute fase van een myocardinfarct.
- Terugkerende aanhoudende ventriculaire tachycardie of tachyaritmie die niet reageert op β-blokkers of amiodaron of als amiodaron gecontra-indiceerd is, én waarbij er een verband is met acute myocardischemie.
De 10 mg/ml (1%) is geschikt voor een leeftijd > 1 jaar; de 20 mg/ml (2%) voor > 12 jaar.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oplossing:
- lokale infiltratie-anesthesie;
- perifere zenuwblokkade;
- epidurale en intrathecale anesthesie bij operatieve ingrepen (incl. keizersnede);
- als postoperatieve pijnbestrijding;
- acute pijnbestrijding (tijdens bevalling of na operatie).
De liposomale dispersie alleen toepassen voor:
- blokkade van de plexus brachialis bij volwassenen;
- femorale zenuwblokkade voor de behandeling van postoperatieve pijn bij volwassenen;
- bij volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar: veldblokkade voor de behandeling van postoperatieve pijn als gevolg van kleine tot middelgrote operatiewonden.
Indicaties
- Volwassenen: anesthesie:
- voor grote operatieve ingrepen (epidurale –incl. keizersnede–, intrathecale, perifere zenuwblokkade);
- voor kleine operatieve ingrepen (lokale infiltratie, perifere zenuwblokkade bij oogheelkundige operatieve ingreep).
- Volwassenen: Epidurale pijnbehandeling (postoperatief of bij weeën).
- Kinderen: Analgesie (ilio-inguinale/ilio-hypogastrische blokkade).
Indicaties
Mepivacaïne 10 mg/ml en 20 mg/ml:
- Infiltratie-anesthesie;
- Zenuwgeleidingsanesthesie:
- perifere zenuwblokkade, plexus-blokkade, sympathicus-blokkade, paravertebrale blokkade;
- thoracale of lumbale epidurale anesthesie, caudale anesthesie.
Scandonest:
- lokale en locoregionale anesthesie bij tandheelkundige ingrepen bij een leeftijd > 4 jaar (lichaamsgewicht > 20 kg).
Indicaties
- Profylaxe van atriumfibrilleren of -flutteren;
- Behandeling en profylaxe van paroxismale supraventriculaire tachycardie;
- Levensbedreigende ventriculaire tachycardie;
- Symptomatische niet aanhoudende ventriculaire tachyaritmieën en symptomatische premature ventriculaire contracties, mits het nut opweegt tegen het risico van proaritmische effecten.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Als lokaal anestheticum
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Algemeen: De doseringen hieronder gelden als leidraad voor een volwassene met een lichaamsgewicht van ca. 70 kg. Pas de dosering aan, aan leeftijd, gewicht en conditie van de patiënt. De getallen geven de te verwachten doseringsmarge weer die nodig is. Gebruik de minimaal effectieve dosis en overschrijd niet het maximum. Let op! Bij een volwassene van 70 kg in principe max. 200 mg lidocaïne zonder adrenaline per keer (voor infiltratie-injectie en perifere zenuwblokkade, maar afhankelijk van de procedure en patiëntfactoren kunnen hogere maximale doseringen nodig zijn; in weefsels met een aanmerkelijke systemische absorptie max. 4,5 mg/kg lichaamsgewicht, dat is voor een lichaamsgewicht van 70 kg max. 300 mg lidocaïne zonder adrenaline per keer); bij gebruik van lidocaïne/adrenaline kan tot maximaal 7 mg/kg lichaamsgewicht of 500 mg lidocaïne per keer gedoseerd worden. Gebruik van lidocaïne zonder conserveermiddel heeft de voorkeur; gebruik geen flacon met conserveermiddel voor intrathecale, intracisterne, intra- of retrobulbaire toediening.
Anesthesie bij operatie:
Lumbale epidurale blokkade: (20 mg/ml) 300–500 mg, blokkade na 15–20 min, werkingsduur 2–3 uur (toediening met adrenaline).
Thoracale epidurale blokkade: (20 mg/ml) 200–300 mg, blokkade na 10–20 min, werkingsduur 1,5–2 uur (zonder adrenaline), 2–3 uur (met adrenaline).
Caudaal epidurale blokkade: (10 mg/ml) 200–300 mg, blokkade na 15–30 min, werkingsduur 1–2 uur (met adrenaline); of (20 mg/ml) 300–500 mg, blokkade na 15–30 min, werkingsduur 2–3 uur (met adrenaline).
Intraveneuze blokkade (Bier-blok): (5 mg/ml) 200–300 mg, blokkade na 10–15 min, werkingsduur tot loslaten stuwband (> 20 min,; alleen zonder adrenaline toepassen).
Intra-articulaire blokkade: (10 mg/ml) max. 400 mg, blokkade na 5–10 min, werkingsduur 30–60 min na 'wash out'.
Infiltratie anesthesie:
Infiltratie: (10 mg/ml) max. 400 mg, blokkade na 1–2 min, werkingsduur 2–3 uur (zonder adrenaline), 3–4 uur (met adrenaline).
Vingerblokkade: (10 mg/ml) 10–50 mg, blokkade na 2–5 min, werkingsduur 1,5–2 uur (alleen zonder adrenaline toepassen).
Intercostale blokkade, per zenuw, max. 8 zenuwen: (10 mg/ml) 20–50 mg, blokkade na 3–5 min, werkingsduur 1–2 uur (zonder adrenaline), 3–4 uur (met adrenaline).
Retrobulbaire blokkade: (20 mg/ml) 80 mg, blokkade na 3–5 min, werkingsduur 1,5–2 uur (alleen zonder adrenaline toepassen).
Peribulbaire blokkade: (10 mg/ml) 100–150 mg, blokkade na 3–5 min, werkingsduur 1,5–2 uur (alleen zonder adrenaline toepassen).
Pudendus-blokkade: (10 mg/ml) 100 mg, blokkade na 5–10 min, werkingsduur 1,5–2 uur (zonder adrenaline), 2–3 uur (met adrenaline).
KNO (uitgez. tonsillectomie): (20 mg/ml) 10–200 mg.
Tonsillectomie (aan beide zijden): (10 mg/ml) 100–150 mg.
Grote zenuwblokkade:
Paracervicale blokkade (beide zijden): (10 mg/ml) 100 mg, blokkade na 3–5 min werkingsduur 1–1,5 uur (zonder adrenaline), 2–2,5 uur (met adrenaline).
Perifere zenuwblokkade: (10 mg/ml) 30–200 mg, of (20 mg/ml) 60–400 mg.
Plexus brachialis-blokkade: (10 mg/ml) 400–500 mg, blokkade na 15–30 min, werkingsduur 3–4 uur (met adrenaline).
Subclavia-blokkade: (10 mg/ml) 300–400 mg, werking na 15–30 min, werkingsduur 3–4 uur (met adrenaline).
Nervus ischiadicus-blokkade: (20 mg/ml) 300–400 mg, blokkade na 15–30 min, werkingsduur 3–4 uur (met adrenaline).
3 in 1 blok (Nn. femoralis, obturatorius, lateralis cutaneus): (10 mg/ml) 300–400 mg, blokkade na 15–30 min, werkingsduur 2–4 uur (met adrenaline).
Sympathische zenuwblokkade:
Ganglion stellatum blokkade: (10 mg/ml) 75–100 mg.
Lumbale sympathicus blokkade: (10 mg/ml) 75–100 mg.
Bij verminderde nier- of leverfunctie: verlaag de dosering.
Kinderen 1–12 jaar
(10 mg/ml) maximaal 5 mg/kg (zonder adrenaline) of 7 mg/kg (met adrenaline). Baseer bij obese kinderen de dosering op het ideale lichaamsgewicht.
Ouderen
Pas de dosering zo nodig aan, omdat het hartminuutvolume en de leverdoorbloeding, en daarmee de klaring van lidocaïne kunnen afnemen.
Ventriculaire aritmieën
Volwassenen
i.v.-toediening onder ECG-controle; bij langerdurende behandeling (toediening per infuus) op geleide van klinisch beeld, de plasmaconcentratie (1½–6 microg/ml) en QRS-complexduur op ECG: I.v.: begindosis 50–100 mg (als richtlijn kan 1–1,5 mg/kg worden aangehouden) als bolus met een injectiesnelheid van maximaal 50 mg/min, dus gedurende 1–2 min (normaliter effect binnen 1–2 min, werkingsduur 15–20 min). Indien nodig een- of tweemaal met een interval van 5–10 min herhalen met een injectie van 25–100 mg. Vervolgens overgaan op continue i.v. infusie: 1–4 mg/min; max. 200–300 mg per uur. Indien tijdens de infusie opnieuw ventriculaire tachycardieën optreden kan een kleine bolus van 0,5 mg/kg met injectievloeistof gegeven worden voordat de infusiesnelheid verhoogd wordt.
Het is aan te bevelen de toediening voort te zetten tot minstens 24 uur nadat de laatste verschijnselen van ventriculaire tachyaritmieën zijn waargenomen of tot de eerste symptomen van toxiciteit. De infusie mag 2–3 dagen duren, ga zo snel mogelijk over op een oraal anti-aritmicum. Gebruik voor de intraveneuze injectie oplossingen zonder conserveermiddel.
Bij verminderde nierfunctie: verlaging van de dosering of verlenging van het dosisinterval is aangewezen om de kans op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen te verkleinen. De volgende richtlijnen kunnen aangehouden worden, waarbij dosering op serumspiegels aangewezen blijft. Bij een creatinineklaring > 50 ml/min dosisinterval 4 uur, creatinineklaring 10–50 ml/min dosisinterval 6–12 uur, creatinineklaring < 10 ml/min dosisinterval 8–24 uur.
Bij verminderde leverfunctie, hartfalen, zwangerschap: verlaag de dosering.
Ouderen
Pas de dosering zo nodig aan, omdat het hartminuutvolume en de leverdoorbloeding, en daarmee de klaring van lidocaïne kunnen afnemen.
Kinderen
Volgens de fabrikant: i.v.: 0,5–1 mg/kg lichaamsgewicht in 1 min, eventueel herhalen tot totaal max. 3–5 mg/kg, eventueel gevolgd door i.v.-infusie: 10–50 microg/kg/min. Voor ACLS een bolusinjectie i.v. of intra-ossaal van 1 mg/kg lichaamsgewicht, max. 100 mg als bolus. Als ventriculaire tachycardie of kamerfibrillatie na de fibrillatie of cardioversie en een eerste dosis lidocaïne niet gecorrigeerd is: start een i.v of intra-ossale infusie met een snelheid van 20–50 microg/kg/min. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: begindosering 1 mg/kg/dosis in 2–3 min, zo nodig na 5–10 min herhalen, zo nodig nog 1× herhalen. Max. in totaal 3 mg/kg/dag.
Toediening: Let op! De oplossing van 100 mg/ml mag nooit onverdund worden toegediend. Voor het inspuiten de oplossing op lichaamstemperatuur brengen, daar het injecteren van de koude oplossing pijnlijk is.
Doseringen
Let op!, de verschillende preparaten zijn niet onderling uitwisselbaar. Doseringen voor de liposomale dispersie staan onderaan.
De dosering hangt af van de benodigde uitgebreidheid en de mate van doorbloeding van het anesthesiegebied, de toegepaste techniek en de toestand van de patiënt. Gebruik de laagst effectieve dosis om overdoseringsverschijnselen of lokale beschadiging van zenuwen te voorkomen.
Voor een overzicht van doseringsbereik, inwerkingtreding en werkingsduur, zie onder 'Zie ook' de officiële productinformatie van CBG/EMA.
De maximale dosering bij langdurige blokkade door continue infusie of herhaalde bolusinjecties is voor volwassenen 400–500 mg/24 uur.
Anesthesie gedurende operatieve ingreep
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Lumbaal epiduraal blokkade, voor chirurgie, incl. voor sectio caesarea: met concentratie 5 mg/ml: 75–150 mg, werking vanaf 15–30 min, werkingsduur 2–3 uur.
Thoracaal epiduraal blokkade: met concentratie 2,5 mg/ml: 12,5–37,5 mg, werking na 10–15 min, werkingsduur 1,5–2 uur; en met concentratie 5 mg/ml: 25–50 mg, werking na 10–15 min, werkingsduur 2–3 uur.
Caudaal epiduraal blokkade: met concentratie 2,5 mg/ml: 50–75 mg, werking vanaf 20–30 min, werkingsduur 1–2 uur; en met concentratie 5 mg/ml: 100–150 mg, werking vanaf 15–30 min, werkingsduur 2–3 uur.
Grote zenuwblokkade (bv. brachiaal plexus, femoraal, sciatisch): met concentratie 5 mg/ml: 50–175 mg, werking vanaf 15–30 min. werkingsduur 4–8 uur.
Veldblokkade (bv. kleine zenuwblokkades of infiltratie): met concentratie 2,5 mg/ml: < 150 mg, werking vanaf 1–3 min, werkingsduur 3–4 uur; en met concentratie 5 mg/ml: ≤ 150 mg, werking vanaf 1–10 min, werkingsduur 3–8 uur.
Acute pijnbehandeling
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Lumbaal epidurale toediening, d.m.v. intermitterende injecties (bv. als postoperatieve pijnbestrijding): met concentratie 2,5 mg/ml: 15–37,5 mg met intervallen van ≥ 30 min, werking vanaf 2–5 min, werkingsduur 1–2 uur.
Lumbaal epidurale toediening, als continue infusie met concentratie 2,5 mg/ml: 12,5–18,8 mg/uur.
Lumbaal epidurale toediening, als continue infusie tijdens bevalling met concentratie 1,25 mg/ml: 6,25–12,5 mg/uur.
Thoracaal epidurale toediening als continue infusie: met concentratie 2,5 mg/ml: 10–18,8 mg/uur.
Intra-articulaire blokkade (bv. na knie-arthroscopie): met concentratie 2,5 mg/ml: tot 100 mg, werking vanaf 5–10 min, werkingsduur 2–4 uur na 'wash out'.
Veldblokkade (bv. kleine zenuwblokkades of infiltratie): met concentratie 2,5 mg/ml: tot 150 mg, werking vanaf 1–3 min, werkingsduur 3–4 uur.
Acute pijnbehandeling per- en postoperatief bij kinderen
Kinderen 1–11 jaar
De dosering berekenen op basis van het lichaamsgewicht tot max 2 mg/kg. Als leidraad: gebruik de concentratie 2,5 mg/ml voor epidurale toediening (caudaal, lumbaal en thoracaal): geef daarmee 1,5–2 mg/kg, werking vanaf 20–30 min, werkingsduur 2–6 uur. Voor veldblokkade (bv. kleine zenuwblokkades of infiltratie) of voor perifere zenuwblokkade kan zowel de concentratie van 2,5 mg/ml als van 5 mg/ml gebruikt worden; geef daarmee 0,5–2,0 mg/kg. De aanvang van de werking en werkingsduur van perifere zenuwblokkade is afhankelijk van het type blokkade en de toegediende dosis.
Spinale anesthesie bij operatief ingrijpen aan de onderste extremiteiten (incl. heupchirurgie)
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar en zwaarder dan 40 kg
Injectievloeistof 'Spinaal' 5 mg/ml: 2–4 ml (10–20 mg) per keer.
Kinderen tot 40 kg
Injectievloeistof 'Spinaal' 5 mg/ml: kinderen met lichaamsgewicht < 5 kg: 0,4–0,5 mg/kg; met lichaamsgewicht 5–14 kg: 0,3–0,4 mg/kg en met lichaamsgewicht 15–40 kg: 0,25–0,3 mg/kg.
Veldblokkade of perifere zenuwblokkade (plexus femoralis en brachialis)
Volwassenen
Liposomale dispersie: 106–266 mg. Zie voor uitgebreidere doseer- en toedieningsinformatie rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA. Combinatie met bupivacaïne(hydrochloride)-oplossing (formuleringen met directe afgifte) in dezelfde spuit is mogelijk, zolang de verhouding in mg (milligram) van de bupivicaine(hydrochloride)-oplossing ten opzichte van de liposomale dispersie niet groter is dan 1:2. De totale hoeveelheid bupivacaïne mag niet groter zijn dan 400 mg equivalenten bupivacaïnehydrochloride.
Ouderen: geen dosisaanpassing nodig, al is een grotere gevoeligheid bij bepaalde ouderen niet uitgesloten.
Verminderde nierfunctie: houd bij het bepalen van de dosis rekening met een nierfunctiestoornis, omdat bupivacaïne wordt uitgescheiden via de nieren en er daardoor een groter risico is op toxische reacties.
Verminderde leverfunctie: bij Child-Pughscores van 5–9 is geen dosisaanpassing nodig, er zijn onvoldoende gegevens om de liposomale dispersie aan te bevelen bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 10).
Veldblokkade postoperatief
Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar
Liposomale dispersie: max. 266 mg. Bij kinderen een enkelvoudige dosis van 4 mg/kg lichaamsgewicht, max. 266 mg. Zie voor uitgebreidere doseer- en toedieningsinformatie rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA.
Doseringen
Anesthesie bij operaties:
Volwassenen
Injectievloeistof: epiduraal 5–7,5 mg/ml: bolus 10–20 ml in 5 min, epiduraal 5 mg/ml voor keizersnede 15–30 ml in 15–20 min, max. 150 mg; intrathecaal 5 mg/ml: 3 ml; perineuraal: perifere zenuw 2,5–5 mg/ml: 1–40 ml, max. 150 mg, peribulbaire blokkade 7,5 mg/ml: 5–15 ml; lokale infiltratie 2,5 mg/ml: 1–60 ml, max. 150 mg.
Kinderen tot 12 jaar
Ilio-inguinale/iliohypogastrische blokkade: perineuraal 2,5 mg/ml: 0,5 ml/kg/kant; 5 mg/ml: 0,25ml/kg/kant, max. 1,25 mg/kg per kant.
Pijnbehandeling:
Volwassenen
Injectievloeistof: epiduraal 2,5 mg/ml: bij weeën 6–10 ml met intervallen van > 15 min tussen de injecties; epiduraal infusie 1,25 mg/ml: bij weeën 4–10 ml per uur, maximaal 12,5 mg/uur, postoperatief 10–15 ml per uur, max. 18,75 mg/uur.
Infusievloeistof 1,25 mg/ml uitsluitend voor epidurale toediening: continu epiduraal infuus postoperatief (10–15 ml/uur) 12,5 tot max. 18,75 mg/uur; lumbaal epiduraal (analgesie bij weeën) (4–10 ml/uur) 5 tot max. 12,5 mg/uur.
De maximale dosering bij langdurige blokkade door continue infusie of herhaalde bolusinjecties is 400 mg per 24 uur. Bij verzwakte, oudere of zieke patiënten dienen lagere maximale doses te worden aangehouden. Bij combinatie met andere middelen, zoals opioïden bij pijnstilling, de dosering verlagen en een lagere concentratie gebruiken. Er is weinig ervaring met levobupivacaïne gedurende een periode langer dan 24 uur.
Bij toxische symptomen de injectie onmiddellijk staken.
Doseringen
De maximale dosis: voor caudale en epidurale anesthesie en perifere zenuwblokkade: max. 400 mg (voor ouderen en patiënten in een slechte algemene toestand max. 200 mg); voor infiltratie-anesthesie: 200 mg, slechts in uitzonderlijke situaties en waarbij sprake is van weefsels met slechte doorbloeding, tot 400 mg.
Operatieve ingrepen
Volwassenen
Epiduraal en caudaal: 10 mg/ml: 15–30 ml; 20 mg/ml: 10–20 ml; paravertebrale blokkade: 10 mg/ml: 5–10 ml; 20 mg/ml: 5–10 ml; oogheelkunde: 20 mg/ml: 2–4 ml bij retrobulbaire blokkade en 8–10 ml bij peribulbaire blokkade.
Kinderen > 1 maand
Maximale dosis: 5 mg/kg lichaamsgewicht; in weefsels met een significante systemische absorptie tot 3 mg/kg lichaamsgewicht; voor caudale anesthesie 10 mg/kg lichaamsgewicht.
Pijnbehandeling
Volwassenen
Blokkade van kleine zenuwen: 10 mg/ml: 1–5 ml; 20 mg/ml: 1–5 ml; middelgrote zenuwen : 10 mg/ml: 5–20 ml; 20 mg/ml: 5–10 ml; grote zenuwen en zenuwplexi: 10 mg/ml : 20–40 ml; 20 mg/ml: 10–20 ml; N. ischiadicus: 20 mg/ml: 15–20 ml; N. femoralis: 10 mg/ml: 10–20 ml; 20 mg/ml: 10 ml; plexus brachialis: 10 mg/ml : 25–40 ml; 20 mg/ml: 15–20 ml; intercostale blokkade per segment: 10 mg/ml: 3–5 ml; 20 mg/ml: 3–5 ml; ganglion stellatum: 10 mg/ml: 10–15 ml; epiduraal: 10 mg/ml: 10–20 ml.
Tandheelkundige ingrepen
Volwassenen
30 mg/ml: 1,7–5,4 ml.
Kinderen > 4 jaar (lichaamsgewicht ca. 20 kg)
Gebruikelijk: 0,75 mg/kg lichaamsgewicht (=0,025 ml/kg); max. 3 mg/kg lichaamsgewicht (= 0,1 ml/kg).
Voor het inspuiten, de oplossing op lichaamstemperatuur brengen, daar het injecteren van de koude oplossing pijnlijk is.
Voor infiltratie-anesthesie: Om aanprikken van een bloedvat te vermijden, eerst aspiratie uitvoeren, voordat het lokale anestheticum wordt geïnjecteerd. Om intraneurale injectie te voorkomen, de naald iets terugtrekken als de patiënt tijdens de injectie een gevoel van elektrische schok of erge pijn aangeeft.
Bij epidurale anesthesie vooraf eerst een testdosis van het lokaal anestheticum met adrenaline toedienen, omdat een niet-bedoelde intravasculaire injectie met adrenaline snel herkend wordt door het effect op de hartfrequentie.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Kinidine van tdm-monografie.org.
Om een eventuele overgevoeligheid vast te stellen dient gestart te worden met een proefdosis onder medisch toezicht.
Profylaxe van atriumfibrilleren of -flutteren na cardioversie
1–2 dragees (= 200–400 mg sulfaat) 3–4×/dag.
Aritmieën
begindosis 1 dragee (= 200 mg sulfaat), daarna 1 dragee elke 3 uur totdat het gewenste effect is bereikt (max. 3 g kinidine(sulfaat) per dag); daarna geleidelijk verminderen tot 1–2 dragees 3–4×/dag.
Bij ouderen en mensen met leverinsufficiëntie beginnen met een lagere dosering.
Bijwerkingen
Bijwerkingen door lokale anesthetica van het amidetype zijn zeldzaam, maar kunnen voorkomen als gevolg van overdosering of onbedoelde intravasculaire injectie en kunnen ernstig zijn. Overgevoeligheid voor meerdere geneesmiddelen van het amidetype is gemeld binnen deze subgroep van de lokale anesthetica. Bij ouderen kan de incidentie van bijwerkingen hoger zijn.
Als lokaal anestheticum: Vaak (1-10%): duizeligheid, bradycardie, hypotensie, hypertensie, misselijkheid, braken. Voorbijgaande neurologische symptomen treden met name op na spinale en epidurale anesthesie (tot 5 dagen).
Soms (0,1-1%): symptomen van toxiciteit op het centrale zenuwstelsel als spraakstoornissen, gevoelloosheid van de tong, licht gevoel in het hoofd, tinnitus, wazig zien en tremoren, gevolgd door sufheid, convulsies, bewusteloosheid en eventueel ademhalingsstilstand.
Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties (urticaria, oedeem, bronchospasme, ademnood en circulatoire symptomen incl. anafylactische shock), persisterende anesthesie, paresthesie, parese tot aan het caudasyndroom, neuropathie, perifere zenuwbeschadiging, hoofdpijn met tinnitus en lichtschuwheid, laesies van de hersenzenuwen, neurosensorische doofheid bij toediening in het hoofd-/halsgebied) arachnoïditis, dubbelzien, hartstilstand, hartritmestoornissen, ademhalingsdepressie. Ernstige bijwerkingen komen voor als gevolg van overdosering en per abuis gegeven intravasculaire injectie.
Verder zijn gemeld: Horner-syndroom, methemoglobinemie.
Als anti-aritmicum bovendien: Zeer vaak (> 10%): dysforie. Vaak (1-10%): Verwardheid, rusteloosheid, prikkelbaarheid, euforie, hallucinaties en depressie. Slaperigheid, duizeligheid, vertigo, dysartrie, tinnitus, beven, tintelingen en paresthesie, wazig zien. Zelden (0,01-0,1%): spiertrekkingen tot aan gegeneraliseerde convulsies, verminderd bewustzijn tot aan coma. Bradycardie, AV-blok tot aan hartstilstand. Hypotensie. Ademhalingsdepressie tot aan ademhalingsstilstand. Zeer zelden (< 0,01%): ventriculaire tachycardie.
Bijwerkingen
Bijwerkingen op lokale anesthetica van het amidetype zijn zeldzaam, maar kunnen voorkomen als gevolg van overdosering of onbedoelde intravasculaire injectie en kunnen ernstig zijn.
Zeer vaak (> 10%): hypotensie, misselijkheid. Bij kinderen, liposomale dispersie: anemie, tachycardie, hypotensie, braken, misselijkheid, obstipatie, jeuk, spiertrekkingen.
Vaak (1-10%): paresthesieën, duizeligheid, bradycardie, hypertensie, braken, urineretentie. Bij de liposomale dispersie: dysgeusie, orale hypo-esthesie. Bij kinderen, liposomale dispersie: angst, hypo-esthesie, paresthesie, duizeligheid, dysgeusie, syncope, visusstoornissen, bradycardie, hypertensie, dyspneu, buikpijn, diarree, orale hypo-esthesie, huiduitslag, spierzwakte, koorts.
Soms (0,1-1%): tekenen en symptomen van toxiciteit van het CZS (convulsies, paresthesie rond de mond, verdoofd gevoel van de tong, hyperacusis, visusstoornissen, bewustzijnsverlies, tremor, licht gevoel in het hoofd, tinnitus, dysartrie).
Zelden: allergische reacties, anafylactische reactie/shock, verwardheid, angst, neuropathie, zenuwbeschadiging, arachnoïditis, pareses en paraplegie, syncope, diplopie, hartstilstand, hartaritmieën, ademhalingsdepressie.
Verder zijn gemeld: epiduraal abces, chondrolyse na continue, intra-articulaire infusie met name in het schoudergewricht. Bij epidurale anesthesie of perifere zenuwblokkade zijn hartstilstand en sterfte gemeld.
Specifiek na spinale toediening ook:
Vaak: postpunctiehoofdpijn, incontinentie.
Verder zijn gemeld: meningitis, onbedoelde totale spinale blokkade, verlies van sfinctercontrole, aanhoudende anesthesie. Door lokale anesthetica veroorzaakte systemische toxiciteit (LAST).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypotensie, misselijkheid, anemie.
Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn, postoperatieve pijn, braken, rugpijn, koorts, foetale onrust.
Verder: allergische reacties (in ernstige gevallen anafylactische shock), hypersensitiviteit, toevallen/stuipen, verlies van bewustzijn, slaperigheid, syncope, paresthesie, paraplegie, paralyse, onscherp zicht, ptosis, miose, enoftalmie, atrioventriculaire blokkade, hartstilstand, ventriculaire tachyaritmie, tachycardie, bradycardie, hypotensie, overmatig blozen, respiratoir arrest, laryngeaal oedeem, apneu, niezen, verminderde gevoeligheid van de mondverlies van controle over de kringspier, angio-oedeem, urticaria, pruritus, overmatig zweten, anhidrose, erytheem, spiertrillingen, spierzwakte, disfunctioneren van de blaas, priapisme, verminderd hartminuutvolume, veranderingen op het ECG. Bijwerkingen op lokale anesthetica van het amidetype zijn zeldzaam, maar kunnen voorkomen als gevolg van overdosering of onbedoelde intravasculaire injectie en kunnen ernstig zijn. Gevoeligheid voor meerdere geneesmiddelen van het amidetype is gemeld binnen deze groep lokale anesthetica. De cardiovasculaire reacties worden gewoonlijk voorafgegaan door ernstige toxiciteit van het centrale zenuwstelsel, dat wil zeggen convulsies. Meldingen van voorbijgaand Horner-syndroom en meldingen van langdurige zwakte of sensorische stoornis, waarvan enkele blijvend geweest kunnen zijn, zijn in verband gebracht met gebruik van levobupivacaïne. Meldingen van cauda-equinasyndroom (CES) of tekenen en symptomen van mogelijk letsel aan de basis van het ruggenmerg of van de spinale zenuwwortels (waaronder paresthesie, zwakte of verlamming van de onderste extremiteiten, verlies van controle over de darmen en/of blaas en priapisme) zijn in verband gebracht met levobupivacaïne toediening. Deze gebeurtenissen waren ernstiger en verdwenen in sommige gevallen niet, wanneer levobupivacaïne langer dan 24 uur werd toegediend.
Bijwerkingen
Ernstige bijwerkingen komen voor als gevolg van overdosering, te snelle absorptie en per abuis gegeven intravasculaire injectie.
Vaak (1-10%); misselijkheid, braken, hoofdpijn.
Soms (0,1-1%): bradycardie, hypotensie.
Zelden (0,01-0,1%): neuropathie, hypo-esthesie, dysesthesie, ageusie, aanhoudende anesthesie, paresthesie, parese of plegie van onderste extremiteiten, verlies sfinctercontrole, overgevoeligheidsreacties (anafylactische shock), angio-oedeem, bronchospasme, astma, urticaria, jeuk, huiduitslag, spiertrekkingen, koude rillingen, zwelling op de injectieplaats, angina pectoris, hartkloppingen, tandvlees-, mondslijmvliesexfoliatie/ulcus.
Zeer zelden (< 0,01%): allergische reacties.
Verder zijn gemeld: Horner-syndroom bij epidurale anesthesie of regionale toepassing in hoofd-halsgebied. Euforische stemming, angst, zenuwachtigheid, ooglidptose, enoftalmie, dubbelzien blindheid, mydriase, miose, vasodilatatie, stomatitis, glossitis, gingivitis, vermoeidheid, zwakheid, hyperthermie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): maag-darmstoornissen zoals misselijkheid, braken, diarree.
Vaak (1-10%): ventriculaire tachycardie (met name 'torsade de pointes'), ventrikelfibrilleren en bij hoge serumconcentraties verbreding QRS-complex, verlenging QT-interval en atrioventriculaire geleidingsstoornissen.
Soms (0,1-1%): cinchonisme (hoofdpijn, oorsuizen, duizeligheid, visus- en gehoorstoornissen). Urticaria, huiduitslag. Hypotensie, bradycardie, hartstilstand.
Zelden (0,01-0,1%): koorts, vermoeidheid. Exantheem, dyspneu. Fotosensibilisatie, vasculitis, toxische epidermale necrolyse. Spierpijn, gewrichtspijn, lupus erythematodes-achtig syndroom. Hepatitis. Bloedbeeldveranderingen zoals trombocytopenie, agranulocytose, pancytopenie.
Zeer zelden (< 0,01%): gevoel van zwakte, fotofobie. Verwardheid, delirium, psychose.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van β-blokkers of cimetidine kan de eliminatie van lidocaïne belangrijk vertragen, door vermindering van het hartminuutvolume en/of de leverdoorbloeding.
Lidocaïne wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A4 en CYP1A2. Remmers (erytromycine, fluvoxamine, amiodaron, cimetidine en HIV-proteaseremmers) of induceerders (fenobarbital, carbamazepine, fenytoïne en primidon) van genoemde enzymen versterken resp. verminderen de werking van lidocaïne. Combinatie met andere substraten van de enzymen kan leiden tot verhoogde plasmaspiegels van de middelen.
Bij gelijktijdige toediening van fenytoïne kan een cardiodepressief effect optreden.
Bij combinatie met andere anti-aritmica kan het effect op de atrioventriculaire en intraventriculaire geleiding en op de contractiliteit worden versterkt. Overweeg bij klasse III anti-aritmica (bv. amiodaron) ECG-monitoring.
Gebruik van middelen die ernstige hypokaliëmie kunnen veroorzaken dient te worden vermeden, tenzij onder zorgvuldige controle van de serumkaliumconcentratie.
Toediening van lokale anesthetica met vasoconstrictoren zoals adrenaline leidt tot langere werkingsduur met lagere bloedspiegels van het anestheticum. Bij toepassing als anti-aritmicum nemen de bijwerkingen op het hart toe.
Toediening van heparine, NSAID's en plasmavervangers (m.n. dextranen) kan neiging tot bloeden na injectie van een lokaal anestheticum vergroten. Onder antistolling is controle van stollingsstatus noodzakelijk, vooral bij epidurale of subarachnoïdale anesthesie vanwege het risico van aanprikken van een vat. Controle van de stollingsstatus kan nodig zijn na meervoudige medicatie met NSAID's.
Kalmeringsmiddelen of slaapmiddelen kunnen de werking van lidocaïne versterken.
Combinatie met middelen die net als lidocaïne de drempel voor het ontstaan van een insult verlagen (bv. tramadol, bupropion), vergroot de kans op een insult.
Lidocaïne kan de werkingsduur van spierverslappers verlengen.
Combinatie met inhalatieanesthetica versterkt het centraal dempende effect van beide.
Interacties
Wees voorzichtig bij combinatie met structureel verwante geneesmiddelen, zoals bepaalde antiaritmica (lidocaïne) vanwege potentiëring van het toxische effect en bij combinatie met klasse III antiaritmica (bv. amiodaron) vanwege het effect op het hart.
Bij combinatie met clonidine is ernstige hypotensie waargenomen.
Bij combinatie met ketamine kan neurotoxiciteit optreden.
Vermeng de liposomale dispersie niet met een ander anestheticum dan bupivacaïne (en dat alleen bij volwassenen; er zijn onvoldoende gegevens over kinderen). Lidocaïne, ropivacaïne of mepivacaïne binden aan de liposomen, waardoor de bupivacaïne onmiddellijk wordt afgegeven. Bupivacaïne in liposomale dispersie kan pas ten minste 20 minuten na lidocaïne worden toegediend, voor andere anesthetica ontbreken gegevens. Houd bij gebruik van een lokaal anestheticum binnen 96 uur na toediening van de liposomale dispersie rekening met de totale blootstelling aan lokale anesthetica.
Vermijd contact van de liposomale dispersie met antiseptica zoals povidonjodium.
De kans op methemoglobinemie neemt toe bij combinatie van een lokaal anestheticum met oxiderende geneesmiddelen. Voorbeelden hiervan zijn: nitraten en nitrieten; lokale anesthetica; anti-neoplastische middelen bv. cyclofosfamide; bepaalde antibiotica bv. nitrofurantoïne en sulfonamiden; anti-malariamiddelen bv. chloroquine; anti-epileptica bv. fenytoïne, natriumvalproaat; paracetamol, metoclopramide.
Interacties
Er is een potentieel risico van interactie met CYP3A4-remmers zoals ketoconazol en CYP1A2-remmers zoals methylxanthinen.
Voorzichtigheid is geboden bij combinatie met anti-aritmica met een lokaal-anesthetische werking. Bij gelijktijdig gebruik van andere lokale anesthetica of middelen die structureel verwant zijn aan amide-type lokale anesthetica zijn de toxische effecten van deze geneesmiddelen additief.
Klinische studies naar de combinatie met adrenaline (epinefrine) zijn niet afgerond.
Interacties
Toediening van lokale anesthetica met vasoconstrictoren leidt tot langere werkingsduur met lagere bloedspiegels van het anestheticum.
Combinatie met andere lokale anesthetica of anti-aritmica kan de cardio- en zenuwstelseldepressieve effecten versterken.
Het kan het effect van opioïden en niet-depolariserende spierrelaxantia versterken.
Toediening van antitrombotica (heparine), NSAID's en dextranen kan neiging tot bloeden na injectie van een lokaal anestheticum vergroten; controle van stollingsstatus is noodzakelijk (bij acetylsalicylzuur een week tevoren), m.n. bij epidurale of subarachnoïdale anesthesie vanwege het risico van het aanprikken van een vat.
Interacties
Verhoging van de plasmaspiegels van kinidine kunnen worden verwacht bij combinatie met matig tot sterke CYP3A4-remmers zoals enkele macrolide antibiotica, azoolantimycotica, HIV-proteaseremmers, calciumantagonisten, amiodaron en cimetidine. CYP3A4-inductoren zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine kunnen de plasmaspiegel van kinidine verlagen. Kinidine is een remmer van CYP2D6; met name bij 'snelle hydroxyleerders' kan kinidine de plasmaconcentratie verhogen van tricyclische antidepressiva (zoals amitriptyline, imipramine, desipramine) en van fluoxetine, paroxetine, van enkele antipsychotica (zoals fenothiazinen, haloperidol, risperidon), β-blokkers (metoprolol, propranolol), pijnbestrijdingsmiddelen (codeïne, dextromethorfan), anti-aritmica (flecaïnide, propafenon). Kinidine kan de serumspiegel van digoxine aanzienlijk verhogen (soms tot 100% of meer). Vanwege het risico van 'torsade de pointes' is voorzichtigheid geboden met gebruik van andere middelen die het QT-interval verlengen, zoals andere klasse I-anti-aritmica, amiodaron, fenothiazinen en tricyclische antidepressiva. Acetazolamide, natriumwaterstofcarbonaat en sommige antacida verhogen de pH van de urine, waardoor de renale terugresorptie van kinidine kan toenemen. De werking van parasympathicolytica kan worden versterkt, die van parasympathicomimetica tegengegaan. De werking van curariforme spierrelaxantia en orale anticoagulantia worden eveneens versterkt.
Zwangerschap
Lidocaïne passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Bij dieren is reproductietoxiciteit geconstateerd (neurologische gedragsafwijkingen).
Farmacologisch effect: Bij overdosering van lokale anesthetica kunnen foetale bijwerkingen (bradycardie, acidose en centrale demping) niet worden uitgesloten. De meeste kans op foetale bijwerkingen is bij een paracervicale blokkade. Bij toepassing als epiduraal, caudaal of paracervicaal blok of een pudendusblok zijn foetale en neonatale toxiciteit gemeld, bv. bradycardie, hypotonie of ademhalingsdepressie. Een onbedoelde s.c.-injectie van lidocaïne bij de foetus bij een paracervicaal blok of perineuminfiltratie kan apneu, hypotensie en convulsies veroorzaken die levensbedreigend voor de neonaat kunnen zijn. Na epidurale toediening is de plasmaconcentratie van de foetus ca. 50–70% van die van de moeder.
Advies: Lidocaïne kan als lokaal anestheticum worden gebruikt. Verlaag zo nodig de dosering. Vermijd tijdens het eerste trimester regionale zenuwblokkades waarbij hoge doses nodig zijn. Voor gebruik als anti-aritmicum wordt bij zwangeren terughoudendheid aangeraden. In het algemeen heeft gebruik van de lagere sterkte (1%) de voorkeur.
Zwangerschap
Bupivacaïne passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Bij dieren is reproductietoxiciteit geconstateerd.
Farmacologisch effect: Bij overdosering kunnen foetale bijwerkingen niet worden uitgesloten. De kans op foetale bijwerkingen (bradycardie, acidose en centrale demping) is het grootst bij paracervicale blokkade.
Advies: Paracervicale blokkade tijdens zwangerschap is gecontra-indiceerd, in verband met foetale bradycardie, hypoxie, acidose en demping van het centraal zenuwstelsel; wees ook voorzichtig bij epidurale anesthesie tijdens de bevalling. Voor overige toepassingen kunnen de injectievloeistof-oplossingen waarschijnlijk veilig gebruikt worden. De liposomale dispersie wordt afgeraden wegens gebrek aan gegevens.
Zwangerschap
Levobupivacaïne passeert de placenta.
Teratogenese: Klinische gegevens over gebruik van levobupivacaïne in de zwangerschap zijn beperkt. Bij gebruik tijdens de bevalling kunnen bijwerkingen bij de pasgeborene optreden, zoals bradycardie en ademhalingsdepressie.
Advies: Gebruik ontraden. Gebruik bij paracervicale blokkade in de obstetrie is gecontra-indiceerd, omdat het kan leiden tot bradycardie en effecten op de vitale functies van het kind.
Zwangerschap
Mepivacaïne passeert de placenta.
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij overdosering mogelijk depressie bij de foetus. Gebruik met name vlak voor of tijdens de bevalling kan bij de neonaat de vitale functies beïnvloeden en mogelijk foetale bradycardie en centrale demping induceren; vooral bij een paracervicale blokkade.
Advies: Niet toepassen vlak voor of tijdens de bevalling. Paracervicale blokkade vermijden in verband met foetale bradycardie en hypoxie. Bij een dreigende of manifeste ernstige bloeding (bv. ingegroeide placenta of na vroegtijdig loslaten van placenta) geen epidurale anesthesie toepassen. Voor de overige indicaties kan mepivacaïne waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Zwangerschap
Over het gebruik van deze stof tijdens zwangerschap bij de mens bestaan onvoldoende gegevens om de mogelijke schadelijkheid te beoordelen. Kinidine passeert de placenta, waarbij de bloedspiegels van moeder en kind aan elkaar gelijk zijn. In dierproeven is kinine schadelijk gebleken; gezien de chemische verwantschap kan ook schadelijkheid van kinidine worden verwacht.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: De concentratie in de moedermelk is zo laag, dat bij therapeutische dosering als lokaal anestheticum geen nadelige effecten voor de baby te verwachten zijn.
Advies: Lidocaïne kan als anti-aritmicum en als lokaal anestheticum waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja, in geringe mate.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. De liposomale dispersie wordt afgeraden wegens gebrek aan gegevens.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, waarschijnlijk.
Farmacologisch effect: Bij therapeutische dosering is het risico voor het kind minimaal.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: er zijn onvoldoende klinische gegevens. Advies: Gebruik ontraden. Scandonest: tot en met 10 uur na anesthesie geen borstvoeding geven.
Lactatie
Kinidine gaat in geringe hoeveelheden over in moedermelk. Effecten op de zuigeling zijn onwaarschijnlijk.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor lokale anesthetica van het amide-type of voor het betreffende conserveermiddel (methyl- of propylparahydroxybenzoaat of hun metaboliet para-aminobenzoëzuur);
- bij toepassing als behandeling van ventriculaire aritmieën:
- tweede- en derdegraads AV-blok (eerstegraads is een relatieve contra-indicatie);
- andere geleidingsstoornissen;
- niet-cardiale shock;
- ernstig hartfalen.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor lokale anesthetica van het amidetype, zoals lidocaïne en prilocaïne;
- toepassing als i.v. regionale anesthesie (omdat lekkage door de tourniquet, systemische toxische reacties kan geven);
- toepassing voor een paracervicaal blok bij obstetrie.
Voor intrathecale of epidurale anesthesie bovendien:
- ziekten aan het centraal zenuwstelsel, zoals meningitis, tumoren, poliomyelitis, hersenbloeding;
- spinale stenoses en ziekten (bv. spondylitis, tuberculose tumoren) of recent trauma aan de wervelkolom;
- sepsis;
- pernicieuze anemie met symptomen die op aantasting van het ruggenmerg wijzen;
- pyogene infecties van de huid in de onmiddellijke buurt van de injectieplaats;
- cardiogene of hypovolemische shock;
- stoornissen in de bloedstolling of behandeling met anticoagulantia.
Voor liposomale dispersie bovendien:
- intravasculaire toediening;
- intra-articulaire toediening (chondrolyse is waargenomen);
- epidurale toediening;
- intrathecale toediening.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor lokaal-anesthetica van het amidetype;
- intraveneuze regionale anesthesie (Biers-blokkade);
- ernstige hypotensie zoals cardiogene of hypovolemische shock;
- toepassing bij i.v. regionale anesthesie;
- paracervicale blokkade in de obstetrie;
- de 0,75% oplossing: bij obstetrisch gebruik.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor lokaal anesthetica van het amidetype;
- ernstige hartgeleidingsstoornissen (ernstige bradycardie, tweede- en derdegraads AV-blok);
- epilepsie die onvoldoende onder controle is.
En verder:
- ernstige stoornissen in de bloedstolling, actieve degeneratieve zenuwaandoeningen of verhoogde intracraniële druk: alleen voor epidurale toediening;
- acute porfyrie: alleen voor de injecties met 10 mg/ml en met 20 mg/ml.
Contra-indicaties
- doorgemaakte of bestaande trombocytopenie;
- tweedegraads of totaal AV-blok indien geen pacemaker is geplaatst;
- digoxine-intoxicatie;
- ernstig hartfalen;
- myasthenia gravis;
- matig tot sterk verlengd QT-interval.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór toediening dienen materialen voor bewaking en resuscitatie onder handbereik te zijn. Bij het zetten van een uitgebreid blok vooraf een i.v.-lijn aanbrengen.
Bij toepassing als anti-aritmicum is controle van ECG, bloeddruk, bewustzijnsgraad en de ademhaling aangewezen.
Een bestaande hypokaliëmie, hypoxie en stoornissen van het zuur-base-evenwicht corrigeren voorafgaand aan de behandeling met hoge doses als anti-aritmicum. Controleer de vochtbalans, de serumelektrolyten en het zuur-base-evenwicht regelmatig bij langdurige parenterale behandeling met lidocaïne.
Niet profylactisch toepassen bij patiënten die recent een myocardinfarct hebben gehad, vanwege meer kans op hartfalen en vroegtijdig overlijden.
Met name bij aanhoudende ventriculaire tachycardie (of ventrikelfibrilleren), na een recent myocardinfarct, bij sinusknoopdisfunctie, AV-geleidingsstoornissen, bradycardie, hartfalen, structureel hartlijden en/of een slechte linkerkamerfunctie kan verergering van de aritmie optreden; lokale anesthetica kunnen de geleiding vertragen.
Met name bij hypovolemische patiënten kan ernstige hypotensie en bradycardie optreden bij een centrale blokkade; beperk het risico door vooraf de circulatie te vullen met een kristallijne of colloïdale oplossing. Behandel hypotensie onmiddellijk met i.v.-sympathicomimetica.
Toxische verschijnselen kan men bij lokale anesthesie voorkomen door altijd de laagst mogelijke concentratie te gebruiken en de injectie langzaam toe te dienen en daarbij enkele malen te aspireren alvorens te injecteren, zodat niet per ongeluk een intravasculaire injectie kan worden gegeven. Wees extra voorzichtig bij injecties in zeer vaatrijke gebieden, zoals in de mondholte, pararectaal, paravaginaal.
Epidurale en spinale anesthesie kunnen leiden tot plotselinge arteriële hypotensie, met name bij ouderen. Behandel hypotensie onmiddellijk met i.v.-sympathicomimetica, zo nodig herhalen.
Wees voorzichtig (doseer lager) bij een lever- of nierfunctiestoornis.
Wees verder voorzichtig bij ouderen, slechte algehele conditie, convulsies, ernstige ademhalingsdepressie, myasthenia gravis. Acidose vermindert de plasma-eiwitbinding, zodat de concentratie vrij lidocaïne hoger wordt.
Pas lokale anesthetica niet toe in ontstoken gebied: de systemische absorptie is hoger en de werking neemt af.
Pas geen continue intra-articulaire infusie toe met lidocaïne; chondrolyse van het schoudergewricht is gemeld.
Bij toepassing in het hoofd-/halsgebied bestaat meer kans op toxische effecten op het centrale zenuwstelsel.
Bij verdenking van maligne hyperthermie: gebruik geen lokale anesthetica van het amidetype (zoals lidocaïne).
Lidocaïne is waarschijnlijk porfyrinogeen.
Lidocaïne niet intrathecaal toedienen; cauda-equinasyndroom met persisterende paresthesie, darm- en urinewegdisfunctie of paralyse van de lagere ledematen is gemeld.
Houd rekening met kruisovergevoeligheid met andere lokale anesthetica van het amidetype (bv. articaïne, (levo)bupivacaïne, prilocaine, ropivacaïne).
Lokale anesthetica kunnen tijdelijk de motoriek en alertheid verzwakken en kleine invloed hebben op de mentale functies en coördinatie van de patiënt.
Verwijder een tourniquet na i.v. regionale anesthesie in meerdere stappen, om massale systemische opname te voorkomen.
Hulpstoffen:
- Methylparahydroxybenzoaat in injectievloeistof kan in zeldzame gevallen bronchospasmen geven. Niet intrathecaal, intracisternaal noch intra- of retrobulbair toepassen.
- Natrium: wees voorzichtig met natrium in injectievloeistof bij een natriumbeperkt dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Let op!: de verschillende formuleringen van bupivacaïne zijn niet bio-equivalent.
Vóór toediening dienen materialen voor bewaking en resuscitatie onder handbereik te zijn. Voorkom toxische verschijnselen door altijd de laagst mogelijke concentratie te gebruiken en te aspireren alvorens te injecteren, zodat niet per ongeluk een intravasculaire injectie kan worden gegeven. Wees extra voorzichtig bij injecties in zeer vaatrijke gebieden, zoals in de mondholte, pararectaal, paravaginaal en in de penis. Hoge systemische concentraties kunnen ventriculaire aritmie, ventriculaire fibrillatie en collaps en overlijden veroorzaken.
Wees voorzichtig bij (partieel) AV-blok, ernstige lever- en nierfunctiestoornissen, een slechte algehele conditie en bij ouderen. Bij een verminderde cardiovasculaire functie voorzichtig zijn met epidurale anesthesie. Een te hoge concentratie van lokale anesthetica in het bloed onderdrukt de geleiding en prikkelbaarheid van het hart en de myocardiale contractiliteit; perifere vasodilatatie treedt op met een verlaagd hartminuutvolume en een verlaagde arteriële bloeddruk.
Vóór epidurale anesthesie wordt een testdosis van 3–5 ml bupivacaïne, bij voorkeur met adrenaline, aanbevolen. Intravasculaire injectie leidt tot toename van de hartfrequentie. Na herhaalde controle van de hartfrequentie gedurende vijf minuten volgend op de testdosis kan – na opnieuw te hebben geaspireerd – de volledige dosis, onder voortdurend mondeling contact met de patiënt, langzaam worden ingespoten. Indien licht toxische verschijnselen optreden, de toediening onmiddellijk staken.
Epidurale anesthesie kan tot hypotensie of bradycardie leiden; behandel hypotensie onmiddellijk met een i.v.-sympathicomimeticum; herhaal dat zo nodig.
Prikkeling of onderdrukking van het centrale zenuwstelsel kan optreden. Dit kan leiden tot convulsies of bewusteloosheid en ademhalingsstilstand. Neurologische effecten na een veldblokkade zijn aanhoudende anesthesie, paresthesie, zwakte en paralyse, mogelijk gevolgd door een traag, onvolledig of uitblijvend herstel.
Houd rekening met kruisovergevoeligheid met andere lokale anesthetica van het amidetype (bv. lidocaïne, prilocaïne, ropivacaïne).
Bestaande hypokaliëmie, acidose en hypoxie vermeerderen de kans op bijwerkingen in het zenuw- en vaatstelsel.
Bij retrobulbaire injectie kunnen door lekken tijdelijk blindheid, cardiovasculaire collaps, apneu of convulsies optreden. Onmiddellijke behandeling is vereist. Bij retro- en peribulbaire injectie is er een kleine kans op persisterende oculaire spierdisfunctie.
Gezien de lange werkingsduur is bij toepassing van dit lokale anestheticum minder vaak een oplossing met een vasoconstrictor nodig.
Vermijd continue intra-articulaire infusie omdat de effectiviteit en veiligheid niet zijn vastgesteld en vanwege meldingen van chondrolyse.
Leverfunctiestoornissen met reversibele toename van ALAT, AF en bilirubine zijn waargenomen na herhaalde injecties of langdurige infusie. Staak bupivacaïne bij tekenen van matige tot ernstige leverfunctiestoornis.
De kans op toxische reacties neemt toe bij een nierfunctiestoornis. De renale eliminatie wordt versneld door aanzuring van de urine.
Methemoglobinemie is gemeld bij gebruik van lokale anesthetica. Verschijnselen treden onmiddellijk of na enkele uren op en zijn een cyanotische huidverkleuring en abnormale kleur van het bloed. Staak de toediening en behandel direct.
Liposomale dispersie: de fabrikant meldt dat tijdelijk (tot 5 dagen) verlies van sensorische en motorische functies kan optreden, daarom wordt het niet aanbevolen als femorale zenuwblokkade in het geval vroege mobilisatie deel uitmaakt van het herstelplan.
De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 1 jaar; voor de liposomale dispersie niet voor kinderen < 18 jaar als zenuwblokkade en < 6 jaar als veldblokkade.
Waarschuwingen en voorzorgen
Alleen toedienen door of onder toezicht van een arts met de nodige opleiding en ervaring. Bij epidurale anesthesie zorgen voor een intraveneuze lijn. De toxische verschijnselen kunnen het best worden voorkomen door: a. altijd de laagst mogelijke concentratie te gebruiken; b. te aspireren alvorens te injecteren, zodat niet per ongeluk een intravasculaire injectie kan worden gegeven. Vóór injectie van een grote dosis, zoals bij epidurale anesthesie, wordt een testdosis van 3–5 ml lidocaïne met adrenaline (epinefrine), aanbevolen; accidentele intravasculaire injectie kan worden herkend aan toename van de hartfrequentie en intrathecale injectie aan tekenen van spinale blokkade.
Voorzichtigheid is geboden bij ernstige leverfunctiestoornis, cardiovasculaire afwijking (zoals ernstige hartritmestoornis), bestaande afwijking aan het centraal zenuwstelsel, gebruik in het hoofd en nek gebied en bij verzwakten, ouderen of acuut zieken.
Niet toepassen voor een continu intra-articulair infuus, vanwege het risico op chondrolyse.
Bij patiënten met reeds bestaande afwijkingen aan het centraal zenuwstelsel is voorzichtigheid geboden met intrathecale of epidurale toediening.
Men dient rekening te houden met kruisovergevoeligheid met andere lokaal-anesthetica van het amidetype.
Levobupivacaïne voor epidurale analgesie gedurende een periode van 24 uur of langer is in verband gebracht met ernstige neurotoxiciteit. Om de kans op ernstige neurologische complicaties te minimaliseren, dient men zowel de patiënt als de duur van toediening met levobupivacaïne nauwgezet te controleren.
Voor ilio-inguinale/iliohypogastrische blokkade ontbreken gevevens over kinderen jonger dan 6 maanden.
Hulpstoffen: wees voorzichtig met natrium in de injectie- of infusievloeistof bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij ernstige lever- en nierfunctiestoornissen, bij ouderen, epilepsie, patiënten die gevoelig zijn voor het optreden van maligne hyperthermie, bij slechte algehele conditie, bij acidose of hypoxie, ernstige hartprikkelgeleidingsstoornis, bij partieel of totaal AV-blok, perifere bloedvataandoening, hypotensie, cardiogene of hypovolemische shock en acuut hartfalen. Wees met de injectie met 30 mg/ml ook voorzichtig bij porfyrie. Controle van de bloeddruk en de hartfrequentie is nodig na injectie van hoge doses.
Men dient rekening te houden met kruisovergevoeligheid met andere lokaal anesthetica van het amidetype.
Men moet extra voorzichtig zijn bij injecties in zeer vaatrijke gebieden, zoals in de mondholte, pararectaal, paravaginaal en in de penis. Bij retrobulbaire injectie kunnen door lekken tijdelijk blindheid, cardiovasculaire collaps, apneu of convulsies optreden; onmiddellijke behandeling is vereist.
Vóór een epidurale anesthesie is een testdosis van 3–5 ml mepivacaïne, bij voorkeur met adrenaline (epinefrine), aanbevolen. Intravasculaire injectie leidt tot toename van de hartfrequentie. Na herhaalde controle van de hartfrequentie gedurende vijf minuten volgend op de testdosis, kan – na opnieuw te hebben geaspireerd – de volledige dosis, onder voortdurend mondeling contact met de patiënt, langzaam worden ingespoten. Indien licht toxische verschijnselen optreden, de toediening onmiddellijk staken.
Gegevens over toepassing bij pasgeborenen < 1 maand ontbreken. Scandonest is gecontra-indiceerd bij kinderen < 4 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Terughoudendheid is geboden bij incompleet AV-blok, hypotensie en cardiogene shock. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie in de voorgeschiedenis, cardiomyopathie, hartfalen of een recent myocardinfarct de behandeling klinisch instellen op geleide van effect en plasmaspiegels in verband met de proaritmische effecten van kinidine. Het risico van 'torsade de pointes' is groter bij hypokaliëmie en verlengde QT-tijd; bij het optreden van 'torsade de pointes' de behandeling staken. Vóór de therapie dienen hartfalen en hypokaliëmie onder controle te zijn. Vóór en tijdens de behandeling de QT-tijd controleren. Als de duur van het QRS-complex 50% of meer toeneemt, een verlaging van de dosering overwegen. Om bij de behandeling van atriumflutteren het risico van afname van AV-blokkade met hoge ventrikelfrequentie te voorkomen, kan men de patiënt vooraf digitaliseren. Aanbevolen wordt 1–2 weken vóór de behandeling van chronisch atriumdefibrilleren te starten met orale anticoagulantia vanwege het risico van arteriële embolieën na cardioversie. Bij gebruik van digoxine of vitamine K-antagonisten moeten digoxinespiegel respectievelijk mate van antistolling in het begin van de therapie herhaaldelijk worden gecontroleerd. Er is geen ervaring bij kinderen.
Overdosering
Symptomen
Na een onbedoelde intravasculaire injectie is het toxische effect binnen seconden tot enkele minuten duidelijk; bij een lokaal toegediende overdosering treden symptomen op na 15–60 min. Een geringe toxische overdosering heeft stimulering van het centrale zenuwstelsel tot gevolg; een zware overdosering geeft depressie van het centrale zenuwstelsel (toenemende uitval van de hersenstamfuncties; ademhalingsdepressie, coma, dood). In het algemeen zijn eerst symptomen van het centrale zenuwstelsel zichtbaar en daarna symptomen van cardiovasculaire toxiciteit (met vaak als eerste een plotselinge hypotensie), tenzij de patiënt algehele anesthesie ondergaat of zwaar gesedeerd is. De eerste symptomen zijn een doof gevoel rond mond en tong, een licht gevoel in het hoofd, hyperacusis, tinnitus en visusstoornissen. Spierverschijnselen kunnen voorafgaan aan convulsies. Cardiale verschijnselen zijn hypotensie, bradycardie, aritmieën en hartstilstand. Toxische reacties treden op vanaf een lidocaïneconcentratie vanaf 5–9 mg/liter.
Therapie
Zuurstof, kunstmatige ademhaling en het hoofd omlaag. Ter bestrijding van convulsies: diazepam 5–10 mg i.v. Bij asystolie: adrenaline i.v. en eventueel een pacemaker. Bij hypotensie: volumesuppletie en dopamine. Bij potentieel levensbedreigende intoxicaties wordt 20% lipidenemulsie-oplossing i.v. gegeven. Hemodialyse heeft geen effect bij lidocaïne-intoxicaties.
Zie verder voor symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Als gevolg van overdosering, te snelle absorptie en per abuis gegeven intravasculaire injectie komen ernstige bijwerkingen voor: zowel reacties van het centrale zenuwstelsel en het hartvaatstelsel. De symptomen van het centrale zenuwstelsel uiten zich als spraakstoornissen, licht gevoel in het hoofd, duizeligheid, toegenomen gehoorscherpte, oorsuizen, visusstoornissen en tremoren, gevolgd door sufheid, convulsies, bewusteloosheid en eventueel ademhalingsstilstand. De cardiovasculaire reacties uiten zich als hypotensie, hartritmestoornissen en depressie van het myocard. Zij kunnen zowel het gevolg zijn van hypoxie, veroorzaakt door convulsies en apneu, als van een direct effect. Na onbedoelde intravasculaire toediening treden toxische verschijnselen snel op, na overdosering verlaat (15–60 minuten na injectie).
Zie voor meer symptomen en de behandeling de monografie bupivacaïne op vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Als gevolg van overdosering, te snelle absorptie en per abuis gegeven intravasculaire injectie komen ernstige bijwerkingen voor: zowel reacties van het centrale zenuwstelsel en het hart-vaatstelsel. De symptomen van het centrale zenuwstelsel uiten zich als spraakstoornissen, licht gevoel in het hoofd, duizeligheid, toegenomen gehoorscherpte, oorsuizen, visusstoornissen en tremoren, gevolgd door sufheid, convulsies, bewusteloosheid en eventueel ademhalingsstilstand. De cardiovasculaire reacties uiten zich als hypotensie, hartritmestoornissen en depressie van het myocard. Zij kunnen zowel het gevolg zijn van hypoxie, veroorzaakt door convulsies en apneu, als van een direct effect.
Zie voor symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
de toxische ondergrens: 5–6 mg/l bloedplasma. Symptomen van het centrale zenuwstelsel uiten zich als spraakstoornissen, licht gevoel in het hoofd, duizeligheid, wazig zien en tremoren, gevolgd door sufheid, convulsies, bewusteloosheid en eventueel ademhalingsstilstand. De cardiovasculaire reacties uiten zich als hypotensie en depressie van het myocard. Zij kunnen zowel het gevolg zijn van hypoxie, veroorzaakt door convulsies en apneu, als van een direct effect.
Therapie
neem voor informatie over een vergiftiging met mepivacaïne contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum of toxicologie.org.
Overdosering
Symptomen
Ernstige overdosering resulteert in AV-blok, idioventriculair ritme en asystolie. De myocarddepressie en afgenomen perifere vaatweerstand leiden tot hypotensie en shock. 'Torsades de pointes' en ventrikelfibrilleren zijn extra complicerende factoren. Centrale effecten zoals lethargie, delirium, convulsies en coma kunnen ook voorkomen zonder cardiale symptomen. Dodelijke afloop is na 4–8 gram gerapporteerd.
Therapie
Bij minder ernstige intoxicatie laten braken of een maagspoeling waarna actieve kool met een laxans. Bij ernstiger intoxicaties een totale darmlavage toepassen. Geforceerde diurese of hemoperfusie hebben geen zin respectievelijk vanwege een geringe renale klaring en cardiale belasting en vanwege een hoge eiwitbinding. Hemoperfusie alleen overwegen bij leverinsufficiëntie met een zeer beperkte metabole capaciteit.
Eigenschappen
Lokaal anestheticum van het amidetype. Lokale anesthetica geven een reversibele blokkade van de impulsgeleiding langs zenuwbanen, door vermindering van de permeabiliteit van de zenuwcelmembraan voor natrium-ionen. Ze blokkeren de natriumkanalen van de zenuwcel, die gezien worden als een receptor voor lokale anesthetica. Het ontstaan van de actiepotentiaal door verhoging van de permeabiliteit voor natrium wordt vertraagd. De depolarisatiesnelheid neemt af en de excitatiedrempel wordt hoger. Dit leidt tot reversibele lokale gevoelloosheid. De uitvalvolgorde van de zenuwfuncties is: pijn, temperatuur, aanraking en druk. De werking hangt af van de pH van de omgeving, die de hoeveeldheid vrije base beïnvloedt; de vrije base (lidocaïne) is de vorm die door de celmembraan heen migreert. In ontstoken weefsel is de pH lager, en het lokale anesthetische effect verminderd.
Tevens klasse Ib anti-aritmicum. In hartspiervezels remt lidocaïne de grote tijdelijke verhoging van de permeabiliteit van de membraan voor natrium tijdens de plateaufase van de actiepotentiaal; ook verhoogt het de kaliumefflux tijdens de repolarisatiefase. De prikkelgeleiding in de sinusknoop en de supraventriculaire gebieden blijven vrijwel onaangetast. Lidocaïne vertraagt de prikkelgeleiding en geeft negatieve inotropie, negatieve chronotropie en hypotensie. Na een myocardinfarct kan lidocaïne een betere doorbloeding van de kransslagaders geven.
Werking: als anestheticum binnen 3–17 min, als anti-aritmicum na 1–2 min, i.v. max. na 10 min.
Werkingsduur: als anestheticum 1–2 uur bij kleine zenuwblokkades en 3–4 uur bij grote, adrenaline kan de werkingsduur verlengen; als anti-aritmicum i.v. 15–20 min.
Kinetische gegevens
Metabolisering | grotendeels in de lever, vooral via CYP3A4 en CYP1A2, ca. 90 % tot actieve metabolieten m.n. mono-ethylglycinexylidide (MEGX) en glycinexylidide (GX). Bij een verminderde leverfunctie kan de metabolisering 10–50% van normaal zijn, afhankelijk van de leverdoorbloeding. |
Eliminatie | vnl. met de urine, < 10% onveranderd. |
V d | 1,3 l/kg, bij ouderen groter. |
T 1/2el | 60–120 min (lidocaïne); 2–6 uur (MEGX); 10 uur (GX). Bij een ernstig gestoorde nier- of leverfunctie kan de halfwaardetijd met ongeveer een factor 2 toenemen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Lokaal anestheticum van het amidetype, met anesthetische (bij hoge dosering) en analgetische (bij lage dosering) werking. Bupivacaïne blokkeert natriumkanalen van zenuwcellen, waardoor geen depolarisatie van de zenuwcel kan optreden. Dit verhindert tijdelijk en reversibel de prikkelgeleiding in perifere zenuwbanen.
Werking oplossing: binnen 15–30 min. Werkingsduur: afhankelijk van type van blokkade en de dosering 1–12 uur. In de liposomale dispersie is bupivacaïne ingekapseld in een multivesiculair liposomaal systeem, waaruit het langzaam en gedurende langere tijd wordt afgegeven.
Kinetische gegevens
Resorptie | Liposomale dispersie: plasmaconcentraties zijn detecteerbaar tot 96 uur na lokale infiltratie en tot 120 uur na zenuwblokkade. |
V d | ca. 1,04 l/kg. |
Eiwitbinding | 96% aan α-1-zuur glycoproteïne. |
Metabolisering | in de lever, vooral door CYP3A4 en enigszins door CYP2C19 en CYP2D6. |
Eliminatie | met de urine (ca. 95% als metabolieten). |
T 1/2el | oplossing: bij volwassenen en kinderen > 12 maanden ca. 3 uur; bij pasgeborenen langer. Liposomale dispersie: 11–34 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Lokaal-anestheticum van het amidetype. Enantiomeer van bupivacaïne en hieraan equipotent. Omdat de sterkte van het bupivacaïneracemaat wordt weergegeven als hydrochloridezout bevat de levobupivacaïne oplossing circa 13% meer actieve bestanddelen vergeleken met bupivacaïne. Werking: binnen 10–15 min. Werkingsduur: afhankelijk van type van blokkade, epiduraal 6–9 uur.
Kinetische gegevens
V d | 0,96 l/kg. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever o.a. via CYP3A4 en CYP1A2. |
Eliminatie | als metaboliet met de urine (71%) en de feces (24%). |
T 1/2el | gemiddeld 80 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Lokaal anestheticum van het amidetype met een lichte vasoconstrictieve werking.
Werking: snel (Scandonest; 3 min). Werkingsduur: 0,5–3 uur (infiltratie, kleine zenuwblokkades en epidurale anesthesie), 4 uur (grote zenuwblokkades).
Kinetische gegevens
T max | 10–30 min. |
Metabolisering | hoofdzakelijk in de lever. |
Eliminatie | slechts 5–10% onveranderd met de urine. |
T 1/2el | bij volwassenen 2–3 uur, bij neonaten 9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Klasse Ia-anti-aritmicum. Het vermindert de automatie en de prikkelbaarheid van het myocard, vertraagt de geleiding en verlengt de refractaire periode. Door een indirect parasympathicolytisch effect wordt de verminderde AV-geleiding geneutraliseerd en kan zelfs een toename in deze geleiding optreden. Het heeft tevens een gering negatief-inotroop effect. Verder treedt perifere vasodilatatie op, gedeeltelijk door α-adrenerge blokkade.
Kinetische gegevens
T max | 1–2 uur. |
V d | 2–3 l/kg. |
Overig | Therapeutische plasmaspiegel: 2–6 microg/ml. |
Eiwitbinding | tot 95%. |
Metabolisering | in de lever door CYP3A4 tot enkele weinig actieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de urine, 10–20% onveranderd. |
T 1/2el | 6–8 uur, bij gestoorde leverfunctie langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lidocaïne (parenteraal) hoort bij de groep anesthetica, lokaal, parenteraal.
lidocaïne (parenteraal) hoort bij de groep antiaritmica klasse I.
Groepsinformatie
bupivacaïne hoort bij de groep anesthetica, lokaal, parenteraal.
- articaïne/adrenaline (N01BB58) Vergelijk
- bupivacaïne/adrenaline (N01BB51) Vergelijk
- bupivacaïne/glucose (N01BB01) Vergelijk
- chloorprocaïne (N01BA04) Vergelijk
- levobupivacaïne (N01BB10) Vergelijk
- lidocaïne (parenteraal) (N01BB02) Vergelijk
- lidocaïne/adrenaline (N01BB52) Vergelijk
- mepivacaïne (N01BB03) Vergelijk
- prilocaïne (N01BB04) Vergelijk
- prilocaïne/felypressine (N01BB54) Vergelijk
- ropivacaïne (N01BB09) Vergelijk
Groepsinformatie
levobupivacaïne hoort bij de groep anesthetica, lokaal, parenteraal.
- articaïne/adrenaline (N01BB58) Vergelijk
- bupivacaïne (N01BB01) Vergelijk
- bupivacaïne/adrenaline (N01BB51) Vergelijk
- bupivacaïne/glucose (N01BB01) Vergelijk
- chloorprocaïne (N01BA04) Vergelijk
- lidocaïne (parenteraal) (N01BB02) Vergelijk
- lidocaïne/adrenaline (N01BB52) Vergelijk
- mepivacaïne (N01BB03) Vergelijk
- prilocaïne (N01BB04) Vergelijk
- prilocaïne/felypressine (N01BB54) Vergelijk
- ropivacaïne (N01BB09) Vergelijk
Groepsinformatie
mepivacaïne hoort bij de groep anesthetica, lokaal, parenteraal.
- articaïne/adrenaline (N01BB58) Vergelijk
- bupivacaïne (N01BB01) Vergelijk
- bupivacaïne/adrenaline (N01BB51) Vergelijk
- bupivacaïne/glucose (N01BB01) Vergelijk
- chloorprocaïne (N01BA04) Vergelijk
- levobupivacaïne (N01BB10) Vergelijk
- lidocaïne (parenteraal) (N01BB02) Vergelijk
- lidocaïne/adrenaline (N01BB52) Vergelijk
- prilocaïne (N01BB04) Vergelijk
- prilocaïne/felypressine (N01BB54) Vergelijk
- ropivacaïne (N01BB09) Vergelijk
Groepsinformatie
kinidine hoort bij de groep antiaritmica klasse I.