Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

teduglutide

middelen bij metabole aandoeningen, overige A16AX08

Sluiten

nitisinon

middelen bij metabole aandoeningen, overige A16AX04

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Revestive Bijlage 2 Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
1,25 mg
Verpakkingsvorm
flacon + solvens 0,5 ml in wegwerpspuit

Bevat na reconstitutie: 2,5 mg/ml.

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Sterkte
5 mg
Verpakkingsvorm
flacon + solvens 0,5 ml in wegwerpspuit

Bevat na reconstitutie: 10 mg/ml.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Nitisinon Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Capsule, hard
Sterkte
2 mg, 5 mg, 10 mg, 20 mg

Orfadin Swedish Orphan Biovitrum (Nederland) B.V.

Toedieningsvorm
Capsule, hard
Sterkte
2 mg, 5 mg, 10 mg, 20 mg
Toedieningsvorm
Suspensie voor oraal gebruik
Sterkte
4 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 90 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Het belangrijkste behandeldoel bij patiënten met intestinaal falen (IF) is het in balans houden van voeding en vocht en te zorgen voor zo weinig mogelijk complicaties. De beste ondersteunende zorg bestaat uit voeding (voedingsregime waaronder parenterale voeding, ORS) en ondersteunende therapie (zoals maagzuurremmers of motiliteitsremmende middelen).

Bij patiënten met type 3 intestinaal falen door kortedarm-syndroom (SBS-IF) kan teduglutide worden toegepast. Begin de behandeling met teduglutide nadat de patiënt stabiel is geworden na de darmoperatie. De periode van intestinale aanpassing duurt meestal 1 tot 2 jaar.

In een direct vergelijkend studie van 24 weken is bij 63% van de patiënten die teduglutide gebruikten een volumereductie gemeten van ten minste 20% van de parenterale ondersteuning. In de controlegroep met placebo bereikte 30% van de patiënten, door natuurlijke adaptatie, deze resultaten. Tussen de groep die behandeld is met teduglutide en de controlegroep kon geen verschil in de kwaliteit van leven worden gemeten.

Evalueer het behandelingseffect na 6 maanden. Wanneer geen algemene verbetering is bereikt, het nut van voortzetting van de behandeling overwegen.

Dit geneesmiddel is tijdelijk onder voorwaarden toegelaten tot het basispakket; gedurende het voorwaardelijke toelatingstraject worden nieuwe gegevens verzameld op basis waarvan zal worden bepaald of het geneesmiddel definitief voor vergoeding in aanmerking komt. Zie voor meer informatie voorwaardelijke toelating teduglutide (Revestive) op zorginstituutnederland.nl.

Aan de vergoeding van teduglutide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

  • ZIN-rapport 2018 teduglutide Revestive® bij kortedarmsyndroom met chronische type III darmfalen

Advies

Tyrosinemie type I is een ernstige, chronische levensbedreigende aandoening. Behalve dieetmaatregelen en levertransplantatie zijn er geen therapeutische mogelijkheden. Nitisinon is, indien behandeling wordt gestart voor de leeftijd van zes–twaalf maanden, effectief gebleken in het verlengen van de overleving van patiënten met tyrosinemie type I.

Voor dit geneesmiddel is voor de indicatie alkaptonurie geen advies vastgesteld.

Indicaties

  • Kortedarm-syndroom (SBS) bij volwassenen en kinderen met een gecorrigeerde gestatieleeftijd van ≥ 4 maanden. Na operatief ingrijpen dient de patiënt stabiel te zijn na een periode van intestinale aanpassing.

Indicaties

  • Erfelijke tyrosinemie type 1 (HT-1) bij kinderen en volwassenen, in combinatie met beperking van tyrosine en fenylalanine in de voeding.
  • Alkaptonurie (AKU) bij volwassenen.

Doseringen

Vóór aanvang van de behandeling moet de intraveneuze vocht- en voedingsondersteuning optimaal en stabiel zijn.

Klap alles open Klap alles dicht

Kortedarm-syndroom

Volwassenen (incl. ouderen)

0,05 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Gebruik de injectieflacon 5 mg (na reconstitutie 10 mg/ml). Overweeg voor sommige patiënten geleidelijk verminderen van de dagdosis onder nauwlettende controle, met als doel de behandeling beter te verdragen. Evalueer het effect van de behandeling na 6 maanden en zo nodig opnieuw na 12 maanden. Zet de behandeling voort na staken van de parenterale voeding. Staak de behandeling als geen algemene verbetering van de toestand van de patiënt wordt bereikt.

Kinderen ≥ 4 maanden

0,05 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Gebruik bij een lichaamsgewicht > 20 kg de injectieflacon 5 mg (na reconstitutie 10 mg/ml) en bij een lichaamsgewicht ≤ 20 kg de injectieflacon 1,25 mg (na reconstitutie 2,5 mg/ml). Bij kinderen ≥ 2 jaar wordt een behandelduur van 6 maanden aanbevolen, daarna het effect van de behandeling evalueren. Bij kinderen < 2 jaar de behandeling na 12 weken evalueren. Staak de behandeling als geen algemene verbetering van de toestand van de patiënt wordt bereikt.

Verminderde nierfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij een creatinineklaring ≥ 50 ml/min. Bij een creatinineklaring < 50 ml/min: verlaag de dagdosis met 50%.

Verminderde leverfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij lichte of matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≤ 9). Gebruik is niet onderzocht bij ernstige leverfunctiestoornis.

Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen op dezelfde dag.

Toediening

  • De gereconstitueerde oplossing toedienen via subcutane injectie bij voorkeur in de buik:
  • Wissel de plaats van toediening af tussen 1 van de 4 kwadranten van het abdomen;
  • Als een injectie in het abdomen belemmerd wordt door pijn, littekens of verhard weefsel kan ook de dij worden gebruikt.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Erfelijke tyrosinemie type 1

Volwassenen en kinderen

Behandeling met nitisinon zo vroeg mogelijk starten, en daarnaast een fenylalanine- en tyrosinearm dieet volgen.

Begindosering 1 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Bij een lichaamsgewicht < 20 kg de dagdosis over 2 giften verdelen, omdat er weinig gegevens zijn bij deze patiëntengroep. Indien na een maand nog steeds succinylaceton in de urine wordt aangetroffen, de dosering verhogen naar 1,5 mg/kg/dag. Een dosering van (maximaal) 2 mg/kg/dag kan nodig zijn op basis van de beoordeling van alle biochemische parameters. Bij goede biochemische uitslagen de dosering alleen aanpassen aan het toegenomen lichaamsgewicht.

Alkaptonurie

Volwassenen

10 mg 1×/dag.

Toediening

  • De capsule mag worden geopend en de inhoud worden opgelost in een kleine hoeveelheid water of in de voorgeschreven dieetvoeding, onmiddellijk voor de inname. Als gekozen is voor inname met voedsel, dit consequent handhaven;
  • De suspensie goed schudden voor gebruik; onmiddellijk daarna de dosis afmeten en deze zonder verdunning langzaam oraal toedienen, bij voorkeur bij de maaltijd.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): luchtweginfectie. Hoofdpijn. Opgezette buik, buikpijn, misselijkheid, braken. Reacties op de injectieplaats (waaronder erytheem, hematoom, pijn, zwelling en hemorragie). Complicaties van een gastro-intestinaal stoma.

Vaak (1-10%): griepachtige verschijnselen. Verminderde eetlust, overvulling (met name gedurende de eerste vier weken van de behandeling). Angst, slapeloosheid. Congestief hartfalen. Dyspneu, hoesten. Colorectale poliep, pancreatitis, flatulentie, darmobstructie, stenose van de dunne darm, dikke darm of ductus pancreaticus. (Acute) cholecystitis. Perifeer oedeem.

Soms (0,1-1%): syncope. Dunnedarmpoliep.

Verder zijn gemeld: overgevoeligheid. Maagpoliep. Cholangitis, cholelithiase. Vochtretentie. Stijging bloedwaarden amylase en lipase.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Bij erfelijke tyrosinemie type 1

Het bijwerkingenprofiel is hoofdzakelijk gebaseerd op kinderen, gezien de start van de behandeling zo snel mogelijk na stelling van de diagnose (hielprik). Er zijn geen aanwijzingen dat het bijwerkingenprofiel verschilt voor volwassenen.

Zeer vaak (> 10%): verhoogde tyrosineconcentratie.

Vaak (1-10%): reversibele trombocytopenie, leukopenie, granulocytopenie. Conjunctivitis, corneatroebeling, keratitis, fotofobie, oogpijn.

Soms (0,1-1%): leukocytose. Blefaritis. Jeuk, (erythemateuze) huiduitslag, exfoliatieve dermatitis.

Bij alkaptonurie

Zeer vaak (> 10%): keratopathie, oogpijn. Verhoogde tyrosineconcentratie.

Vaak (1-10%): bronchitis, pneumonie. Jeuk, huiduitslag.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.

Gebaseerd op het farmacodynamische effect van teduglutide neemt de absorptie van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen mogelijk toe. Controleer daarom nauwlettend bij gelijktijdig gebruik van orale geneesmiddelen die titratie vereisen of die een smalle therapeutische breedte hebben.

Interacties

Nitisinon wordt in vitro gemetaboliseerd door CYP3A4, dosisaanpassing kan noodzakelijk zijn bij gelijktijdige toediening van sterke remmers of induceerders van CYP3A4.

Nitison is een matige remmer van CYP2C9. De plasmaconcentratie van middelen die hoofdzakelijk via dit enzym worden gemetaboliseerd, kan hierdoor toenemen; bv. de blootstelling aan tolbutamide neemt met een factor 2,3 toe. Controleer nauwlettend bij gelijktijdig gebruik van CYP2C9-substraten met een smalle therapeutische breedte, zoals vitamine K-antagonisten en fenytoïne. Dosisaanpassing van deze middelen kan nodig zijn.

Nitison is een zwakke remmer van OAT1 en OAT3; hierdoor neemt de blootstelling aan furosemide met een factor 1,7 toe.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Advies: Gebruik ontraden.

Zwangerschap

Nitisinon passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren in klinisch relevante doseringen, aanwijzingen voor schadelijkheid (hernia umbilicalis en fissura intestinalis).

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, in geringe mate bij dieren.

Farmacologisch effect: Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.

Farmacologisch effect: bij dieren: cornealaesies, verminderde groei en overlevingskans. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor restsporen van tetracycline;
  • (vermoeden van) maligniteit;
  • voorgeschiedenis, gedurende de voorgaande 5 jaar, van maligniteit in het maag-darmstelsel, waaronder het hepatobiliaire systeem en de pancreas.

Contra-indicaties

Zie voor contra-indicatie de rubriek Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Bij volwassenen

Voer een coloscopie met verwijdering van poliepen uit bij aanvang van de behandeling, vanwege het trofische effect van teduglutide op de intestinale mucosa. Tijdens de eerste twee jaar van behandeling is een coloscopie (of andere beeldvorming) 1×/jaar aanbevolen en daarna met een minimuminterval van 5 jaar. Vaker controleren kan nodig zijn bij bepaalde patiëntkenmerken (bv. leeftijd, onderliggende ziekte). Als een maligniteit wordt ontdekt, de behandeling met teduglutide staken.

Bij kinderen

Vóór aanvang van de behandeling, een test op fecaal occult bloed uitvoeren. Coloscopie/sigmoïdoscopie is vereist bij tekenen van onverklaard bloed in de ontlasting. Test vervolgens gedurende de behandeling jaarlijks op fecaal occult bloed.

Een coloscopie/sigmoïdoscopie is aanbevolen na één jaar behandeling, vervolgens elke 5 jaar (bij continue behandeling) én bij nieuwe of onverklaarde gastro-intestinale bloedingen.

Gebruik is niet onderzocht bij zuigelingen met een gecorrigeerde gestatieleeftijd van < 4 maanden.

Algemeen

Pas de parenterale ondersteuning zorgvuldig aan bij gebruik van teduglutide. Controleer de elektrolytenbalans en de vochtstatus, vooral tijdens de initiële therapeutische respons en bij staken van de behandeling. Overvulling met vocht kan met name gedurende de eerste vier weken van de behandeling optreden door een toename van de vochtabsorptie. Verlaag de parenterale ondersteuning voorzichtig en zet deze niet abrupt stop, wegens risico op dehydratie (mogelijk leidend tot acuut nierfalen).

Controleer patiënten met cardiovasculaire ziekte, zoals hartfalen of hypertensie, nauwlettend op overvulling met vocht, met name in het begin van de behandeling. Laat de patiënt contact opnemen met de arts in geval van plotse gewichtstoename, een opgezwollen gezicht, opgezwollen enkels en/of dyspneu.

Bij optreden van bijwerkingen gerelateerd aan de galblaas, galwegen of pancreas, de noodzaak tot het voortzetten van de behandeling opnieuw evalueren.

Gebruik is niet onderzocht bij:

  • gelijktijdig aanwezige ernstige, klinisch instabiele aandoening (bv. cardiovasculair, respiratoir, renaal, infectieus, endocrien, hepatisch of CZS);
  • maligniteit in de voorgaande 5 jaar (zie rubriek Contra-indicaties);
  • ernstige leverfunctiestoornis.

Staken van de behandeling moet voorzichtig gebeuren, wegens risico op dehydratie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Ooggerelateerde bijwerkingen kunnen optreden (bv. corneatroebeling en hyperkeratotische laesies); dit hangt samen met de verhoogde plasmaniveaus van tyrosine die ontstaan door behandeling met nitisinon. Daarom vóór aanvang van de behandeling de ogen onderzoeken met een spleetlamp, en vervolgens ten minste jaarlijks. Bij optreden van visusstoornissen verwijzen naar een oogarts.

Het aantal leukocyten en trombocyten regelmatig controleren.

Glycerol in de suspensie kan in hogere doseringen (≥ 20 ml suspensie) hoofdpijn, maagpijn en diarree veroorzaken.

Natriumbenzoaat in de suspensie kan geelzucht bij pasgeborenen < 4 weken verergeren; bepaal vóór en tijdens gebruik van de suspensie de bilirubinespiegel. Risicofactoren hiervoor bij prematuren zijn acidose en een lage albuminespiegel. Schakel in geval van uitgesproken verhoogde bilirubinespiegels over op een passend afgewogen deel van de capsule totdat het niet-geconjugeerde bilirubine is genormaliseerd.

Bij erfelijke tyrosinemie type 1

  • Alle genotypen zo vroeg mogelijk behandelen, om complicaties zoals leverinsufficiëntie, leverkanker en nieraandoeningen te vermijden en een betere overlevingskans te hebben.
  • Stel vast dat de patiënt zich houdt aan het dieetvoorschrift en meet de tyrosineconcentratie in plasma. Beperk de inname van fenylalanine en tyrosine via voeding verder wanneer de tyrosineconcentratie boven 500 micromol/l ligt. Verlaag de tyrosineconcentratie niet door dosisvermindering of staken van nitisinon; dit kan leiden tot achteruitgang van de klinische toestand.
  • Voer iedere 6 maanden klinische en biologische controles uit, vaker bij neveneffecten of achteruitgang van het klinisch beeld. Controleer de tyrosineconcentratie en ook: urine-succinylaceton, α-foeto-proteïneconcentratie (verhoging hiervan kan een teken zijn van inadequate behandeling) en leverfunctie. Verricht ook beeldvorming van de lever. Tijdens het begin van de behandeling, na overschakelen van twee- naar een eenmaaldaagse dosering of bij achteruitgang van het klinisch beeld kan het nodig zijn om meer biochemische parameters te controleren (d.w.z. plasma-succinylaceton, urine-5-aminolevulinaat en erythrocyte porfobilinogeen-synthetase-activiteit). Bij een toename van de α-foetoproteïneconcentratie of tekenen van knobbeltjes in de lever, een hepatische maligniteit uitsluiten.

Bij alkaptonurie

  • Bij ontstaan van keratopathie, de tyrosineconcentratie in plasma controleren. Schrijf een dieet met beperkt tyrosine en fenylalanine voor om het plasmatyrosineniveau onder de 500 micromol/l te houden. Daarbij de behandeling met nitisinon tijdelijk stopzetten. Deze weer hervatten wanneer de symptomen zijn verdwenen.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met teduglutide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met nitisinon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Teduglutide is een analoog van humaan glucagon-like-peptide-2 (GLP-2), geproduceerd in Escherichia coli-cellen door middel van recombinante DNA-technologie. GLP-2 is een peptide dat wordt uitgescheiden door de L-cellen van de darm; het verhoogt de intestinale en portale bloeddoorstroming, remt de maagzuursecretie en vermindert de maag-darmmotiliteit. Teduglutide bevordert herstel en normale groei van de darm doordat het de villushoogte en de cryptediepte van het darmepitheel verhoogt.

Teduglutide is resistent tegen afbraak door het dipeptidylpeptidase-IV-(DPP-IV)-enzym, vanwege een aminozuursubstitutie. Dit resulteert in een verlengde halfwaardetijd ten opzichte van het natuurlijk voorkomende GLP-2.

Kinetische gegevens

F 88%.
T max 3–5 uur.
V d 0,37 l/kg bij patiënten met SBS.
Eliminatie met de urine.
T 1/2el ca. 2 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Nitisinon is een competitieve remmer van 4-hydroxyfenylpyruvaatdioxygenase, het tweede enzym in het tyrosinemetabolisme. Door het normale katabolisme van tyrosine in patiënten met HT-1 en AKU te remmen, voorkomt nitisinon de accumulatie van toxische downstream-metabolieten.

Het biochemisch defect in HT-1 is een deficiëntie aan fumarylacetoacetaathydrolyase, dat het eindenzym is in het tyrosinemetabolisme. Nitisinon voorkomt stapeling van de toxische metabolieten maleyl-, succinyl- en fumarylacetoacetaat en succinylaceton. Succinylaceton remt de porfyrinesyntheseweg die leidt tot accumulatie van 5-aminolevulinaat.

Het biochemisch defect bij AKU is een deficiëntie van homogentisaat-1,2-dioxygenase, het derde enzym in het tyrosinemetabolisme. Nitisinon voorkomt de accumulatie van de toxische metaboliet homogentisinezuur (HGA); die anders leidt tot ochronosis van gewrichten en kraakbeen.

Kinetische gegevens

T 1/2el ca. 52 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

teduglutide hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.

  • eliglustat (A16AX10) Vergelijk
  • fenylboterzuur (A16AX03) Vergelijk
  • givosiran (A16AX16) Vergelijk
  • glycerolfenylbutyraat (A16AX09) Vergelijk
  • lumasiran (A16AX18) Vergelijk
  • miglustat (A16AX06) Vergelijk
  • nitisinon (A16AX04) Vergelijk
  • sapropterine (A16AX07) Vergelijk
  • triëntine (A16AX12) Vergelijk

Groepsinformatie

nitisinon hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.

  • eliglustat (A16AX10) Vergelijk
  • fenylboterzuur (A16AX03) Vergelijk
  • givosiran (A16AX16) Vergelijk
  • glycerolfenylbutyraat (A16AX09) Vergelijk
  • lumasiran (A16AX18) Vergelijk
  • miglustat (A16AX06) Vergelijk
  • sapropterine (A16AX07) Vergelijk
  • teduglutide (A16AX08) Vergelijk
  • triëntine (A16AX12) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • middelen bij metabole aandoeningen, overige

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • middelen bij metabole aandoeningen, overige

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
  • Toegankelijkheid
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".