zofenopril

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Zofenopril (calcium) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
30 mg

Zofil (calcium) Menarini Benelux nv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
7,5 mg, 30 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

zofenopril vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.

Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.

Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.

Binnen de groep van de ACE-remmers bestaan grote prijsverschillen.

Indicaties

  • Milde tot matige essentiële hypertensie;
  • Na een acuut myocardinfarct, beginnen binnen 24 uur bij klinisch stabiele patiënten al dan niet met symptomen van hartfalen, en die geen trombolytische therapie hebben ontvangen.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie:

Volwassenen (incl. ouderen > 65 j.):

Begindosering 15 mg 1×/dag, indien nodig met intervallen van 4 weken verhogen tot onderhoudsdosering van 30 mg 1×/dag; max. 60 mg per dag in 1–2 doses.

Bij gelijktijdige behandeling met diuretica het diureticum 2–3 dagen staken voordat met de ACE-remmer wordt gestart; indien dit niet mogelijk is: begindosering 7,5 mg 1×/dag.

Bij een matig tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 45 ml/min): dosis halveren; bij dialysepatiënten: een kwart van de begin- en onderhoudsdosering.

Bij een milde tot matig gestoorde leverfunctie: de helft van de begindosering.

Acuut myocardinfarct:

Volwassenen (incl. ouderen > 65 j.):

Starten binnen 24 uur na de eerste symptomen met 7,5 mg 2×/dag op dag 1 en dag 2, op dag 3 en 4: 15 mg 2×/dag en vanaf dag 5 gedurende 6 weken 30 mg 2×/dag. Bij een systolische bloeddruk ≤ 120 mmHg bij de start van de behandeling of gedurende de eerste 3 dagen na het myocardinfarct de dosering niet verhogen. Bij hypotensie (systolische bloeddruk ≤ 100 mmHg) de behandeling voortzetten met doses die eerder goed werden verdragen; bij ernstige hypotensie (systolische bloeddruk ≤ 90 mmHg bij 2 opeenvolgende metingen met een tussenpoos van minimaal 1 uur) de behandeling staken. Na 6 weken de behandeling staken indien er geen symptomen van hartfalen of linkerventrikeldisfunctie aanwezig zijn; zijn deze wel aanwezig de behandeling langdurig voortzetten.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn. Hoest. Misselijkheid, braken. Vermoeidheid.

Soms (0,1-1%): huiduitslag. Spierkramp, asthenie.

Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem (vaker bij negroïde patiënten).

Verder zijn bij gebruik van ACE-remmers de volgende bijwerkingen gemeld: agranulocytose, pancytopenie, bij G6PD deficiëntie hemolytische anemie. Hypoglykemie. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Depressie, stemmingswisselingen, slaapstoornissen, verwardheid. Paresthesie, smaakstoornis, evenwichtsstoornis. Visuele stoornis. Oorsuizen. Blozen. Dyspneu, sinusitis, rinitis, glossitis, bronchitis, bronchospasmen. Intestinaal angio-oedeem, diarree, obstipatie, droge mond, buikpijn, pancreatitis, ileus. Hyperhidrose, allergische reacties zoals urticaria, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, psoriasisachtige huiduitslag, alopecia, koorts, myalgie, artralgie, eosinofilie, verhoogde ANA-titers. Nierinsufficiëntie (incl. acuut nierfalen). Mictiestoornissen. Erectiestoornis. Perifeer oedeem, pijn rond de borst. Stijging van plasma-ureum-, leverenzym-, bilirubine- en plasmacreatininewaarden. Daling van hemoglobineconcentratie, hematocriet, aantallen bloedplaatjes en witte bloedcellen. Gepaard gaande met hypotensie: tachycardie, hartkloppingen, aritmie, angina pectoris, myocardinfarct, zwakte, syncope.

In zeldzame gevallen zijn ACE-remmers in verband gebracht met een syndroom dat begint met cholestatische icterus en overgaat in fulminante hepatische necrose en (soms) overlijden.

Interacties

Gelijktijdige behandeling met sacubitril is gecontra-indiceerd vanwege meer kans op angio-oedeem bij gelijktijdige remming van neprilysine en ACE; sacubitril/valsartan minimaal 36 uur ná inname van de laatste dosis van een ACE-remmer starten. Dit geldt ook andersom; na staken van de behandeling met sacubitril/valsartan, niet eerder dan 36 uur na de laatste dosering starten met een ACE-remmer.

Gelijktijdige behandeling met een ACE-remmer en een ARB vermeerdert de kans op hypotensie, syncope, hyperkaliëmie en achteruitgang van de nierfunctie; een dubbele blokkade alleen toepassen onder supervisie van een gespecialiseerd arts bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropathie) bij wie de nierfunctie, bloeddruk en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m² ) is het gebruik van zofenopril in combinatie met aliskiren gecontra-indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de nierfunctie, bloeddruk en serumelektrolyten aanbevolen.

Kaliumzouten, kaliumsparende diuretica, heparine en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. cotrimoxazol, tacrolimus, ciclosporine) versterken het effect op het serumkaliumgehalte en kunnen tot hyperkaliëmie leiden.

Bij toevoeging aan (voorafgaande) therapie met een diureticum kan een versterkte hypotensieve reactie optreden.

De kans op (orthostatische) hypotensie is groter bij combinatie met tricyclische antidepressiva, narcotica, antipsychotica, barbituraten, β-blokkers, α-blokkers, calciumantagonisten, nitraten en cimetidine.

ACE-remmers kunnen de uitscheiding van lithium verminderen; indien combinatie noodzakelijk is, de lithiumconcentratie zorgvuldig controleren.

In combinatie met NSAID's (incl. COX-2-remmers en acetylsalicylzuur > 3 g/dag) kan de werking van ACE-remmers verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan en is er risico van hyperkaliëmie. ; combinatie met voorzichtigheid gebruiken, vooral bij ouderen en gedehydrateerde patiënten. Controle van de nierfunctie bij het begin van gebruik van de combinatie en daarna periodiek overwegen.

Combinatie van ACE-remmers met insuline en/of orale bloedglucoseverlagende middelen kan leiden tot een toegenomen bloedglucoseverlaging met meer kans op hypoglykemie, met name gedurende de eerste weken en bij gestoorde nierfunctie.

Er is meer kans op hematologische reacties (m.n. neutropenie) bij combinatie met geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het bloedbeeld (bv. allopurinol, immunosuppressiva waaronder corticosteroïden, cytostatica).

Bij combinatie van een mTOR-remmer (everolimus, (tem)sirolimus) of vildagliptine en een ACE-remmer is er meer kans op angio-oedeem.

Zwangerschap

Teratogenese: Er is geen eenduidigheid over het risico op aangeboren afwijkingen na blootstelling aan ACE-remmers in het 1e trimester, echter gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester is schadelijk, zich uitend in neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, nierschade en afwijkingen aan schedel, aangezicht en ledematen. De kans op overlijden van de baby tijdens de zwangerschap of na de geboorte is verhoogd.

Farmacologisch effect: Gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion, hypotensie en hyperkaliëmie. Oligohydramnion kan leiden tot longhypoplasie en dysmorfologie (schedel- en craniofaciale afwijkingen, ledemaats­afwijkingen).

Advies: Ontraden tijdens het 1e trimester, gecontra-indiceerd tijdens het 2e en 3e trimester.

Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden, een echoscopie verrichten van de nieren en de schedel van de foetus. Pasgeborenen nauwkeurig controleren op hypotensie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden, met name in geval van pasgeborenen of vroeggeborenen.

Contra-indicaties

  • angio-oedeem in de anamnese (al dan niet in verband met een ACE-remmer);
  • ernstige leverinsufficiëntie;
  • bilaterale nierarteriestenose of unilaterale nierarteriestenose bij slechts één nier;
  • overgevoeligheid voor ACE-remmers.

Waarschuwingen en voorzorgen

Vanwege de kans op een ernstige hypotensieve reactie en/of achteruitgang van de nierfunctie is klinische instelling op ACE-remmers aangewezen bij ernstig hartfalen, ernstige volume- en/of natriumdepletie, ernstige renine-afhankelijke hypertensie, gestoorde nierfunctie en in het bijzonder bij bilaterale stenose van de arteriae renales of bij unilaterale stenose bij slechts één functionerende nier, zoals na een niertransplantatie, daarnaast bij dialyse en indien een aanzienlijke bloeddrukdaling riskant is zoals bij ischemische hartziekten en cerebrovasculaire aandoeningen. Wees eveneens voorzichtig bij aorta-/mitralisstenose en hypertrofische cardiomyopathie.

Om de kans op ernstige hypotensie te minimaliseren bestaande diuretische therapie bij voorkeur 2–3 dagen vóór instelling op een ACE-remmer staken.

Hypotensie die tijdens anesthesie/operatie optreedt als gevolg van geblokkeerde angiotensine II-vorming kan worden gecorrigeerd door volumevergroting.

Bij een gestoorde nierfunctie die controleren en de dosering verlagen.

Er is meer kans op hyperkaliëmie bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, een pre-existent gestoorde of plotseling verslechterende nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen en cel-afbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse).

De kans op proteïnurie neemt toe bij verminderde nierfunctie of hoge doses; bij verminderde nierfunctie vóór en tijdens de behandeling, proteïnewaarden in urine bepalen.

Bij optreden van angio-oedeem de toediening onmiddellijk staken, indien de tong, glottis en/of larynx betrokken zijn, is er kans op luchtwegobstructie; overweeg zo snel mogelijk adrenaline 0,3–0,5 mg i.m toe te dienen en/of neem maatregelen om de luchtweg vrij te houden. Ook bij alleen een zwelling van de tong (zonder ademnood) de patiënt langdurig observeren (minstens 12–24 uur) omdat de behandeling met antihistaminica en corticosteroïden niet altijd afdoende is. Ook intestinaal angio-oedeem is gemeld bij gebruik van ACE-remmers.

Bij dialyse met 'high flux'-membranen en bij LDL-aferese via dextransulfaatabsorptie gelijktijdig gebruik van ACE-remmers vermijden vanwege een risico van ernstige anafylactoïde reacties, of dialyseren met een andere membraan.

Ook bij desensibilisatie voor dierlijke gifstoffen zijn (levensbedreigende) anafylactoïde reacties beschreven en is voorzichtigheid geboden met ACE-remmers.

Bij ontwikkeling van icterus of stijging van leverenzymwaarden de behandeling staken.

Vanwege de kans op neutropenie de patiënt aanraden om gedurende de eerste drie maanden van de behandeling bij tekenen van infecties (keelpijn, koorts of algehele malaise) onmiddellijk de arts te waarschuwen. Wees extra voorzichtig bij collageen-vaatziekten of behandeling met immunosuppressiva of allopurinol met name als deze gepaard gaan met een verminderde nierfunctie; bij deze patiënten het bloedbeeld (m.n. het aantal leukocyten) controleren vanwege meer kans op neutropenie. Sommige van deze patiënten ontwikkelen ernstige infecties die niet op intensieve antibiotische behandeling reageerden.

Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid bij leeftijd ≤ 18 jaar en bij een recente niertransplantatie zijn niet vastgesteld. Voor de indicatie na een myocardinfarct mag zofenopril niet worden gebruikt bij verminderde nierfunctie, dialyse en verminderde leverfunctie omdat daarbij de werkzaamheid en veiligheid niet zijn vastgesteld; voorzichtig toepassen bij ouderen ≥ 75 jaar.

ACE-remmers en ARB's zijn minder effectief tegen hypertensie bij mensen met een donkere huidskleur dan bij een lichte huidskleur.

Eigenschappen

Zofenopril remt het 'angiotensine converting enzyme' (ACE), dat angiotensine I in angiotensine II omzet. De plasmarenine-activiteit neemt toe en de aldosteronsecretie neemt af. Door perifere vaatverwijding neemt de voor- en nabelasting van het hart af en daalt de bloeddruk.

Kinetische gegevens

Overig Zofenopril:
Resorptie oraal snel en volledig. Wordt na absorptie snel en volledig door hydrolyse gemetaboliseerd tot actief zofenoprilaat.
Overig Zofenoprilaat:
T max 1½ uur.
V d 1,4 l/kg.
Metabolisering via verschillende routes, zoals glucuronidering, cyclisering, cysteïneconjugatie en S-methylering van de thiolgroep.
Eliminatie 69% via de nieren en 26% met de feces.
T 1/2el 5½ uur, bij matig tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 7–44 ml/min) en milde tot matig gestoorde leverfunctie ca. 11 uur, bij dialysepatiënten ca. 22 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

zofenopril hoort bij de groep ACE-remmers.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links