Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

zofenopril

ACE-remmers C09AA15

Sluiten

perindopril

ACE-remmers C09AA04

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Zofenopril (calcium) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
30 mg

Zofil (calcium) Menarini Benelux nv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
7,5 mg, 30 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Coversyl arg (arginine) Servier Nederland Farma bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
2,5 mg, 5 mg, 10 mg

De tablet van 2,5 mg komt overeen met 1,7 mg perindopril, de 5 mg met 3,4 mg perindopril, de 10 mg met 6,8 mg perindopril.

Perindopril (tosilaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
2 mg, 4 mg, 8 mg

De tablet van 2 mg komt overeen met 1,7 mg perindopril, de 4 mg met 3,3 mg perindopril, de 8 mg met 6,7 mg perindopril.

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
2,5 mg, 5 mg, 10 mg

De tablet van 2,5 mg komt overeen met 1,7 mg perindopril, de 5 met 3,4 mg perindopril, de 10 mg met 6,8 mg perindopril.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Hypertensie: Diuretica, β-blokkers, calciumantagonisten (dihydropyridinen), ‘angiotensine converting enzyme’(ACE)-remmers en angiotensine receptor-blokkers (ARB’s) verlagen de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. De voorkeur gaat uit naar middelen met een 24-uurs werkzaamheid. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; tevens beperkt dit de dosisafhankelijke bijwerkingen. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal geven. Geef bij aanhoudende matige tot ernstige pijn of een contra-indicatie voor nitroglycerine: morfine of fentanyl intraveneus of fentanyl intranasaal. Start trombocytenaggregatieremming bij ACS zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of, indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek, en een risicoanalyse verricht. Na behandeling van een ACS, volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling.

Binnen de groep van de ACE-remmers bestaan grote prijsverschillen.

Advies

Hypertensie: Diuretica, β-blokkers, calciumantagonisten (dihydropyridinen), ‘angiotensine converting enzyme’(ACE)-remmers en angiotensine receptor-blokkers (ARB’s) verlagen de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. De voorkeur gaat uit naar middelen met een 24-uurs werkzaamheid. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; tevens beperkt dit de dosisafhankelijke bijwerkingen. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Bij systolisch hartfalen starten met een ACE-remmer en bij vochtretentie met een diureticum, daarna, als de patiënt klinisch stabiel is, een selectieve β-blokker toevoegen. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname voor hartfalen verminderen. De patiënt op de medicatie instellen op basis van een zorgvuldige titratie van de doses en regelmatige controle van serumelektrolyten en de nierfunctie.

Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal geven. Geef bij aanhoudende matige tot ernstige pijn of een contra-indicatie voor nitroglycerine: morfine of fentanyl intraveneus of fentanyl intranasaal. Start trombocytenaggregatieremming bij ACS zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of, indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek, en een risicoanalyse verricht. Na behandeling van een ACS, volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling.

Binnen de groep van de ACE-remmers bestaan grote prijsverschillen.

Indicaties

  • Milde tot matige essentiële hypertensie;
  • Na een acuut myocardinfarct, beginnen binnen 24 uur bij klinisch stabiele patiënten al dan niet met symptomen van hartfalen, en die geen trombolytische therapie hebben ontvangen.

Gerelateerde informatie

  • Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
  • hypertensie, essentiële of primaire

Indicaties

  • Hypertensie;
  • Hartfalen;
  • Stabiel coronair vaatlijden bij een eerder doorgemaakt myocardinfarct en/of revascularisatie.

Gerelateerde informatie

  • Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
  • hartfalen, chronisch
  • hypertensie, essentiële of primaire

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie:

Volwassenen (incl. ouderen > 65 j.):

Begindosering 15 mg 1×/dag, indien nodig met intervallen van 4 weken verhogen tot onderhoudsdosering van 30 mg 1×/dag; max. 60 mg per dag in 1–2 doses.

Bij gelijktijdige behandeling met diuretica het diureticum 2–3 dagen staken voordat met de ACE-remmer wordt gestart; indien dit niet mogelijk is: begindosering 7,5 mg 1×/dag.

Bij een matig tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 45 ml/min): dosis halveren; bij dialysepatiënten: een kwart van de begin- en onderhoudsdosering.

Bij een milde tot matig gestoorde leverfunctie: de helft van de begindosering.

Acuut myocardinfarct:

Volwassenen (incl. ouderen > 65 j.):

Starten binnen 24 uur na de eerste symptomen met 7,5 mg 2×/dag op dag 1 en dag 2, op dag 3 en 4: 15 mg 2×/dag en vanaf dag 5 gedurende 6 weken 30 mg 2×/dag. Bij een systolische bloeddruk ≤ 120 mmHg bij de start van de behandeling of gedurende de eerste 3 dagen na het myocardinfarct de dosering niet verhogen. Bij hypotensie (systolische bloeddruk ≤ 100 mmHg) de behandeling voortzetten met doses die eerder goed werden verdragen; bij ernstige hypotensie (systolische bloeddruk ≤ 90 mmHg bij 2 opeenvolgende metingen met een tussenpoos van minimaal 1 uur) de behandeling staken. Na 6 weken de behandeling staken indien er geen symptomen van hartfalen of linkerventrikeldisfunctie aanwezig zijn; zijn deze wel aanwezig de behandeling langdurig voortzetten.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie:

Volwassenen:

'arginine', 'tosilaat': begindosering 5 mg 's ochtends, na 1 maand behandeling eventueel verhogen tot 10 mg 1×/dag;

'tert-butylamine': begindosering 4 mg 's ochtends, na 1 maand behandeling eventueel stapsgewijs verhogen tot maximaal 8 mg 1×/dag.

Bij een sterk geactiveerd renine-angiotensine-aldosteronsysteem of bij comedicatie met diuretica (die niet tijdelijk gestopt kan worden): 'arginine', 'tosilaat': begindosering 2,5 mg 's ochtends; 'tert-butylamine': begindosering 2 mg 's ochtends.

Ouderen:

'arginine', 'tosilaat': beginnen met 2,5 mg 's ochtends, na 1 maand eventueel verhogen tot 5 mg 1×/dag en indien nodig vervolgens tot 10 mg 1×/dag;

'tert-butylamine': beginnen met 2 mg 's ochtends, na 1 maand eventueel verhogen tot 4 mg 1×/dag en indien nodig vervolgens tot 8 mg 1×/dag.

Hartfalen:

Volwassenen:

'arginine', 'tosilaat': begindosering 2,5 mg 's ochtends, eventueel na 2 weken verhogen tot 5 mg 1×/dag;

'tert-butylamine': begindosering 2 mg 's ochtends, eventueel na minimaal 2 weken verhogen tot 4 mg 1×/dag. Bij ernstig hartfalen en andere risicopatiënten (verstoorde nierfunctie, gelijktijdige behandeling met diuretica en/of vasodilaterende middelen) onder nauwgezet toezicht instellen.

Stabiel coronair vaatlijden:

Volwassenen:

'arginine', 'tosilaat': begindosering 5 mg 's ochtends, afhankelijk van de nierfunctie en indien de dosering van 5 mg goed wordt verdragen na twee weken verhogen naar 10 mg 1×/dag;

'tert-butylamine': begindosering 4 mg 's ochtends, afhankelijk van de nierfunctie en indien de dosering van 4 mg goed wordt verdragen na twee weken verhogen naar 8 mg 1×/dag.

Ouderen:

'arginine', 'tosilaat': beginnen met 2,5 mg 's ochtends gedurende de eerste week, 5 mg 1×/dag gedurende de tweede week, en afhankelijk van de nierfunctie en het kunnen verdragen van de dosering van 5 mg, verhogen naar 10 mg 1×/dag;

'tert-butylamine': beginnen met 2 mg 's ochtends gedurende de eerste week, 4 mg 1×/dag gedurende de 2 e week, en daarna afhankelijk van de nierfunctie en het kunnen verdragen van de dosering van 4 mg, verhogen naar 8 mg 1×/dag.

Gebruik bij nierinsufficiëntie: 'arginine', 'tosilaat': aanbevolen dosering: creatinineklaring: ≥ 60 ml/min: 5 mg per dag; 30–60 ml/min: 2,5 mg per dag; 15–30 ml/min: 2,5 mg om de dag; dialysepatiënten: 2,5 mg op de dialysedag (inname na de dialyse); 'tert-butylamine': aanbevolen dosering: creatinineklaring: ≥ 60 ml/min: 4 mg per dag; 30–60 ml/min: 2 mg per dag; 15–30 ml/min: 2 mg om de dag; dialysepatiënten: 2 mg op de dag van de dialyse (inname na de dialyse). Voor de indicatie hartfalen kan bij een gestoorde nierfunctie geen algemene dosisaanbeveling worden gedaan.

Gebruik bij leverinsufficiëntie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij leverinsufficiëntie.

Perindopril 's ochtends vóór de maaltijd innemen.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn. Hoest. Misselijkheid, braken. Vermoeidheid.

Soms (0,1-1%): huiduitslag. Spierkramp, asthenie.

Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem (vaker bij negroïde patiënten).

Verder zijn bij gebruik van ACE-remmers de volgende bijwerkingen gemeld: agranulocytose, pancytopenie, bij G6PD deficiëntie hemolytische anemie. Hypoglykemie. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Depressie, stemmingswisselingen, slaapstoornissen, verwardheid. Paresthesie, smaakstoornis, evenwichtsstoornis. Visuele stoornis. Oorsuizen. Blozen. Dyspneu, sinusitis, rinitis, glossitis, bronchitis, bronchospasmen. Intestinaal angio-oedeem, diarree, obstipatie, droge mond, buikpijn, pancreatitis, ileus. Hyperhidrose, allergische reacties zoals urticaria, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, psoriasisachtige huiduitslag, alopecia, koorts, myalgie, artralgie, eosinofilie, verhoogde ANA-titers. Nierinsufficiëntie (incl. acuut nierfalen). Mictiestoornissen. Erectiestoornis. Perifeer oedeem, pijn rond de borst. Stijging van plasma-ureum-, leverenzym-, bilirubine- en plasmacreatininewaarden. Daling van hemoglobineconcentratie, hematocriet, aantallen bloedplaatjes en witte bloedcellen. Gepaard gaande met hypotensie: tachycardie, hartkloppingen, aritmie, angina pectoris, myocardinfarct, zwakte, syncope.

In zeldzame gevallen zijn ACE-remmers in verband gebracht met een syndroom dat begint met cholestatische icterus en overgaat in fulminante hepatische necrose en (soms) overlijden.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Vaak (1–10%): hypotensie. Hoest, dyspneu. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid, paresthesieën, visuele stoornissen, tinnitus. Maag–darmstoornissen (braken, misselijkheid, diarree, obstipatie, buikpijn, dyspepsie, smaakstoornissen). Huiduitslag, jeuk. Asthenie, spierkramp.

Soms (0,1–1%): palpitaties, tachycardie. Bronchospasmen. Angio–oedeem van het gelaat, extremiteiten, de lippen, de slijmvliezen, de tong, de glottis en de larynx. Gemoeds– en slaapstoornissen. Slaperigheid, syncope. Vasculitis. Droge mond. Urticaria, fotosensibilisatie, pemfigoïd. Hyperhidrose. Nierinsufficiëntie. Erectiestoornis. Artralgie, myalgie. Pijn op de borst, perifeer oedeem, koorts, malaise. Hypoglykemie, hyperkaliëmie (reversibel na stoppen), hyponatriëmie. Stijging van de bloedureum-en creatininewaarde. Eosinofilie.

Zelden (0,01-0,1%): verergering van psoriasis. Stijging van de bloedbilirubine– en leverenzymwaarden.

Zeer zelden (< 0,01%): verwardheid. Aritmie, angina pectoris, myocardinfarct, beroerte (eventueel secundair, door overmatige hypotensie bij patiënten met meer kans hierop). Eosinofiele pneumonie, rinitis. Pancreatitis, cytolytische of cholestatische hepatitis. Erythema multiforme. Acuut nierfalen. Daling van het hemoglobine en hematocriet, trombocytopenie, leukopenie/neutropenie, agranulocytose, pancytopenie. Hemolytische anemie (bij G–6PDH-deficiëntie).

Verder is gemeld: Fenomeen van Raynaud.

In zeldzame gevallen zijn ACE-remmers in verband gebracht met een syndroom dat begint met cholestatische icterus en overgaat in fulminante hepatische necrose en (soms) overlijden. Er zijn zeldzame gevallen gemeld van het syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH) bij gebruik van andere ACE-remmers.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Gelijktijdige behandeling met sacubitril is gecontra-indiceerd vanwege meer kans op angio-oedeem bij gelijktijdige remming van neprilysine en ACE; sacubitril/valsartan minimaal 36 uur ná inname van de laatste dosis van een ACE-remmer starten. Dit geldt ook andersom; na staken van de behandeling met sacubitril/valsartan, niet eerder dan 36 uur na de laatste dosering starten met een ACE-remmer.

Gelijktijdige behandeling met een ACE-remmer en een ARB vermeerdert de kans op hypotensie, syncope, hyperkaliëmie en achteruitgang van de nierfunctie; een dubbele blokkade alleen toepassen onder supervisie van een gespecialiseerd arts bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropathie) bij wie de nierfunctie, bloeddruk en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m² ) is het gebruik van zofenopril in combinatie met aliskiren gecontra-indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de nierfunctie, bloeddruk en serumelektrolyten aanbevolen.

Kaliumzouten, kaliumsparende diuretica, heparine en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. cotrimoxazol, tacrolimus, ciclosporine) versterken het effect op het serumkaliumgehalte en kunnen tot hyperkaliëmie leiden.

Bij toevoeging aan (voorafgaande) therapie met een diureticum kan een versterkte hypotensieve reactie optreden.

De kans op (orthostatische) hypotensie is groter bij combinatie met tricyclische antidepressiva, narcotica, antipsychotica, barbituraten, β-blokkers, α-blokkers, calciumantagonisten, nitraten en cimetidine.

ACE-remmers kunnen de uitscheiding van lithium verminderen; indien combinatie noodzakelijk is, de lithiumconcentratie zorgvuldig controleren.

In combinatie met NSAID's (incl. COX-2-remmers en acetylsalicylzuur > 3 g/dag) kan de werking van ACE-remmers verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan en is er risico van hyperkaliëmie. ; combinatie met voorzichtigheid gebruiken, vooral bij ouderen en gedehydrateerde patiënten. Controle van de nierfunctie bij het begin van gebruik van de combinatie en daarna periodiek overwegen.

Combinatie van ACE-remmers met insuline en/of orale bloedglucoseverlagende middelen kan leiden tot een toegenomen bloedglucoseverlaging met meer kans op hypoglykemie, met name gedurende de eerste weken en bij gestoorde nierfunctie.

Er is meer kans op hematologische reacties (m.n. neutropenie) bij combinatie met geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het bloedbeeld (bv. allopurinol, immunosuppressiva waaronder corticosteroïden, cytostatica).

Er is meer kans op een nitritoïde reactie, als gevolg van intraveneuze toediening van aurothiomalaat bij gelijktijdige inname van ACE-remmers. Nitritoïde reacties, welke vrij ernstig kunnen zijn, worden gekenmerkt door roodheid in het gezicht, misselijkheid, duizeligheid en hypotensie.

Bij combinatie van een mTOR-remmer (everolimus, (tem)sirolimus) of vildagliptine en een ACE-remmer is er meer kans op angio-oedeem.

Interacties

Gelijktijdige behandeling met sacubitril is gecontra-indiceerd vanwege meer kans op angio-oedeem bij gelijktijdige remming van neprilysine en ACE; sacubitril/valsartan minimaal 36 uur ná inname van de laatste dosis van een ACE-remmer starten. Dit geldt ook andersom; na staken van de behandeling met sacubitril/valsartan, niet eerder dan 36 uur na de laatste dosering starten met een ACE-remmer.

Gelijktijdige behandeling met een ACE–remmer en een ARB vermeerdert de kans op hypotensie, syncope, hyperkaliëmie en achteruitgang van de nierfunctie; een dubbele blokkade alleen toepassen onder supervisie van een gespecialiseerd arts bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropathie) bij wie de nierfunctie, bloeddruk en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m²) is het gebruik van perindopril in combinatie met aliskiren gecontra–indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de nierfunctie, bloeddruk en serumelektrolyten aanbevolen.

Bij toevoeging aan (voorafgaande) therapie met een diureticum kan een versterkte hypotensieve reactie optreden. Ook combinatie met sommige tricyclische antidepressiva, antipsychotica, anesthetica, nitraten of andere vasodilatatoren of baclofen kan de bloeddruk sterker doen dalen.

Kaliumzouten, kaliumsparende diuretica, heparine en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. cotrimoxazol, tacrolimus, ciclosporine) versterken het effect op het serumkaliumgehalte en kunnen tot hyperkaliëmie leiden. Bij combinatie met kaliumsparende diuretica wordt aanbevolen in de eerste maand van de behandeling wekelijks het serumkaliumgehalte en creatinine te bepalen, daarna maandelijks. In combinatie met NSAID's (incl. COX-2-remmers en acetylsalicylzuur > 3 g/dag) kan de werking van ACE-remmers verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan en is er kans op hyperkaliëmie.

ACE-remmers kunnen de uitscheiding van lithium verminderen; indien combinatie noodzakelijk is, de lithiumspiegel zorgvuldig controleren.

Combinatie van ACE-remmers met insuline en/of orale bloedglucoseverlagende middelen kan leiden tot een toegenomen bloedglucoseverlaging met risico van hypoglykemie, vooral gedurende de eerste weken en bij gestoorde nierfunctie.

Er is meer kans op hematologische reacties bij combinatie met geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het bloedbeeld (bv. allopurinol, immunosuppressiva waaronder corticosteroïden, cytostatica).

Er is meer kans op een nitritoïde reactie, als gevolg van intraveneuze toediening van aurothiomalaat bij gelijktijdige inname van ACE-remmers. Nitritoïde reacties, welke vrij ernstig kunnen zijn, worden gekenmerkt door roodheid in het gezicht, misselijkheid, duizeligheid en hypotensie.

Antacida kunnen de biologische beschikbaarheid van perindopril verminderen.

Bij combinatie met estramustine, een mTOR-remmer (everolimus, (tem)sirolimus) of vildagliptine is er meer kans op angio-oedeem.

Zwangerschap

Teratogenese: Er lijkt niet meer kans op aangeboren afwijkingen na blootstelling aan ACE-remmers in het 1e trimester te zijn, echter gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester is schadelijk, zich uitend in neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, persisterende ductus arteriosus en schedelhypoplasie.

Farmacologisch effect: Gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion, hypotensie en hyperkaliëmie. Oligohydramnion kan leiden tot longhypoplasie en dysmorfologie (schedel- en craniofaciale afwijkingen, ledemaats­afwijkingen).

Advies: Gebruik tijdens het 1e trimester wordt niet aanbevolen; gebruik tijdens het 2e en 3e trimester is gecontra-indiceerd.

Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden, een echoscopie verrichten van de nieren en de schedel van de foetus. Neonaten nauwkeurig controleren op hypotensie.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Teratogenese: Er lijkt niet meer kans op aangeboren afwijkingen na blootstelling aan ACE-remmers in het 1e trimester te zijn, echter gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester is schadelijk, zich uitend in neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, persisterende ductus arteriosus en schedelhypoplasie.

Farmacologisch effect: Gebruik van ACE-remmers tijdens het 2e en 3e trimester kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion, hypotensie en hyperkaliëmie.

Advies: Gebruik tijdens het 1e trimester wordt niet aanbevolen; gebruik tijdens het 2e en 3e trimester is gecontra-indiceerd.

Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden, een echoscopie verrichten van de nieren en schedel van de foetus. Pasgeborenen nauwkeurig controleren op hypotensie.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden, met name in geval van pasgeborenen of vroeggeborenen.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • angio-oedeem in de anamnese (al dan niet in verband met een ACE-remmer);
  • ernstige leverinsufficiëntie;
  • bilaterale nierarteriestenose of unilaterale nierarteriestenose bij slechts één nier;
  • overgevoeligheid voor ACE-remmers.

Contra-indicaties

  • angio-oedeem in de voorgeschiedenis, al dan niet in verband met een ACE-remmer;
  • significante bilaterale arteria renalis stenose of stenose van de arteria renalis van één enkele functionerende nier;
  • extracorporale behandelingen die leiden tot contact van bloed met negatief geladen oppervlakken (bv. dialyse met 'high flux'-membranen en bij LDL-aferese via dextransulfaatabsorptie);
  • overgevoeligheid voor ACE-remmers.

Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Vanwege de kans op een ernstige hypotensieve reactie en/of achteruitgang van de nierfunctie is klinische instelling op ACE-remmers aangewezen bij ernstig hartfalen, ernstige volume- en/of natriumdepletie, ernstige renine-afhankelijke hypertensie, gestoorde nierfunctie en in het bijzonder bij bilaterale stenose van de arteriae renales of bij unilaterale stenose bij slechts één functionerende nier, zoals na een niertransplantatie, daarnaast bij dialyse en indien een aanzienlijke bloeddrukdaling riskant is zoals bij ischemische hartziekten en cerebrovasculaire aandoeningen. Wees eveneens voorzichtig bij aorta-/mitralisstenose en hypertrofische cardiomyopathie.

Om de kans op ernstige hypotensie te minimaliseren bestaande diuretische therapie bij voorkeur 2–3 dagen vóór instelling op een ACE-remmer staken.

Hypotensie die tijdens anesthesie/operatie optreedt als gevolg van geblokkeerde angiotensine II-vorming kan worden gecorrigeerd door volumevergroting.

Bij een gestoorde nierfunctie die controleren en de dosering verlagen.

Er is meer kans op hyperkaliëmie bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, een pre-existent gestoorde of plotseling verslechterende nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen en cel-afbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse).

De kans op proteïnurie neemt toe bij verminderde nierfunctie of hoge doses; bij verminderde nierfunctie vóór en tijdens de behandeling, proteïnewaarden in urine bepalen.

Bij optreden van angio-oedeem de toediening onmiddellijk staken, indien de tong, glottis en/of larynx betrokken zijn, is er kans op luchtwegobstructie; overweeg zo snel mogelijk adrenaline 0,3–0,5 mg i.m toe te dienen en/of neem maatregelen om de luchtweg vrij te houden. Ook bij alleen een zwelling van de tong (zonder ademnood) de patiënt langdurig observeren (minstens 12–24 uur) omdat de behandeling met antihistaminica en corticosteroïden niet altijd afdoende is. Ook intestinaal angio-oedeem is gemeld bij gebruik van ACE-remmers.

Bij dialyse met 'high flux'-membranen en bij LDL-aferese via dextransulfaatabsorptie gelijktijdig gebruik van ACE-remmers vermijden vanwege een risico van ernstige anafylactoïde reacties, of dialyseren met een andere membraan.

Ook bij desensibilisatie voor dierlijke gifstoffen zijn (levensbedreigende) anafylactoïde reacties beschreven en is voorzichtigheid geboden met ACE-remmers.

Bij ontwikkeling van icterus of stijging van leverenzymwaarden de behandeling staken.

Vanwege de kans op neutropenie de patiënt aanraden gedurende de eerste 3 maanden van de behandeling bij tekenen van infecties (o.a. keelpijn, koorts of algehele malaise) onmiddellijk de arts te waarschuwen. Vooral bij verminderde nierfunctie en in het bijzonder indien deze gepaard gaat met collageenziekten (zoals systemische lupus erythematodes of scleroderma) of behandeling met immunosuppressiva of allopurinol, het bloedbeeld (m.n. het aantal leukocyten) controleren vanwege de toegenomen kans op neutropenie.

Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid bij leeftijd ≤ 18 jaar en bij een recente niertransplantatie zijn niet vastgesteld. Voor de indicatie na een myocardinfarct mag zofenopril niet worden gebruikt bij verminderde nierfunctie, dialyse en verminderde leverfunctie omdat daarbij de werkzaamheid en veiligheid niet zijn vastgesteld; voorzichtig toepassen bij ouderen ≥ 75 jaar.

ACE-remmers en angiotensinereceptorblokkers zijn minder effectief tegen hypertensie bij negroïde dan bij niet-negroïde mensen.

Waarschuwingen en voorzorgen

Vanwege het risico van een ernstige hypotensieve reactie is instelling op ACE-remmers aangewezen onder nauwgezet toezicht bij ernstig hartfalen, ernstige volume- en/of natriumdepletie, ernstige renine-afhankelijke hypertensie, dialyse en indien een aanzienlijke bloeddrukdaling riskant is zoals bij ischemische hartziekten en cerebrovasculaire aandoeningen. Wees ook voorzichtig bij aorta–en mitralisklepstenose en hypertrofische cardiomyopathie. Om het risico van een ernstige hypotensieve reactie te minimaliseren, een bestaande diuretische therapie bij voorkeur 2–3 dagen vóór instelling op een ACE-remmer staken. Bij hartfalen de startdosering van perindopril verlagen omdat staken van de diuretische therapie onwenselijk is.

Hypotensie die tijdens anesthesie/operatie optreedt als gevolg van geblokkeerde angiotensine II-vorming kan worden gecorrigeerd door volumevergroting.

Indien bij stabiel coronair vaatlijden gedurende de eerste maand van de behandeling instabiele angina pectoris optreedt, de behandeling alleen voortzetten na een zorgvuldige inschatting van het voordeel en het risico.

Bij gestoorde nierfunctie deze controleren en de dosering verlagen en/of de toedieningsfrequentie verminderen. Bij ernstig hartfalen, renovasculaire hypertensie en bij gestoorde nierfunctie dient men rekening te houden met (acute) achteruitgang van de nierfunctie en dient instelling op ACE-remmers klinisch te geschieden. Er is geen ervaring met de toediening van perindopril kort na een niertransplantatie.

Er is meer kans op hyperkaliëmie o.a. bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, een gestoorde nierfunctie of plotseling achteruitgaande nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen, hypo-aldosteronisme en cel-afbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse).

Bij optreden van angio-oedeem de toediening onmiddellijk staken; indien de zwelling de tong, glottis of larynx betreft is er kans op luchtwegobstructie; zo snel mogelijk 0,3–0,5 mg adrenaline i.m. toedienen en/of maatregelen nemen om de luchtweg open te houden. Ook bij alleen een zwelling van de tong (zonder ademnood) de patiënt langdurig observeren omdat de behandeling met antihistaminica en corticosteroïden niet altijd afdoende is. Bij abdominale pijn rekening houden met een mogelijk intestinaal angio–oedeem.

Bij ontwikkeling van icterus of stijging van leverenzymwaarden, de behandeling staken.

Vanwege het risico van neutropenie de patiënt aanraden om gedurende de eerste drie maanden van de behandeling bij tekenen van infecties (keelpijn, koorts of algehele malaise) onmiddellijk de arts te waarschuwen. Vooral bij verminderde nierfunctie en vooral indien deze gepaard gaat met collageenziekten of behandeling met immunosuppressiva dient het bloedbeeld, in het bijzonder het aantal leukocyten, te worden gecontroleerd vanwege de toegenomen kans op neutropenie.

Bij dialyse met 'high-flux'-membranen en bij LDL-aferese via dextransulfaatabsorptie is gelijktijdig gebruik van perindopril gecontra-indiceerd vanwege een risico van levensbedreigende anafylactoïde reacties; dit werd vermeden door de ACE-remmer tijdelijk te staken vóór iedere aferese.

Ook bij desensibilisatie voor dierlijke gifstoffen zijn levensbedreigende anafylactoïde reacties beschreven en is voorzichtigheid met ACE-remmers geboden; dit werd eveneens vermeden door het tijdelijk staken van de ACE-remmer.

Onderzoeksgegevens: niet toepassen bij kinderen < 18 jaar, vanwege onvoldoende gegevens betreffende veiligheid en werkzaamheid.

Perindopril niet gebruiken bij primair hyperaldosteronisme vanwege onvoldoende werkzaamheid.

ACE-remmers en ARB's zijn minder effectief tegen hypertensie bij negroïde dan bij niet-negroïde mensen.

Overdosering

Symptomen

o.a. hypotensie, circulatoire shock, elektrolytenstoornis, nierinsufficiëntie, tachycardie, bradycardie, palpitaties, duizeligheid, hyperventilatie, angst, hoest.

Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Zofenopril remt het 'angiotensine converting enzyme' (ACE), dat angiotensine I in angiotensine II omzet. De plasmarenine-activiteit neemt toe en de aldosteronsecretie neemt af. Door perifere vaatverwijding neemt de voor- en nabelasting van het hart af en daalt de bloeddruk.

Kinetische gegevens

Overig Zofenopril:
Resorptie oraal snel en volledig. Wordt na resorptie snel en volledig door hydrolyse gemetaboliseerd tot actief zofenoprilaat.
Overig Zofenoprilaat:
T max 1½ uur.
V d 1,4 l/kg.
Metabolisering via verschillende routes, zoals glucuronidering, cyclisering, cysteïneconjugatie en S-methylering van de thiolgroep.
Eliminatie 69% via de nieren en 26% met de feces.
T 1/2el 5½ uur, bij matig tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 7–44 ml/min) en milde tot matig gestoorde leverfunctie ca. 11 uur, bij dialysepatiënten ca. 22 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

De werkzame metaboliet perindoprilaat remt het 'angiotensin converting enzyme' (ACE), dat angiotensine I omzet in angiotensine II en het vaatverwijdend bradykinine afbreekt. De plasmarenine-activiteit neemt toe en de aldosteronsecretie neemt af. Door perifere vaatverwijding neemt de voor- en nabelasting van het hart af en daalt de bloeddruk. Bloeddrukverlagende werking: max. na 4–6 uur, werkingsduur: ten minste 24 uur.

Kinetische gegevens

F 65–70%, minder met voedselinname. Wordt na resorptie voor 27% gehydrolyseerd tot actief perindoprilaat, de omzetting is verminderd bij inname met voedsel.
T max 1 uur (perindopril); 3–4 uur (perindoprilaat).
V d 0,2 l/kg.
Metabolisering tot één actieve (perindoprilaat, circa 27%) en vijf inactieve metabolieten.
Eliminatie via de nieren als perindoprilaat. Perindoprilaat kan goed door hemodialyse uit het bloed worden verwijderd.
T 1/2el perindopril 1 uur, de terminale halfwaardetijd van de ongebonden fractie perindoprilaat is ca. 17 uur; langer bij ouderen en bij hart- en nierinsufficiëntie. Dissociatie van de binding aan ACE leidt tot een effectieve eliminatietijd van 25 (tot 40) uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

zofenopril hoort bij de groep ACE-remmers.

  • benazepril (C09AA07) Vergelijk
  • captopril (C09AA01) Vergelijk
  • enalapril (C09AA02) Vergelijk
  • fosinopril (C09AA09) Vergelijk
  • lisinopril (C09AA03) Vergelijk
  • perindopril (C09AA04) Vergelijk
  • ramipril (C09AA05) Vergelijk

Groepsinformatie

perindopril hoort bij de groep ACE-remmers.

  • benazepril (C09AA07) Vergelijk
  • captopril (C09AA01) Vergelijk
  • enalapril (C09AA02) Vergelijk
  • fosinopril (C09AA09) Vergelijk
  • lisinopril (C09AA03) Vergelijk
  • ramipril (C09AA05) Vergelijk
  • zofenopril (C09AA15) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • ACE-remmers

Indicaties

  • Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
  • hypertensie, essentiële of primaire

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • ACE-remmers

Indicaties

  • Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
  • hartfalen, chronisch
  • hypertensie, essentiële of primaire

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelen bij ouderen
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".