Geneesmiddelen

Stofnaam

Geneesmiddel

Indicatie

Toediening

amfotericine B (oraal)

Fungizone suspensie

orofaryngeale candidiasis

oraal

amfotericine B (parenteraal)

Fungizone ad perfusionem

parenteraal (inj./inf.)

amfotericine B in liposomen

AmBisome

parenteraal (inj./inf.)

amfotericine B lipidencomplex

Abelcet

parenteraal (inj./inf.)

griseofulvine

Griseofulvine suspensie FNA

dermatomycosen

oraal

nystatine

Nystatine

orofaryngeale candidiasis

oraal

Een volledig overzicht van alle indicaties per geneesmiddel kunt u vinden in de geneesmiddelteksten.

Werking

Werkingsmechanisme

Amfotericine B en nystatine

  • binden aan ergosterol, een belangrijke stof voor de opbouw van de celmembraan bij de schimmel en gist, waardoor structurele en functionele afwijkingen in de plasmamembraan ontstaan. Dit leidt tot verhoging van de membraanpermeabiliteit, waardoor essentiële celbestanddelen verloren gaan en uiteindelijk celdood optreedt.

Griseofulvine

  • remt de mitose tijdens de celdeling van de schimmelcel.

Effect

  • antimycotisch.

Meer informatie

Antimycotische antibiotica zijn antimycotica die zijn gemaakt door bacteriesoorten. Amfotericine B en nystatine werken fungistatisch en in hoge concentratie ook fungicide. Amfotericine B heeft een breed spectrum gericht tegen gisten (bv. Candida albicans en Cryptococcus) en schimmels zoals Aspergillus fumigatus. Dermatofyten zijn meestal niet erg gevoelig. Nystatine is vooral werkzaam tegen gisten zoals Candida albicans.

Griseofulvine werkt fungistatisch. Het is alleen werkzaam tegen dermatofyten (tinea-infecties) zoals Trichophyton spp., Epidermophyton floccosum en Microsporum spp. Het beschermt nieuwgevormde cellen tegen deze dermatofyten; het heeft géén invloed op reeds geïnfecteerde cellen. Griseofulvine wordt geconcentreerd in keratine-precursorcellen in o.a. huid, haren en nagels en wordt door exocriene zweetklieren actief uitgescheiden.

Typerende bijwerkingen

Relatief frequent

  • amfotericine B parenteraal (incl. liposomaal en lipidencomplex)
    • infusiegerelateerde bijwerkingen, zoals koortsreacties, maag-darmklachten, hoofdpijn, spier- en gewrichtspijn, (trombo)flebitis;
    • nefrotoxiciteit;
    • normocytaire anemie (zie voor al deze bijwerkingen ook Meer informatie).
  • amfotericine B oraal
    • maag-darmklachten;
    • huiduitslag.
  • nystatine
    • maag-darmklachten.
  • griseofulvine
    • maag-darmklachten;
    • hoofdpijn;
    • huidreacties;
    • centrale bijwerkingen (zie Meer informatie).

Minder frequent

  • amfotericine B parenteraal (incl. liposomaal en lipidencomplex)
    • cardiotoxiciteit;
    • (ernstige) overgevoeligheidsreacties (zie voor deze bijwerkingen ook Meer informatie).
  • amfotericine B oraal
    • reversibele geelverkleuring van de tanden;
    • (ernstige) overgevoeligheidsreacties.
  • nystatine
    • overgevoeligheidsreacties.
  • griseofulvine
    • overgevoeligheidsreacties;
    • voorbijgaande leukopenie, granulocytopenie;
    • hepatotoxiciteit;
    • bij kinderen oestrogeen-achtige effecten.

Meer informatie

Parenterale toedieningsvormen van amfotericine B: Bij toepassing van parenteraal amfotericine B treden vaak infusiegerelateerde bijwerkingen op als koorts, koude rillingen en maag-darmklachten (vooral misselijkheid en braken, soms diarree en anorexie). Ook hoofdpijn, milde hypotensie, spier- en gewrichtspijn zijn gemeld. Deze infusiereacties treden voornamelijk op gedurende de eerste uren of dagen van de behandeling. (Trombo)flebitis wordt voornamelijk gezien bij kinderen. Een langere infusieduur en toepassing van premedicatie vermindert de kans op deze bijwerkingen. Liposomaal amfotericine B lijkt het minst aanleiding te geven tot infusiereacties 1. Infusiereacties kunnen worden bestreden met antipyretica, antihistaminica, anti-emetica en/of corticosteroïden. Ter profylaxe en behandeling van koorts en rillingen wordt soms pethidine (een opioïd) gebruikt.

Nefrotoxiciteit is de belangrijkste en frequentste bijwerking van parenteraal amfotericine B, het doet zich voor bij tot 80% van de behandelden 1. Kenmerken van deze nefrotoxiciteit zijn enerzijds een verminderde glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) door gereduceerde renale bloedstroom, met nierinsufficientie tot gevolg. Anderzijds is er voornamelijk sprake van hypokaliëmie en -magnesiëmie, als gevolg van tubulaire acidose die ontstaat door aantasting van de proximale en distale tubulaire cellen. Deze verschijnselen zijn dosisafhankelijk en gaan meestal voorbij na het staken van de therapie. Bij cumulatieve doses van > 5 g conventioneel amfotericine B kan er irreversibele nierschade optreden. Nefrotoxiciteit van liposomaal amfotericine B of amfotericine B in lipidencomplex treedt minder frequent op dan van conventioneel amfotericine B, waardoor met eerstgenoemde middelen waarschijnlijk hoger kan worden gedoseerd 1 2. Het risico op nefrotoxiciteit neemt toe bij gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische middelen, zoals aminoglycosiden of ciclosporine 1. Natriumsuppletie kan mogelijk het optreden van nefrotoxiciteit verminderen.

Vooral bij conventionele parenterale amfotericine B kan normocytaire anemie optreden, waarschijnlijk als gevolg van remming van de aanmaak van erytropoëtine. Deze anemie is volledig reversibel en treedt meestal laattijdig op, doorgaans ten minste twee weken na de behandeling. Met de lipidenformuleringen bestaat minder kans op anemie 1.

Zeldzamere bijwerkingen van parenteraal amfotericine B zijn cardiotoxiciteit, zoals hypotensie, hypertensie, aritmieën (zeer zelden hartstilstand), vooral bij (te) snelle i.v. infusie, en (ernstige) overgevoeligheidsreacties van de huid, zoals jeuk, maculopapuleuze huiduitslag, het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN).

Oraal amfotericine B wordt bijna niet geabsorbeerd. Het gebruik kan aanleiding geven tot bijwerkingen (die weinig typerend zijn) als maag-darmklachten (misselijkheid, braken en soms diarree) en huiduitslag. Deze huiduitslag kan soms wijzen op overgevoeligheid. Zeldzame overgevoeligheidsreacties zijn angio-oedeem, urticaria, SJS en TEN. Geelverkleuring van de tanden kan optreden, die door poetsen kan worden verwijderd.

Gebruik van nystatine gaat zelden gepaard met bijwerkingen. Soms kan het aanleiding geven tot maag-darmklachten, zoals misselijkheid, braken en diarree. Overgevoeligheidsreacties zijn zeldzaam 1.

Griseofulvine leidt vrijwel nooit tot ernstige bijwerkingen. De meest frequente bijwerkingen zijn weinig typerend: hoofdpijn, maag-darmklachten, zoals misselijkheid, braken, diarree en buikpijn, huidreacties zoals urticaria, erytheem of fotosensibilisatie en soms centrale bijwerkingen zoals duizeligheid, slapeloosheid, vermoeidheid en prikkelbaarheid. Zelden treedt voorbijgaande leukopenie en granulocytopenie op. Hepatotoxiciteit is gemeld. Bij kinderen kunnen oestrogeen-achtige effecten (m.b.t. genitalia en borsten) optreden 1.