Samenstelling
Hemlibra XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,4 ml, flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,4 ml, flacon 0,7 ml, flacon 1 ml, flacon 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Alprolix (= recombinant factor IX) XGVS Swedish Orphan Biovitrum (Nederland) B.V.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 3000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Octanate XGVS Octapharma GmbH
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (concentraat)
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml
Na oplossen in het voorgeschreven volume voor injectie bevat het preparaat per ml: ca. 50 IE factor VIII.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof 'LV' (concentraat)
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml
Na oplossen in het voorgeschreven volume voor injectie bevat het preparaat per ml: ca. 100 IE factor VIII.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof 'LV' (concentraat)
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml
Na oplossen in het voorgeschreven volume voor injectie bevat het preparaat per ml: ca. 200 IE factor VIII.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Profylaxe met subcutaan emicizumab is minstens even effectief in het voorkomen van bloedingen bij ernstige hemofilie A zonder remmers, als profylactische behandeling met intraveneus factor VIII (elke 2–3 dagen) zonder een toename van de ongunstige effecten. Ook als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten zonder remmers tegen stollingsfactor VIII met matig-ernstige ziekte met een ernstig fenotype voor bloedingen voldoet emicizumab aan de stand van de wetenschap en praktijk. Profylaxe met emicizumab heeft in die groep tevens een gelijke waarde ten opzichte van profylaxe met factor VIII. De s.c.-toediening van emicizumab (1×/week, 1×/2 weken óf 1×/4 weken) heeft een groter gebruiksgemak en kan van voordeel zijn voor patiënten die slecht perifeer te prikken zijn of zelf niet in staat zijn de reguliere intraveneuze profylaxe met factor VIII toe te dienen. De langetermijnervaring met emicizumab is relatief beperkt, met factor VIII is die ruim. Zie voor meer informatie over de behandeling van hemofilie de richtlijn Hemofilie op hematologienederland.nl.
- ZIN-rapport 2020 emicizumab Hemlibra® als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zonder remmers tegen factor VIII
- ZIN-rapport 2023 emicizumab Hemlibra® als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zonder remmers met een ernstig fenotype voor bloedingen
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie B de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor diagnostiek en behandeling van hemofilie A de richtlijn Hemofilie op hematologienederland.nl.
Indicaties
Profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie A
- met remmers tegen stollingsfactor VIII;
- zonder remmers tegen stollingsfactor VIII met:
- ernstige ziekte (Factor VIII < 1%)
- matig ernstige ziekte (Factor VIII ≥ 1% en ≤ 5%) met een ernstig fenotype voor bloedingen.
Indicaties
- Preventie en behandeling van bloedingen bij volwassenen en kinderen met hemofilie B.
Indicaties
- Preventie of behandeling van bloedingen bij hemofilie A en bij een verworven verlaagde factor VIII-activiteit bij volwassenen en kinderen.
Doseringen
Behandeling met 'bypassing agents', zoals geactiveerd protrombinecomplex of geactiveerd eptacog α, de dag vóór de toediening van emicizumab staken. Profylaxe met FVIII kan gedurende de eerste 7 dagen van de behandeling met emicizumab worden voorgezet.
Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 1 jaar
s.c.: aanbevolen oplaaddosis: 3 mg/kg 1×/week gedurende de eerste 4 weken. Onderhoudsdosering: 1,5 mg/kg 1×/week of 3 mg 1×/2 weken of 6 mg 1×/4 weken. Per injectie maximaal 2 ml injectievloeistof toedienen en de verschillende concentraties van emicizumab (30 mg/ml en 150 mg/ml) niet combineren in dezelfde injectiespuit.
Bij ouderen (≥ 65 jaar) en bij een licht verminderde nierfunctie of een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over gebruik bij een matig verminderde nier- of leverfunctie en geen gegevens bij een leeftijd > 77 jaar of bij een ernstig verminderde nier- of leverfunctie.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen tot 1 dag vóór de volgende geplande dosis; er mag geen dubbele dosis toegediend worden.
Toediening
- Subcutaan toedienen in dij, buik of achterkant van de bovenarm (bovenarm voor verzorger of medisch personeel). Niet injecteren in gebieden waar de huid rood, beschadigd, pijnlijk of verhard is of in moedervlekken of littekens.
- Patiënten > 7 jaar, mogen na de juiste training en voorlichting het middel in principe zelf (of door hun mantelzorger laten) toedienen.
Doseringen
De dosering en behandelduur is afhankelijk van de ernst van de factor IX-deficiëntie, de locatie en omvang van de bloeding en de klinische toestand. Tijdens de behandeling de factor IX-waarden bepalen; de toe te dienen doses aanpassen op geleide van de klinische respons. Na toediening van 1 IE factor IX/kg lichaamsgewicht bedraagt de toename van factor IX in het bloed 1 IE/dl (1%) van de normale activiteit.
De volgende gegevens kunnen hierbij dienen als leidraad:
Kleine bloedingen bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Bij bijvoorbeeld een beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte: vereiste factor IX-activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 48 uur; behandelen tot de bloeding stopt (pijn weg is) of tot genezing van de wond.
Middelmatige bloedingen bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Bij meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom: vereiste factor IX-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24–48 uur; behandelen tot pijn gestild en functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor IX-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur; tot het levensgevaar is geweken.
Operatieve ingreep bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Bij een kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor IX-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; bij sommige patiënten kan het toedieningsinterval verlengd worden tot 48 uur. Behandelen tot genezing van de wond. Bij een zware ingreep is de vereiste factor IX-activiteit: 80–100% (pre- én postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur, tot genezing van de wond; vervolgens gedurende ten minste 7 dagen doorbehandelen om de factor IX-activiteit tussen 30–60% te houden. Vooral bij zware operatieve ingrepen is het noodzakelijk de substitutietherapie zorgvuldig te controleren met bloedstollingsonderzoek.
Langetermijnprofylaxe bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
50 IE/kg 1×/week of 100 IE/kg elke 10 dagen. Als de bloedingen bij een schema van eenmaal per 10 dagen goed onder controle zijn, kan soms een interval van 14 dagen of langer aangehouden worden. 100 IE/kg is de max. aanbevolen dosis voor de profylaxe.
Kinderen < 12 jaar
50–60 IE/kg 1×/week. Bij jongeren kunnen kortere toedieningsintervallen of hogere doses (max. 100 IE/kg) noodzakelijk zijn.
Bij onder- of overgewicht eventueel de dosering aanpassen.
Infusiesnelheid: toedienen in enkele minuten, max. 10 ml/min.
Doseringen
De dosering en behandelduur zijn afhankelijk van de ernst van de factor VIII-deficiëntie, de locatie en omvang van de bloeding of de aard van een operatieve ingreep, de klinische toestand en het gewicht van de patiënt. Tevens moet rekening worden gehouden met de halfwaardetijd van factor VIII. Tijdens de behandeling de factor VIII-waarden bepalen; de toe te dienen doses aanpassen op geleide van de klinische respons. In het algemeen heeft 1 IE factor VIII per kg lichaamsgewicht een factor VIII-stijging in het plasma met 1,5–2% van de normaalwaarde tot gevolg. NB: de normaalwaarde = ca. 1,0 IE/ml (in normaal menselijk plasma).
Formule voor berekening van de dosering: aantal benodigde factor VIII-eenheden (IE) = lichaamsgewicht (in kg) × verlangde verhoging aan factor VIII (% van de normaalwaarde) × 0,5.
Lichte bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte)
Vereiste factor VIII activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 1 dag of tot genezing van wond.
Ernstiger (spier- en gewrichts)bloedingen
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur: 3–4 dagen of langer tot de pijn gestild en acuut functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur; tot het levensgevaar is geweken.
Operatieve ingreep
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur: ten minste 1 dag, tot genezing van de wond. Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur, tot voldoende genezing van de wond; vervolgens gedurende ten minste 7 dagen behandelen om factor VIII-activiteit tussen 30–60% te houden.
Profylaxe van bloedingen
In het algemeen 20–40 IE/kg om de 2–3 dagen. In sommige gevallen (vooral bij jongere patiënten) kan een hogere toedieningsfrequentie of hogere dosering noodzakelijk zijn.
De berekende dosering bij kinderen is hetzelfde als bij volwassenen; in sommige gevallen kan een hogere toedieningsfrequentie of hogere dosering noodzakelijk zijn voor de profylaxe van bloedingen.
Bij onder- of overgewicht eventueel de dosering aanpassen.
Toediening: I.v. toedienen (bij voorkeur 2–3 ml/min). Factor VIII niet mengen met andere geneesmiddelen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Artralgie. Reactie op de injectieplaats (erytheem, pijn, jeuk).
Vaak (1-10%): diarree. Myalgie. Koorts. Huiduitslag, urticaria.
Soms (0,1-1%): trombotische microangiopathie (bij combinatie met geactiveerd protrombinecomplex in een dosering > 100 E/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 24 uur of langer) met als symptomen trombocytopenie, microangiopathische hemolytische anemie en acute nierschade zonder ernstige deficiëntie van de ADAMTS13-activiteit. Sinus cavernosus-trombose. Oppervlakkige tromboflebitis. Huidnecrose, angio-oedeem. Verminderde werkzaamheid door ontwikkeling van remmers (antilichamen) tegen emicizumab.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Orale paresthesie. Obstructieve uropathie. Erytheem op de injectieplaats. Bij in het verleden onbehandelde patiënten: overgevoeligheid (o.a. bronchospasme, piepende ademhaling, dyspneu, laryngospasme, angio-oedeem). Ontwikkeling van remmers tegen factor IX; gevallen van nefrotisch syndroom zijn gemeld bij een poging de immuuntolerantie bij patiënten met deze remmers én een voorgeschiedenis van een allergische reactie, te verbeteren.
Soms (0,1-1%): hypotensie, hartkloppingen. Duizeligheid. Verminderde eetlust, smaakstoornis. Ademgeur. Hematurie, nierkoliek. Vermoeidheid. Pijn op de infusieplaats.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie, anafylactische shock.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ontwikkeling van factor VIII-remmers bij niet eerder behandelde patiënten.
Soms (0,1-1%): ontwikkeling van factor VIII-remmers bij eerder behandelde patiënten.
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheids– of allergische reacties (angio–oedeem, reacties op de injectieplaats, koude rillingen, opvliegers, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn, netelroos, lage bloeddruk, lethargie, misselijkheid, rusteloosheid, tachycardie, beklemmend gevoel op de borst, tintelingen, braken, kortademigheid), koorts.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische shock.
Interacties
Behandeling van bloedingen met 'bypassing agents', zoals geactiveerd protrombinecomplex (aPCC) of geactiveerd eptacog α (rFVIIa), de dag vóór de toediening van emicizumab staken. Bij toepassing van 'bypassing agents', zoals aPCC of rFVIIa, moet de dosering van deze middelen veelal worden verlaagd tijdens en gedurende 6 maanden na de toepassing van emicizumab, doordat emicizumab het stollingspotentieel verhoogt en vanwege de lange halfwaardetijd van emicizumab. Bij patiënten die emicizumab ontvangen het gebruik van aPCC bij voorkeur vermijden; als een alternatief niet beschikbaar is, is de maximale aanvangsdosis van aPCC 50 E/kg lichaamsgewicht met laboratoriumcontroles (incl. maar niet beperkt tot controle van nieren, trombocytenaantal en controle op trombose) vanwege meer kans op trombotische micro-angiopathie (TMA) en trombo-embolie. Als een bloeding niet onder controle komt met een aanvangsdosis van 50 E/kg aPCC controleer dan middels laboratoriumonderzoek op TMA en trombo-embolie en verifieer de bloeding voordat de toediening van aPCC wordt herhaald. Gedurende de eerste 24 uur is de maximale totale dosis aPCC 100 E/kg; weeg het risico op TMA en trombo-embolie zorgvuldig af tegen het risico op bloeding als overwogen wordt meer aPCC toe te dienen dan het maximum van 100 E/kg. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
De ervaring met gelijktijdig gebruik van antifibrinolytica (bv. tranexaminezuur) met aPCC of geactiveerd eptacog α (rFVIIa) bij patiënten die profylaxe met emicizumab ontvangen is beperkt; houd rekening met de mogelijkheid van het optreden van trombotische aandoeningen.
Wees voorzichtig bij combinatie met middelen die het risico op trombotische microangiopathie verhogen, zoals ciclosporine, kinine, tacrolimus.
Interacties kunnen nog enige tijd na staken van emicizumab optreden vanwege de lange halfwaardetijd.
Interacties
Er zijn geen interacties met eftrenonacog α bekend.
Interacties
Er zijn geen interacties van factor VIII bekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 6 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Eventuele overdracht van het parvovirus B19 kan een zeer ernstige infectie geven van de foetus.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Contra-indicaties
- Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn voor dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Trombotische microangiopathie en trombo-embolie: Indien toepassing van geactiveerd protrombinecomplex (aPCC) noodzakelijk is (dit wordt bij voorkeur vermeden, zie rubriek interacties) de patiënt controleren op symptomen van trombotische microangiopathie (TMA) en trombo-embolie. Bij combinatie met aPCC in een hoeveelheid van meer dan 100 E/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 24 uur of langer zijn veelal reversibele ernstige trombotische aandoeningen en TMA gemeld; bij toepassing van geactiveerd eptacog α is dit nog niet gemeld. Bij optreden van TMA of trombo-embolie de toediening van aPCC direct staken en de behandeling met emicizumab onderbreken; deze eventueel hervatten na volledig herstel. Houd er rekening mee dat vanwege de lange halfwaardetijd van emicizumab het onderbreken ervan mogelijk niet direct effect heeft. Wees extra voorzichtig bij een verhoogd risico op TMA (zoals een voorgeschiedenis of familie-anamnese van TMA) of gebruik van geneesmiddelen met een hoger risico op TMA. Zie ook de rubriek Interacties.
Neutraliserende antistoffen: Bij klinische tekenen van verlies van werkzaamheid de oorzaak hiervan direct onderzoeken; overweeg andere behandelopties bij vermoeden van antistoffen tegen emicizumab.
Emicizumab beïnvloedt stollingstesten (sterk verkorte stollingstijd) op basis van de intrinsieke stollingsroute (zoals geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), Bethesda-assays (stollingsgebaseerd) voor FVIII-remmertiters, 'one stage', aPTT-gebaseerde, enkelvoudige factortesten, aPTT-gebaseerde geactiveerde proteïne C-resistentie (APC-R) of geactiveerde stollingstijd (ACT)). De uitslagen van deze testen mogen daarom niet worden gebruikt om bijvoorbeeld de activiteit van emicizumab te monitoren of de titer van factor VIII-remmers te meten. Gezien de lange halfwaardetijd kunnen de effecten op genoemde stollingstesten tot een half jaar na de laatste dosis aanhouden. Stollingstesten die niet door emicizumab worden beïnvloed: Bethesda assays (bovien chromogeen) voor FVIII-remmertiters, trombinetijd (TT), 'one stage', protrombinetijd-gebaseerde, enkelvoudige factortesten, chromogeen gebaseerde enkelvoudige factortesten anders dan FVIII, immuungebaseerde testen (zoals ELISA, turbidimetrische methoden), genetische testen van stollingsfactoren (zoals factor V Leiden, Protrombine 20210).
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 1 jaar, ouderen > 77 jaar, een ernstig verminderde nier- of leverfunctie. Tevens is geen informatie beschikbaar bij combinatie met immuuntolerantie-inductie. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet formeel beoordeeld in de perioperatieve setting; in klinische onderzoeken is profylactisch gebruik van emicizumab gecontinueerd tijdens de operatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op allergische reacties, de eerste toedieningen onder medisch toezicht uitvoeren. Symptomen zoals (gegeneraliseerde) urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij het optreden van allergische of anafylactische reacties, de patiënt onderzoeken op de aanwezigheid van remmers en de toediening direct staken. Na herhaalde toediening van eftrenonacog α, op de aanwezigheid van antistoffen (remmers) controleren. Bij aanwezigheid van antilichamen tegen factor IX is er meer kans op anafylaxie bij opvolgende behandelingen.
Wegens het risico van trombo-embolische complicaties terughoudend zijn bij leverziekten, in de postoperatieve periode, bij pasgeborenen of bij bestaan van risico van trombotische verschijnselen of diffuse intravasale stolling. Indien toch wordt behandeld, op vroege tekenen van trombotische of verbruikscoagulopathie controleren met geschikte testen. Bij reeds bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan het cardiovasculair risico groter worden door toediening van eftrenonacog α.
Waarschuwingen en voorzorgen
Factor VIII heeft geen effect bij hemofilie B (factor IX-tekort) en bij verworven verlaagde factor IX-activiteit en moet niet worden gebruikt bij de ziekte van Von Willebrand, omdat het preparaat geen werkzame hoeveelheid Von Willebrandfactor bevat.
Overgevoeligheid: Symptomen zoals (gegeneraliseerde) urticaria, beklemd gevoel op de borst, benauwdheid, bloeddrukdaling en anafylactische reacties kunnen een vroege waarschuwing zijn voor overgevoeligheid. Bij optreden van allergische of anafylactische reacties controleren op de aanwezigheid van antilichamen tegen factor VIII, de toediening direct onderbreken en passende maatregelen nemen. Niet toedienen bij gebleken overgevoeligheid voor bloedproducten in verband met risico van een anafylactische reactie; indien toediening toch noodzakelijk wordt geacht, is nauwkeurige klinische controle en profylactische behandeling met antihistaminica en corticosteroïden aangewezen.
Neutraliserende antilichamen: Bij overschakelen op een ander product of indien de te verwachten spiegel van antihemofiliefactor niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, dient op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII te worden gecontroleerd. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats, maar kan levenslang nog voorkomen (gering risico).
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare infectieuze agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Inactivering van virussen en prionen tijdens het productieproces zijn beperkt effectief tegen niet-omhulde virussen (o.a. Parvovirus B19); daarom het plasma alleen op strikte indicatie toedienen bij immunodeficiëntie, toegenomen erytropoëse of zwangerschap.
Overdosering
Symptomen
Hypercoagulabiliteit.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met emicizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met eftrenonacog α contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met factor VIII contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gehumaniseerd monoklonaal antilichaam, IgG4, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster. Emicizumab vormt een brug tussen geactiveerde factor IX en X om zo de functie van de ontbrekende geactiveerde factor VIII te herstellen. Dit is nodig voor een effectieve hemostase. Emicizumab versterkt of induceert niet de ontwikkeling van directe remmers tegen factor VIII, doordat het geen structurele relatie of sequentiehomologie met factor VIII heeft.
Kinetische gegevens
F | 80–93%. |
V d | 0,15 l/kg. |
Metabolisering | waarschijnlijk door lysosomale proteolyse. |
T 1/2el | ca. 27 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor IX, bereid via DNA-recombinanttechniek in een cellijn van humane embryonale niercellen. Fusie-eiwit dat bestaat uit humane stollingsfactor IX, covalent gekoppeld aan het Fc-domein van humaan immunoglobuline G1 dat bindt aan de Fc-receptor. Deze receptor wordt (gedurende het gehele leven) tot expressie gebracht als deel van een van nature voorkomende route, die immunoglobulinen beschermt tegen lysosomale afbraak door deze eiwitten opnieuw in de circulatie te brengen, resulterend in hun lange plasmahalfwaardetijd. Eftrenonacog α corrigeert de verlengde bloedingstijd van het bloed bij hemofilie B, waarbij deze factor geheel of gedeeltelijk mist.
Kinetische gegevens
V d | 0,30 l/kg. |
T 1/2el | 82 uur (volwassenen); bij kinderen < 6 jaar: 67 uur, bij 6–12 jaar: 70 uur. Deze relatief lange halfwaardetijd ten opzichte van normaal factor IX wordt beïnvloed door het Fc-domein. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bereid uit normaal humaan plasma. Stollingsfactor VIII corrigeert in oplossing de verlengde stollingstijd van het bloed bij hemofilie A, waarbij deze factor geheel of gedeeltelijk mist en bij verworven verlaagde factor VIII-activiteit.
Kinetische gegevens
T 1/2el | 8–20 uur, bij aanwezigheid van antistoffen tegen factor VIII neemt deze sterk af. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
emicizumab hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
eftrenonacog alfa hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
factor VIII hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk