Samenstelling
Balversa XGVS Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 3 mg, 4 mg, 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Nerlynx (als maleaat) XGVS Pierre Fabre Benelux
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 40 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor erdafitinib is door de Commissie BOM nog geen advies vastgesteld.
Advies
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
Als monotherapie bij volwassenen met niet-reseceerbaar of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom (UC) met gevoelige veranderingen in het fibroblastgroeifactorreceptor 3 (FGFR3)-gen, die minstens één therapielijn met een PD-1- of PD-L1-remmer hebben gekregen in een niet-reseceerbare of gemetastaseerde behandelsetting.
Indicaties
- Hormoonreceptorpositief, HER2-positief mammacarcinoom in een vroeg stadium bij volwassenen, als adjuvante behandeling binnen 1 jaar na afronding van een eerdere behandeling met trastuzumab.
Doseringen
Bepaal voorafgaand aan de behandeling of er een gevoelige verandering in het FGFR3-gen aanwezig is middels een gevalideerde test.
urotheelcelcarcinoom (UC)
Volwassenen (incl. ouderen)
De aanbevolen startdosering is 8 mg 1×/dag. Beoordeel de serumfosfaatspiegel na 14-21 dagen na het begin van de behandeling. Verhoog de dosering naar 9 mg 1×/dag als de serumfosfaatspiegel < 9,0 mg/dl (< 2,91 mmol/l) is en er geen toxiciteit opgetreden is. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk op dezelfde dag inhalen, de volgende dag het normale schema hervatten. Neem geen dubbele dosis om een gemiste dosis in te halen.
Bij braken geen extra dosis nemen, maar de volgende dag het normale schema hervatten.
Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Overweeg bij een ernstig verminderde nierfunctie een alternatieve behandeling, vanwege het ontbreken van gegevens.
Bij een licht tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Overweeg bij een ernstig verminderde leverfunctie een alternatieve behandeling, vanwege het ontbreken van gegevens.
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-inductor de dosis voorzichtig verhogen met 1 tot 2 mg (tot max. 9 mg/dag) en elke 2-3 weken geleidelijk aanpassen op basis van klinische controle op bijwerkingen. Bij het staken van een matige CYP3A4-inductor de dosering aanpassen op basis van verdraagbaarheid. Zie voor details de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1 en rubriek 4.5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP2C9- of een sterke CYP3A4-remmer, de dosering verlagen tot de eerstvolgende lagere dosering op basis van verdraagbaarheid; als deze remmer wordt gestaakt, kan de dosering terug worden verhoogd op basis van verdraagbaarheid. Zie voor details de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1 en rubriek 4.5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'
Bijwerkingen: Zie dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals hyperfosfatemie, oogaandoeningen, nagelafwijkingen, droge huid, huidtoxiciteit, orale mucositis of droge mond), de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1-5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening
- De tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip heel innemen, met of zonder voedsel.
- Vermijd gebruik van grapefruit/pompelmoes of pomerans (zure sinaasappel).
Doseringen
Hormoonreceptor- en HER2-positief mammacarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
240 mg 1×/dag gedurende 1 jaar. Start binnen 1 jaar na afronding van de trastuzumab-behandeling.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik wordt ontraden bij een ernstig verminderde nierfunctie of bij hemodialyse, vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) is gebruik gecontra-indiceerd, vanwege een ca. 3× hogere blootsteling aan neratinib.
Gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4- of Pgp-remmer: indien vermijden niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis 40 mg 1×/dag. Na staken van de sterke CYP3A4- of Pgp-remmer de dosis weer verhogen naar de gebruikelijke dosering.
Gelijktijdig gebruik van een matige CYP3A4- of Pgp-remmer: indien vermijden niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis 40 mg 1×/dag. Bij goed verdragen de dosis verhogen naar respectievelijk 80 en 120 mg 1×/dag gedurende ten minste 1 week, tot een maximale dosis van 160 mg 1×/dag. Controleer de patiënt nauwlettend op toxiciteiten. Na staken van de matige CYP3A4- of Pgp-remmer de dosis weer verhogen naar de gebruikelijke dosering.
Gelijktijdig gebruik met H2-receptorantagonist of antacida: ten minste 2 uur vóór of 10 uur ná toediening van H 2-receptorantagonist of 3 uur vóór of ná toediening van een antacidum innemen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij algemene toxiciteiten, (ernstige) diarree of hepatotoxiciteit de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 t/m 4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Gemiste dosis: deze niet inhalen, maar de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toediening: de tabletten bij voorkeur 's ochtends in hun geheel (zonder breken of oplossen) innemen met voedsel. Vermijd het drinken van granaatappel- en grapefruit-/pompelmoessap, in verband met een hogere blootstelling aan neratinib.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hyperfosfatemie, hyponatriëmie, afgenomen eetlust. Dysgeusie. Centrale sereuze retinopathie (zoals glasvochtloslating, macula-loslating, (sereuze) retina-loslating, loslating van (maculair) retinaal pigmentepitheel, retina-oedeem, subretinaal vocht, retinale verdikking, choroïdale vochtophoping, choroïdoretinitis, chorioretinopathie, maculopathie, afgenomen gezichtsvermogen), droge ogen. Bloedneus. Stomatitis, droge mond, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Paronychie, onycholyse, onychomadese, nageldystrofie, nagelafwijking, nagelverkleuring, palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom, alopecia, droge huid. Asthenie, vermoeidheid. Anemie. Gewichtsverlies. Stijging serumcreatininespiegel, stijging ALAT, stijging ASAT.
Vaak (1-10%): hyperparathyroïdie. Hypercalciëmie, hypofosfatemie. (Ulceratieve) keratitis, conjunctivitis, xeroftalmie, cataract, blefaritis, toegenomen traanproductie. Droge neus. Dyspepsie. Onychalgie, onychoclase, nagelrichels, huidkloven, jeuk, huidexfoliatie, xerodermie, hyperkeratose, huidlaesie, eczeem, huiduitslag. Acuut nierletsel, verminderde nierfunctie, nierfalen. Hepatische cytolyse, verminderde leverfunctie, hyperbilirubinemie.
Soms (0,1-1%): vaatverkalking. Nagelbedbloeding, nagelongemak, huidatrofie, palmair erytheem, huidtoxiciteit. Droge slijmvliezen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree (zonder gebruik van een antidiarreemiddel bij ca. 94%, CTCAE graad 3 ca. 38%, CTCAE graad 4 0,2%), misselijkheid (bij ca. 43%), stomatitis (o.a. aftoÏde stomatitis, mondulceratie, blaarvorming mondmucosa, orale mucositis), braken, buikpijn. Huiduitslag (o.a. erythemateus, folliculair, gegeneraliseerd, jeukend, pustuleus). Spierspasmen. Verminderde eetlust. Vermoeidheid.
Vaak (1-10%): bloedneus. Urineweginfectie. Syncope. Nagelafwijking (o.a. nagelriemontsteking, breken van de nagel, nagelverkleuring), huidkloven, droge huid. Droge mond, abdominale distensie, dyspepsie. Dehydratie. Gewichtsverlies. Verhoogde waarden van ALAT, ASAT en creatinine in het bloed.
Soms (0,1-1%): nierfalen. Verhoogde waarde van bilirubine in het bloed.
Interacties
Vermijd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de serumfosfaatspiegels kunnen veranderen tot de beoordeling van de serumfosfaatspiegel na 14-21 dagen, vanwege de mogelijke invloed op de dosering van erdafitinib. Vermijd tevens gelijktijdig gebruik van deze middelen bij serumfosfaatspiegels ≥ 5,5 mg/dl. Suppletie met vitamine D wordt niet aanbevolen, omdat dit de serumfosfaat- en -calciumspsiegels kan verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP2C9- of een sterke CYP3A4-remmer (zoals itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, fluconazol, miconazol, ceritinib, claritromycine, elvitegravir, ritonavir, lopinavir, amiodaron), is een dosisaanpassing vereist (zie de rubriek Doseringen). Vermijd gebruik van grapefruit/pompelmoes of pomerans (zure sinaasappel), vanwege sterke CYP3A4-remming.
Vermijd gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-inductor, zoals apalutamide, enzalutamide, lumacaftor, ivosidenib, mitotaan, rifampicine, carbamazepine, fenytoïne en sint-janskruid. Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-inductor (zoals dabrafenib, bosentan, cenobamaat, efavirenz, etravirine, lorlatinib, modafinil, fenobarbital, primidon, rifabutine, sotorasib, telotristat-ethyl) is een dosisaanpassing vereist (zie de rubriek Dosering).
Door CYP3A4-inductie van erdafitinib kan de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva verminderen. Gebruik een alternatief anticonceptiemiddel, dat niet wordt beïnvloed door enzyminductoren (bv. een niet-hormonale spiraal) of een aanvullend niet-hormonaal anticonceptiemiddel (bv. condooms) tijdens de behandeling met en tot 1 maand na de laatste dosis.
Erdafitinib is een Pgp-remmer. Gelijktijdig gebruik van orale Pgp-substraten, kan de blootstelling aan deze middelen verhogen, neem daarom middelen met een smalle therapeutische index, zoals colchicine, digoxine, dabigatran en apixaban ten minste 6 uur voor of na erdafitinib in.
Wees voorzichtig met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen of 'torsade de pointes' kunnen induceren, zoals antiaritmica van klasse IA (o.a. kinidine, disopyramide) of klasse III (o.a. amiodaron, sotalol, ibutilide), macrolide antibiotica, SSRI’s (o.a. citalopram, escitalopram), methadon, moxifloxacine en antipsychotica (o.a. haloperidol).
Interacties
Neratinib wordt primair gemetaboliseerd door CYP3A4 en is een Pgp-substraat.
Gelijktijdig gebruik met sterke inductoren van de CYP3A4-/Pgp-isoform van cytochroom P450 zoals carbamazepine, fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid is gecontra-indiceerd.
Gelijktijdig gebruik van een matige of sterke CYP3A4-/Pgp-remmer (zoals atazanavir, ciclosporine, ciprofloxacine, claritromycine, cobicistat, diltiazem, erytromycine, fluconazol, fluvoxamine, itraconazol, ketoconazol, lopinavir, ritonavir, verapamil, voriconazol, granaatappel- en grapefruit/pompelmoessap) vermijden, omdat de plasmaconcentratie van neratinib (sterk) kan stijgen. Indien vermijden niet mogelijk is dient de dosis van neratinib te worden verlaagd, zie de rubriek Dosering.
Gelijktijdig gebruik van matige CYP3A4-/Pgp-inductoren (zoals bosentan, dexamethason, efavirenz, etravirine, fenobarbital, primidon) vermijden, omdat deze de plasmaconcentratie van neratinib kunnen verlagen.
De oplosbaarheid van neratinib is pH–afhankelijk; middelen die de pH in de maag verhogen, kunnen de absorptie van neratinib verlagen. Vermijd gelijktijdig gebruik met protonpompremmers. Voor tijdsintervallen met H2-antagonisten en antacida, zie Dosering.
Neratinib is in vitro een remmer van het 'breast cancer resistance protein' (BCRP) in het maag-darmkanaal. Controleer de patiënt nauwlettend op toxiciteit bij gelijktijdig gebruik van substraten van BCRP (zoals irinotecan, rosuvastatine, sulfasalazine), omdat de blootstelling aan deze middelen mogelijk toeneemt.
Neratinib is in vitro een pre-systemische remmer van Pgp-substraten in het maag-darmkanaal. Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen waarvan het metabolisme plaatsvindt met Pgp-substraten in het maag-darmkanaal kan de blootstelling aan deze middelen verhogen. Bij gelijktijdig gebruik van dergelijke Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (zoals dabigatran, ciclosporine, colchicine, digoxine, everolimus, fenytoïne, sirolimus, statinen, tacrolimus) de patiënt nauwlettend controleren op toxiciteit.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens, bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen, tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de behandeling. Erdafitinib kan de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva verminderen; pas een alternatief anticonceptiemiddel toe (zie ook de rubriek Interacties). Voer voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest uit.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens: geen gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid, zoals embryo-foetale letaliteit en foetale morfologische afwijkingen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij ratten geen aanwijzingen voor verminderde fertiliteit bij doses tot 12 mg/kg/dag.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 1 maand (vrouw) of 3 maanden (man) na de therapie. Bij gebruik van orale anticonceptiva tevens een barrièremiddel toevoegen, omdat niet bekend is of neratinib de werkzaamheid van orale anticonceptiva kan verminderen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hyperfosfatemie is een verwacht, voorbijgaand farmacodynamisch effect van FGFR-remmers. Controleer de serumfosfaatspiegel voorafgaand aan de behandeling, 14-21 dagen na het begin van de behandeling en vervolgens wekelijks bij afwijkende waarden en anders maandelijks en tijdens onderbrekingen. Overweeg bij hyperfosfatemie de dosis te verlagen of de behandeling te onderbreken dan wel definitief te staken en/of een fosfaatbinder toe te voegen, afhankelijk van de duur en de ernst van de hyperfosfatemie. De mediane tijd tot het optreden van hyperfosfatemie, onafhankelijk van de graad is 16 dagen. Beperk de fosfaatinname via voeding (600-800 mg/dag) bij serumfosfaatspiegels ≥ 5,5 mg/dl. Langdurige hyperfosfatemie kan leiden tot mineralisatie van weke delen, cutane calcinose, niet-uremische calcifylaxie, hypocalciëmie, anemie, secundaire hyperparathyroïdie, spierkrampen, insultactiviteit, verlenging van het QT-interval en aritmie.
Tijdens behandeling kan hypofosfatemie optreden. Controleer de serumfosfaatspiegel ook tijdens onderbrekingen. Als de serumfosfaatspiegel in serum daalt tot onder het normale niveau, beëindig dan een eventuele fosfaatverlagende behandeling en/of fosfaatbeperkend dieet. Ernstige hypofosfatemie kan leiden tot verwardheid, insulten, focale neurologische bevindingen, hartfalen, respiratoir falen, spierzwakte, rabdomyolyse en hemolytische anemie.
Oogaandoeningen, zoals centrale sereuze retinopathie (incl. loslating van retinaal pigmentepitheel), kunnen voorkomen en resulteren in gezichtsvelduitval. Voorafgaand aan de behandeling moet een oogheelkundig onderzoek plaatsvinden. Voer daarna gedurende de eerste 4 maanden elke maand en daarna elke 3 maanden een oogheelkundig onderzoek uit; voer dit onderzoek tevens direct uit bij visuele symptomen. Controleer nauwgezet bij een leeftijd > 65 jaar, bij eerdere oculaire bijwerkingen waarvoor de behandeling tijdelijk gestaakt is en bij patiënten met klinisch significante medische oogaandoeningen, zoals netvliesaandoeningen. Onderbreek de behandeling als centrale sereuze retinopathie optreedt; staak de behandeling definitief als de aandoening niet verdwijnt binnen 4 weken of een ernst heeft van graad 4.
Geef alle patiënten profylaxe tegen droge ogen of een behandeling met oculaire kalmerende middelen. Ernstige klachten van droge ogen laten beoordelen door een oogarts.
Controleer op symptomen van nagelafwijkingen, zoals onycholyse, nagelverkleuring en paronychie. Geef advies over preventie, zoals goede hygiëne, vrij verkrijgbare nagelversterkende middelen en regelmatige controle op symptomen van infectie. De mediane tijd tot het optreden van een nagelafwijking, onafhankelijk van de graad is 63 dagen. Volg bij nagelafwijkingen de richtlijnen voor dosisaanpassing of beëindiging (zie de rubriek Dosering en de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 4).
Controleer op symptomen van huidaandoeningen, waaronder droge huid, palmoplantaire erytrodysesthesie, alopecia en jeuk. Geef advies over preventie, zoals het vermijden van geparfumeerde producten en van overmatig gebruik van zeep en langdurig douchen, en adviseer regelmatig gebruik van vochtinbrengende middelen. Adviseer voorzichtig te zijn met blootstelling aan zonlicht, vanwege het risico op fototoxische reacties. Adviseer het dragen van beschermende kleding en/of het gebruik van zonnebrandcrème. De mediane tijd tot het optreden van een huidaandoening, onafhankelijk van de graad, is 47 dagen.
Controleer op stomatitis en droge mond. Geef advies over preventie, zoals goede mondhygiëne, zo nodig mondspoelingen met baking soda (natriumwaterstofcarbonaat) en het vermijden van pittig gekruide en/of zure voedingsmiddelen. Adviseer patiënten medische hulp in te schakelen als de symptomen verergeren.
Voer regelmatig een volledige bloedtelling en serumchemie uit. Stijging van de serumcreatininespiegel, hyponatriëmie, stijging van transaminase en anemie zijn gemeld.
Onderzoeksgegevens: Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over het gebruik bij ouderen > 85 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Diarree: is de meest voorkomende bijwerking. Diarree als gevolg van neratinib kan ernstig zijn en gepaard gaan met dehydratie. Diarree treedt meestal op in de eerste of tweede week van de behandeling en kan recidiverend zijn. In klinisch onderzoek leidde diarree zonder het gebruik van een antidiarreemiddel in ca. 14% van de gevallen tot stopzetten van de behandeling, en in ca. 25% van de gevallen was een dosisverlaging noodzakelijk. Profylactische behandeling met een anti-diarreemiddel wordt aanbevolen gedurende de eerste 1–2 maand(en) van de behandeling met neratinib tot één- à tweemaal ontlasting per dag; bij ernstige diarree de therapie onderbreken of (soms definitief) staken. Wees voorzichtig bij toepassing bij ouderen en patiënten met een verminderde nierfunctie, omdat zij meer risico lopen op complicaties van dehydratie als gevolg van diarree.
Hepatotoxiciteit: bij een ernstig verminderde leverfunctie kan de plasmaspiegel driemaal hoger zijn. Controleer bij alle patiënten de leverwaarden (ASAT, ALAT, bilirubine) tijdens de behandeling na 1 week, en vervolgens maandelijks gedurende de eerste 3 maanden en daarna elke 6 weken óf op klinische indicatie. Beoordeel patiënten met diarree ≥ CTCAE graad 3 die intraveneus met vocht worden behandeld, of die verschijnselen van hepatotoxiciteit vertonen (verergering van vermoeidheid, misselijkheid, braken, geelzucht, pijn of gevoeligheid in het rechterbovenkwadrant, koorts, huiduitslag of eosinofilie) op veranderingen in de leverfunctietest. Bij ernstige hepatotoxiciteit de therapie onderbreken of definitief staken.
Cardiotoxiciteit: controleer bij patiënten met een significante cardiale voorgeschiedenis o.a. de linkerventrikelejectiefractie (LVEF), omdat HER2-remming in verband is gebracht met linkerventrikeldisfunctie. Er zijn geen gegevens over gebruik bij een LVEF < ULN of bij patiënten met een significante cardiale voorgeschiedenis. Bij risicofactoren is cardiale monitoring (zoals door bepaling van LVEF) op klinische indicatie aangewezen.
Huidreacties: controleer patiënten met symptomatische (onder)huidaandoeningen nauwlettend. Aziatische patiënten hebben mogelijk meer kans op huidreacties.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een ernstige nierfunctiestoornis, bij significante chronische aandoeningen van het maag-darmstelsel, bij ouderen ≥ 85 jaar en bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met erdafitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met neratinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Erdafitinib is een pan-fibroblastgroeifactorreceptor (FGFR)-tyrosinekinaseremmer. Het remt de fosforylering en -signalering van FGFR.
Kinetische gegevens
T max | 2,5 uur (bereik 2-6 uur), ca. 1,5 uur langer bij inname met voedsel. |
Overig | De 'steady state'-concentratie wordt na 2 weken bereikt. |
V d | 0,411 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | grotendeels door CYP2C9 en CYP3A4, voornamelijk tot de O-gedemethyleerde metaboliet. De bijdrage van CYP2C9 is ca. 39% en die van CYP3A4 is ca. 20%. |
Eliminatie | 69% met de feces (waarvan 14-21% onveranderd) en ca. 19% met de urine (waarvan 13% onveranderd). |
T 1/2el | 58,9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Neratinib remt irreversibel de intracellulaire tyrosinekinase-activiteit van de EGFR (epidermale groeifactorreceptor)-(ErbB1), HER2 ('human epidermal growth factor receptor 2')-(ErbB2) en HER4 (ErbB4)-receptoren. Neratinib remt hiermee ErbB-gemedieerde tumorcelgroei.
Kinetische gegevens
Resorptie | een vetrijke maaltijd kan de systemische blootstelling met tot 100% verhogen. |
T max | ca. 7 uur. |
Eiwitbinding | > 98%. |
Metabolisering | extensief in de lever, hoofdzakelijk door CYP3A4 en in mindere mate door flavine-bevattende mono-oxygenase (FMO), tot actieve metabolieten M3, M6, M7 en M11. Deze metabolieten hebben een vergelijkbare werkzaamheid als neratinib zelf. |
Eliminatie | hoofdzakelijk via de feces. |
T 1/2el | ca. 17 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
erdafitinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- quizartinib (L01EX11) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
neratinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erdafitinib (L01EN01) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- quizartinib (L01EX11) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk