Samenstelling
Rixubis (= recombinant factor IX) XGVS Baxalta Innovations
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 3000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Refixia (= recombinant factor IX) XGVS Aanvullende monitoring Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml + toebehoren
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Beriplex P/N XGVS CSL Behring bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 10 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 20 ml
Bevat na oplossen per ml ten minste: 20 IE factor II, 10 IE factor VII, 20 IE factor IX, 22 IE factor X, 15 IE proteïne C en 12 IE proteïne S. Het totale proteïnegehalte is 6–14 mg/ml bereide oplossing. De specifieke factor IX-activiteit is 2,5 IE per mg totaal proteïne. Bevat tevens: sporen humaan albumine, heparine en humaan antitrombine III en tot 15 mmol natrium per 100 ml.
Cofact Prothya Biosolutions Netherlands B.V.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 10 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 20 ml
Bevat na oplossen per ml ten minste: 14 IE factor II, 7 IE factor VII, 25 IE factor IX, 14 IE factor X, 11 IE proteïne C en 1 IE proteïne S. Het totale proteïnegehalte/flacon is 13–35 mg/ml bereide oplossing. De specifieke factor IX-activiteit is 0,6 IE per mg totaal proteïne. Bevat tevens: sporen humaan antitrombine III en 12,5–19,5 mmol natrium per 100 ml.
Octaplex XGVS Octapharma GmbH
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 20 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 40 ml
Bevat na oplossen per ml ten minste: 14 IE factor II, 9 IE factor VII, 25 IE factor IX, 18 IE factor X, 13 IE proteïne C en 12 IE proteïne S. Het totale proteïnegehalte/flacon is 13–41 mg/ml bereide oplossing. De specifieke factor IX-activiteit is minimaal 0,6 IE per mg totaal proteïne. Bevat tevens: sporen heparine en 16,3–27,2 mmol natrium per 100 ml.
Prothromplex XGVS Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 600 IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 20 ml
Bevat na oplossen per ml ten minste: 24-45 IE factor II, 25 IE factor VII, 30 IE factor IX, 30 IE factor X, 20 IE proteïne C. Het totale proteïnegehalte/flacon is 15-38 mg/ml bereide oplossing. De specifieke factor IX-activiteit is 0,6 IE per mg van de activiteit van factor IX. Bevat tevens: sporen heparine (max. 0,5 IE/IE factor IX), antitrombine III (0,75-1,5 IE/ml) en 17 mmol natrium per 100 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cluvot XGVS CSL Behring bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (concentraat)
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml + toedieningssysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (concentraat)
- Sterkte
- 1250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 20 ml + toedieningssysteem
Na oplossen in het voorgeschreven volume voor injectie bevat het preparaat per ml: ca. 62,5 IE factor XIII en 2,8–4,4 mg natrium. De specifieke activiteit is ongeveer 6–10 IE/mg eiwit.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie B de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie B de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie en aanverwante hemostasestoornissen de richtlijn Diagnostiek en behandeling van Hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van factor XIII-deficiëntie de richtlijn Zeldzame stollingsfactordeficiënties op hematologienederland.nl.
Indicaties
Preventie en behandeling van bloedingen bij hemofilie B.
Indicaties
- Preventie en behandeling van bloedingen bij volwassenen en kinderen met hemofilie B.
Indicaties
Behandeling van bloedingen of het voorkomen van bloedingen peri-operatief als gevolg van:
- verworven deficiëntie van de protrombinecomplex-stollingsfactoren. Bijvoorbeeld bij deficiëntie ontstaan door behandeling met vitamine K-antagonisten of door overdosering van vitamine K-antagonisten, wanneer snelle correctie van de deficiëntie nodig is.
- aangeboren deficiënties van een van de vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren (Octaplex: factor II en X), wanneer de gezuiverde specifieke stollingsfactor niet beschikbaar is.
Indicaties
Volwassenen en kinderen met aangeboren factor XIII-deficiëntie, voor:
- routineprofylaxe van bloedingen;
- perioperatieve behandeling van chirurgische bloedingen.
Doseringen
De dosering en behandelduur is afhankelijk van de ernst van de factor IX-deficiëntie, de locatie en omvang van de bloeding, de leeftijd van de patiënt en de klinische toestand. Toegediende doses aanpassen op geleide van de klinische respons, de halveringstijd en de recuperatieniveau's van de factor IX-activiteit. Na toediening van 1 IE factor IX/kg lichaamsgewicht bedraagt de toename van factor IX in het bloed 0,9 (0,5–1,4) IE/dl bij een leeftijd ≥ 12 jaar en 0,7 (0,31-1,0) IE/dl bij een leeftijd < 12 jaar.
Infusiesnelheid: max. 10 ml/min.
De volgende doseringen kunnen dienen als leidraad.
Kleine bloedingen:
(beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte): vereiste factor IX-activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur ten minste 1 dag, tot de bloeding stopt (pijn weg is) of tot genezing van wond.
Middelmatige bloedingen:
(meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom): vereiste factor IX-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur: 3–4 dagen of langer tot pijn gestild en functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen:
vereiste factor IX-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur; tot het levensgevaar is geweken.
Operatieve ingreep:
kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor IX-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur: ten minste 1 dag, tot genezing van de wond. Zware ingreep: vereiste factor IX-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur, tot genezing van de wond; vervolgens gedurende ten minste 7 dagen behandelen om factor IX-activiteit tussen 30–60% te houden.
Langetermijnprofylaxe:
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar:
gem. 40-60 IE/kg met intervallen van 3–4 dagen. In sommige gevallen kunnen kortere toedieningsintervallen of hogere doses noodzakelijk zijn.
Kinderen < 12 jaar:
gem. 40-80 IE/kg met intervallen van 3–4 dagen. In sommige gevallen kunnen kortere toedieningsintervallen of hogere doses noodzakelijk zijn.
Niet toedienen door middel van continue infusie.
Doseringen
De dosering en behandelduur is afhankelijk van de ernst van de factor IX-deficiëntie, de omvang van de bloeding en de klinische toestand. Routinematige controle van factor IX-activiteitspiegels is niet nodig tijdens de behandeling; de toe te dienen doses aanpassen op geleide van de klinische respons. Na toediening van 1 IE factor IX/kg lichaamsgewicht bij een leeftijd ≥ 13 jaar bedraagt de toename van factor IX in het bloed 0,018-0,019 IE/ml van de normale activiteit (steady state). Bij kinderen van 0-12 jaar bedraagt de toename van factor IX in het bloed 0,015-0,016 IE/ml per IE/kg (enkelvoudige dosis).
Lichte of matige bloedingen bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Bij bv. een lichte of matige hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte: 40 IE/kg lichaamsgewicht eenmalig.
Ernstige bloedingen bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Bij levensbedreigende bloeding: 80 IE/kg eenmalig; zo nodig aanvullende doses van 40 IE/kg per keer toedienen.
Operatieve ingreep bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Bij een kleine ingreep (incl. ongecompliceerde tandextracties): 40 IE/kg eenmalig; zo nodig aanvullende doses toedienen. Bij een zware ingreep: 80 IE/kg pre-operatief; zo nodig 2 aanvullende doses van 40 IE/kg met intervallen van 1–3 dagen toedienen in de eerste week na de ingreep. Hierna overgaan op 40 IE/kg 1×/week tot het bloeden stopt en genezing bereikt is.
Langetermijnprofylaxe bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
40 IE/kg 1×/week; vervolgens dosering en toedieningsinterval eventueel aanpassen op basis van bloedingsneiging en factor IX-spiegels. Een vergeten dosis alsnog toedienen en vervolgens het gewone schema hervatten; er mag geen dubbele dosis worden toegediend.
Infusiesnelheid: toedienen in enkele minuten via een intraveneuze bolusinjectie, max. 4 ml/min.
Doseringen
De dosering is afhankelijk van de ernst van de aandoening, de locatie en ernst van de bloeding en de klinische toestand en het gewicht van de patiënt. Tevens moet rekening worden gehouden met de halfwaardetijd van de stollingsfactor die men in hoofdzaak wil toedienen.
Behandeling van bloedingen of het voorkómen van bloedingen peri-operatief als gevolg van verworven deficiëntie van de protrombinecomplex-stollingsfactoren
Volwassenen
Algemeen: De dosis hangt af van de INR voor de behandeling (zo kort mogelijk voor toediening gemeten), de gewenste INR en het lichaamsgewicht.
Cofact: de dosis wordt berekend op basis van de factor IX-concentratie in Cofact wegens de relatief korte halfwaardetijd en de lage opbrengst ervan na infusie van factor IX in vergelijking met de andere stollingsfactoren in protrombinecomplex. Hierbij wordt aangenomen dat een gemiddelde plasmaconcentratie van factor IX ≥ 30% voldoende is om een INR ≤ 2,1 te bereiken, en ≥ 60% voldoende is voor een INR ≤ 1,5. De maximale dosis is 1500 IE (= 60 ml) voor een INR ≤ 2,1 en max. 2500 IE (= 100 ml) voor een INR ≤ 1,5. Zie voor een dosistabel met algemene doseringsadviezen de officiële productinformatie van CBG/EMA: Cofact rubriek 4.2.
Beriplex: max. 5000 IE per keer bij een lichaamsgewicht > 100 kg en bij een INR > 6. Zie voor een doseringstabel met algemene doseringsadviezen de officiële productinformatie van CBG/EMA: Beriplex rubriek 4.2.
Octaplex: max. 5000 IE per keer bij een lichaamsgewicht > 100 kg en bij een INR > 6. Zie voor een doseringstabel met algemene doseringsadviezen de officiële productinformatie van CBG/EMA: Octaplex rubriek 4.2.
Prothromplex: max. 50 IE factor IX/kg bij een INR > 6. Bij ernstige bloedingen kan een hogere dosering overwogen worden. Zie voor een doseringstabel met algemene doseringsadviezen de officiële productinformatie CBG/EMA: Prothromplex rubriek 4.2.
Bij hemofilie B (factor IX-tekort)
Volwassenen
Beriplex, Cofact, Prothromplex: 1 IE factor IX/kg lichaamsgewicht heeft in het algemeen een stijging van factor IX in het bloed van 0,013 IE/ml (Beriplex) of 0,01 IE/ml (Cofact) of 0,015 IE/ml (Prothromplex) tot gevolg.
Bij factor II-tekort
Volwassenen
Beriplex, Cofact, Octaplex, Prothromplex: bij dosering van 1 IE factor II per kg mag een stijging van 0,019 IE/ml (Beriplex) of 0,02 IE/ml (Cofact, Octaplex) of 0,021 IE/ml (Prothromplex) worden verwacht.
Bij factor VII-tekort
Volwassenen
Beriplex, Cofact, Prothromplex: bij toediening van 1 IE factor VII per kg mag stijging van factor VII in het bloed van ca. 0,017 IE/ml (Beriplex) of 0,01 IE/ml (Cofact) of 0,024 IE/ml (Prothromplex) worden verwacht.
Bij factor X-tekort
Volwassenen
Beriplex, Cofact, Octaplex, Prothromplex: bij dosering van 1 IE factor X per kg mag een stijging van 0,019 IE/ml (Beriplex) of 0,017 IE/ml (Cofact, Octaplex, Prothromplex) in het bloed worden verwacht.
Toediening: Het preparaat moet intraveneus worden toegediend, en vanuit microbiologisch oogpunt, moet dit direct na het oplossen gebeuren. De infusiesnelheid verschilt per preparaat, deze zijn:
- Beriplex: ≤ 8 ml/min;
- Cofact: ca. 2 ml/min;
- Octaplex: 0,12 ml/kg lichaamsgewicht/min, max. 8 ml/min;
- Prothromplex: max. 2 ml/min.
Doseringen
De dosering is afhankelijk van de laboratoriumwaarden, de klinische toestand en het lichaamsgewicht van de patiënt.
Injecteer of dien traag intraveneus toe in een aparte injectie/infuuslijn (meegeleverd) op een voor de patiënt prettige snelheid; injectiesnelheid maximaal ca. 4 ml/min.
Routineprofylaxe
Volwassenen en kinderen
Initiële dosis: 40 IE/kg lichaamsgewicht. Toediening om de 28 dagen. Dosering aanpassen op basis van de meest recente dalspiegel van factor XIII-activiteit om een dal-FXIII-activiteit van ongeveer 5–20% te handhaven en op basis van de klinische toestand van de patiënt. Dosering als volgt aanpassen, bijvoorbeeld op basis van de Berichrom®-activiteitbepaling: bij één dalwaarde < 5%: verhoog dosering met 5 IE/kg lichaamsgewicht; bij dalwaarde 5–20%: geen dosisaanpassing; bij twee dalwaarden > 20% of één dalwaarde > 25%: verlaag de dosering met 5 IE/kg.
Perioperatieve profylaxe
Volwassenen en kinderen
Bij geplande operatie 21–28 dagen na laatste routine profylactische dosis: geef de gehele profylactische dosis direct voor de operatie, de volgende profylactische dosis na 28 dagen.
Bij geplande operatie 8–21 dagen na laatste routine profylactische dosis: dosis afhankelijk van de gemeten FXIII-activiteit en de klinische toestand van de patiënt; een (volledige of gedeeltelijke) extra dosis kan worden toegediend voor de operatie, aangepast volgens de halfwaardetijd van FXIII.
Bij geplande operatie minder dan 7 dagen na de laatste routine profylactische dosis: mogelijk is er geen extra dosis nodig. De stijging van FXIII-activiteit volgen; bij grote operatie en ernstige bloedingen streven naar bijna normale waarden (gezonde personen: 70–140%).
Tijdens de toediening de patiënt observeren op een eventuele onmiddellijke reactie. Bij optreden van een allergische reactie op FXIII de infuussnelheid verlagen of de toediening staken; bij optreden van een allergoïde anafylactische reactie de toediening direct staken.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): Smaakstoornis. Pijn in extremiteit.
Verder zijn gemeld: allergische reacties (o.a. angio-oedeem, hypotensie, tachycardie, koude rillingen, blozen, urticaria, brandend/stekend gevoel op de injectieplaats, rusteloosheid, beklemd gevoel op de borst, tintelingen, piepende ademhaling, hoofdpijn, misselijkheid, braken, lethargie, wazig zien), in sommige gevallen zich ontwikkelend tot ernstige anafylaxie (waaronder shock). Antistoffen tegen hamstereiwit, antistoffen tegen factor IX. Trombo-embolische aandoeningen (zoals myocardinfarct, diffuus intravasale stolling, veneuze trombose en longembolie).
Nefrotisch syndroom is gemeld na toediening van hoge doses voor immunotolerantie-inductie bij hemofilie B patiënten met factor IX-inhibitoren en een voorgeschiedenis van allergische reacties.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid. Vermoeidheid. Jeuk (o.a. in het oor). Reacties op de injectieplaats (huiduitslag, pijn, zwelling, erytheem). Anafylactische reactie (bij nog niet eerder behandelde patiënten), overgevoeligheid (o.a. bronchospasme, piepende ademhaling, dyspneu, laryngospasme, angio-oedeem). Ontwikkeling van remmers (antistoffen) tegen factor IX (bij nog niet eerder behandelde patiënten).
Soms (0,1-1%): hartkloppingen. Opvliegers.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): (fatale) trombo-embolische complicaties (zoals embolie, diepveneuze trombose). Hoofdpijn. Verhoogde lichaamstemperatuur.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid of allergische reacties.
Verder zijn gemeld: anafylactoïde of anafylactische reacties (incl. anafylactische shock, angio-oedeem). Paresthesie. Diffuse intravale stolling. Cerebrovasculair accident, duizeligheid. Hartfalen, acuut myocardinfarct, tachycardie. Hypotensie, overmatig blozen. Dyspneu, piepende ademhaling. Misselijkheid, braken. Huiduitslag, jeuk, hyperhidrose. Reacties op de infusieplaats. Lethargie. Rusteloosheid. Malaise. Ontwikkeling van neutraliserende remmers van de stollingsfactoren (remmers). Nefrotisch syndroom is gemeld bij hemofilie B–patiënten met factor IX–remmers en allergische reacties in de voorgeschiedenis. Heparine-geïnduceerde trombocytopenie type II (Beriplex, Octaplex). Voorbijgaande stijging transaminasewaarden.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): allergische anafylactoïde reacties (zoals gegeneraliseerde urticaria, huiduitslag, daling van de bloeddruk, dyspneu). Stijging van de temperatuur.
Zeer zelden (< 0,01%): vorming van neutraliserende factor XIII-remmers.
Interacties
Er zijn geen interacties met nonacog γ bekend.
Interacties
Er zijn geen interacties met nonacog β pegol bekend.
Interacties
Humaan protrombinecomplex neutraliseert het effect van vitamine K-antagonisten.
Interacties
Er zijn geen interacties van factor XIII bekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Eventuele overdracht van het parvovirus B19 kan een zeer ernstige infectie geven van de foetus.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid (weinig gegevens).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onwaarschijnlijk, vanwege de molecuulgrootte. Absorptie van intacte moleculen is ook onwaarschijnlijk vanwege het eiwitachtige karakter.
Advies: Kan, voor zover bekend zonder gevaar, worden gebruikt.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor hamsterproteïnen.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor hamsterproteïnen.
Contra-indicaties
- Beriplex: gedissemineerde intravasale stolling in de verbruikfase;
- Beriplex, Octaplex, Prothromplex: heparine-geïnduceerde trombocytopenie in de voorgeschiedenis.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Symptomen zoals netelroos, gegeneraliseerde urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij het optreden van allergische of anafylactische reacties, de patiënt onderzoeken op de aanwezigheid van remmers en de toediening direct staken. Na herhaalde toediening van nonacog γ, op de aanwezigheid van antistoffen (remmers) controleren. Bij aanwezigheid van antilichamen tegen factor IX is er meer kans op anafylaxie bij opvolgende behandelingen.
Wegens het risico van trombo-embolische complicaties is terughoudendheid geboden bij leverziekten, in de postoperatieve periode, bij pasgeborenen of bij bestaan van risico van trombotische verschijnselen of diffuse intravasale stolling. Indien toch wordt behandeld, op vroege tekenen van trombotische of verbruikscoagulopathie controleren met geschikte biologische testen.
Er zijn geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij patiënten > 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op allergische reacties, de eerste toedieningen onder medisch toezicht uitvoeren. Symptomen zoals (gegeneraliseerde) urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij het optreden van allergische of anafylactische reacties, de patiënt onderzoeken op de aanwezigheid van remmers en de toediening direct staken. Na herhaalde toediening van humane factor IX-producten, op de aanwezigheid van antistoffen (remmers) controleren. Bij aanwezigheid van antilichamen tegen factor IX is er meer kans op anafylaxie bij opvolgende behandelingen.
Wegens het risico van trombo-embolische complicaties terughoudend zijn bij leverziekten, in de postoperatieve periode of bij bestaan van risico van trombotische verschijnselen of diffuse intravasale stolling. Indien toch wordt behandeld, op vroege tekenen van trombotische of verbruikscoagulopathie controleren met geschikte testen. Bij reeds bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan het cardiovasculair risico verhoogd worden door toediening van nonacog β pegol.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op trombo-embolische complicaties extra zorgvuldige controle uitvoeren bij coronaire hartziekten in de voorgeschiedenis, leverziekten, tijdens en na een operatie, en bij meer kans op trombose of gedissemineerde intravasale stolling.
Er is risico op trombose of diffuse intravasale stolling bij behandeling van patiënten met congenitale of verworven deficiëntie met protrombinecomplex, met name bij herhaalde dosering. De kans neemt toe bij een geïsoleerde factor VII-deficiëntie.
Een onderliggende hypercoagulabiliteit bij behandeling met vitamine K-antagonisten kan verergeren door een infuus met protrombinecomplex.
Overweeg de mogelijkheid van heparine-geïnduceerde trombocytopenie bij een daling van het aantal bloedplaatjes > 50% en/of het optreden van nieuwe of onverklaarbare trombo-embolische complicaties tijdens de behandeling; dit treedt meestal op binnen 4–14 dagen, maar bij recentelijk gebruik van heparine (in de afgelopen 100 dagen) kan het binnen 10 uur optreden.
Correctie van een stoornis in de hemostase veroorzaakt door vitamine K-antagonisten treedt meestal 30 minuten na injectie op; overweeg gelijktijdig vitamine K te geven, omdat het effect van vitamine K na 4–6 uur optreedt; monitoring van de INR is vereist, herhaalde toediening van protrombinecomplex wordt niet aanbevolen. Er zijn geen gegevens bekend over het gebruik bij een perinatale bloeding door vitamine K-tekort bij neonaten.
Overleg bij vorming van antistoffen die één of meerdere factoren van humaan protrombinecomplex remmen (herkenbaar aan een verminderde werkzaamheid), met een gespecialiseerd centrum.
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Voor niet-omhulde virussen (zoals parvovirus B19) is de chemische virusinactivering mogelijk beperkt effectief; daarom het plasma alleen op strikte indicatie toedienen bij immunodeficiëntie, toegenomen erytropoëse of tijdens de zwangerschap.
Bij kinderen zijn er volgens de fabrikant geen gegevens beschikbaar over het gebruik van dit middel.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium, in de injectievloeistof, bij een natriumbeperkt dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij een bekende allergie voor FXIII (symptomen als gegeneraliseerde urticaria, huiduitslag, bloeddrukdaling, dyspneu) eventueel antihistaminica of corticosteroïden profylactisch toedienen. Bij optreden van symptomen zoals galbulten, gegeneraliseerde urticaria, beklemd gevoel op de borst, benauwdheid, bloeddrukdaling en anafylactische reacties de toediening onmiddellijk staken.
Indien de te verwachten spiegel van FXIII niet wordt bereikt of indien een doorbraakbloeding optreedt ondanks een juiste dosering, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen FXIII controleren.
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare infectieuze agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Hepatitisvaccinatie (hepatitis A en B) overwegen bij regelmatig of herhaald gebruik van geneesmiddelen uit menselijk bloed of plasma, zoals factor XIII.
Er zijn onvoldoende gegevens betreffende toediening bij leeftijd > 65 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nonacog γ contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nonacog β pegol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Myocardinfarct, diffuse intravale stolling, veneuze trombose, longembolie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met protrombinecomplex contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met factor XIII contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor IX, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster. Het is een glycoproteïne en corrigeert de langere stollingstijd van het bloed bij hemofilie B, waarbij deze factor geheel of gedeeltelijk afwezig is.
Kinetische gegevens
Overig | Kinderen hebben een hogere klaring, een groter distributievolume, een kortere halfwaardetijd (vooral bij kinderen van 6-12 jaar) en een lagere recovery dan adolescenten en volwassenen. |
T 1/2el | ca. 24,6 uur. |
V d | ca. 0,17 l/kg, bij kinderen gem. 0,27 l/kg. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor IX, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster. Fusie-eiwit dat bestaat uit humane stollingsfactor IX, covalent gekoppeld aan polyethyleenglycol. Deze fusie resulteert in een langere halfwaardetijd en langere werkingsduur. Nonacog β corrigeert de verlengde bloedingstijd van het bloed bij hemofilie B-patiënten, bij wie deze factor geheel of gedeeltelijk mist.
Kinetische gegevens
V d | gem. 66 ml/kg bij volwassenen, 61 ml/kg bij leeftijd 13-17 jaar. |
T 1/2el | gem. 115 uur bij volwassenen, 103 uur bij leeftijd 13-17 jaar. |
Overig | De relatief lange halfwaardetijd wordt veroorzaakt door een fusie tussen de recombinante stollingsfactor IX met polyethyleenglycol. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bereid uit normaal humaan vers plasma. Protrombinecomplex kan de stollingsstoornissen die kunnen optreden bij afwezigheid of verlaagde concentratie van één of meer van de stollingsfactoren II, VII, IX en X behandelen of voorkomen. Dit zijn de stollingsfactoren die endogeen met behulp van vitamine K in de lever worden gesynthetiseerd. Proteïne C en S zijn vitamine K–afhankelijke stollingsremmers die ook in de lever worden gesynthetiseerd. De biologische activiteit van proteïne C wordt versterkt door de cofactor proteïne S. Werking: na ca. 30 min (correctie hemostase bij verworven deficiëntie). Werkingsduur: 6–8 uur (correctie hemostase bij verworven deficiëntie).
Kinetische gegevens
T 1/2el | Beriplex: ca. 60 uur (factor II), ca. 4 uur (factor VII), ca. 17 uur (factor IX), ca. 31 uur (factor X), ca. 47 uur (proteïne C), ca. 49 uur (proteïne S). Cofact: 40–60 uur (factor II), 4–6 uur (factor VII), 18–25 uur (factor IX), 30–60 uur (factor X). Octaplex: 48–60 uur (factor II), 1,5–6 uur (factor VII), 20–24 uur (factor IX), 24–48 uur (factor X). Prothromplex: 40–60 uur (factor II), 3–5 uur (factor VII), 16–30 uur (factor IX), 30–60 uur (factor X). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Factor XIII (FXIII), bereid uit humaan plasma. Verbindt, door enzymatische functie (transamidase-activiteit), de aminogroep van lysine met glutamine, waardoor dwarsverbindingen tussen de fibrinemoleculen worden gevormd. Dit, en de stabilisering van fibrine, bevordert de penetratie van fibroblasten en ondersteunt de wondheling.
Kinetische gegevens
T max | gem. 1,2 uur. |
V d | gem. 49,4 ml/kg. |
T 1/2el | gem. 7,8 dagen, korter bij leeftijd < 16 jaar. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
nonacog gamma hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
nonacog bèta pegol hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
protrombinecomplex hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
factor XIII hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk