Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

prilocaïne/​felypressine

anesthetica, lokaal via injectie N01BB54

Sluiten

flecaïnide

antiaritmica, klasse I C01BC04

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Citanest Octapressine Eureco Pharma B.V.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Verpakkingsvorm
ampul 1,8 ml

Bevat per ml: prilocaïnehydrochloride 30 mg en felypressine 0,54 microg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Flecaïnide (acetaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Capsule met gereguleerde afgifte
Sterkte
50 mg, 100 mg, 150 mg, 200 mg
Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
50 mg, 100 mg

Tambocor (acetaat) Mylan bv

Toedieningsvorm
Capsule met gereguleerde afgifte 'CR'
Sterkte
50 mg, 100 mg, 150 mg, 200 mg
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 15 ml
Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
50 mg, 100 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Voor de toepassing van prilocaïne met felypressine bij tandheelkundig gebruik is nog geen advies vastgesteld.

Advies

Omdat ritmecontrole geen meerwaarde op overleving heeft in vergelijking met frequentiecontrole, heeft herstel van het sinusritme door elektro- of medicamenteuze cardioversie alleen een plaats bij klachten ten gevolge van het atriumfibrilleren en ter verbetering van de kwaliteit van leven. Dit in aanvulling op trombo-embolie preventie, frequentiecontrole en de behandeling van cardiovasculaire risicofactoren. Middelen die gebruikt kunnen worden voor medicamenteuze cardioversie zijn o.a. amiodaron, flecaïnide, ibutilide, propafenon en vernakalant. Als onderhoudsbehandeling voor ritmecontrole komen o.a. amiodaron, flecaïnide, propafenon en sotalol in aanmerking. Zie ook de NVVC-richtlijn Atriumfibrilleren.

De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia.

Indicaties

  • Als infiltratie- en geleidingsanesthesie bij tandheelkundige ingrepen, zoals bij alle preparaties, extracties en routinebehandeling, waarbij plaatselijke ischemie niet noodzakelijk is.

Indicaties

  • Levensbedreigende ventriculaire aritmieën, zoals symptomatische, aanhoudende ventriculaire tachycardie;
  • AV-nodale re-entry tachycardie, Wolff-Parkinson-Whitesyndroom en andere stoornissen met anomale bundels en antero- of retrograde geleiding.

Alleen injectie tevens:

  • Acute aanval van paroxismaal atriumfibrilleren die korter duurt dan 24 uur mits er géén sprake is van structureel hartlijden en/of een slechte linkerkamerfunctie én behandeling duidelijk noodzakelijk is. Parenterale toediening is alleen geïndiceerd, wanneer de stoornissen snel onder controle moeten worden gebracht of de behandeling een kortdurende profylactische is.

Alleen tablet tevens:

  • Behoud van sinusritme na conversie van acuut paroxismaal atriumfibrilleren mits er geen sprake is van hartlijden of een slechte linkerkamerfunctie én behandeling vanwege de ernst van de symptomen en de frequentie van de aanvallen duidelijk noodzakelijk is;
  • Invaliderende premature ventriculaire contracties en/of 'non-sustained' ventriculaire tachycardie met invaliderende symptomen, die resistent is voor andere therapieën óf indien andere therapieën niet goed worden verdragen.

Gerelateerde informatie

  • atriumfibrilleren
  • ritmestoornissen

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Infiltratie- en geleidingsanesthesie bij tandheelkundige ingrepen:

Volwassenen

Pas de minimaal effectieve dosis toe, meestal 1-2 ampullen; bij meer uitgebreide operatieve ingrepen eventueel 3 ampullen.

Toedieningsinformatie: Bij voorkeur de oplossing eerst op lichaamstemperatuur brengen, gezien injectie van koude oplossingen pijnlijk is. Na het inbrengen van de naald eerst aspireren alvorens de vloeistof te injecteren, dit ter preventie van intravasculaire injectie. Langzaam toedienen.

Doseringen

Wissel niet van merk, tenzij er sprake is van een tekort. Flecaïnide heeft een smalle therapeutische breedte, daarbij kan wisselen van merk tot ongewenste effecten of falen van de therapie leiden. Zie de Leidraad Verantwoord wisselen medicijnen op nhg.org.

Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Flecaïnide van tdm-monografie.org.

De behandeling onder medisch toezicht instellen en dosisaanpassingen onder controle van ECG en plasmaspiegel doorvoeren.

Klap alles open Klap alles dicht

Levensbedreigende ventriculaire aritmieën

Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar

Oraal gewone tablet: begindosering 100 mg 2×/dag, max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 200 mg 1×/dag; max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt.

Parenteraal per i.v.-bolusinjectie: 2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 150 mg, langzaam (in ten minste 10 min), eventueel verdund (in glucose 5%) toedienen; onder continue ECG-registratie; als de aritmie onder controle is, de injectie stoppen.

Parenteraal per i.v.-infusie: begindosis 2 mg/kg in 30 min, vervolgens gedurende het eerste uur 1,5 mg/kg per uur; daarna 0,1–0,25 mg/kg per uur. Aanbevolen wordt de infusie maximaal 24 uur voort te zetten. De maximale cumulatieve dosis gedurende de eerste 24 uur is 600 mg. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie, bij neiging tot hartfalen, bij nierinsufficiëntie en bij andere risicopatiënten, onder controle van plasmaspiegel en ECG: begindosering 2 mg/kg in 60 min óf 1 mg/kg in 30 min i.v.; vervolgens het eerste uur 0,75 mg/kg per uur, daarna 0,1 mg/kg per uur.

AV-nodale re-entry tachycardie, Wolff-Parkinson-Whitesyndroom en andere stoornissen met anomale bundels en antero- of retrograde geleiding

Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar

Oraal gewone tablet: begindosering 50 mg 2×/dag, zo nodig verhogen tot max. 300 mg per dag. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 100 mg 1×/dag; zo nodig na 4–5 dagen verhogen. Optimale dosering 200 mg 1×/dag, max. dosering 300 mg 1×/dag.

Parenteraal per i.v.-bolusinjectie: 2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 150 mg, langzaam (in ten minste 10 min), eventueel verdund (in glucose 5%) toedienen; onder continue ECG-registratie; als de aritmie onder controle is, de injectie stoppen.

Parenteraal per i.v.-infusie: begindosis 2 mg/kg in 30 min, vervolgens gedurende het eerste uur 1,5 mg/kg per uur; daarna 0,1–0,25 mg/kg per uur. Aanbevolen wordt de infusie maximaal 24 uur voort te zetten. De maximale cumulatieve dosis gedurende de eerste 24 uur is 600 mg. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie, bij neiging tot hartfalen, bij nierinsufficiëntie en bij andere risicopatiënten, onder controle van plasmaspiegel en ECG: begindosering 2 mg/kg in 60 min óf 1 mg/kg in 30 min i.v.; vervolgens het eerste uur 0,75 mg/kg per uur, daarna 0,1 mg/kg per uur.

Acute aanval van paroxismaal atriumfibrilleren

Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar

Parenteraal per i.v.-bolusinjectie: 2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 150 mg, langzaam (in ten minste 10 min), eventueel verdund (in glucose 5%) toedienen; onder continue ECG-registratie; als de aritmie onder controle is, de injectie stoppen.

Parenteraal per i.v.-infusie: begindosis 2 mg/kg in 30 min, vervolgens gedurende het eerste uur 1,5 mg/kg per uur; daarna 0,1–0,25 mg/kg per uur. Aanbevolen wordt de infusie maximaal 24 uur voort te zetten. De maximale cumulatieve dosis gedurende de eerste 24 uur is 600 mg. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie, bij neiging tot hartfalen, bij nierinsufficiëntie en bij andere risicopatiënten, onder controle van plasmaspiegel en ECG: begindosering 2 mg/kg in 60 min óf 1 mg/kg in 30 min i.v.; vervolgens het eerste uur 0,75 mg/kg per uur, daarna 0,1 mg/kg per uur.

Behoud van sinusritme na conversie van acuut paroxismaal atriumfibrilleren

Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar

Oraal gewone tablet: begindosering 50 mg 2×/dag, indien nodig verhogen tot max. 300 mg per dag. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 100 mg 1×/dag; zo nodig na 4–5 dagen verhogen. Optimale dosering 200 mg 1×/dag, max. dosering 300 mg 1×/dag.

Invaliderende premature ventriculaire contracties en/of 'non-sustained' ventriculaire tachycardie

Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar

Oraal gewone tablet: begindosering 100 mg 2×/dag, max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 200 mg 1×/dag; max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt.

Bij orale toediening: Bij verminderde nierfunctie (creatinineklaring: tabl. < 35 ml/min/1,73m², caps mga ≤ 20 ml/min/m²): begindosering max. 100 mg per dag onder regelmatige controle van de plasmaspiegel; de dosering eventueel aanpassen na 4–5 dagen. Bij verminderde leverfunctie: dosering max. 100 mg per dag onder regelmatige controle; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen. Bij ouderen: begindosering max. 100 mg 1× per dag of 50 mg 2× per dag; onderhoudsdosering max. 300 mg/dag. Bij aanwezigheid van een permanente pacemaker: dosering max. 200 mg per dag onder regelmatige controle; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen.

Bij orale óf parenterale toediening: Bij combinatietherapie met amiodaron: flecaïnidedosering met 50% verlagen; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen. Oraal max. 200 mg flecaïnide per dag onder regelmatige controle. Bij combinatie met cimetidine: oraal max. 200 mg flecaïnide per dag onder regelmatige controle; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen.

Pas bij CYP2D6-polymorfisme zo nodig de dosering of het middel aan, in overleg met de apotheker.

Bijwerkingen

Zelden (0,01-0,1%): (ernstige) effecten als gevolg van ongewilde overdosering of intravasculaire injectie. Methemoglobinemie, wat zich kan uiten in cyanose van de nagels en lippen.

Zeer zelden (< 0,1%): overgevoeligheidsreacties incl. anafylactische shock. Persisterende anesthesie of paresthesie.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, draaierigheid, licht gevoel in het hoofd (vaak van voorbijgaande aard). Visusstoornis (diplopie, wazig zien).

Vaak (1-10%): pro-aritmie (bij structurele hartaandoening). Dyspneu. Asthenie, vermoeidheid, koorts, oedeem.

Soms (0,1-1%): afname rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes. Bij atriumfibrilleren een 1:1 AV-geleiding met toename hartritme. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, buikpijn, verminderde eetlust, dyspepsie, flatulentie. Allergische dermatitis (incl. huiduitslag), alopecia.

Zelden (0,01-0,1%): hallucinaties, depressie, verwardheid, angst, amnesie, slapeloosheid. Paresthesie, ataxie, hypo-esthesie, hyperhidrose, syncope, tremor, blozen, slaperigheid, hoofdpijn, perifere neuropathie, convulsie, dyskinesie. Oorsuizen, vertigo. Pneumonitis. Stijging van leverenzymwaarden (met of zonder geelzucht). Ernstige urticaria.

Zeer zelden (< 0,01%): toegenomen antinucleaire antistoffen met en zonder systemische ontsteking. Corneale neerslag. Fotosensibilisatie.

Verder zijn gemeld: dosisgerelateerde toename van het PQ- en QRS-interval, veranderde hartstimulatie('pacing')-drempel, tweede- en derdegraads AV-blok, hartstilstand, bradycardie, (congestief) hartfalen, pijn op de borst, hypotensie, myocardinfarct, palpitaties, sinusarrest, tachycardie, ventriculaire fibrillatie. Tot uiting komen van een reeds bestaand Brugada-syndroom. Longfibrose, interstitiële longaandoening. Leverfunctiestoornis. Artralgie, myalgie.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Bij combinatie met sulfonamiden of andere middelen die methemoglobinevorming veroorzaken, neemt de kans op methemoglobinemie toe.

Interacties

Combinatie met klasse I antiaritmica (bv. kinidine) is gecontra-indiceerd.

Bij combinatie met klasse II antiaritmica (bv. β-blokkers) kunnen additieve negatief inotrope effecten optreden.

Bij combinatie met amiodaron de flecaïnidedosering met 50% verlagen en zorgvuldig controleren op bijwerkingen onder controle van de plasmaspiegel.

Voorzichtig bij combinatie met calciumkanaalblokkers (bv. verapamil).

De plasmaconcentratie van digoxine kan toenemen (met 15%); de digoxineconcentratie 6 uur na toediening van digoxine bepalen, voor of na toediening van flecaïnide.

Flecaïnide wordt gemetaboliseerd door CYP2D6; CYP2D6–remmers (zoals propranolol, ritonavir, cimetidine, terbinafine, bupropion, fluoxetine, paroxetine) kunnen de flecaïnide–concentratie verhogen, CYP2D6-inductoren (zoals fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine, dexamethason, rifampicine) kunnen de plasmaspiegel verlagen.

Combinatie met ritonavir of lopinavir vermijden vanwege meer kans op ventriculaire aritmie door verhoging van de plasmaconcentratie.

Kinine en cobicistat verhogen eveneens de plasmaspiegel van flecaïnide.

De plasmaconcentratie kan dalen door efavirenz, etravirine, nevirapine.

Bij combinatie met antipsychotica (clozapine, haloperidol, risperidon) of antihistaminica (bv. mizolastine) is er meer kans op aritmie.

Stoffen die hypokaliëmie of intracellulaire kaliumdeficiëntie veroorzaken zoals bepaalde laxantia en diuretica, lithiumzouten en corticosteroïden kunnen het risico op cardiotoxiciteit vergroten.

Zwangerschap

Prilocaïne passeert de placenta.

Farmacologisch effect: Bij de foetus kan methemoglobinemie optreden.

Advies: Prilocaïne kan volgens Lareb waarschijnlijk veilig worden toegepast behalve tjdens de bevalling, maar voor felypressine ontbreken gegevens. De fabrikant adviseert vooraf overleg met een arts. Zie ook prilocaine#zwangerschap.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Flecaïnide passeert de placenta (ca. 80%).

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, onder controle van de plasmaspiegel.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.

Advies: Er zijn onvoldoende gegevens om een advies te kunnen geven, daarom bij voorkeur vermijden; de fabrikant adviseert vooraf overleg met een arts.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.

Teratogenese: Kans op nadelige effecten bij de zuigeling klein, omdat de plasmaconcentratie bij de zuigeling 5–10× lager is dan de therapeutische geneesmiddelspiegel. Stapeling kan wel optreden.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor lokale anesthetica van het amidetype, zoals lidocaïne, mepivacaïne en bupivacaïne;
  • congenitale of idiopathische methemoglobinemie.

Contra-indicaties

  • verminderde ventriculaire functie, cardiogene shock, ernstige bradycardie (< 50 hartslagen per minuut), ernstige hypotensie;
  • asymptomatische en niet ernstige symptomatische ventriculaire aritmieën;
  • myocardinfarct in de voorgeschiedenis of hartfalen indien tevens asymptomatische ventriculaire extrasystolie of asymptomatische ventriculaire tachycardie aanwezig is;
  • tweede en derdegraads AV-blok, bundeltak- of distaal gelegen blok, gestoorde sinusknoopfunctie of afwijkingen in de boezemgeleiding, tenzij pacingapparatuur beschikbaar is;
  • langer bestaand onbehandeld atriumfibrilleren;
  • hemodynamische significante hartklepziekten;
  • Brugada-syndroom.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Hartstilstand is gemeld, waarschijnlijk optredend als gevolg van ongewilde intravasculaire injectie.

Wees voorzichtig bij patiënten met ernstig hartlijden, ernstige anemie of vaatlijden. Methemoglobinemie kan optreden bij een hoge dosering, met name bij een ernstige anemie of hartfalen.

Injectie in het hoofd-halsgebied, bv. retrobulbair, dentaal en bij een ganglion stellatum blok, kan ongewild intravasculair plaatsvinden, waardoor cerebrale toxiciteit kan optreden.

Bij patiënten met acidose of hypoxie neemt de kans op en de ernst van toxische reacties van het centrale zenuwstelsel of het hartvaatstelsel toe.

Vermijd toepassing in ontstoken gebied.

Voorzichtigheid is geboden bij een gestoorde leverfunctie.

Kruisovergevoeligheid kan optreden met andere lokale anesthetica van het amide-type.

Waarschuwingen en voorzorgen

Niet gebruiken bij structurele hartaandoening of een abnormale linkerventrikelfunctie. Bij behandeling van asymptomatische ventriculaire aritmieën na een myocardinfarct kan de mortaliteit toegenomen zijn. Bij een organische cardiomyopathie, met name bij een myocardinfarct in de voorgeschiedenis, flecaïnide alleen initiëren als andere antiaritmica die niet behoren tot klasse 1C ineffectief zijn of niet worden verdragen én als non-farmacologische therapie niet geïndiceerd is. Voorzichtig toepassen bij acuut atriumfibrilleren na hartchirurgie.

Vóór toediening de elektrolythuishouding normaliseren en ernstige hypotensie of bradycardie behandelen. ECG en plasmaspiegels nauwlettend controleren bij het instellen van de behandeling en bij dosisaanpassingen. ECG-controle één keer per maand en langetermijn-ECG elke drie maanden; bij aanvang van de behandeling of bij dosisverhoging elke 2–4 dagen een ECG maken. Bij doseringsrestricties (zie Doseringen) tevens in week 2 en 3 een ECG maken om de dosering te controleren.

Voorzichtig bij een permanente pacemaker of tijdelijke hartstimulatie-elektroden, vanwege verhoging van de endocardiale hartstimulatiedrempel. Niet gebruiken bij bestaande verminderde prikkelbaarheid of een niet-programmeerbare pacemaker tenzij er geschikte hartstimulatieapparatuur beschikbaar is. Soms kunnen problemen met defibrilleren optreden, vaak bij een reeds bestaande hartaandoening met hartvergroting, myocardinfarct in de voorgeschiedenis, arteriosclerotische hartaandoening en hartfalen. Wees voorzichtig bij een acuut begin van atriumfibrilleren na een hartoperatie.

Bij lever- en nierinsufficiëntie alleen gebruiken onder zorgvuldige controle van de plasmaspiegel (spiegels boven 0,7–1 mg/l vermeerderen de kans op bijwerkingen); bij voorkeur niet gebruiken bij ernstige leverinsufficiëntie.

Bij toepassing bij zuigelingen en kinderen is gebleken dat melkproducten (melk, babyvoeding, yoghurt) de absorptie van flecaïnide bij kinderen kunnen reduceren.

Overdosering

Symptomen

voorbijgaande prikkeling van het centrale zenuwstelsel (gapen, rusteloosheid, duizeligheid, misselijkheid, braken, dysartrie, ataxie, gehoor- en visusstoornis; methemoglobinemie). Bij matige intoxicatie bovendien: spiertrekkingen en convulsies, bewustzijnsdaling, ademhalingsdepressie, coma. Bij zeer ernstige intoxicatie: hypotensie en cardiovasculaire collaps, bradycardie en hartstilstand.

Voor meer informatie over een overdosering met prilocaïne/felypressine neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Symptomen

mogelijk levensbedreigende: hypotensie, bradycardie, geleidingsvertraging (sinoatriaal of AV-blok), verlenging van QRS- en QT-interval ventriculaire aritmie, atriumflutter.

Zie voor meer informatie over een vergiftiging met flecaïnide vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Prilocaïne is een kortwerkend lokaal anestheticum van het amidetype. Het vermindert de permeabiliteit van de membraan van de zenuwcel voor natriumionen. Hierdoor neemt de depolarisatiesnelheid af en de excitatiedrempel toe, waardoor een reversibele plaatselijke gevoelloosheid optreedt. Felypressine is een vasoconstrictor en werkt bij dentaal gebruik op het veneuze deel van het capillaire vaatbed. Het is een synthetisch polypeptide dat de absorptie van prilocaïne vanuit de injectieplaats vertraagt, zodat de werkingsduur hiervan toeneemt.

De werking treedt in na 2–3 min; het effect bij een mandibulair blok is volledig na ca. 5 min. De werkingsduur hangt af van het type blok; na lokale infiltratie gem. 45 min, bij een regionaal blok zoals een mandibulair blok 2 uur of langer.

Kinetische gegevens

Metabolisering door amidase in lever, nier en long. Eén van de metabolieten, o-toluïdine, veroorzaakt methemoglobinemie bij toepassing van hoge doseringen prilocaïne.
Eliminatie vertraagd bij nier- of leverfunctiestoornissen; accumulatie van prilocaïne of diens metabolieten kan dan optreden.
T 1/2el ca. 1,5 uur (vastgesteld na i.v.-toediening van prilocaïne).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Klasse Ic antiaritmicum. Het verhoogt de prikkeldrempel van het hart, vertraagt de prikkelgeleiding en verlengt de refractaire periode.

Kinetische gegevens

Resorptie snel.
F ca. 90% (tablet), > 75% (capsule mga).
T max 21–25 uur (capsule mga).
V d 8,3 l/kg.
Metabolisering vnl. door CYP2D6 in de lever deels tot metabolieten, waarvan twee met enige effectiviteit.
Eliminatie vnl. via de nieren, ca. 30% onveranderd, deels als metabolieten. Ca. 5% met de feces. Flecaïnide wordt voor ca. 1% verwijderd door hemodialyse.
T 1/2el ca. 20 uur. Verlengd bij nierfunctiestoornis, hartfalen en alkalische urine.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

prilocaïne/felypressine hoort bij de groep anesthetica, lokaal via injectie.

  • articaïne/adrenaline (N01BB58) Vergelijk
  • bupivacaïne (N01BB01) Vergelijk
  • bupivacaïne/adrenaline (N01BB51) Vergelijk
  • bupivacaïne/glucose (N01BB01) Vergelijk
  • chloorprocaïne (N01BA04) Vergelijk
  • levobupivacaïne (N01BB10) Vergelijk
  • lidocaïne (parenteraal) (N01BB02) Vergelijk
  • lidocaïne/adrenaline (N01BB52) Vergelijk
  • mepivacaïne (N01BB03) Vergelijk
  • prilocaïne (N01BB04) Vergelijk
  • ropivacaïne (N01BB09) Vergelijk

Groepsinformatie

flecaïnide hoort bij de groep antiaritmica, klasse I.

  • disopyramide (C01BA03) Vergelijk
  • kinidine (C01BA01) Vergelijk
  • lidocaïne (parenteraal) (N01BB02) Vergelijk
  • procaïnamide (C01BA02) Vergelijk
  • propafenon (C01BC03) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • anesthetica, lokaal via injectie

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • antiaritmica, klasse I

Indicaties

  • atriumfibrilleren
  • ritmestoornissen

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
  • Toegankelijkheid
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".