Samenstelling
Tiapridal Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Acemap Doorgeleverde bereiding
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Tiapride heeft geen plaats bij de behandeling van psychosen. De beste behandeling van tardieve dyskinesie is het staken van het gebruik van het antipsychoticum. Indien de psychiatrische toestand dat niet toelaat, valt te overwegen de behandeling te continueren met een antipsychoticum met geringere kans op extrapiramidale bijwerkingen. Indien met deze maatregelen onvoldoende resultaat wordt verkregen, valt te overwegen tiapride aan de behandeling toe te voegen.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken (pdf 0,2 MB).
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
- Tardieve dyskinesie ten gevolge van het gebruik van antipsychotica.
Indicaties
- Onderhoudsbehandeling bij chronische of recidiverende psychosen.
Gerelateerde informatie
Dosering
Tardieve dyskinesie:
Volwassenen:
100-200 mg 3×/dag, afhankelijk van ziektebeeld en lichaamsgewicht.
Bij verminderde nierfunctie: creatinineklaring 30–60 ml/min: 75% van de normale dagdosis; 10–30 ml/min: 50% en < 10 ml/min: 25% van de normale dagdosis.
Dosering
Psychosen:
Volwassenen:
Begindosering 10–20 mg eenmaal per week bij patiënten die al behandeld worden met antipsychotica (bestaande therapie geleidelijk afbouwen). Bij patiënten die nog niet met antipsychotica behandeld worden: begindosering 20–40 mg 1×/w.
Onderhoudsdosering 20–60 mg 1×/w., echter soms is een veel lagere dosering afdoende tot zelfs 5–10 mg. Dosering geleidelijk ophogen op geleide van het resultaat. Doseringen boven 100 mg per week mogen alleen onder strenge medische controle worden gegeven.
Bij ouderen de begindosis halveren.
Bij leverfunctiestoornis voorzichtig doseren.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): verhoging prolactine spiegel, vermoeidheid, slaperigheid, asthenie, agitatie, onverschilligheid, slapeloosheid, duizeligheid, hoofdpijn, met name in het begin extrapiramidale symptomen (tremor, rigiditeit, hypokinesie, speekselvloed).
Soms (0,1-1%): amenorroe, gynaecomastie, galactorroe, vergroting van/pijn in de borsten, cyclusstoornissen, orgasme- en potentiestoringen, acathisie, dystonie, gewichtstoename.
Zelden (0,01-0,1%): acute dyskinesie.
Verder is gemeld: leukopenie, neutropenie, agranulocytose, neonataal onttrekkingssyndroom, neuroleptisch maligne syndroom, hallucinaties, tardieve dyskinesie (na > 3 mnd. behandeling), neiging tot vallen, verwarring, bewustzijnsverlies, convulsie, syncope, aspiratiepneumonie, ademhalingsdepressie, QT-verlenging, 'torsade de pointes', ventriculaire tachycardie, die kan leiden tot ventriculaire fibrillatie of hartstilstand en plotselinge dood; (orthostatische) hypotensie; veneuze trombo-embolie (o.a. longembolie, diepveneuze trombose), hyponatriëmie, SIADH, obstipatie, ileus, urticaria, (erythemateuze en maculopapuleuze) huiduitslag, rabdomyolyse, verhoogde serum creatinekinase, stijging van leverenzymwaarden.
Bijwerkingen
Inherent aan de werking: initiatiefverlies en emotionele afvlakking. Extrapiramidale verschijnselen zoals parkinsonisme, acute dystonie en acathisie. Visusstoornissen, hypotensie, misselijkheid, braken. Vermoeidheid (de dag na inname).
Zelden (0,01-0,1%): hypersalivatie, toegenomen transpiratie, tachycardie en duizeligheid (de dag na inname). Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan. Veroorzaakt hyperprolactinemie, wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot impotentie bij mannen. Erectie– en ejaculatiestoornissen. Neuroleptisch maligne syndroom, gekenmerkt door hyperthermie, extreme spierrigiditeit en autonome instabiliteit is incidenteel gemeld. Veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose is gemeld.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van levodopa en andere dopamine-agonisten (m.u.v. gebruik als antiparkinsonmiddel) is gecontra-indiceerd.
De werking van andere antipsychotica kan toenemen.
Combinatie met antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, benzodiazepinen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking. Gebruik van alcohol vermijden.
Gelijktijdig gebruik met middelen die 'torsade de pointes' kunnen induceren of het QT-interval verlengen (zoals NYHA-klasse Ia- en III-anti-aritmica, arseentrioxide, chloroquine, chloorpromazine, claritromycine, domperidon, droperidol, erytromycine, haloperidol, methadon, moxifloxacine, pentamidine, pimozide en sotalol) wordt afgeraden.
Wees voorzichtig met middelen die de elektrolytenbalans kunnen verstoren (diuretica).
Interacties
Penfluridol versterkt de sederende werking van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol.
Gelijktijdig gebruik met morfine(derivaten) geeft risico op respiratoire depressie.
Gelijktijdig gebruik van andere antipsychotica, lithium, anticholinerge antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica en antidepressiva vergroot het risico op tardieve dyskinesie.
De werking van dopamine-agonisten (zoals bromocriptine) en levodopa kan worden verminderd.
Gelijktijdig gebruik met antihypertensiva geeft risico op (verergering van) orthostatische hypotensie.
Antacida verminderen de orale opname van antipsychotica.
Gelijktijdig gebruik met inductoren van (multipele) CYP-enzymen (barbituraten, carbamazepine en fenytoïne) versnelt de afbraak van antipsychotica; eventueel moet de dosis penfluridol worden verhoogd.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, weinig gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Vruchtbaarheid: Gebruik kan leiden tot verminderde vruchtbaarheid bij de mens.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja bij dieren, onbekend bij de mens.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
- prolactine-afhankelijke tumoren;
- feochromocytoom;
- acute alcohol– of slaapmiddelintoxicatie.
Zie ook de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- depressie van het centrale zenuwstelsel;
- coma;
- depressie;
- ziekte van Parkinson;
- overgevoeligheid voor difenylbutylpiperidine-derivaten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Maligne neuroleptisch syndroom (MNS): Bij tekenen van MNS de behandeling staken; tekenen zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale status en aanwijzingen voor autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en cardiale dysritmie) Bijkomende verschijnselen kunnen zijn een verhoogd creatinefosfokinase, myoglobinurie (rabdomyolyse) en acuut nierfalen. Bij hyperthermie de behandeling onderbreken. Bij optreden van koorts, keelpijn of een infectie adviseren om contact met de arts op te nemen; een volledige bloedbeeldbepaling is dan aangewezen. Bij duidelijke veranderingen in het bloedbeeld de behandeling stoppen.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij epilepsie, de ziekte van Parkinson, meer kans op verlengd QT-interval (bradycardie, hypokaliëmie, aangeboren verlengd QT-interval), risicofactoren voor een beroerte en bij ouderen (i.v.m. kans op verminderd bewustzijn en coma).
Verminderde nierfunctie: Bij nierinsufficiëntie de dosis verlagen vanwege de kans op coma door overdosering.
Veneuze trombo-embolie (VTE): Bij risicofactoren voor VTE preventieve maatregelen treffen.
Dementie: Er is iets meer kans op overlijden bij ouderen met dementie bij gebruik van antipsychotica; tiapride is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie.
Onderzoeksgegevens: Niet gebruiken bij kinderen, vanwege onvoldoende gegevens over veiligheid en werkzaamheid.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij agitatie of agressie combineren met een meer sederend psychofarmacon.
Dementie: Penfluridol is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie, vanwege meer kans op overlijden bij ouderen met dementie bij gebruik van antipsychotica.
Veneuze trombo-embolie (VTE): Vooraf en tijdens de behandeling alle mogelijke risicofactoren voor VTE in kaart brengen en zo nodig voorzorgsmaatregelen treffen.
Comorbiditeit: Wees terughoudend bij psychomotorische agitatie, spastische verlammingen, ernstige organische cerebrale stoornissen, epilepsie.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik; vanaf een gebruiksduur van 3–6 maanden hierop controleren. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Bijwerkingen: Patiënten met psycho-organische stoornissen hebben mogelijk een groter risico op bijwerkingen.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Symptomen
ernstige extrapiramidale bijwerkingen, milde hypotensie, sedatie.
Therapie
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Benzamidederivaat, dat selectief D2- en D3-receptoren antagoneert. Heeft geen affiniteit voor serotonine-, noradrenaline- of histaminereceptoren.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | 75–78%. |
T max | 1 uur. |
V d | 1,4 l/kg. |
Metabolisering | max. 15% tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | 75% onveranderd met de urine. |
T 1/2el | 3–5 uur; bij ernstige nierinsufficiëntie is deze langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Difenylbutylpiperidinederivaat met antipsychotische en geringe of geen sederende werking. Minimale alfa1-adrenolytische activiteit. Werking: max. na 24–48 uur. Werkingsduur: 1 week.
Kinetische gegevens
T max | 4–8 uur. |
Eiwitbinding | 98%. |
Metabolisering | in de lever tot inactieve metabolieten door oxidatieve N-alkylatie. |
Eliminatie | met de feces, 30% onveranderd. |
T 1/2el | 4–7 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
tiapride hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- broomperidol (N05AD06) Vergelijk
- chloorprotixeen (N05AF03) Vergelijk
- flupentixol (N05AF01) Vergelijk
- fluspirileen (N05AG01) Vergelijk
- haloperidol (N05AD01) Vergelijk
- penfluridol (N05AG03) Vergelijk
- periciazine (N05AC01) Vergelijk
- pimozide (N05AG02) Vergelijk
- pipamperon (N05AD05) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
- zuclopentixol (N05AF05) Vergelijk
Groepsinformatie
penfluridol hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- broomperidol (N05AD06) Vergelijk
- chloorprotixeen (N05AF03) Vergelijk
- flupentixol (N05AF01) Vergelijk
- fluspirileen (N05AG01) Vergelijk
- haloperidol (N05AD01) Vergelijk
- periciazine (N05AC01) Vergelijk
- pimozide (N05AG02) Vergelijk
- pipamperon (N05AD05) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
- tiapride (N05AL03) Vergelijk
- zuclopentixol (N05AF05) Vergelijk