Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Remodulin (als Na-zout) Ferrer Interdancional SA

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
1,0 mg/ml
Verpakkingsvorm
Flacon 20 ml
Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
2,5 mg/ml
Verpakkingsvorm
Flacon 20 ml
Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
5,0 mg/ml
Verpakkingsvorm
Flacon 20 ml
Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
Flacon 20 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Pulmonale hypertensie (PH) is een zeldzame, complexe aandoening die vraagt om een specialistische, multidisciplinaire behandeling. Verschillende oorzaken kunnen ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van PH. Het doel van de behandeling is verbetering van de kwaliteit van leven, remming van de ziekteprogressie en het voorkómen van een longtransplantatie. Endotheline-antagonisten, fosfodi-esterase-5-remmers, prostacycline-analogen, en de guanylaatcyclasestimulator riociguat worden vooral ingezet bij pulmonale arteriële hypertensie (PAH; klinische classificatie PH groep 1), en (offlabel) bij chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie (CTEPH, groep 4). Bij de keuze van het geneesmiddel spelen naast de ernst van de ziekte ook individuele patiëntgerichte factoren een rol. Combineren van middelen is meestal zinvol.

Aan de vergoeding van treprostinil zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Behandeling van idiopatische of erfelijke primaire pulmonale arteriële hypertensie bij matig-ernstig hartfalen (NYHA-klasse III).

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Primaire pulmonale arteriële hypertensie

Volwassenen

Als continue subcutane of intraveneuze infusie: begindosering 1,25 nanog/kg/min, als dit slecht wordt verdragen de infusiesnelheid verlagen tot 0,625 nanog/kg/min. Hierna de dosering geleidelijk aanpassen om een onderhoudsdosis te bereiken waarbij de symptomen verbeteren en die door de patiënt wordt verdragen: gedurende de eerste vier weken elke week de infusiesnelheid verhogen met 1,25 nanog/kg/min; daarna elke week met 2,5 nanog/kg/min. In de praktijk is gebleken dat dosisverhogingen (3 à 4×/mnd.) gedurende de hele therapie nodig zijn. Zo was in klinisch onderzoek gemiddeld na 1 jaar de infusiesnelheid 26 nanog/kg/min, na 2 jaar 36 nanog/kg/min en na 4 jaar 42 nanog/kg/min.

Bij overschakelen van subcutane infusie van treprostinil naar intraveneuze infusie van epoprostenol het volgende schema aanhouden: het subcutane treprostinil-infuus langzaam afbouwen met 2,5 nanog/kg/min. Na minstens 1 uur bij deze nieuwe dosis treprostinil, starten met intraveneus epoprostenol met een maximumdosis van 2 nanog/kg/min. Hierna de dosis treprostinil verder verlagen met opeenvolgende intervallen van minstens 2 uur en tegelijkertijd de dosis epoprostenol geleidelijk verhogen na behoud van de initiële dosis voor ten minste 1 uur.

Verminderde leverfunctie met een Child-Pughscore 5–9: begindosering 0,625 nanog/kg/min; daarna zeer voorzichtig de periodieke dosisverhogingen doorvoeren. Gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10) is gecontra-indiceerd.

Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.

Interruptie van de infusie vermijden; indien dit toch heeft plaatsgevonden de infusie zodra dit mogelijk is opnieuw starten. Indien de herstart binnen enkele uren is, kan in de meeste gevallen met dezelfde doseringssnelheid worden gestart. Bij een langer durende onderbreking kan soms opnieuw titratie nodig zijn.

Bij overgewicht van 30% of meer dan het ideale lichaamsgewicht de initiële dosering en de daarna volgende dosisverhogingen op het ideale lichaamsgewicht baseren.

Toediening:

  • Toedienen door continue subcutane infusie (voorkeur) via een subcutane katheter met een ambulante infuuspomp óf door continue intraveneuze infusie via een (chirurgisch geplaatste) centraal veneuze katheter met een externe ambulante infuuspomp of een volledig inwendige implanteerbare infuuspomp, of, tijdelijk via een perifere veneuze canule in een grote ader. Perifere infusie gedurende meer dan een paar uur verhoogt de kans op tromboflebitis.
  • Bij subcutane toediening treprostinil onverdund gebruiken; bij intraveneuze toediening treprostinil verdunnen met steriel water of natriumchloride 0,9% voor injectie.
  • Intraveneuze infusie kan gebruikt worden na stabilisatie met treprostinil subcutaan, als de subcutane route niet langer verdragen wordt (en waarbij de risico's van intraveneuze toediening als acceptabel worden beschouwd).
  • Intraveneuze infusie met een implanteerbare infuuspomp kan gebruikt worden na stabilisatie met treprostinil infusie, als de subcutane en de intraveneuze uitwendige toediening niet langer verdragen worden of de patiënt er niet geschikt voor is. De begindosering van de implanteerbare pomp is hetzelfde als de stabiele dosis die op het moment van de overgang met een externe infuuspomp wordt toegediend; de implanteerbare pomp is niet geschikt voor het aanpassen van de dosis.
  • Zie voor meer informatie over de infusiesnelheid en verdunning rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): pijn, lokale reacties, bloeding of bloeduitstortingen op de infusieplek. Hoofdpijn, vaatverwijding, blozen. Misselijkheid, diarree. Huiduitslag. Pijn in de kaak.

Vaak (1-10%): hypotensie. Myalgie, artralgie, pijn in de extremiteiten. Braken. Duizeligheid. Oedeem. Jeuk. Bloedingen (o.a. bloedneus, maag-darmbloedingen (ook tandvlees- en rectum-)).

Verder zijn gemeld: 'high output'-hartfalen, tromboflebitis, trombocytopenie, bacteriëmie, sepsis, maculaire of papuleuze gegeneraliseerde huiduitslag, botpijn en cellulitis.

Interacties

Treprostinil wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP2C8. Bij combinatie met een CYP2C8-remmer (bv. gemfibrozil, trimethoprim, deferasirox) kan dosisverlaging van treprostinil noodzakelijk zijn, bij combinatie met een CYP2C8-inductor (bv. rifampicine, fenytoïne, carbamazepine, sint-janskruid) kan dosisverhoging noodzakelijk zijn.

De werking van trombocytenaggregatieremmers, heparine en andere anticoagulantia kan worden versterkt. Ook kan er een toegenomen bloedingsneiging zijn bij comedicatie met NSAID's.

Comedicatie met diuretica, antihypertensiva en met andere vaatverwijders (waaronder NO-donoren) geeft meer kans op hypotensie.

Furosemide kan de klaring iets verminderen.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie.

Lactatie

Overgang in moedermelk: Onbekend.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • pulmonale arteriële hypertensie gerelateerd aan veno-occlusieve ziekte;
  • congestief hartfalen door een ernstige functiestoornis van de linker hartkamer;
  • aangeboren of verworven hartklepdefecten met klinisch relevante myocarddisfunctie die niet geassocieerd is met pulmonale arteriële hypertensie;
  • ernstige coronaire hartziekte of instabiele angina pectoris;
  • myocardinfarct gedurende de laatste zes maanden;
  • hartfalen indien niet onder strikte medische supervisie;
  • ernstige aritmie;
  • cerebrovasculaire accidenten (TIA, CVA) gedurende de laatste drie maanden;
  • ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15);
  • actieve gastro-intestinale ulcus;
  • intracraniële bloeding;
  • condities die gepaard gaan met bloedingen.

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig bij een lage bloeddruk, nierinsufficiëntie, lichte tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–9) en condities met meer kans op bloedingen. Tevens voorzichtig zijn bij een leeftijd ≥ 65 jaar in verband met meestal aanwezige comorbiditeit (zoals verminderde lever-, nier- en hartfunctie) of comedicatie.

Bij instellen van de therapie en wijzigen van de dosering de bloeddruk en hartfrequentie nauwkeurig controleren. Indien een systolische bloeddruk ≤ 85 mmHg wordt gemeten of indien symptomen van hypotensie optreden, de behandeling staken. Het plotseling staken of het ineens verlagen van de dosering kan echter een rebound van de pulmonale arteriële hypertensie veroorzaken.

Indien bij therapie met treprostinil longoedeem optreedt, de mogelijkheid van een geassocieerde veno-occlusieve ziekte overwegen en de behandeling staken.

Onderzoeksgegevens: Effectiviteit is niet aangetoond bij pulmonale arteriële hypertensie NYHA-klasse IV en er zijn geen onderzoeksgegevens bij pulmonale arteriële hypertensie met linker-rechter hartshunt, portale hypertensie of HIV-infectie. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij kinderen en adolescenten.

Overdosering

Symptomen

o.a. blozen, hoofdpijn, hypotensie, misselijkheid, braken, diarree.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met treprostinil contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Prostacycline analoog. Treprostinil oefent een direct vaatverwijdend effect uit op de pulmonale en systemische arteriële circulatie en remt de aggregatie van bloedplaatjes. De remming van de trombocytenaggregatie berust op verhoging van cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP) in de trombocyt door activatie van adenylaatcyclase.

Kinetische gegevens

V d 1,1–1,2 l/kg.
Overig de steady-state plasmaconcentratie wordt binnen 15–18 uur bereikt.
Metabolisering in de lever vnl. door CYP2C8 tot inactieve metabolieten.
Eliminatie met de urine (80%) en feces (15%) voornamelijk in de vorm van metabolieten. Treprostinil wordt niet verwijderd door dialyse.
T 1/2el ca. 3 uur bij chronische continue toediening, bij ouderen en obesitas (BMI > 30 kg/m²) langer, bij gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) tot 80% langer.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd