Samenstelling
Mektovi XGVS Pierre Fabre Benelux
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 15 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fotivda (als hydrochloride) XGVS Recordati
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 890 microg, 1340 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Afinitor XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg, 10 mg
Everolimus XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg, 10 mg
Votubia XGVS Aanvullende monitoring Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg, 10 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, dispergeerbaar
- Sterkte
- 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cabometyx (als malaat) XGVS Ipsen Farmaceutica bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg, 40 mg, 60 mg
Cometriq (als malaat) XGVS Ipsen Farmaceutica bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 20 mg
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard '20 + 80 mg'
- Verpakkingsvorm
- combinatieverpakking
Bevat per verpakking: 7 capsules van 20 mg en 7 capsules van 80 mg.
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard '20 + 80 mg'
- Verpakkingsvorm
- combinatieverpakking
Bevat per verpakking: 21 capsules van 20 mg en 7 capsules van 80 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van binimetinib de Commissie BOM.
Zie voor de behandeling van melanoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie de commissie BOM voor het advies over Tivozanib als eerstelijnsbehandeling van het gevorderd of gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom.
Voor de behandeling van niercelcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Voor de behandeling van niercelcarcinoom en borstkanker (mammacarcinoom) staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor de behandeling van niercelcarcinoom, hepatocellulair carcinoom en schildkliercarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Voor de adviezen van de commissie BOM (NVMO.org) zie: Cabozantinib als eerstelijnsbehandeling van gevorderd of gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom (2019) en Cabozantinib als tweedelijns of laterelijns behandeling van gevorderd of gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom (2016).
Indicaties
- Niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600-mutatie bij volwassenen, in combinatie met encorafenib.
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met een BRAF V600E-mutatie bij volwassenen, in combinatie met encorafenib.
Indicaties
Gevorderd niercelcarcinoom (NCC) bij volwassenen, als monotherapie:
- als eerstelijnsbehandeling;
- na voortgang van de ziekte na één eerdere behandeling met cytokinetherapie en waarbij nog géén inhibitoren voor de VEGFR- en mTOR-route zijn toegepast.
Indicaties
Afinitor, everolimus generiek
- Gevorderd niercelcarcinoom bij patiënten bij wie de ziekte progressief is geworden tijdens of na behandeling met 'VEGF-targeted' therapie.
- Inoperabele of gemetastaseerde goed of matig gedifferentieerde neuro-endocriene tumoren van pancreatische oorsprong, bij volwassenen met progressieve ziekte.
- Inoperabele of gemetastaseerde goed gedifferentieerde (graad 1 of 2) niet-functionele neuro-endocriene tumoren van gastro-intestinale of pulmonale oorsprong, bij volwassenen met progressieve ziekte.
- Gevorderd hormoonreceptor-positief HER2-negatief mammacarcinoom, in combinatie met exemestaan, bij postmenopauzale vrouwen zonder symptomatische viscerale ziekte na recidief of progressie, volgend op een niet-steroïde aromataseremmer (anastrozol of letrozol).
Votubia
- Renaal angiomyolipoom bij volwassenen, geassocieerd met het tubereuze sclerose complex (TSC), waarbij er een kans is op complicaties (gebaseerd op factoren zoals tumorgrootte, aanwezigheid van een aneurysma of van meerdere of bilaterale tumoren), maar waarbij onmiddellijk operatief ingrijpen niet noodzakelijk is.
- Sub-ependymale reuscel-astrocytomen (SEGA) bij volwassenen en kinderen, geassocieerd met het Tubereuze Sclerosis Complex (TSC), wanneer een operatieve ingreep niet mogelijk is.
Indicaties
Cabometyx
-
Gevorderd niercelcarcinoom (RCC)
- als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen met een middelmatig of groot risico, als monotherapie;
- als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen, in combinatie met nivolumab;
- bij volwassenen volgend op een behandeling die gericht was op de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF), als monotherapie.
Hepatocellulair carcinoom (HCC)
- als monotherapie bij volwassenen die eerder werden behandeld met sorafenib.
Gedifferentieerd schildkliercarcinoom (DTC)
- als monotherapie voor de behandeling van met lokaal gevorderd of gemetastaseerd DTC, dat refractair is of niet in aanmerking komt voor behandeling met radioactief jodium, bij volwassenen die progressie hebben vertoond tijdens of na eerdere systemische behandeling.
Cometriq
- volwassenen met een progressief, niet-reseceerbaar, lokaal gevorderd of gemetastaseerd medullair schildkliercarcinoom.
Doseringen
Vóór aanvang van de therapie de aanwezigheid van de BRAF V600-mutatie (BRAF V600E- en V600K-mutatie bij melanoom, BRAF V600E-mutatie bij NSCLC) vaststellen met behulp van een gevalideerde test; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/BRAF-mutaties.
Melanoom of NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen)
45 mg 2 ×/dag (ongeveer 12 uur uit elkaar), in combinatie met encorafenib#doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosis is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Vanwege de combinatie met encorafenib wordt gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling van binimetinib en/of encorafenib bij (ernstige) bijwerkingen (verlaging LVEF, veneuze trombo-embolie, bloedingen, interstitiële longziekte, oculaire complicaties (RVO, RPED), rabdomyolyse/stijging CK, huidreacties, stijging ASAT en/of ALAT, nieuwe primaire cutane en niet-cutane maligniteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1 en 2 en rubriek 4.4). Zie voor de maatregelen bij meer specifieke ernstige bijwerkingen door encorafenib (QT-verlenging, uveïtis (incl. iritis, iridocyclitis), huidreacties, hand-voetsyndroom, afwijkende leverfunctiewaarden, overige bijwerkingen) encorafenib#doseringen.
Een gemiste dosis niet meer innemen als de volgende dosis over minder dan 6 uur moet worden ingenomen.
Bij uitbraken van een ingenomen dosis, géén nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met de volgende geplande dosis.
Toediening: de tabletten in zijn geheel (zonder breken of kauwen) innemen met water.
Doseringen
Niercelcarcinoom:
Volwassenen (incl, ouderen > 65 jaar):
1340 microg 1×/dag gedurende 21 dagen, gevolgd door een rustperiode van 7 dagen (= één cyclus). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierinsufficiëntie is geen aanpassing van de dosis nodig. Er is weinig tot geen ervaring van het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie (incl. dialyse); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Niertoxiciteit.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is de dosering: 1340 microg eenmaal per 2 dagen. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) wordt niet aanbevolen. Zie verder ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Levertoxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: tijdens de klinische onderzoeken werd een dosisverlaging uitgevoerd bij bijwerkingen CTCAE graad 3 (bij niertoxiciteit graad 2); de dosering is dan 890 microg 1×/dag gedurende 21 dagen, gevolgd door een rustperiode van 7 dagen. Bij bijwerkingen graad 4 (bij niertoxiciteit graad 3) werd de behandeling onderbroken. Zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Vergeten of uitbraken van een dosis: deze dosis niet meer inhalen maar de volgende dosis volgens het schema innemen.
Toediening: de capsules geheel (zonder te openen) doorslikken met een glas water.
Doseringen
Votubia: let op: de tabletten en dispergeertabletten mogen niet afwisselend gebruikt worden. Bij het overschakelen van de ene naar de andere farmaceutische vorm de dosis aanpassen naar de dichtstbijzijnde sterkte van de nieuwe farmaceutische vorm en de everolimus dalconcentratie na ten minste 1 week controleren.
Votubia: bij de behandeling van SEGA is doseren op geleide van de bloedconcentratie van everolimus noodzakelijk; evalueer de dalconcentratie na ten minste 1 week na de initiële dosis en vervolgens na iedere dosiswijziging, na de eventuele start of wijziging van matige CYP3A4- en/of Pgp -remmers, na elke verandering in de leverstatus (Child-Pughscore) en bij verandering in het SEGA volume. Bij eventuele start of wijziging van matige CYP3A4-inductoren de dalconcentratie na 2 tot 4 weken controleren vanwege de natuurlijke degradatietijd van de geïnduceerde enzymen. Zie voor meer informatie over het doseren op geleide van de bloedspiegel van Everolimus de monografie op tdm-monografie.org (van NVZA). Evalueer het SEGA volume 3 maanden na het starten van de behandeling. Bij de behandeling van renaal angiomyolipoom is controle van de dalconcentratie een optie na verandering in de leverstatus (Child-Pughscore), na de start of wijziging van matige tot sterke CYP3A4-remmers of -inductoren en bij verandering van SEGA volume.
Niercelcarcinoom, neuro-endocriene tumoren of mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Afinitor of everolimus generiek: 10 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Bij comedicatie met een matige CYP3A4- en/of Pgp-remmer: overweeg dosisverlaging naar 5 mg 1×/dag of 2,5 mg 1×/dag.
Bij comedicatie met sterke CYP3A4- en/of Pgp-inductoren zoals rifampicine (indien strikt noodzakelijk): overweeg een stapsgewijze dosisverhoging naar max. 20 mg/dag met verhogingen van 5 mg op dag 4 en 8 volgend op de start van de inductor.
Verminderde leverfunctie: bij lichte leverinsufficïentie (Child-Pughscore 5–6) is de aanbevolen dosis 7,5 mg/dag, bij matige leverinsufficïentie (Child-Pughscore 7–9) 5 mg/dag. Bij ernstige leverinsufficïentie (Child-Pughscore 10–15) alleen gebruiken na zorgvuldige afweging, max. 2,5 mg/dag.
Bij verminderde nierfunctie is een aanpassing van de dosis niet nodig.
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen, febriele neutropenie, niet-infectieuze pneumonitis, stomatitis, metabole afwijkingen, andere niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4).
Subependymale reuscel-astrocytomen (SEGA)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 1 jaar
Votubia: voorzichtige titratie kan nodig zijn om het optimale therapeutische effect te bereiken. Startdosering 4,5 mg/m² lichaamsoppervlak (formule van Dubois). Op grond van farmacokinetische simulaties wordt bij een leeftijd van 1 tot < 3 jaar een startdosering van 7 mg/m² lichaamsoppervlak aanbevolen. De dosis op geleide van de volbloed dalconcentratie zonodig verhogen met stappen van 2,5 mg of zo dicht mogelijk daarbij (een hoeveelheid afgerond op de eerstvolgende beschikbare tabletsterkte). Bij de geïndividualiseerde dosistitratie kan men zich richten op de volgende formule: nieuwe dosis = huidige dosis × (doel dalconcentratie/huidige dalconcentratie). Bij bereiken van een stabiele dosis de dalconcentratie elke 3–6 maanden controleren (bij een veranderende lichaamsoppervlakte) of elke 6–12 maanden (bij een stabiele lichaamsoppervlakte). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Bij comedicatie met een matige CYP3A4- en/of Pgp-remmer: verlaag de dagelijkse dosis met circa de helft en controleer op bijwerkingen; verdere dosisvermindering kan nodig zijn. Bij staken van de remmer ten minste 2–3 dagen wachten alvorens terug te keren naar de oorspronkelijke dosering. De dalconcentratie ten minste 1 week na het staken van de remmer controleren.
Bij comedicatie met sterke CYP3A4- en/of Pgp-inductoren zoals rifampicine (indien strikt noodzakelijk): bij een dalconcentratie < 5 ng/ml, verhoog de dagelijkse dosis met 2,5 mg elke 2 weken. Bij toevoeging van nog een andere sterke inductor hoeft de dosis niet altijd te worden aangepast. Beoordeel na 2 weken de dalconcentratie en pas zonodig de dosis aan in stappen van 2,5 mg. Bij staken van één van de inductoren hoeft de dosis niet altijd te worden aangepast; beoordeel na 2 weken de dalconcentratie. Als alle sterke inductoren worden gestopt ten minste 3–5 dagen wachten alvorens terug te keren naar de oorspronkelijke dosering. De dalconcentratie 2–4 weken later bepalen vanwege de natuurlijke degradatietijd van de geïnduceerde enzymen.
Bij leverinsufficiëntie: bij lichte leverinsufficïentie (Child-Pughscore 5–6) starten met 75% van de aanbevolen dosis, bij matige leverinsufficïentie (Child-Pughscore 7–9) met 50% van de aanbevolen dosis. Bij ernstige leverinsufficïentie (Child-Pughscore 10–15) en bij kinderen met een leverfunctiestoornis wordt everolimus niet aanbevolen. Indien bij volwassenen toch everolimus wordt gebruikt bij ernstige leverinsufficiëntie, dan 25% van de aanbevolen dosis niet overschrijden. De dalconcentraties ten minste 1 week na elke verandering in de leverstatus bepalen.
Bij nierinsufficiëntie: een aanpassing van de dosis is niet nodig.
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen, febriele neutropenie, niet-infectieuze pneumonitis, stomatitis, metabole afwijkingen, andere niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4).
Renaal angiomyolipoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Votubia: 10 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Bij comedicatie met een matige CYP3A4- en/of Pgp-remmer: overweeg dosisverlaging naar 5 mg of 2,5 mg per dag en controleer op bijwerkingen. Bij staken van de remmer ten minste 2–3 dagen wachten alvorens terug te keren naar de oorspronkelijke dosering.
Bij comedicatie met sterke CYP3A4- en/of Pgp-inductoren zoals rifampicine (indien strikt noodzakelijk): overweeg een stapsgewijze dosisverhoging naar max. 20 mg/dag met verhogingen van ≤ 5 mg op dag 4 en 8 volgend op de start van de inductor. Bij staken van de inductor ten minste 3–5 dagen wachten alvorens terug te keren naar de oorspronkelijke dosering.
Bij leverinsufficiëntie: bij lichte leverinsufficïentie (Child-Pughscore 5–6) is de aanbevolen dosis 7,5 mg/dag, bij matige leverinsufficïentie (Child-Pughscore 7–9) 5 mg/dag. Bij ernstige leverinsufficïentie (Child-Pughscore 10–15) alleen gebruiken na zorgvuldige afweging, max. 2,5 mg/dag.
Bij nierinsufficiëntie: een aanpassing van de dosis is niet nodig.
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen, febriele neutropenie, niet-infectieuze pneumonitis, stomatitis, metabole afwijkingen, andere niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4).
Bij staken van een matige CYP3A4- en/of Pgp-remmer een 'wash out'-periode van ten minste 2–3 dagen aanhouden alvorens de dosering weer te verhogen. Bij staken van een (matige) inductor een 'wash out'-periode van ten minste 3–5 dagen aanhouden alvorens de dosering weer te verlagen.
Een gemiste dosis niet alsnog innemen, maar doorgaan met de voorgeschreven eerstvolgende dosis.
Toediening: de niet-dispergeerbare tablet(ten) heel innemen met een glas water, steeds op hetzelfde tijdstip en steeds met of zonder voedsel. Votubia tabletten: bij een slikstoornis de tablet(ten) volledig uiteen laten vallen in een glas met 30 ml water, daarna met nieuw water restant opdrinken. Votubia dispergeerbare tabletten: alleen toedienen als een suspensie in water. De suspensie ofwel in een doseerspuit voor orale toediening ofwel in een klein glas bereiden en direct na de bereiding toedienen; als de suspensie niet is toegediend na 30 minuten (via orale doseerspuit) of 60 minuten (in een klein glas), dan de suspensie afvoeren en een nieuwe suspensie bereiden.
Doseringen
Monitor de patiënt met name tijdens de eerste acht weken van de behandeling zorgvuldig vanwege de kans op bijwerkingen als gevolg waarvan dosisverlaging óf -onderbreking nodig kán zijn (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Let op! de tablet en de capsule zijn niet onderling uitwisselbaar door een verschil in biologische beschikbaarheid.
Gevorderd niercelcarcinoom, hepatocellulair carcinoom of gedifferentieerd schilkliercarcinoom, als monotherapie
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 j.)
Cabometyx tablet: Als monotherapie (bij RCC of HCC): 60 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten zolang er klinisch voordeel is of totdat onacceptabele bijwerkingen optreden.
In combinatie met nivolumab (alléén bij RCC): 40 mg 1×/dag. De behandeling met cabozanitnib voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie ook nivolumab#doseringen.
Bestaande verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig; controleer wel extra op het optreden van bijwerkingen. Bij een matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9) kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens; controleer extra op bijwerkingen. Gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10) wordt afgeraden.
Verminderde nierfunctie: wees voorzichtig bij een licht tot matig verminderde nierfunctie; gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis wordt afgeraden.
Bij (ernstige) bijwerkingen (incl. op de lever) kan bij monotherapie de dosering worden verlaagd tot 40 mg 1×/dag en daarna tot 20 mg 1×/dag. Bij combinatietherapie wordt aanbevolen om de dosering van cabozantinib te verlagen tot 20 mg 1×/dag en daarna tot 20 mg 1×/2 dagen. Onderbreek de behandeling bij bijwerkingen CTCAE-graad ≥ 3 of ondraaglijke graad 2 toxiciteit tot deze vermindert tot ≤ graad 1, hervat na een graad 3 of 4 bijwerking nadien in een verlaagde dosis, overweeg dit ook bij een graad 2 toxiciteit. Indien een graad 4 bijwerking niet vermindert, cabozantinib definitief staken.
Indien bij combinatietherapie stijging van de leverenzymwaarden optreedt, cabozantinib en nivolumab onderbreken bij ALAT of ASAT > 3 × ULN maar ≤ 10 × ULN zonder gelijktijdig totaal bilirubine ≥ 2 × ULN, tot deze vermindert tot ≤ graad 1. Overweeg na herstel opnieuw starten met één geneesmiddel of opeenvolgend opnieuw starten met beide geneesmiddelen. Staak cabozantinib en nivolumab definitief bij ALAT of ASAT > 10 × ULN óf > 3 × ULN met gelijktijdige totaal bilirubine ≥ 2 × ULN,
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd medullair schildkliercarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 j.)
Cometriq capsule: 140 mg 1×/dag, in te nemen als 80 mg plus drie capsules van 20 mg. De behandeling voortzetten zolang er klinisch voordeel is of totdat onacceptabele bijwerkingen optreden.
Ouderen (≥ 75 j.): er is meer kans op ernstige bijwerkingen.
Verminderde leverfunctie: bij licht tot matig verminderde leverfunctie: 60 mg 1×/dag, in te nemen als drie capsules van 20 mg. Monitor extra op bijwerkingen. Gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie wordt afgeraden.
Verminderde nierfunctie: wees voorzichtig bij een licht tot matig verminderde nierfunctie; gebruik bij een ernstigverminderde nierfuncties wordt afgeraden.
Bij (ernstige) bijwerkingen kan de dosering worden verlaagd tot 100 mg 1×/dag, in te nemen als 80 mg plus 20 mg. Als opnieuw dosisverlaging nodig is: 60 mg 1×/dag, in te nemen als drie capsules van 20 mg. Onderbreek de behandeling bij bijwerkingen CTCAE-klasse ≥ 3 of ondraaglijke klasse 2 toxiciteit.
Een gemiste dosis alsnog innemen als het langer dan 12 uur duurt tot de volgende dosis in het schema.
Toediening: de tabletten en capsules (niet openen) heel innemen op een lege maag, dat wil zeggen ten minste 2 uur vóór tot 1 uur na inname niets eten. De tabletten dus niet breken of verkruimelen. De capsules en tabletten zijn niet bio-equivalent en zijn daarom niet onderling uitwisselbaar.
Bijwerkingen
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): bloeding (op diverse plaatsen, waaronder hersenbloeding). Hypertensie. Perifere neuropathie, duizeligheid, hoofdpijn. Verminderd zicht, retinale pigmentepitheelloslating (RPED; incl. retinopathie, retinaloslating, maculaoedeem, subretinaal vocht, chorioretinopathie). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Droge huid, jeuk, huiduitslag, hyperkeratose, alopecia. Artralgie, myalgie, myositis, myopathie, spierzwakte, rugpijn, pijn in de ledematen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem. Anemie. Stijging ALAT, ASAT, γ-GT, CK.
Vaak (1–10%): linkerventrikeldisfunctie, hartfalen. Veneuze trombo-embolie (zoals longembolie, diep-veneuze trombose, tromboflebitis). Overgevoeligheid (waaronder angio-oedeem, vasculitis). Dysgeusie. Uveïtis. Colitis. Fotosensibiliteit, acneïforme dermatitis, hand-voetsyndroom, erytheem, panniculitis. Nierfalen. Cutaan plaveiselcelcarcinoom (waaronder keratoacanthoom), papilloma van de huid. Stijging amylase, lipase, creatinine en/of alkalische fosfatase in het bloed.
Soms (0,1–1%): pancreatitis. Rabdomyolyse. Gezichtsparese. Basaalcelcarcinoom.
Verder zijn gemeld: retinale veneuze occlusie (RVO), interstitiële longziekte/pneumonitis, tumorlysissyndroom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (bij ca. 48%; ≥ CTCAE graad 3 ca. 23%). Dyspneu, hoest, dysfonie. Stomatitis, misselijkheid, diarree, buikpijn. Verminderde eetlust. Hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie. Hand-voetsyndroom. Rugpijn. Gewichtsverlies.
Vaak (1-10%): aanhoudende ernstige hypertensie (incl. hypertensieve crisis), blozen, hemorragie (bv. in het maag-darmkanaal, longen, bijnieren), arteriële of veneuze trombo-embolie. Myocardinfarct, angina pectoris, tachycardie (zoals sinustachycardie, supraventriculaire of paroxismale tachycardie). Bloedneus, rinorroe, verstopte neus. Koude rillingen, koorts, pijn op de borst (ook niet-cardiaal), perifeer oedeem. Perifere neuropathie, duizeligheid, vertigo, dysgeusie. Slapeloosheid. Wazig zien. Droge mond, glossitis, glossodynie, gingivitis, dysfagie, dyspepsie, gastro-oesofageale reflux, braken, flatulentie, opgezette buik. Pancreatitis. Anorexie. Artralgie, myalgie. Droge huid, jeuk, erytheem, huiduitslag (bv. maculopapuleus), acne, alopecia. Hypothyroïdie. Anemie. Stijging waarden ASAT, ALAT, γ-GT en/of alkalische fosfatase, amylase en lipase, serumcreatinine. Proteïnurie. Stijging spiegel thyroïdstimulerend hormoon in bloed.
Soms (0,1-1%): verlenging QT-interval. Longoedeem (door hartfalen). TIA, geheugenstoornis. Schimmelinfectie, mucositis. Duodenale ulcus. Dermatitis (incl. dermatitis bullosa), pustuleuze huiduitslag, urticaria, hyperhidrose, xeroderma. Overmatig traanvocht. Oorverstopping. Spierzwakte. Hyperthyroïdie, struma. Trombocytopenie, stijging hemoglobinewaarde.
Zelden (0,01-0,1%): posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie.
Bij ouderen (≥ 65 j.) komen de volgende bijwerkingen vaker voor: dysfonie, diarree, vermoeidheid, gewichtsverlies, verminderde eetlust en hypothyroïdie.
Bijwerkingen
Afinitor en everolimus generiek
Zeer vaak (> 10%): stomatitis, misselijkheid, diarree. Verminderde eetlust. Vermoeidheid, asthenie. Hoofdpijn, smaakstoornis. Bloedneus, hoest. Huiduitslag, jeuk. Perifeer oedeem. Gewichtsafname. Anemie. Hyperglykemie, hypercholesterolemie.
Vaak (1–10%): bloedingen, hypertensie, lymfoedeem. Pneumonie, interstitiële longziekte, longinfiltratie, dyspneu. Koorts. Mond- en tongulceratie, orale pijn, droge mond, dysfagie, dyspepsie, braken, slijmvliesontsteking van het maag-darmkanaal. Slapeloosheid. Droge huid, erytheem, huidlaesies, huidexfoliatie, had-voetsyndroom, milde alopecia, nagelafwijkingen, onychoclase. Ooglidoedeem. Artralgie. Urineweginfectie, (acuut) nierfalen. Onregelmatige menstruatie. Diabetes mellitus. Leukopenie, neutropenie, lymfopenie, trombocytopenie. Stijging ASAT, ALAT. Hypertriglyceridemie, hyperlipidemie, hypofosfatemie, hypokaliëmie, hypocalciëmie, dehydratie.
Soms (0,1–1%): overgevoeligheid. Congestief hartfalen. Longembolie, hemoptoë, bronchitis. Diep-veneuze trombose, opvliegers. Sepsis, herpes zosterinfectie, abces. Glossitis, glossodynie. Ageusie. Conjunctivitis. Non-cardiale pijn borstkas. Vaker urineren overdag. Amenorroe. Gestoorde wondgenezing. Pancytopenie.
Zelden (0,01–0,1%): alveolitis, alveolaire bloeding, 'acute respiratory distress syndrome' (ARDS). Angio-oedeem. Virale myocarditis. Zuivere rode bloedcelaplasie.
Verder zijn gemeld: opportunistische infecties (zoals aspergillose, candidiase, pneumocystis jiroveci-pneumonie (PCP), hepatitis B). Reactivatie van een eerder doorgemaakte infectie met HBV (soms met fatale afloop). Radiatie-recallfenomeen, versterking van bestralingstherapie.
Votubia
Zeer vaak (> 10%): pneumonie (incl. pneumocystis jiroveci-pneumonie (PCP), infectie van de bovenste luchtwegen (bv. nasofaryngitis), hoesten. Sinusitis. Vermoeidheid, koorts. Hoofdpijn. Stomatitis, mondulcera, diarree. Verminderde eetlust. Huiduitslag (erythemateus), acne. Urineweginfectie. Onregelmatige menstruatie, amenorroe. Hypercholesterolemie.
Vaak (1–10%): overgevoeligheid. Pneumonitis, (streptokokken)faryngitis, bloedneus. Hypertensie, lymfoedeem. Otitis media. Gingivitis, pijn in de mond, misselijkheid, braken, gastritis, virale gastro-enteritis, buikpijn, obstipatie, flatulentie. Cellulitis, acneïforme dermatitis, jeuk, droge huid, alopecia. Smaakstoornis. Prikkelbaarheid, agressie. Slapeloosheid. Menorragie, ovariumcyste, uitgestelde menstruatie. Gewichtstoename. Leukopenie, neutropenie, lymfopenie, anemie, trombocytopenie. Hyperglykemie, hyperlipidemie, hypertriglyceridemie, hypofosfatemie. Proteïnurie. Verhoogd lactaatdehydrogenase. Verhoogd LH.
Soms (0,1–1%): virale bronchitis, pneumonitis. Sepsis. Tongulcera, glossitis, pijnlijk tandvlees, ulcera op de lippen. Angio-oedeem. Huiduitslag (maculair, maculopapuleus, erythemateus, gegeneraliseerd), herpes zosterinfectie. Rabdomyolyse. Verhoogd FSH.
Verder is gemeld: radiatie-recallfenomeen, versterking van bestralingstherapie.
Bijwerkingen
Cabometyx als monotherapie bij RCC, HCC of DTC
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, bloeding (vaakst bloedneus) Dyspneu, hoesten, dysfonie. Smaakstoornis, hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree, obstipatie, (boven)buikpijn. Verminderde eetlust, gewichtsverlies, vermoeidheid, asthenie, mucositis. Hand-voetsyndroom, huiduitslag. Pijn in extremiteit. Hypothyroïdie. Anemie, trombocytopenie. Perifeer oedeem. Stijging in bloedspiegels van ALAT, ASAT. Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hypoalbuminemie.
Vaak (1-10%): (diep)veneuze trombose, longembolie. Perifere (sensorische) neuropathie. Abces, pneumonie. Oorsuizen. Gastro-intestinale perforatie (in enkele gevallen met fataal verloop), fistel (soms fataal), gastro-oesofageale refluxziekte, pancreatitis, droge mond, pijn in de mond, dysfagie, hemorroïden. Hepatische encefalopathie. Jeuk, acneïforme dermatitis, droge huid, hyperkeratose, alopecia, verandering van haarkleur. Artralgie, spierspasmen. Neutropenie, lymfopenie. Proteïnurie. Wondcomplicatie. Stijging in bloedspiegels van creatinine, AF, γ-GT, amylase, lipase, cholesterol, triglyceriden. Hypoalbuminemie. Hyper- of hypoglykemie. Dehydratie. Hyperkaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie, hyperbilirubinemie.
Soms (0,1-1%): convulsie, CVA, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Acuut myocardinfarct. Hypertensieve crisis, arteriële trombose, arteriële embolie. Cholestatische hepatitis. Pancreatitis, glossodynie. Osteonecrose van de kaak. Wondcomplicatie. Klaplong.
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie. Cutane vasculitis.
Cabometyx in combinatie met nivolumab bij RCC
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie. Hypertensie. Dysfonie, dyspneu, hoesten. Verminderde eetlust. Misselijkheid, braken, obstipatie, buikpijn, dyspepsie, diarree. Dysgeusie, duizeligheid, hoofdpijn. Hand-voetsyndroom, huiduitslag, jeuk. Spierpijn, artralgie, spierspasmen. Gewichtsverlies. Vermoeidheid, koorts, oedeem. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Proteïnurie. Trombocytopenie, anemie, leukopenie, neutropenie, lymfopenie. Hypofosfatemie, hyper- en hypocalciëmie, hyper- en hypomagnesiëmie, hyper- en hyponatriëmie, hyper- en hypoglykemie, hyper- en hypokaliëmie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, creatinine en totaal bilirubine in het bloed.
Vaak (1-10%): longontsteking. Overgevoeligheid, incl. anafylactische reactie. Trombose. Atriumfibrilleren, tachycardie. Bijnierinsufficiëntie. Uitdroging. Perifere neuropathie. Tinnitus. Droge ogen, wazig zien. Eosinofilie. Pneumonitis, longembolie, bloedneus, pleurale effusie. Colitis, gastritis, orale pijn, droge mond, aambeien. Hepatitis. Alopecia, droge huid, erytheem, haarkleurverandering. Artritis. Nierfalen, acuut nierletsel. Pijn, pijn op de borst. Hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie.
Soms (0,1-1%): infusiegerelateerde reactie. hypofysitis, thyroïditis. Auto-immuun encefalitis, syndroom van Guillain-Barré, myasthenisch syndroom. Arteriële embolie. Uveïtis, Myocarditis, Pancreatitis, perforatie van de dunne darm, glossodynie. Psoriasis, urticaria. Myopathie, osteonecrose van de kaak, fistel. Nefritis. Klaplong.
Cometriq bij schildkliercarcinoom
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Smaakstoornis, hoofdpijn, duizeligheid. Dysfonie, keelpijn. Stomatitis, glossodynie, dysfagie, misselijkheid, dyspepsie, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Hand-voetsyndroom, veranderde haarkleur, alopecia, huiduitslag, droge huid, erytheem. Artralgie, spierspasmen. Vermoeidheid, mucositis, asthenie. Trombocytopenie, lymfopenie, neutropenie. Verminderde eetlust, gewichtsverlies. Stijging van leverenzymwaarden, LDH en TSH. Stijging in bloedspiegel van ALAT, ASAT, AF. Hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie.
Vaak (1-10%): atriumfibrilleren. Hypotensie, veneuze trombose, arteriële trombose (soms fataal), bleek gelaat, perifere koudheid. Fistels in ademhalingsstelsel, longembolie, bloeding van de luchtwegen, pneumonie, aspiratie. Gastro-intestinale perforatie of bloeding; cheilitis, aambeien, anale fissuur, anale ontsteking. Cholelithiase, pancreatitis. Abces, schimmelinfectie. Angst, depressie, verwardheid. Cerebrovasculair accident (CVA), perifere neuropathie, paresthesie, ageusie, tremor. Wazig zien. Oorpijn, tinnitus. Folliculitis, acne, hyperkeratose, blaarvorming, abnormale haargroei, huidschilfering, hypopigmentatie van de huid. Skeletspierpijn van de borstkas, osteonecrose van de kaak. Hypothyroïdie. Dehydratie. Proteïnurie, dysurie, hematurie. Verminderde wondgenezing, koude rillingen, gezichtsoedeem. Hypofosfatemie, hypoalbuminemie, hyperbilirubinemie, verhoogde creatinekinasewaarde.
Soms (0,1-1%): angina pectoris, supraventriculaire tachycardie. Hypertensieve crisis, arteriële embolie. Atelectase, keeloedeem, pneumonitis. Aspergilloom. Delier, abnormaal dromen. Ataxie, aandachtsstoornis, hepatische encefalopathie, bewustzijnsverlies, spraakstoornis, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Cataract, conjunctivitis. Hypoacusie. Gastro-intestinale fistels, oesofagitis. Teleangiëctasieën, huidzweer. Rabdomyolyse. Acuut nierfalen. Klaplong. Amenorroe, vaginale bloeding. Gelokaliseerd oedeem, cyste, gezichtspijn. Verkorte aPTT, verhoogd aantal eosinofielen en/of trombocyten.
Verder zijn gemeld: myocardinfarct, QT-verlenging. Aneurysma, arteriële dissectie. Cutane vasculitis.
Interacties
Er is meer kans op bloedingen bij gelijktijdig gebruik van anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers.
Binimetinib wordt vooral (direct) gemetaboliseerd door UGT1A1. Waarschijnlijk is de interactie op dit niveau niet klinisch relevant, maar wees vooralsnog voorzichtig met de combinatie met remmers (atazanavir, gemfibrozil) en inductoren (bv. rifampicine, fenobarbital) van UGT1A1.
Inductoren van CYP1A2 (bv. rifampicine, carbamazepine) en van Pgp (vb. fenytoïne, sint-janskruid) kunnen de blootstelling aan binimetinib verminderen en de combinatie kan resulteren in een afname van de werkzaamheid van binimetinib.
Binimetinib is een zwakke remmer van OAT3 en mogelijk een inductor van CYP1A2; wees voorzichtig met de combinatie met gevoelige substraten met een nauwe therapeutische breedte voor OAT3 (bv. pravastatine, ciprofloxacine) en voor CYP1A2 (bv. duloxetine, theofylline).
Interacties
Tivozanib wordt gedeeltelijk gemetaboliseerd door CYP3A4; combinatie met de CYP3A4-inductor sint-janskruid is gecontra-indiceerd vanwege een verminderde werking. Het inducerende effect van sint-janskruid kan ten minste 2 weken aanhouden na staken ervan. Sint-janskruid dus ten minste 2 weken vóór starten van tivozanib staken. Wees voorzichtig met andere sterke CYP3A4-inductoren zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine en fenobarbital. Combinatie met de sterke CYP3A4-remmer ketoconazol gaf in onderzoek geen klinisch relevante interactie; het is daarom onwaarschijnlijk dat de blootstelling significant verandert met andere sterke CYP3A4-remmers.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3-receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Tivozanib remt in vitro de transporter BCRP (waarschijnlijk alleen in de darm); de klinische relevantie hiervan voor geneesmiddelinteracties is onbekend. Wees uit voorzorg voorzichtig met de combinatie met BCRP-substraten met een nauwe therapeutische breedte zoals methotrexaat, rosuvastatine en sulfasalazine; een toename van bijwerkingen van deze middelen is mogelijk. Bij combinatie een interval van ten minste 2 uur aanhouden tussen de inname van tivozanib en het BCRP-substraat.
Het is niet bekend of tivozanib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Interacties
Everolimus kan de respons op een vaccinatie verminderen. Tijdens een behandeling met everolimus vaccinatie met levende vaccins vermijden.
Everolimus is een substraat voor CYP3A4 en P-glycoproteïne (Pgp). Comedicatie met sterke remmers en inductoren van CYP3A4 en/of Pgp wordt afgeraden. Sterke remmers zijn o.a. triazool-antimycotica (zoals itraconazol, posaconazol, voriconazol), claritromycine, HIV-proteaseremmers (zoals atazanavir, darunavir, ritonavir) en grapefruit-/pompelmoessap; deze verhogen in belangrijke mate de plasmaconcentratie van everolimus. Sterke inductoren zijn o.a. sint-janskruid, rifampicine, carbamazepine, fenobarbital, primidon, fenytoïne, dexamethason, efavirenz en nevirapine; deze verlagen in belangrijke mate de plasmaconcentratie van everolimus. Bij combinatie met matig-sterke remmers van CYP3A4 en/of Pgp (zoals erytromycine, imatinib, verapamil, ciclosporine, cannabidiol (Pgp-remmer), fluconazol, diltiazem, fosamprenavir) kan de dosering van everolimus worden verlaagd (zie rubriek Dosering), en de klinische toestand van de patiënt nauwlettend controleren. Indien combinatie met een sterke inductor toch is geïndiceerd, de dosering van everolimus verhogen (zie rubriek Dosering).
Everolimus remt zelf intestinale CYP3A4 en Pgp. Het kan daardoor de biologische beschikbaarheid en bloedconcentratie van gelijktijdig oraal toegediende substraten voor CYP3A4 en Pgp verhogen; dit kan van belang zijn als de substraten een nauwe therapeutische breedte hebben zoals kinidine, pimozide, fentanyl, alprazolam, midazolam en sommige statinen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen die een nefrotoxische werking hebben.
Combinatie met ACE-remmers vergroot de kans op angio-oedeem.
Everolimus verhoogt de kans op bloedingen; wees voorzichtig bij gelijktijdige behandeling met antistollingsmiddelen (incl. trombocytenaggregatieremmers).
Combinatie met oestrogenen wordt afgeraden.
Versterking van de toxiciteit van bestralingstherapie is gemeld bij patiënten die everolimus kregen.
Interacties
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir en grapefruit-/pompelmoessap) omdat de plasmaconcentratie van cabozantinib kan worden verhoogd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, sint-janskruid) vermijden omdat deze de plasmaconcentratie van cabozantinib kunnen verlagen. Overweeg een alternatief geneesmiddel zonder of met minimaal potentieel voor het remmen of induceren van CYP3A4.
Cabozantinib is, in vitro, tevens een substraat voor 'resistance-associated protein' 2 (MRP2); mogelijk verhogen remmers hiervan (zoals ciclosporine, emtricitabine en efavirenz) de plasmaspiegel van cabozantinib.
Cabozantinib remt Pgp; wees daarom voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine of dabigatran).
Wees voorzichtig bij comedicatie van middelen geassocieerd met osteonecrose van de kaak zoals bisfosfonaten.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Het is onbekend of cabozantinib de werking van hormonale anticonceptiva negatief beïnvloedt; daarom wordt een aanvullende anticonceptiemethode aanbevolen. Zie voor de behandeling van vruchtbare mannen de rubriek Zwangerschap.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren bij supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (afwijkende ossificatie van de sternebrae, ventrikelseptumdefecten, afwijkingen van de longslagader, verminderde foetale groei).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren ook bij subtherapeutische doses schadelijk gebleken (o.a. niet-levensvatbare foetussen).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij zowel mannelijke als vrouwelijke dieren heeft tivozanib bij licht verhoogde doses een nadelige invloed op de vruchtbaarheid.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man en hun partners dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie. Het is niet bekend of tivozanib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Zwangerschap
Everolimus passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren ook bij subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken (embryo- en foetotoxiciteit, waaronder verhoogde mortaliteit).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: In dieronderzoek werd de mannelijke vruchtbaarheid aangetast (reversibel). Bij vrouwelijke patiënten is amenorroe waargenomen.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 8 weken na de therapie. Hierbij géén hormonale anticonceptiva met oestrogenen gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken (gespleten verhemelte/lip, dermale aplasie, veranderingen in zachte weefsels (zoals kleinere milt, kleine of ontbrekende tussenlongkwab), totale misvormingen. Tevens embryo-foetale toxiciteit zoals foetaal oedeem en postimplantatieverlies.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Cabozantinib vermindert bij dieren de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid. Raad voorafgaand aan de behandeling aan, om advies over behoud van vruchtbaarheid in te winnen, bij patiënten met een kinderwens.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste vier maanden na de therapie. Het is onbekend of cabozantinib de werking van hormonale anticonceptiva negatief beïnvloedt; daarom wordt een aanvullende anticonceptiemethode (bv. barrièremiddel) aanbevolen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en tot 2 weken na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens én tot ten minste 4 maanden na stoppen met de behandeling.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor de contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor andere rapamycinederivaten, zoals temsirolimus of sirolimus.
Waarschuwingen en voorzorgen
BRAF-mutaties: de werkzaamheid en veiligheid van binimetinib+encorafenib is alleen vastgesteld bij tumoren die BRAF V600E- en V600K-mutaties tot expressie brengen. De combinatie niet gebruiken bij wild-type BRAF maligne melanomen of NSCLC. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij patiënten die ziekteprogressie vertonen na eerder gebruik van een BRAF-remmer bij niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600 mutatie; mogelijk is binimetinib+encorafenib bij deze patiënten minder werkzaam.
Linkerventrikeldisfunctie/hartfalen: vóór aanvang van de behandeling, 1 maand na de start en vervolgens iedere 3 maanden tijdens de behandeling en op klinische indicatie de LVEF bepalen met behulp van een ecg of MUGA-scan. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn. De veiligheid van binimetinib+encorafenib is niet vastgesteld bij een basislijn-LVEF < 50% of lager dan de institutionele LLN; wees extra voorzichtig hierbij.
Hypertensie: meet de bloeddruk bij aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling. Behandel hypertensie indien nodig met standaardbehandeling. Bij ernstige hypertensie de behandeling onderbreken.
Veneuze trombo-embolie: wees voorzichtig bij een geschiedenis van of risicofactoren voor veneuze trombo-embolie zoals een hogere leeftijd (> 60 jaar), roken, adipositas, recente operatie, recent trauma, langdurige immobilisatie, aanwezigheid van spataderen, acute inflammatoire darmziekten of longaandoeningen.
Stijging ASAT/ALAT: controleer vóór aanvang van de behandeling, ten minste maandelijks tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling en daarna op indicatie de leverenzymwaarden. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn.
Nieuwe primaire maligniteiten: cutane en niet-cutane primaire maligniteiten komen voor (zie de rubriek Bijwerkingen). Voer dermatologische evaluaties uit vóór aanvang van de behandeling, elke 2 maanden tijdens de behandeling en tot 6 maanden na staken van de behandeling. Laat de patiënt zich direct melden bij het ontstaan van nieuwe huidlaesies. Voorts een onderzoek van het hoofd en de nek, een CT-scan van de borst/het abdomen, anale en bekkenonderzoeken uitvoeren en een volledig bloedbeeld bepalen vóór aanvang van, tijdens en aan het eind van de behandeling en indien klinisch aangewezen. Overweeg de therapie definitef te staken bij de ontwikkeling van RAS-mutatiepositieve niet-cutane maligniteiten.
Het tumorlysissyndroom is gemeld. Risicofactoren zijn o.a. een hoge tumorlast, bestaande nierinsufficiëntie, oligurie, dehydratie en hypotensie. Controleer deze patiënten nauwgezet en overweeg profylactische hydratie.
Oculaire toxiciteiten: naast uveïtis, iridocyclitis en iritis kunnen ook retinale pigmentepitheelloslating (RPED) en retinale veneuze occlusie (RVO) optreden. Beoordeel tijdens ieder consult op symptomen van nieuwe of verslechterende visuele stoornissen zoals verminderd centraal zicht, wazig zien of verlies van gezichtsvermogen; raadpleeg zonodig een oogarts. Laat de patiënt zich direct melden wanneer afwijkingen in het gezichtsvermogen verergeren of nieuwe ontstaan. De veiligheid bij risicofactoren voor RVO (vb. oculaire hypertensie, onvoldoende behandeld glaucoom, onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus of een geschiedenis van hyperviscositeit of hypercoagulabiliteitssyndromen) is niet vastgesteld. Gebruik van binimetinib bij een geschiedenis van RVO wordt niet aanbevolen.
Spiertoxiciteit: CK- en creatinineniveaus tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling maandelijks en verder op klinische indicatie controleren. Laat de patiënt tijdens de behandeling voldoende vocht tot zich nemen. Wees extra alert bij bestaande neuromusculaire aandoeningen geassocieerd met CK-verhoging en rabdomyolyse.
Pulmonale toxiciteit: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen zoals hoest, dyspneu en hypoxie. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij hersenmetastasen. Binimetinib is niet onderzocht bij patiënten met het syndroom van Gilbert; omdat binimetinib hoofdzakelijk via glucuronidering wordt gemetaboliseerd toepassing bij deze patiënten zorgvuldig afwegen. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.)zijn niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hypertensie: controleer vóór en regelmatig tijdens de behandeling de bloeddruk, omdat tivozanib hypertensie kan veroorzaken die meestal optreedt binnen de eerste 2 maanden van de behandeling. De bloeddruk moet vóór beginnen met de behandeling onder controle zijn. Onderbreek de behandeling of verlaag de dosis bij aanhoudende hypertensie ondanks antihypertensieve behandeling. Overweeg de behandeling te staken bij ernstige of aanhoudende hypertensie, tekenen van posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES; zie later in deze rubriek) of andere complicaties van hypertensie. Bij staken van de behandeling de patiënt controleren op hypotensie.
Verlenging QT-interval: wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging; wees extra voorzichtig bij ouderen, omdat bij hen sprake kan zijn van pro-aritmische aandoeningen. Het wordt aanbevolen voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling het ECG te controleren en tevens de elektrolyt-waarden in het bloed.
Schildklieraandoeningen: controleer voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de TSH-spiegel en pas zonodig de dosis schildklierhormoon aan.
Arteriële trombo-embolische complicaties (ATE): wees voorzichtig bij aanwezigheid van risicofactoren voor ATE zoals een leeftijd > 65 jaar, roken, hypertensie, diabetes mellitus, hypercholesterolemie of een trombo-embolische ziekte in het verleden (bv. myocardinfarct, herseninfarct). Tivozanib is niet onderzocht bij patiënten die een ATE hadden binnen 6 maanden voorafgaand aan de behandeling.
Veneuze trombo-embolische complicaties (VTE): wees voorzichtig bij aanwezigheid van risicofactoren voor VTE zoals een ingrijpende operatie, meerdere trauma's, langdurige immobiliteit, gevorderde leeftijd, zwaarlijvigheid, hartfalen, respiratoir falen en een VTE in het verleden. Tivozanib is niet onderzocht bij patiënten die een VTE hadden binnen 6 maanden voorafgaand aan de behandeling.
Hartfalen/longoedeem: tijdens de gehele behandeling periodiek monitoren op tekenen en symptomen van hartfalen. Bij optreden van hartfalen een adequate behandeling instellen; dosisverlaging, onderbreking of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Hemorragie: tijdens de behandeling kunnen bloedingen optreden. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor bloedingen en bij bloedingen in het verleden. Onderbreek de behandeling indien voor een bloeding een medische ingreep noodzakelijk is.
Aneurysma's en/of arteriële dissecties: blokkade van de vasculaire endotheliale groeifactor-receptor (VEGFR) kan de vorming van aneurysma's en/of arteriële dissecties bevorderen. Bij meer kans hierop, zoals bij hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma, vóór de start van de behandeling het risico zorgvuldig afwegen.
Levertoxiciteit: voorafgaand aan de behandeling en periodiek tijdens de behandeling de leverenzym (ASAT, ALAT en AF)- en bilirubinewaarden controleren. De meeste stijgingen van ASAT en ALAT gaan niet gepaard met een gelijktijdige stijging van bilirubine. Wees extra voorzichtig bij een bestaande lichte tot matige leverfunctiestoornis; bij een matige leverfunctiestoornis is een dosisverlaging nodig (zie de rubriek Doseringen). Gebruik van tivozanib bij een ernstige leverfunctiestoornis wordt niet aanbevolen.
Niertoxiciteit: voorafgaand aan de behandeling en periodiek tijdens de behandeling controleren op proteïnurie. Bij CTCAE graad 2 proteïnurie (> 1,0 tot 3,4 g/24 uur) of graad 3 (≥ 3,5 g/24 uur) de dosis verlagen of de behandeling onderbreken. Bij graad 4 (nefrotisch syndroom) de behandeling definitief staken. Hypertensie is een risicofactor voor proteïnurie. Er is weinig ervaring van het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie; er is géén ervaring bij dialyse.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES): symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking PRES. Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren. Bij bevestiging van de diagnose overwegen de behandeling definitief te staken. De veiligheid van het opnieuw opstarten van de behandeling bij patiënten die eerder PRES kregen is niet bekend.
Hand-voetsyndroom: in de klinische onderzoeken waren de meeste voorvallen mild (CTCAE graad 1 of 2). Preventie bestaat uit het onder controle houden van callusweefsel en het gebruik van inlegzooltjes en handschoenen om de drukbelasting op voetzolen en handpalmen te voorkómen. Zonodig kunnen de symptomen van deze bijwerking behandeld worden met een keratolytische crème (bv. met ureum, salicylzuur of α-hydroxylzuur; dun aanbrengen) uitsluitend op de aangedane plekken, en een vochtinbrengende crème (royaal aanbrengen). Een onderbreking van de behandeling of dosisverlaging kan nodig zijn. Bij ernstige of aanhoudende gevallen de behandeling staken.
Maag-darmperforatie of fistels: bij gebruik van sommige andere proteïnekinaseremmers zijn maag-darmfistels of maag-darmperforaties gezien. Controleer daarom regelmatig op symptomen hiervan.
Het is bekend dat VEGF-remmers de wondheling kunnen verstoren; bij een geplande operatie de behandeling met tivozanib ten minste 24 uur van tevoren staken.
Er is geen relevante toepassing van tivozanib bij kinderen (< 18 j.).
Voor vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Alle preparaten
Gevallen van nierfalen (incl. acuut nierfalen), sommige met fatale afloop, zijn gemeld. Controleer daarom vóór en regelmatig tijdens de behandeling de nierfunctie, waaronder eiwit in de urine, serumureum en -creatinine.
Controleer tevens vóór en regelmatig tijdens de behandeling de nuchtere serumglucose, lipiden en het complete bloedbeeld.
Everolimus kan evenals andere rapamycinederivaten niet-infectieuze pneumonitis veroorzaken; raad patiënten dringend aan om (verergering van) ademhalingsproblemen onmiddellijk te melden. Bij de differentiële diagnose van niet-infectieuze pneumonitis ook opportunistische infecties (zoals Pneumocystis jiroveci-pneumonie (PCP)) uitsluiten. Bij matige of ernstige symptomen van niet-infectieuze pneumonitis kan het gebruik van corticosteroïden nodig zijn; overweeg in dat geval tevens een profylaxe tegen PCP. Bij radiologische veranderingen die duiden op niet-infectieuze pneumonitis én waarbij weinig of geen symptomen aanwezig zijn, kan de behandeling met everolimus zonder dosisaanpassing worden voortgezet.
In verband met de immunosuppressieve eigenschappen van everolimus is er meer kans op verschillende soorten (ernstige) infecties, inclusief opportunistische infecties of reactivatie van virale infecties zoals die met HBV, sommige met fatale afloop. Staak definitief de behandeling met everolimus bij een invasieve schimmelinfectie. Behandel een orale ontsteking lokaal, maar niet met een alcohol-, peroxide-, jodium- of tijmbevattende mondspoeling omdat deze de klachten verergeren.
Stomatitis: deze bijwerking (met o.a. mondzweren en orale mucositis) wordt het meest frequent gezien en treedt doorgaans binnen 8 weken na aanvang van de behandeling op. Profylactisch (bij volwassenen) en/of therapeutisch kan een alcoholvrije orale oplossing met een corticosteroïd als mondspoeling worden gebruikt. Controleer intussen op het ontstaan van schimmelinfecties; antimycotica niet gebruiken tenzij een schimmelinfectie is gediagnosticeerd. Gebruik géén producten die alcohol, waterstofperoxide, jodium en tijmderivaten bevatten, omdat deze de aandoening kunnen verergeren.
Everolimus vermeerdert de kans op bloedingen; voorzichtig bij een voorgeschiedenis van bloedingsstoornissen en bij gelijktijdige behandeling met antistollingsmiddelen.
Voorzichtig bij perioperatief gebruik, vanwege mogelijk vertraagde wondgenezing.
Complicaties bij bestralingstherapie: ernstige stralingsreacties (zoals bestralingsoesofagitis, -pneumonitis en -huidletsel), waaronder fatale gevallen, zijn gemeld wanneer everolimus werd ingenomen tijdens of kort na bestralingstherapie. Daarnaast is het radiatie-recallfenomeen (RSS) gemeld bij patiënten die everolimus gebruikten en in het verleden bestralingstherapie hebben ondergaan. Indien RSS optreedt, onderbreken of staken van everolimus overwegen.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij verminderde leverfunctie. Afinitor en everolimus generiek: alleen bij ernstig verminderde leverfunctie toepassen na zorgvuldige afweging van de mogelijke voor- en nadelen. Votubia niet toepassen in de volgende situaties: < 18 jaar met SEGA en gelijktijdig een leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–15); ≥ 18 jaar met SEGA en gelijktijdig een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15; tenzij voordeel opweegt tegen de nadelen); renaal angiomyolipoom geassocieerd met TSC en gelijktijdig een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15), tenzij het mogelijk voordeel opweegt tegen het risico.
Onderzoeksgegevens: Afinitor en everolimus generiek: de veiligheid en werkzaamheid bij carcinoïdtumoren zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens over de toepassing bij kinderen (< 18 jaar). Votubia: er zijn bij de behandeling van SEGA geen gegevens over de toepassing bij kinderen jonger dan 1 jaar. Bij de behandeling van renaal angiomyolipoom zijn er geen gegevens over de toepassing bij kinderen (< 18 jaar).
Waarschuwingen en voorzorgen
De werkzaamheid bij patiënten met tumoren met een onbekende of negatieve RET-mutatiestatus en RAS-mutatiestatus is niet overtuigend vastgesteld.
Dosisverlaging óf -onderbreking kan nodig kan zijn met name tijdens de eerste acht weken van de behandeling. Bijwerkingen die zich doorgaans gedurende deze weken voordoen zijn hypertensie, gastro-intestinale bijwerkingen (diarree, misselijkheid/braken, verminderde eetlust, stomatitis, soms ook perforatie), hand-voetsyndroom, proteïnurie, trombocytopenie, hypokaliëmie en hypocalciëmie.
Osteonecrose van de kaak is gemeld. Controleer daarom vóór en periodiek tijdens de behandeling de toestand van het gebit. Tijdens de behandeling een goede mondhygiëne adviseren. Voorzichtig bij comedicatie van middelen geassocieerd met osteonecrose van de kaak zoals bisfosfonaten, HIV-medicatie. Cabozantinib ten minste 28 dagen vóór een geplande invasieve gebitsprocedure staken.
Hypertensie, controleer daar op en behandel die zo nodig voorafgaand aan de behandeling; bij aanhoudende hypertensie de behandeling onderbreken totdat de bloeddruk onder controle is. Hervat hierna de behandeling met een lagere dosis (zie rubriek Dosering). Staak de behandeling bij ernstige en hardnekkige hypertensie ondanks dosisverlaging.
Op aneurysma en arteriële dissectie is meer kans bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg voor aanvang van de behandeling af of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met cabozantinib is geïndiceerd.
I.v.m hepatotoxiciteit: voor de start van de behandeling de leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) controleren en deze monitoren tijdens de behandeling. Als de leverfunctie verslechtert en het waarschijnlijk is dat dit door de behandeling komt (zie rubriek Dosering), onderbreek die dan, of pas de dosering aan. In combinatie met nivolumab is de kans op graad 3 en 4 stijging van ALAT/ASAT groter dan bij monotherapie.
Op symptomen van hepatische encefalopathie controleren: diarree, braken, verminderde eetlust, elektrolytenstoornis. Er is meer kans op bij een verminderde leverfunctie passend bij Child-Pughscore 7-9. In klinisch onderzoek was de mediane tijd tot optreden ervan ca. 6 weken.
Controleer de patiënt op elektrolytstoornissen (hypo- en hyperkaliëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, hyponatriëmie) en start eventueel substitutietherapie. Bij persisterende of recidiverende significante afwijkingen de dosis verlagen of de toediening (permanent) staken.
Bij risicofactoren voor QT-verlenging voorzichtig zijn, zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging. Controleer bij deze patiënten regelmatig het ECG en de serumelektrolyten (calcium, kalium, magnesium).
Veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie, en arteriële trombo-embolie (soms fataal) zijn gemeld; wees voorzichtig bij risicofactoren voor, óf een voorgeschiedenis van trombose Bij de indicatie hepatocellulair carcinoom is ook vena-porta trombose waargenomen (tumor-ingroei in de vena porta predisponeert hiertoe). Bij optreden van een klinisch significante trombo-embolische complicatie (incl. myocardinfarct) de behandeling staken.
Controleer de schildklierfunctie bij alle patiënten voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling. Bij een reeds bestaande hypo- of hyperthyroïdie deze behandelen voordat met cabozantinib wordt gestart. Controleer tijdens de behandeling nauwlettend op tekenen of symptomen van een verminderde schildklierwerking en behandel deze indien nodig.
Vanwege de kans op (fatale) bloedingen cabozantinib niet geven bij ernstige hemorragie of recente hemoptoë. Bij aanwijzingen voor infiltratie van de trachea of bronchi door de tumor is er meer kans op hemoptoë. Bij tumorinvasie van grote bloedvaten en de aanwezigheid van onderliggende levercirrose bij patiënten met HCC is er meer kans op ernstige hemorragie; toepassing in dit geval vermijden. In het klinisch onderzoek waren uitgesloten: patiënten die anticoagulantia of plaatjesaggregatieremmers gebruiken en personen met on(volledig) behandelde slokdarmvarices met een groot risico op bloeding.
Controleer op trombocytopenie tijdens de behandeling en pas zo nodig de dosering aan (zie rubriek Dosering).
Controleer regelmatig op eiwit in de urine en staak de behandeling bij optreden van het nefrotisch syndroom.
Gastro-intestinale toxiciteit: er zijn ernstige gastro-intestinale (GI) fistels, intra-abdominale abcessen en perforaties (met kans op sepsis) gemeld; wees daarom extra voorzichtig bij recente radiotherapie, inflammatoire darmziekte, tumorinfiltratie van trachea/bronchi/oesofagus of bij complicaties van eerdere gastro-intestinale operatie of thorax-radiotherapie. Bij ontstaan van mucositis niet-GI fistels uitsluiten. Persisterende of recidiverende diarree kan een risicofactor zijn voor de ontwikkeling van een anale fistel. Staak de behandeling bij ontstaan van een fistel (GI of niet-GI) óf een perforatie.
Wondcomplicaties komen voor. Cabozantinib ten minste 28 dagen vóór een geplande operatieve ingreep staken (incl. een tandheelkundige operatie of invasieve gebitsprocedure). Hervat eventueel de behandeling bij adequate wondgenezing.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES): symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, veranderde geestesgesteldheid, verwardheid en visuele stoornissen kunnen passen bij de bijwerking PRES. Bij de eerste tekenen van PRES de behandeling tijdelijk staken; bij bevestiging van de diagnose de behandeling niet meer hervatten.
Zie voor de behandeling van vruchtbare mannen de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij een ernstig verminderde leverfunctie of een ernstig verminderde nierfunctie zijn niet vastgesteld. Gebruik bij deze aandoeningen wordt niet aanbevolen. Wees voorzichtig bij een licht tot matig verminderde nierfunctie. Bij een licht tot matig verminderde leverfunctie de dosering van Cometriq verlagen (zie rubriek Dosering). Er is weinig ervaring bij patiënten met een hartfunctiestoornis.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
oculaire toxiciteiten (chorioretinopathie) en huidtoxiciteiten (acneïforme dermatitis) zijn gemeld bij de hoogste dosis die is geëvalueerd als monotherapie (80 mg 2 ×/dag).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met binimetinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
vooral (ernstige) hypertensie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met tivozanib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met cabozantinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Binimetinib is een proteïnekinaseremmer. Het remt de kinase-activiteit van mitogeen-geactiveerd extracellulair signaalgereguleerd kinase 1 (MEK1) en MEK2. MEK1 en MEK2 maken deel uit van de MAPK/ERK-route, die cellulaire proliferatie bevordert. Binimetinib remt de activering van MEK door BRAF en remt zo de groei van BRAF V600-gemuteerd melanoom en niet-kleincellig longcarcinoom. Combinatie met encorafenib (een BRAF-remmer) versterkt de antitumoractiviteit en vermindert de kans op behandelingsresistentie in BRAF V600-gemuteerd melanoom en niet-kleincellig longcarcinoom.
Kinetische gegevens
T max | ca. 1,5 uur. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
V d | ca. 5,3 l/kg. |
Metabolisering | vnl. directe glucoronidering (via UGT1A1, ca. 61%) en verder via CYP1A2 en CYP2C19. Er is een actieve metaboliet, die klinisch < 20% van de blootstelling aan binimetinib vertegenwoordigt. |
Eliminatie | ca. 31% met de urine (< 7% onveranderd) en 62% met de feces. |
T 1/2el | ca. 9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Tivozanib blokkeert krachtig en selectief alle drie de vasculaire endotheliale groeifactorreceptoren (VEGFR 1, 2, 3) en remt hiermee de angiogenese en vasculaire permeabiliteit in tumorweefsels, met als gevolg groeiremming van de tumor. Blokkeert (in mindere mate) tevens de stamcelfactorreceptorkinase c-kit.
Kinetische gegevens
T max | 2–24 uur. |
Eiwitbinding | > 99%, voornamelijk aan albumine. |
Metabolisering | vindt in mindere mate plaats (< 10%); het deel dat gemetaboliseerd wordt vnl. via CYP3A4 en (extrahepatisch) door CYP1A1. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces (ca. 79%, voornamelijk onveranderd); met de urine (ca. 12%) als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 5 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Everolimus remt selectief mTOR ('mammalian target of rapamycin'), een serine-threoninekinase waarvan de activiteit bij een aantal soorten van kanker is verhoogd. Het verlaagt hiermee de hoeveelheid vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF) en het remt de groei en proliferatie van tumorcellen, endotheelcellen, fibroblasten en de gladde spiercellen van bloedvaten. Tevens verlaagt het de glycolyse in solide tumoren.
Kinetische gegevens
T max | ca. 1 uur. |
V d | 2,7 l/kg voor het schijnbare centrale compartiment en 7,4 l/kg voor het schijnbare perifere compartiment. |
Metabolisering | hoofdzakelijk in de lever door CYP3A4 tot weinig werkzame metabolieten; everolimus is een substraat voor Pgp. |
Eliminatie | in de vorm van metabolieten; voornamelijk met de feces. |
T 1/2el | ca. 30 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Cabozantinib remt de tyrosinekinase-activiteit van MET (hepatocyt groeifactorreceptor), VEGFR (vasculaire endotheliale groeifactorreceptoren), RET ('rearranged during transfection'), GAS6-receptor (AXL), KIT (stamcelfactorreceptor) en FLT3 (FMS-achtige tyrosinekinase-3). Vermindert daardoor de angiogenese die door de tumorcel geïnduceerd wordt, waardoor tumorgroei en metastatische progressie geremd worden.
Kinetische gegevens
T max | 2–5 uur. |
Eiwitbinding | ≥ 99,7%. |
V d | 3–5 l/kg. |
Overig | er is een verschil in de Cmax en AUC tussen de tablet en de capsule. |
Overig | mogelijk doorloopt cabozantinib een enterohepatische kringloop. |
Metabolisering | vnl. door CYP3A4. |
Eliminatie | met de feces ca. 54%, met de urine 27%. |
T 1/2el | 110–120 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
binimetinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
tivozanib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
everolimus (bij maligne aandoening) hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
cabozantinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk