Samenstelling
Braftovi XGVS Pierre Fabre Benelux
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 50 mg, 75 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Giotrif (als dimaleaat) XGVS Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg, 30 mg, 40 mg, 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fotivda (als hydrochloride) XGVS Recordati
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 890 microg, 1340 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tyverb (als ditosylaatmonohydraat) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Alunbrig XGVS Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Verpakkingsvorm
- Startverpakking
Bevat per verpakking: 7 tabletten van 90 mg en 21 tabletten van 180 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 30 mg, 90 mg, 180 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM nvmo.org (onder encorafenib).
Advies
Voor afatinib bij gemetastaseerd EGFR-mutatiepositief NSCLC en bij gevorderd plaveiselcelcarcinoom van de long staan de adviezen van commissie BOM op NVMO.org.
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom(NSCLC) de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie de commissie BOM voor het advies over Tivozanib als eerstelijnsbehandeling van het gevorderd of gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom.
Voor de behandeling van niercelcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van lapatinib daarbij.
Advies
Voor brigatinib als eerste TKI-behandeling van stadium IIIb/IV niet-kleincellig longcarcinoom met een ALK-herschikking staat het advies van commissie BOM op NVMO.org.
Voor de behandeling van ALK-positief, gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van ALK-remmers daarbij.
Indicaties
- Niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600-mutatie bij volwassenen; in combinatie met binimetinib.
- Gemetastaseerd colorectaal carcinoom (CRC) met een BRAF V600E-mutatie bij volwassenen die eerder zijn behandeld met systemische therapie; in combinatie met cetuximab.
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met een BRAF V600E-mutatie bij volwassenen, in combinatie met binimetinib.
Indicaties
Behandeling (monotherapie) van volwassenen met een lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met:
- één of meer activerende EGFR-mutaties die nog niet eerder met een tegen de epidermale-groeifactorreceptor (EGFR) gerichte tyrosinekinaseremmer zijn behandeld;
- plaveiselcelhistologie en progressie op of na platina-gebaseerde chemotherapie.
Indicaties
Gevorderd niercelcarcinoom (NCC) bij volwassenen, als monotherapie:
- als eerstelijnsbehandeling;
- na voortgang van de ziekte na één eerdere behandeling met cytokinetherapie en waarbij nog géén inhibitoren voor de VEGFR- en mTOR-route zijn toegepast.
Indicaties
Als onderdeel van een combinatiebehandeling bij mammacarcinoom met HER2-overexpressie bij volwassenen in combinatie met:
- capecitabine bij gevorderde of gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met een antracyclinederivaat, een taxaan en trastuzumab;
- trastuzumab bij hormoonreceptornegatieve gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met trastuzumab in combinatie met chemotherapie;
- een aromataseremmer (aromataseremmers) bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve gemetastaseerde ziekte, die op dit moment niet in aanmerking komen voor chemotherapie. Zie voor kenmerken van de onderzochte patiëntenpopulatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoekgegevens.
Indicaties
- Anaplastisch lymfoom kinase (ALK)-positief, gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) als monotherapie bij volwassenen, die niet eerder zijn behandeld met een ALK-remmer óf na eerdere behandeling met crizotinib.
Doseringen
Vóór aanvang van de therapie de aanwezigheid van de BRAF V600-mutatie (BRAF V600E- en V600K-mutaties, bij melanoom) of BRAF V600E-mutatie (bij colorectaal carcinoom en NSCLC) vaststellen met behulp van een gevalideerde test; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/BRAF-mutaties.
Melanoom of NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 j.):
450 mg 1×/dag, in combinatie met binimetinib#doseringen. De behandeling voortzetten tot deze geen voordeel meer heeft of tot aan onaanvaardbare toxiciteit.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 j.):
Combinatiebehandeling: 300 mg 1×/dag. Zie voor de dosering van cetuximab cetuximab#doseringen. De behandeling voortzetten tot deze geen voordeel meer heeft meer heeft of tot aan onaanvaardbare toxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling van encorafenib en/of binimetinib of cetuximab bij (ernstige) bijwerkingen (QT-verlenging, uveïtis (incl. iritis, iridocyclitis), huidreacties, hand-voetsyndroom, afwijkende leverfunctiewaarden, overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2, tabel 1 t/m 4 en rubriek 4.4). Zie voor de maatregelen bij meer specifieke ernstige bijwerkingen door binimetinib of cetuximab binimetinib#doseringen of cetuximab#doseringen.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (eGFR ≥ 30 ml/min/1,73 m²) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Vanwege het ontbreken van gegevens kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min/1,73 m²).
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is de dosering 300 mg 1 ×/dag. Vanwege het ontbreken van gegevens kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15); zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Een gemiste dosis niet meer innemen als de volgende dosis over minder dan 12 uur moet worden ingenomen.
Bij uitbraken van een ingenomen dosis, géén nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met de volgende geplande dosis.
Toediening: de capsules in zijn geheel (zonder openmaken) innemen met water. Inname van grapefruit-/pompelmoessap vermijden (zie de rubriek Interacties).
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de EGFR-mutatiestatus middels een gevalideerde methode vaststellen.
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen (incl. ouderen (65–87 j.)
40 mg 1×/dag. Een behandelcyclus duurt 21 dagen voor NSCLC met EGFR-mutatie en 28 dagen voor NSCLC met plaveiselcelhistologie. Indien de behandeling gedurende de eerste cyclus goed wordt verdragen, overwegen de dosis te verhogen tot max. 50 mg 1×/dag. Na een eerdere dosisverlaging, de dosis niet meer verhogen. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Gestoorde nierfunctie: een aanpassing van de startdosis is niet nodig; monitor zorgvuldig bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR 15–29 ml/min/1,73 m²) en verlaag zonodig de dosis in stappen van 10 mg.
Gestoorde leverfunctie: en aanpassing van de startdosis is niet nodig bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9); gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) wordt niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (bv. ernstige aanhoudende diarree, huidtoxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een gemiste dosis alleen nog innemen indien de volgende dosis > 8 uur later gepland staat.
Toediening: de tabletten heel innemen met water. Ten minste 3 uur vóór tot 1 uur na inname geen voedsel nuttigen. Indien doorslikken van hele tabletten niet mogelijk is: de tablet (ongebroken) dispergeren in ca. 100 ml niet-koolzuurhoudend water, gedurende 15 min af en toe roeren; dit direct opdrinken en het glas naspoelen met nogmaals 100 ml water en óók dit opdrinken. De dispersie kan ook via een maagsonde worden toegediend.
Doseringen
Niercelcarcinoom:
Volwassenen (incl, ouderen > 65 jaar):
1340 microg 1×/dag gedurende 21 dagen, gevolgd door een rustperiode van 7 dagen (= één cyclus). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierinsufficiëntie is geen aanpassing van de dosis nodig. Er is weinig tot geen ervaring van het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie (incl. dialyse); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Niertoxiciteit.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is de dosering: 1340 microg eenmaal per 2 dagen. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) wordt niet aanbevolen. Zie verder ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Levertoxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: tijdens de klinische onderzoeken werd een dosisverlaging uitgevoerd bij bijwerkingen CTCAE graad 3 (bij niertoxiciteit graad 2); de dosering is dan 890 microg 1×/dag gedurende 21 dagen, gevolgd door een rustperiode van 7 dagen. Bij bijwerkingen graad 4 (bij niertoxiciteit graad 3) werd de behandeling onderbroken. Zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Vergeten of uitbraken van een dosis: deze dosis niet meer inhalen maar de volgende dosis volgens het schema innemen.
Toediening: de capsules geheel (zonder te openen) doorslikken met een glas water.
Doseringen
Lapatinib alleen toepassen bij HER2-positieve tumoren (tumoren met HER2-overexpressie of met een HER2-genamplificatie, aangetoond in een gevalideerde assay).
Mammacarcinoom met HER2-overexpressie
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met capecitabine: 1250 mg (= 5 tabletten) 1×/dag. Capecitabine: 1000 mg/m² lichaamsoppervlak elke 12 uur op dagen 1–14 bij een cyclusduur van 21 dagen.
In combinatie met trastuzumab: 1000 mg (= 4 tabletten) 1×/dag continu. Trastuzumab: i.v. 4 mg/kg lichaamsgewicht als oplaaddosis, gevolgd door i.v. 2 mg/kg per week.
In combinatie met een aromataseremmer ( romataseremmers): 1500 mg (= 6 tabletten) 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven voor een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verminderde LVEF, pulmonale toxiciteit, diarree, overige toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4).
Een gemiste dosis mag niet worden ingehaald en de volgende dosis moet op het normale dagelijkse tijdstip worden ingenomen.
Toediening: de dagelijkse dosering in één keer innemen, het mag niet worden verdeeld over de dag. De tabletten minstens 1 uur vóór of 1 uur na de maaltijd innemen; om de variabiliteit te beperken elke dag hetzelfde tijdstip aanhouden in relatie tot voedsel. Tijdens de behandeling het drinken van grapefruitsap vermijden in verband met een grotere blootstelling aan lapatinib.
Doseringen
Vóór behandeling een ALK-positieve status vaststellen met een gevalideerde ALK-test.
ALK-positief, gevorderd NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen < 85 jaar)
Begindosering: 90 mg 1×/dag gedurende 7 dagen, daarna 180 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (eGFR ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min) de begindosering verlagen: 60 mg 1×/dag gedurende 7 dagen, daarna 90 mg 1×/dag; hierbij monitoren op nieuwe of verergerende symptomen die kunnen wijzen op ILD/pneumonitis, vooral tijdens de eerste behandelweek.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) de begindosering verlagen: 60 mg 1×/dag gedurende 7 dagen, daarna 120 mg 1×/dag.
Combinatie met sterke CYP3A4-remmers (zie ook de rubriek Interacties): indien vermijden niet mogelijk is de dosis brigatinib verlagen van 180 mg naar 90 mg, of van 90 mg naar 60 mg. Na staken van de sterke CYP3A4-remmer de dosis van brigatinib weer verhogen naar de dosis die werd verdragen vóór aanvang van de CYP3A4-remmer.
Combinatie met matige of sterke CYP3A4-inductor (zie ook de rubriek Interacties): indien vermijden niet mogelijk is, de dosis brigatinib (indien minimaal 7 dagen goed verdragen vóór dosisverhoging) in stappen van 30 mg verhogen tot maximaal de dubbele dosis brigatinib die werd verdragen vóór aanvang van de CYP3A4-inductor.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (interstitiële longziekte/pneumonitis, hypertensie, bradycardie, hepatotoxiciteit, visusstoornis, stijging CK, amylase en/of lipase, hyperglykemie, overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2).
Bij vergeten/overslaan van een dosis en bij braken na inname van een dosis: géén nieuwe dosis nemen, maar de volgende dosis op het geplande tijdstip innemen.
Onderbreken van de behandeling: als de behandeling langer dan 14 dagen wordt onderbroken vanwege een andere reden dan bijwerkingen, de behandeling hervatten met 90 mg 1×/dag gedurende 7 dagen, alvorens de dosis te verhogen tot de eerder verdragen dosis.
Toediening: de tablet in zijn geheel (zonder kauwen, breken of verpulveren) innemen met water of voedsel. Vermijd gebruik van grapefruit-/pompelmoessap (zie de rubriek Interacties).
Bijwerkingen
Combinatietherapie met binimetinib
Zeer vaak (> 10%): bloeding (op diverse plaatsen, waaronder hersenbloeding). Hypertensie. Perifere neuropathie, duizeligheid, hoofdpijn. Verminderd zicht, retinale pigmentepitheelloslating (PRED; incl. retinopathie, retinaloslating, maculaoedeem, subretinaal vocht, chorioretinopathie). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Droge huid, jeuk, huiduitslag, hyperkeratose, alopecia. Artralgie, myalgie, myositis, myopathie, spierzwakte, rugpijn, pijn in de ledematen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem. Anemie. Stijging ALAT, ASAT, γ-GT, CK.
Vaak (1-10%): linkerventrikeldisfunctie, hartfalen. Veneuze trombo-embolie (zoals longembolie, diep-veneuze trombose, tromboflebitis). Overgevoeligheid (waaronder angio-oedeem, vasculitis). Dysgeusie. Uveïtis. Colitis. Fotosensibilisatie, acneïforme dermatitis, hand-voetsyndroom, erytheem, panniculitis. Nierfalen. Cutaan plaveiselcelcarcinoom (waaronder keratoacanthoom), papilloma van de huid. Stijging amylase, lipase, creatinine en/of alkalische fosfatase in het bloed.
Soms (0,1-1%): pancreatitis. Rabdomyolyse. Gezichtsparese. Basaalcelcarcinoom.
Verder zijn gemeld: retinale veneuze occlusie (RVO), interstitiële longziekte/pneumonitis, tumorlysissyndroom.
Combinatietherapie met cetuximab
Zeer vaak (> 10%): bloeding (op diverse plaatsen, waaronder hersenbloeding). Perifere neuropathie, hoofdpijn. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Droge huid, jeuk, huiduitslag, acneïforme dermatitis. Artralgie, myopathie, rugpijn, pijn in de ledematen. Verminderde eetlust, slapeloosheid. Vermoeidheid, koorts. Melanocytaire naevus.
Vaak (1-10%): supraventriculaire tachycardie. Overgevoeligheid (waaronder angio-oedeem, vasculitis). Duizeligheid, dysgeusie. Hyperpigmentatie van de huid, hand-voetsyndroom, hyperkeratose, alopecia, erytheem. Nierfalen. Cutaan plaveiselcelcarcinoom (waaronder keratoacanthoom), huidpapilloom, nieuw primair melanoom. Stijging ALAT, ASAT en/of creatinine in het bloed.
Soms (0,1-1%): pancreatitis. Schilfering van de huid. Basaalcelcarcinoom. Stijging amylase, lipase.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): stomatitis, mondulceratie, misselijkheid, braken, diarree. Huiduitslag, acneïforme dermatitis, jeuk, droge huid, huidkloven, paronychia (incl. nagel(bed)infectie). Bloedneus. Verminderde eetlust.
Vaak (1-10%): cystitis. Dysgeusie, cheilitis, dyspepsie. Conjunctivitis, droge ogen. Rinorroe. Hand-voetsyndroom, andere nagelaandoeningen zoals nagelverkleuring, nageldystrofie, ribbels of putjes op nagels, nagelbreuk, onychogrypose (uit Latijn: onychogryposis). Spierspasmen. Verminderde nierfunctie, nierfalen. Koorts, gewichtsverlies. Dehydratie, hypokaliëmie. Verhoogde ALAT en ASAT-waarden.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte (bv. pneumonitis, longinfiltraten, allergische alveolitis, ARDS). Pancreatitis, maag-darmperforatie. Keratitis.
Zelden (0,01-0,1%): blaarvorming, bulleuze en exfoliatieve huidafwijkingen, waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: leverfalen met fatale afloop.
Vrouwelijke patiënten en personen met een laag lichaamsgewicht of met een verminderde nierfunctie hebben door een verhoogde blootstelling aan afatinib meer kans op bijwerkingen, met name stomatitis, diarree en huiduitslag/acne.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (bij ca. 48%; ≥ CTCAE graad 3 ca. 23%). Dyspneu, hoest, dysfonie. Stomatitis, misselijkheid, diarree, buikpijn. Verminderde eetlust. Hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie. Hand-voetsyndroom. Rugpijn. Gewichtsverlies.
Vaak (1-10%): aanhoudende ernstige hypertensie (incl. hypertensieve crisis), blozen, hemorragie (bv. in het maag-darmkanaal, longen, bijnieren), arteriële of veneuze trombo-embolie. Myocardinfarct, angina pectoris, tachycardie (zoals sinustachycardie, supraventriculaire of paroxismale tachycardie). Bloedneus, rinorroe, verstopte neus. Koude rillingen, koorts, pijn op de borst (ook niet-cardiaal), perifeer oedeem. Perifere neuropathie, duizeligheid, vertigo, dysgeusie. Slapeloosheid. Wazig zien. Droge mond, glossitis, glossodynie, gingivitis, dysfagie, dyspepsie, gastro-oesofageale reflux, braken, flatulentie, opgezette buik. Pancreatitis. Anorexie. Artralgie, myalgie. Droge huid, jeuk, erytheem, huiduitslag (bv. maculopapuleus), acne, alopecia. Hypothyroïdie. Anemie. Stijging waarden ASAT, ALAT, γ-GT en/of alkalische fosfatase, amylase en lipase, serumcreatinine. Proteïnurie. Stijging spiegel thyroïdstimulerend hormoon in bloed.
Soms (0,1-1%): verlenging QT-interval. Longoedeem (door hartfalen). TIA, geheugenstoornis. Schimmelinfectie, mucositis. Duodenale ulcus. Dermatitis (incl. dermatitis bullosa), pustuleuze huiduitslag, urticaria, hyperhidrose, xeroderma. Overmatig traanvocht. Oorverstopping. Spierzwakte. Hyperthyroïdie, struma. Trombocytopenie, stijging hemoglobinewaarde.
Zelden (0,01-0,1%): posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie.
Bij ouderen (≥ 65 j.) komen de volgende bijwerkingen vaker voor: dysfonie, diarree, vermoeidheid, gewichtsverlies, verminderde eetlust en hypothyroïdie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen), misselijkheid, braken, anorexia. Huiduitslag (o.a. acneïforme dermatitis), jeuk, droge huid. Pijn in rug en ledematen, hoofdpijn, vermoeidheid. In combinatie met capecitabine tevens: hand-voetsyndroom (PPE), insomnia, dyspepsie, stomatitis, obstipatie, buikpijn, mucositis. In combinatie met een aromataseremmer tevens: opvliegers, epistaxis, hoesten, dyspneu, alopecia, artralgie, asthenie.
Vaak (1-10%): afname linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF). Hepatotoxiciteit, hyperbilirubinemie. Nagelafwijkingen o.a. paronychia.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte, pneumonitis.
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheidsreacties o.a. anafylaxie.
Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie/'torsade de pointes', QTc-verlenging (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Ernstige cutane reacties incl. Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse (TEN). Pulmonale arteriële hypertensie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (bij ca. 30%; CTCAE-graad 3 bij ca. 11%). Pneumonie (bacterieel, viraal), bovensteluchtweginfectie, dyspneu, hoest. Hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie (bij ca. 20%; sensorisch, motorisch, paresthesie, polyneuropathie). Visusstoornis (bv. wazig zien, dubbelzien, fotopsie, verandering in diepte-zien, gezichtsvelduitval, glasvochttroebeling, verhoging intra-oculaire druk/glaucoom, macula-oedeem, cataract). Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculopapuleus, pustuleus, acneïform, exfoliatief, folliculair), (allergische) dermatitis. Myalgie, artralgie. Vermoeidheid, oedeem, koorts. Hyperinsulinemie, hyperglykemie (bij ca. 69%). Stijging van waarden van: ASAT (bij ca. 68%), ALAT (bij ca. 49%), AF, amylase (bij ca. 47%), lipase (bij ca. 54%), creatinine in serum, stijging CK in bloed (bij ca. 64%; CTCAE-graad 3–4 bij ca. 18%). Anemie, daling aantal leukocyten, lymfocyten, neutrofielen. Hyponatriëmie, hypokaliëmie, hypercalciëmie, hypomagnesiëmie, hypofosfatemie.
Vaak (1-10%): tachycardie, bradycardie, hartkloppingen, verlengd QT-interval. Interstitiële longziekte/pneumonitis. Slapeloosheid. Geheugenstoornis, dysgeusie. Droge mond, dyspepsie, flatulentie. Gewichtsverlies. Droge huid, fotosensibilisatie. Niet-cardiale pijn op de borst, pijn in ledemaat, spierstijfheid. Hyperbilirubinemie, stijging LDH. Daling aantal bloedplaatjes.
Soms (0,1-1%): pancreatitis.
Interacties
Er is meer kans op (ernstige) bloedingen bij gelijktijdig gebruik van anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers.
Encorafenib wordt vnl. gemetaboliseerd door CYP3A4; vermijd combinatie met sterke CYP3A4-remmers zoals claritromycine, itraconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir en grapefruit-/pompelmoessap. Wees voorzichtig met matig sterke CYP3A4-remmers zoals systemisch erytromycine, ciprofloxacine, fluconazol, diltiazem, verapamil, amiodaron. Combinatie met sterke CYP3A4-inductoren (bv. barbituraten, fenytoïne, carbamazepine, oxcarbazepine, rifampicine, sint-janskruid) kan leiden tot verminderde werkzaamheid van encorafenib; de combinatie vermijden.
Encorafenib is een sterke inductor van CYP3A4; vermijd geneesmiddelen die voornamelijk via dit enzym worden omgezet én een smalle therapeutische breedte hebben zoals alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanil, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE5-remmers, sommige calciumantagonisten en sommige HIV–proteaseremmers. Orale anticonceptiva kunnen minder betrouwbaar zijn. Indien vermijden niet mogelijk is de dosis van deze CYP3A4-substraten aanpassen.
Encorafenib remt UG1A1. Wees vanwege een mogelijk verhoogde blootstelling voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die substraat zijn voor UGT1A1 zoals atorvastatine, raltegravir, dolutegravir.
Encorafenib remt mogelijk een aantal transporters. Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die substraat zijn van transporters (en vooral degene die een smalle therapeutische breedte hebben) zoals de renale transporters OAT1, OAT3 OCT2 (furosemide, penicilline). de hepatische transporters OAT1B1, OATP1B3, OCT1 (bv. atorvastatine, valsartan, repaglinide, bosentan), BCRP (bv. rosuvastatine, methotrexaat, sulfasalazine) of van Pgp (bv. posaconazol, digoxine, colchicine, pravastatine, aliskiren, pravastatine).
Interacties
Sterke Pgp-remmers (o.a. amiodaron, kinidine, verapamil, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ciclosporine, tacrolimus, ritonavir) kunnen de blootstelling aan afatinib verhogen; deze middelen 6–12 uur vóór of na afatinib toedienen. Sterke Pgp-inductoren (o.a. rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en sint–janskruid) kunnen de blootstelling aan afatinib verminderen; deze vermindering kan enkele weken aanhouden.
Afatinib is een remmer van BCRP en kan mogelijk de blootstelling aan BCRP-substraten (o.a. rosuvastatine en sulfasalazine) verhogen.
Er is meer kans op een maag-darmperforatie bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het maag-darmkanaal (zoals corticosteroïden, NSAID's en anti-angiogenetische middelen).
Interacties
Tivozanib wordt gedeeltelijk gemetaboliseerd door CYP3A4; combinatie met de CYP3A4-inductor sint-janskruid is gecontra-indiceerd vanwege een verminderde werking. Het inducerende effect van sint-janskruid kan ten minste 2 weken aanhouden na staken ervan. Sint-janskruid dus ten minste 2 weken vóór starten van tivozanib staken. Wees voorzichtig met andere sterke CYP3A4-inductoren zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine en fenobarbital. Combinatie met de sterke CYP3A4-remmer ketoconazol gaf in onderzoek geen klinisch relevante interactie; het is daarom onwaarschijnlijk dat de blootstelling significant verandert met andere sterke CYP3A4-remmers.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3-receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Tivozanib remt in vitro de transporter BCRP (waarschijnlijk alleen in de darm); de klinische relevantie hiervan voor geneesmiddelinteracties is onbekend. Wees uit voorzorg voorzichtig met de combinatie met BCRP-substraten met een nauwe therapeutische breedte zoals methotrexaat, rosuvastatine en sulfasalazine; een toename van bijwerkingen van deze middelen is mogelijk. Bij combinatie een interval van ten minste 2 uur aanhouden tussen de inname van tivozanib en het BCRP-substraat.
Het is niet bekend of tivozanib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, voriconazol, grapefruitsap) vermijden omdat de plasmaconcentratie van lapatinib kan worden verhoogd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, sint-janskruid) vermijden omdat deze de plasmaconcentratie van lapatinib kunnen verlagen.
Lapatinib is tevens een substraat voor de transporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP). Remmers van deze transporteiwitten (o.a. ketoconazol, itraconazol, kinidine, verapamil, ciclosporine, erytromycine) en inductoren (rifampicine, sint-janskruid) van deze eiwitten kunnen de plasmaconcentratie en/of distributie van lapatinib veranderen.
De oplosbaarheid van lapatinib is pH–afhankelijk; vermijd combinatie met stoffen die de pH in de maag verhogen.
Lapatinib remt in vitro CYP3A4 en CYP2C8; gelijktijdige toediening van geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die substraten zijn van CYP3A4 (bv. pimozide en kinidine) of CYP2C8 (bv. repaglinide) vermijden. Lapatinib remt ook Pgp; dosisreductie van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine) wordt aanbevolen.
Wees voorzichtig met combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele azoolantimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Wees voorzichtig met combinatie met andere hepatotoxische geneesmiddelen.
Gelijktijdige toediening van lapatinib met irinotecan resulteert in toename van de actieve metaboliet van irinotecan, overweeg daarom een dosisreductie van irinotecan.
Bij combinatie met paclitaxel treedt vaker en ernstiger diarree en neutropenie op.
Interacties
Brigatinib wordt vooral gemetaboliseerd door CYP3A4. Combinatie met sterke CYP3A4 remmers (bv. claritromycine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir) verhogen in belangrijke mate de blootstelling aan brigatinib; de combinatie vermijden. Indien dit niet mogelijk is, dan de dosering van brigatinib verlagen (zie de rubriek Dosering). Bij combinatie met matige CYP3A4-remmers (bv. erytromycine, ciprofloxacine, fluconazol, diltiazem, verapamil, grapefruit-/pompelmoessap) is geen aanpassing van de dosis van brigatinib nodig, maar wees alert op het ontstaan of verergeren van bijwerkingen.
Vermijd combinatie met matig sterke en sterke CYP3A4-inductoren (bv. rifampicine, fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital, sint-janskruid, erytromycine, ciprofloxacine, fluconazol, diltiazem, verapamil, amiodaron, rifabutine) vanwege een verlaging van de blootstelling aan brigatinib. Indien vermijden niet mogelijk is, de dosering van brigatinib verhogen (zie de rubriek Dosering).
Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die bradycardie kunnen veroorzaken (bv. β-blokkers, ivabradine). Bij combinatie de hartfrequentie extra controleren.
Brigatinib kan hyperglykemie veroorzaken; een antihyperglykemische therapie moet mogelijk worden aangepast.
Brigatinib is in vitro een CYP3A4-inductor; vermijd vooralsnog combinatie met substraten voor CYP3A4 met een smalle therapeutische breedte zoals alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanil, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE5-remmers, sommige calciumantagonisten en sommige HIV–proteaseremmers.
Brigatinib kan mogelijk de plasmaspiegel verhogen van substraten van P-glycoproteïne (Pgp) (bv. digoxine, dabigatran, colchicine, pravastatine), 'breast cancer resistance proteine' (BCRP; bv. methotrexaat, rosuvastatine, sulfasalazine), OCT1, MATE1 en MATE2K. Monitor bij geneesmiddelen met een nauwe therapeutische breedte nauwlettend op bijwerkingen.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren schadelijk gebleken (afwijkende ossificatie, verminderde foetale groei, dilatatie van de aortaboog).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: bij mannelijke dieren zijn in supratherapeutische doseringen (deels omkeerbare) afwijkingen gezien (afgenomen teelbal- en epididymisgewichten met tubulaire degeneratie en oligospermie).
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie. Bij gebruik van orale anticonceptiva tevens een barrièremiddel toevoegen, omdat encorafenib de werkzaamheid van orale anticonceptiva kan verminderen; ook kan worden gekozen voor een alternatieve anticonceptiemethode.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Andere EGFR-remmers zijn bij dieren wel schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren ook bij subtherapeutische doses schadelijk gebleken (o.a. niet-levensvatbare foetussen).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij zowel mannelijke als vrouwelijke dieren heeft tivozanib bij licht verhoogde doses een nadelige invloed op de vruchtbaarheid.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man en hun partners dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie. Het is niet bekend of tivozanib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren alleen in hogere dosering schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken (skeletafwijkingen, groeivertraging van de foetus, verhoogde sterfte van embryo's).
Vruchtbaarheid; Bij mannelijke dieren zijn ook bij (sub)therapeutische (on)omkeerbare effecten waargenomen (testiculaire tubulaire degeneratie, hypospermatogenese, verminderd gewicht van testes, zaadblaasjes en prostaat.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 4 en mannen tot 3 maanden na de therapie. Vrouwen dienen géén hormonale anticonceptie te gebruiken, maar te kiezen voor andere anticonceptiemethoden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Bij ratten, groeiachterstand.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gebruik ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor de contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
De werkzaamheid en veiligheid van encorafenib is alleen vastgesteld bij melanoomtumoren die BRAF V600E- en V600K-mutaties tot expressie brengen of bij patiënten met colorectale tumoren die de BRAF V600E-mutatie tot expressie brengen. De combinatie niet gebruiken bij wild-type BRAF maligne melanomen, wild-type BRAF colorectale carcinomen of wild-type BRAF NSCLC. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij patiënten die ziekteprogressie vertonen na eerder gebruik van een BRAF-remmer bij niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600 mutatie; mogelijk is binimetinib+encorafenib bij deze patiënten minder werkzaam.
Bepaal de linker ventrikel ejectie fractie (LVEF) vóór aanvang van de behandeling, 1 maand na de start en vervolgens iedere 3 maanden tijdens de behandeling en op klinische indicatie, met behulp van een ECG of MUGA-scan. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn. De veiligheid van binimetinib+encorafenib is niet vastgesteld bij een basislijn-LVEF < 50% of lager dan de institutionele LLN; wees extra voorzichtig hierbij.
Als BRAF-remmer heeft encorafenib de potentie een QT-verlenging te veroorzaken; dit is nog niet voldoende onderzocht. Daarom vooralsnog vóór aanvang van de behandeling, 1 maand na de start en vervolgens iedere 3 maanden tijdens de behandeling en op klinische indicatie het ecg controleren. Voorts vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de serumelektrolyten controleren (calcium, magnesium en kalium) en zo nodig corrigeren. Let ook op andere risicofactoren voor QT-verlenging zoals bradycardie, hartfalen, congenitaal of verworven QT-verlenging, en combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval belangrijk verlengen.
De leverfunctie bepalen Vóór aanvang van de behandeling en maandelijks gedurende de eerste 6 maanden en daarna op klinische indicatie. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn. Encorafenib wordt voornamelijk in de lever gemetaboliseerd; bij een verminderde leverfunctie kan de blootstelling aan encorafenib belangrijk stijgen. Bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) wordt (mede door gebrek aan gegevens) gebruik van encorafenib niet aanbevolen; bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) lager doseren (zie de rubriek Doseringen) en daarbij tevens extra letten op toxiciteit door encorafenib (bv. uitvoeren leverfunctietesten en ECG-beoordelingen).
Nieuwe cutane en niet-cutane primaire maligniteiten zijn gemeld (zie de rubriek Bijwerkingen). Voer dermatologische evaluaties uit vóór aanvang van de behandeling, elke 2 maanden tijdens de behandeling en tot 6 maanden na staken van de behandeling. Laat de patiënt zich direct melden bij het ontstaan van nieuwe huidlaesies. Voorts een onderzoek van het hoofd en de nek, een CT-scan van de borst/het abdomen, anale en bekkenonderzoeken uitvoeren en een volledig bloedbeeld bepalen vóór aanvang van, tijdens en aan het eind van de behandeling en indien klinisch aangewezen. Overweeg de therapie definitief te staken bij de ontwikkeling van RAS-mutatiepositieve niet-cutane maligniteiten.
Het tumorlysissyndroom is gemeld in combinatie met binimetinib. Risicofactoren zijn o.a. een hoge tumorlast, bestaande nierinsufficiëntie, oligurie, dehydratie en hypotensie. Controleer deze patiënten nauwgezet en overweeg profylactische hydratie.
Oculaire toxiciteit, zoals uveïtis, iridocyclitis en iritis kunnen optreden en door binimetinib ook retinale pigmentepitheelloslating (RPED) en retinale veneuze occlusie (RVO). Beoordeel tijdens ieder consult op symptomen van nieuwe of verslechterende visuele stoornissen zoals verminderd centraal zicht, wazig zien of verlies van gezichtsvermogen; raadpleeg zo nodig een oogarts. Laat de patiënt zich direct melden wanneer afwijkingen in het gezichtsvermogen verergeren of nieuwe ontstaan. De veiligheid bij risicofactoren voor RVO (bv. oculaire hypertensie, onvoldoende behandeld glaucoom, onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus of een geschiedenis van hyperviscositeit of hypercoagulabiliteitssyndromen) is niet vastgesteld. Gebruik van binimetinib bij een geschiedenis van RVO wordt niet aanbevolen.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij hersenmetastasen bij de indicaties melanoom en NSCLC. Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min/1,73 m²) en een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15). De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiotoxiciteit: HER2-remming is geassocieerd met disfunctie van het linkerventrikel. Dit is nog niet gemeld bij gebruik van afatinib. Overweeg desondanks om bij cardiale risicofactoren en bestaande hartaandoeningen voorafgaand en gedurende de behandeling de LVEF te bepalen. Bij ontstaan van klachten en symptomen zonder de aanwezigheid van cardiale risicofactoren eveneens de LVEF monitoren. Bij een LVEF-waarde onder de ondergrens van normaal, zowel een cardiologisch consult als onderbreking of staking van de behandeling overwegen.
Pulmonale toxiciteit: bij nieuwe of verergering van pulmonale symptomen de behandeling onderbreken en pneumonitis/interstitiële longziekte uitsluiten; bij vaststelling van een interstitiële longziekte de behandeling definitief staken. Patiënten met een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte zijn niet meegenomen in de klinische onderzoeken.
Diarree treedt in het algemeen binnen de eerste 2 weken van de behandeling op, graad 3-diarree binnen de eerste 6 weken. Diarree kan leiden tot dehydratie met of zonder nierinsufficiëntie, soms met fatale afloop. Bij de eerste tekenen van diarree direct starten met adequate hydratie en loperamide (zonodig tot de maximaal toegelaten dosis), totdat dunne ontlasting gedurende 12 uur niet meer voorkomt. Bij ernstige diarree kan een onderbreking van de behandeling en een dosisverlaging van afatinib of definitief staken van de behandeling noodzakelijk zijn.
Interstitiële longziekte (ILD): bij acute of verergerende luchtwegsymptomen de behandeling onderbreken en de diagnose ILD uitsluiten. Bij vaststelling van ILD de behandeling permanent staken. Patiënten met een voorgeschiedenis van ILD zijn niet in de klinische onderzoeken geïncludeerd.
Keratitis: bij symptomen zoals acute of verergerende oogontsteking, verhoogde traanproductie, fotofobie, wazig zien of een pijnlijk of rood oog, direct een oogarts raadplegen. Bij vaststelling van keratitis ulcerosa de behandeling onderbreken of staken. Zowel het dragen van contactlenzen als ernstig droge ogen in de anamnese zijn een risicofactor voor keratitis. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van (ulcererende) keratitis.
Hepatotoxiciteit: leverfalen, ook met fatale afloop, is gemeld. Hierbij was sprake van een bestaande leveraandoening en/of comorbiditeiten die verband hielden met verergering van de onderliggende maligniteit. Bij bestaande leveraandoening regelmatig de leverfuncties en de enzymen ASAT en ALAT controleren. Onderbreking van de behandeling kan bij verslechtering van de leverfunctie noodzakelijk zijn. Indien ernstige leverinsufficiëntie ontstaat, de behandeling definitief staken. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet specifiek onderzocht bij ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15); behandeling met afatinib wordt hierbij niet aanbevolen.
Bij optreden van een maag-darmperforatie de behandeling definitief staken. Risicofactoren voor het optreden van een maag-darmperforatie zijn een onderliggende voorgeschiedenis van gastro-intestinale ulceratie, aanwezigheid van divertikels, hogere leeftijd, darmmetastasen op de perforatieplaats en gebruik van bepaalde geneesmiddelen (zie Interacties).
Doorgaans manifesteert de huiduitslag zich als een milde of matige erythemateuze of acneïforme huiduitslag, die ontstaat of verergert op plekken die aan zonlicht worden blootgesteld. Daarom de huid adequaat beschermen tegen UV-stralen. Vroegtijdige interventie met huidcrèmes en zonodig antibiotica kan voortzetting van de behandeling met afatinib mogelijk maken. Vanwege de kans op ernstige huidreacties de behandeling direct onderbreken of definitief staken, wanneer blaas-, blaar- en schilfervormende huidaandoeningen ontstaan.
Verhoogde blootstelling: vrouwelijke patiënten en personen met een laag lichaamsgewicht of met een verminderde nierfunctie hebben door een verhoogde blootstelling aan afatinib meer kans op bijwerkingen (vooral stomatitis, diarree en huiduitslag/acne). Controleer deze patiënten extra op het ontstaan van (ernstige) bijwerkingen.
Onderzoeksgegevens/ervaring: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet specifiek onderzocht bij verminderde nierfunctie. De blootstelling aan afatinib neemt toe bij een matig tot ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m²). Bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR 15–29 ml/min/1,73 m²) de patiënt zorgvuldig monitoren op bijwerkingen en zonodig de dosis verlagen; bij terminale nierinsufficiëntie (eGFR < 15 ml/min/1,73 m²) wordt behandeling met afatinib niet aanbevolen. De blootstelling aan afatinib verandert niet significant bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9). Afatinib is niet onderzocht bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15); behandeling met afatinib hierbij wordt niet aanbevolen. Er is geen relevante toepassing bij kinderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hypertensie: controleer vóór en regelmatig tijdens de behandeling de bloeddruk, omdat tivozanib hypertensie kan veroorzaken die meestal optreedt binnen de eerste 2 maanden van de behandeling. De bloeddruk moet vóór beginnen met de behandeling onder controle zijn. Onderbreek de behandeling of verlaag de dosis bij aanhoudende hypertensie ondanks antihypertensieve behandeling. Overweeg de behandeling te staken bij ernstige of aanhoudende hypertensie, tekenen van posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES; zie later in deze rubriek) of andere complicaties van hypertensie. Bij staken van de behandeling de patiënt controleren op hypotensie.
Verlenging QT-interval: wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging; wees extra voorzichtig bij ouderen, omdat bij hen sprake kan zijn van pro-aritmische aandoeningen. Het wordt aanbevolen voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling het ECG te controleren en tevens de elektrolyt-waarden in het bloed.
Schildklieraandoeningen: controleer voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de TSH-spiegel en pas zonodig de dosis schildklierhormoon aan.
Arteriële trombo-embolische complicaties (ATE): wees voorzichtig bij aanwezigheid van risicofactoren voor ATE zoals een leeftijd > 65 jaar, roken, hypertensie, diabetes mellitus, hypercholesterolemie of een trombo-embolische ziekte in het verleden (bv. myocardinfarct, herseninfarct). Tivozanib is niet onderzocht bij patiënten die een ATE hadden binnen 6 maanden voorafgaand aan de behandeling.
Veneuze trombo-embolische complicaties (VTE): wees voorzichtig bij aanwezigheid van risicofactoren voor VTE zoals een ingrijpende operatie, meerdere trauma's, langdurige immobiliteit, gevorderde leeftijd, zwaarlijvigheid, hartfalen, respiratoir falen en een VTE in het verleden. Tivozanib is niet onderzocht bij patiënten die een VTE hadden binnen 6 maanden voorafgaand aan de behandeling.
Hartfalen/longoedeem: tijdens de gehele behandeling periodiek monitoren op tekenen en symptomen van hartfalen. Bij optreden van hartfalen een adequate behandeling instellen; dosisverlaging, onderbreking of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Hemorragie: tijdens de behandeling kunnen bloedingen optreden. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor bloedingen en bij bloedingen in het verleden. Onderbreek de behandeling indien voor een bloeding een medische ingreep noodzakelijk is.
Aneurysma's en/of arteriële dissecties: blokkade van de vasculaire endotheliale groeifactor-receptor (VEGFR) kan de vorming van aneurysma's en/of arteriële dissecties bevorderen. Bij meer kans hierop, zoals bij hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma, vóór de start van de behandeling het risico zorgvuldig afwegen.
Levertoxiciteit: voorafgaand aan de behandeling en periodiek tijdens de behandeling de leverenzym (ASAT, ALAT en AF)- en bilirubinewaarden controleren. De meeste stijgingen van ASAT en ALAT gaan niet gepaard met een gelijktijdige stijging van bilirubine. Wees extra voorzichtig bij een bestaande lichte tot matige leverfunctiestoornis; bij een matige leverfunctiestoornis is een dosisverlaging nodig (zie de rubriek Doseringen). Gebruik van tivozanib bij een ernstige leverfunctiestoornis wordt niet aanbevolen.
Niertoxiciteit: voorafgaand aan de behandeling en periodiek tijdens de behandeling controleren op proteïnurie. Bij CTCAE graad 2 proteïnurie (> 1,0 tot 3,4 g/24 uur) of graad 3 (≥ 3,5 g/24 uur) de dosis verlagen of de behandeling onderbreken. Bij graad 4 (nefrotisch syndroom) de behandeling definitief staken. Hypertensie is een risicofactor voor proteïnurie. Er is weinig ervaring van het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie; er is géén ervaring bij dialyse.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES): symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking PRES. Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren. Bij bevestiging van de diagnose overwegen de behandeling definitief te staken. De veiligheid van het opnieuw opstarten van de behandeling bij patiënten die eerder PRES kregen is niet bekend.
Hand-voetsyndroom: in de klinische onderzoeken waren de meeste voorvallen mild (CTCAE graad 1 of 2). Preventie bestaat uit het onder controle houden van callusweefsel en het gebruik van inlegzooltjes en handschoenen om de drukbelasting op voetzolen en handpalmen te voorkómen. Zonodig kunnen de symptomen van deze bijwerking behandeld worden met een keratolytische crème (bv. met ureum, salicylzuur of α-hydroxylzuur; dun aanbrengen) uitsluitend op de aangedane plekken, en een vochtinbrengende crème (royaal aanbrengen). Een onderbreking van de behandeling of dosisverlaging kan nodig zijn. Bij ernstige of aanhoudende gevallen de behandeling staken.
Maag-darmperforatie of fistels: bij gebruik van sommige andere proteïnekinaseremmers zijn maag-darmfistels of maag-darmperforaties gezien. Controleer daarom regelmatig op symptomen hiervan.
Het is bekend dat VEGF-remmers de wondheling kunnen verstoren; bij een geplande operatie de behandeling met tivozanib ten minste 24 uur van tevoren staken.
Er is geen relevante toepassing van tivozanib bij kinderen (< 18 j.).
Voor vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatotoxiciteit: wees voorzichtig bij een vooraf bestaande matige tot ernstige leverfunctiestoornis, vanwege een verhoogde plasmaspiegel hierbij. Vóór en tijdens de behandeling ten minste maandelijks de leverwaarden controleren (ASAT, ALAT, AF, bilirubine). Hepatotoxiciteit kan enkele dagen tot enkele maanden na de start van de behandeling optreden. Indien zich ernstige wijzigingen voordoen in de leverfunctie, de behandeling staken en niet meer hervatten. Patiënten die drager zijn van de HLA-allelen DQA1*02:01 en DRB1*07:01 hebben meer kans op het ontstaan van hepatotoxiciteit.
Cardiotoxiciteit: vóór de behandeling vaststellen dat de linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF) binnen de normaalwaarden ligt en ook tijdens de behandeling de LVEF controleren. Wees voorzichtig bij aandoeningen die het QT-interval kunnen verlengen zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, cardiale aritmie, congenitaal of verworven QT-syndroom of gebruik van andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen (zie ook rubriek Interacties), omdat een concentratie-afhankelijke QTc-verlenging is aangetoond. Corrigeer hypokaliëmie en hypomagnesiëmie vóór aanvang van de behandeling. Maak een elektrocardiogram (i.v.m. QT-meting) vóór gebruik van lapatinib en 1-2 weken na het begin van de behandeling en verder tijdens de behandeling indien klinisch geïndiceerd.
Diarree treedt doorgaans aan het begin van de behandeling op en duurt gewoonlijk 4–5 dagen. De diarree kan echter ook levensbedreigend zijn als deze samengaat met dehydratie, een verstoorde elektrolytenbalans, nierinsufficiëntie en/of neutropenie. Bij het begin van de behandeling de voor de patiënt normale stoelgang en eventuele symptomen (bv. koorts, krampende pijn, misselijkheid, braken, duizeligheid en dorst) vaststellen om veranderingen tijdens de therapie tijdig te kunnen opmerken. Profylactische behandeling met anti-diarreemiddelen wordt aanbevolen; bij ernstige diarree de therapie onderbreken of staken en zonodig vocht, elektrolyten en antibiotica (vooral bij diarree > 24 uur, koorts of neutropenie graad 3–4 CTCAE) toedienen.
Interstitiële longziekte (o.a. pneumonitis) zijn gemeld. Controleer op de symptomen kortademigheid, hoesten en koorts. Staak de behandeling bij een pulmonale toxiciteit van graad 3 of hoger.
Ernstige cutane reacties zijn gemeld. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen hiervan en staak de behandeling bij vermoeden van een dergelijke reactie, bv. erythema multiforme, Stevens-Johnson-syndroom of toxische epidermale necrolyse.
Onderzoeksgegevens: deelnemers aan registratiestudies naar de combinatiebehandeling lapatinib met een aromataseremmer, waren niet eerder behandeld met trastuzumab of een aromataseremmer. Voor deze patiëntenpopulatie is niet bekend wat de werkzaamheid is van een combinatie van lapatinib en een aromataseremmer vergeleken met een combinatie van trastuzumab en een aromataseremmer Er is geen ervaring met gebruik van lapatinib bij een ernstige nierfunctiestoornis. Wees voorzichtig met toepassing bij een verminderde leverfunctie; bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore resp. 7–9 en ≥ 10) nam bij een klein onderzoek na een eenmalige orale dosis van 100 mg de blootstelling aan lapatinib toe met respectievelijk 56% en 85%. Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 j.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire bijwerkingen: vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling de bloeddruk en hartfrequentie controleren; een onderbreking van de behandeling, een dosisverlaging of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn bij optreden van hypertensie en/of symptomatische bradycardie.
Lever en pancreas: de leverenzymwaarden en bilirubinespiegels controleren vóór aanvang van de behandeling, daarna elke 2 weken gedurende de eerste 3 maanden van de behandeling en daarna op regelmatige tijdstippen en wanneer klinisch geïndiceerd. Een onderbreking van de behandeling, een dosisverlaging of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn. Controleer tevens regelmatig de amylase- en lipasespiegels; de mediane tijd tot verhoging is ca. 17 dagen (amylase) en 29 dagen (lipase).
Hyperglykemie: vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling de nuchtere bloedsuikerspiegel controleren. Start of optimaliseer zonodig een antihyperglykemische behandeling. Onderbreek en verlaag de dosis indien nodig.
Ernstige (levensbedreigende) pulmonale bijwerkingen, waaronder dyspneu, pneumonie, interstitiële longziekte (ILD)/pneumonitis, treden meestal op binnen 7 dagen na aanvang van de behandeling. Een hogere leeftijd en een korter interval (< 7 dagen) tussen de laatste dosis crizotinib en de eerste dosis brigatinib verhogen de incidentie van deze pulmonale bijwerkingen. ILD kan ook nog later in de behandeling optreden. Patiënten met een voorgeschiedenis van ILD of door geneesmiddelen geïnduceerde ILD waren uitgesloten van het klinisch onderzoek. Laat de patiënt zich direct melden bij verergering van bestaande longklachten of ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) of ARDS de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken.
Perifere neuropathie treedt bij een dosis van 180 mg/dag bij ca. 20% van de patiënten op. Bij 33% van deze patiënten verdwijnt de bijwerking. De mediane duur van perifere neuropathie is ca. 6,6 maanden, max. 29 maanden.
Spiertoxiciteit: tijdens de behandeling regelmatig CK-niveaus controleren (een verhoogde waarde treedt op bij ca. 64% van de patiënten bij een dosis van 180 mg). Laat de patiënt zich melden bij het optreden van onverklaarbare pijn, gevoeligheid of zwakte in hun spieren. Onderbreking van de behandeling en/of een dosisverlaging kan nodig zijn. De mediane tijd tot CK-verhoging is ca. 27 dagen.
Visusstoornissen: ernstige zichtstoornissen kunnen optreden. Laat de patiënt alle zichtproblemen te melden. Bij nieuwe of verergerende ernstige zichtproblemen een oogarts raadplegen. Onderbreking van de behandeling, een dosisverlaging of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Fotosensibilisatie: bij langdurige behandeling kan sensibilisatie voor zonlicht optreden. Adviseer patiënten langdurige blootstelling aan zonlicht te vermijden gedurende de behandeling en minimaal 5 dagen na staken. Adviseer bescherming tegen ultraviolet licht zoals beschermende kleding en zonnebrandmiddel. Bij ernstige fotosensibiliteitsreacties ≥ graad 3 de behandeling onderbreken totdat de patiënt hiervan is hersteld. Pas zo nodig de dosis aan.
Vruchtbare mannen: voor de behandeling van vruchtbare mannen: zie ook de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen en bij ouderen ≥ 85 jaar; er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen > 65 jaar (en < 85 jaar).
Overdosering
Symptomen
Bij 600–800 mg 1 ×/dag is nierdisfunctie waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met encorafenib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
vooral gastro-intestinaal (m.n. diarree) en dermatologisch (huiduitslag, acne) van aard.
Therapie
er bestaat geen specifiek antidotum. Indien van toepassing (recente inname) laten braken of maagspoeling ter absorptievermindering.
Neem voor meer informatie over een overdosering met afatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
vooral (ernstige) hypertensie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met tivozanib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
bij doseringen tot 5000 mg werden naast de voor lapatinib bekende bijwerkingen, soms ook pijn aan de hoofdhuid en/of mucositis waargenomen. Na toediening van een dosering tot 9000 mg werd sinustachycardie (met normaal ECG) gemeld.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met lapatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met brigatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Encorafenib is een krachtige en zeer selectieve ATP-competitieve RAF-kinaseremmer. Het onderdrukt de RAF/MEK/ERK-signaalroute in tumorcellen die verschillende gemuteerde vormen van BRAF-kinase tot expressie brengen (V600E, D en K). Het remt niet de RAF/MEK/ERK-signaalroute in tumorcellen die wild-type BRAF tot expressie brengen. Combinatie met binimetinib (een MEK-remmer) of met cetuximab (een EGFR-remmer) versterkt de antitumoractiviteit.
Kinetische gegevens
T max | 1,5–2 uur. |
V d | ca. 3,2 l/kg. |
Metabolisering | uitgebreid vnl. door CYP3A4, daarnaast ook door CYP2C19 en CYP2D6. |
Eliminatie | in dezelfde mate zowel met de urine als de feces, vnl. als metaboliet. Vanwege de matige eiwitbinding wordt met hemodialyse waarschijnlijk maar een beperkte hoeveelheid encorafenib verwijderd. |
T 1/2el | ca. 6 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
EGFR-tyrosinekinaseremmer. Afatinib blokkeert irreversibel de signaaltransductie van de ErbB-receptor (epidermale groeifactorreceptor (EGFR of ErbB1), HER2 (ErbB2), ErbB3 en ErbB4), wat leidt tot afname van de tumor(groei). Potentiële resistentiemechanismen van tumorcellen voor afatinib zijn de secundaire T790M-mutatie en MET-genamplificatie.
Kinetische gegevens
Resorptie | een vetrijke maaltijd vermindert significant de absorptie. |
T max | 2–5 uur. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | nauwelijks, via enzymgekatalyseerde reacties. |
Eliminatie | met de feces ca. 85%, met de urine ca. 4%, voornamelijk als moederstof. |
T 1/2el | ca. 37 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Tivozanib blokkeert krachtig en selectief alle drie de vasculaire endotheliale groeifactorreceptoren (VEGFR 1, 2, 3) en remt hiermee de angiogenese en vasculaire permeabiliteit in tumorweefsels, met als gevolg groeiremming van de tumor. Blokkeert (in mindere mate) tevens de stamcelfactorreceptorkinase c-kit.
Kinetische gegevens
T max | 2–24 uur. |
Eiwitbinding | > 99%, voornamelijk aan albumine. |
Metabolisering | vindt in mindere mate plaats (< 10%); het deel dat gemetaboliseerd wordt vnl. via CYP3A4 en (extrahepatisch) door CYP1A1. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces (ca. 79%, voornamelijk onveranderd); met de urine (ca. 12%) als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 5 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Lapatinib remt de intracellulaire tyrosinekinase-activiteit van zowel EGFR (epidermale groeifactorreceptor)-(ErbB1) als HER2 ('human epidermal growth factor receptor 2')-(ErbB2) receptoren. Lapatinib remt hiermee (in vitro) ErbB-gemedieerde tumorcelgroei.
Kinetische gegevens
Resorptie | voedsel verhoogt de absorptie; de systemische blootstelling kan toenemen met een factor 2–4. |
F | onvolledig en variabel. |
T max | na ca. 4 uur. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | uitgebreid, voornamelijk door CYP3A4/5. |
Eliminatie | met de feces, waarvan ca. 27% onveranderd. Met de urine < 2%. |
T 1/2el | ca. 24 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Brigatinib richt zich op anaplastisch lymfoom kinase (ALK), c-ros oncogen 1 (ROS1) en insuline-achtige groeifactor 1-receptor (IGF-1R). Het remt de autofosforylatie van ALK, de ALK-gemedieerde fosforylatie van 'downstream signaling' eiwitten (zoals STAT3) en de proliferatie van ALK-afhankelijke kankercellen (vooral die EML4-ALK- en NPM-ALK-fusie-eiwitten tot expressie brengen). Brigatinib kan werkzaam zijn bij cellen die gemuteerde vormen van EML4-ALK tot expressie brengen en geassocieerd worden met resistentie voor sommige andere ALK-remmers.
Kinetische gegevens
T max | 1–4 uur. |
V d | ca. 2,2 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 91%. |
Metabolisering | gedeeltelijk, vnl. door CYP2C8 en CYP3A4, tot o.a. een minder werkzame metaboliet. |
Eliminatie | vnl. met de feces, ca. 65% (waarvan ca. 41% ongewijzigd); met de urine ca. 25% (waarvan ca. 86% ongewijzigd). |
T 1/2el | ca. 24 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
encorafenib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
afatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
tivozanib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
lapatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
brigatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk