Samenstelling
Erlotinib (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg, 150 mg
Tarceva (als hydrochloride) XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg, 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Iclusig (als hydrochloride) XGVS Incyte Biosciences Benelux BV
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 15 mg, 30 mg, 45 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Caprelsa XGVS Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 100 mg, 300 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bosulif (als monohydraat) XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 100 mg, 400 mg, 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fotivda (als hydrochloride) XGVS Recordati
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 890 microg, 1340 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM nvmo.org (onder erlotinib).
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom en pancreascarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie (CML) en acute lymfoblastische leukemie (ALL) de geldende behandelrichtlijnen op hovon.nl.
Advies
Voor vandetanib bij lokaal gevorderd of gemetastaseerd medullair schildkliercarcinoom staat het advies van de commissie BOM op NVMO.org.
Zie voor de behandeling van schildkliercarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie (CML) staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2018).
Advies
Zie de commissie BOM voor het advies over Tivozanib als eerstelijnsbehandeling van het gevorderd of gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom.
Voor de behandeling van niercelcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- Eerstelijnsbehandeling bij lokaal gevorderde of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met EGFR-activerende mutaties (exon 19 deletie of exon 21 L858R-mutatie).
- Voor de omzetting naar een onderhoudsbehandeling ('switch maintenance') bij lokaal gevorderde of gemetastaseerde niet-kleincellig longcarcinoom met EGFR-activerende mutaties (exon 19 deletie of exon 21 L858R-mutatie) én met stabiele ziekte na eerstelijns chemotherapie.
- Lokaal gevorderde of gemetastaseerde niet-kleincellig longcarcinoom na falen van ten minste één voorafgaand chemotherapieregime. Erlotinib kan hierbij ook worden gegeven bij tumoren zónder EGFR-activerende mutaties als andere behandelopties niet geschikt zijn.
Pancreascarcinoom
- In combinatie met gemcitabine bij gemetastaseerd pancreascarcinoom.
Indicaties
-
Volwassenen met chronische myeloïde leukemie (CML) in de chronische fase, acceleratiefase of blastaire fase die:
- resistent zijn voor dasatinib of nilotinib;
- intolerant zijn voor dasatinib of nilotinib en voor wie een vervolgbehandeling met imatinib niet is aangewezen;
- de T315I-mutatie hebben.
-
Volwassenen met Philadelphia–chromosoom–positieve acute lymfoblastische leukemie (Ph+–ALL) die:
- resistent zijn voor dasatinib;
- intolerant zijn voor dasatinib en voor wie een vervolgbehandeling met imatinib niet is aangewezen;
- de T315I-mutatie hebben.
Indicaties
- Niet-reseceerbaar lokaal gevorderd of gemetastaseerd, agressief en symptomatisch 'rearranged during transfection' (RET)-gemuteerd medullair schildkliercarcinoom (MTC), bij volwassenen en kinderen van 5 jaar en ouder.
Indicaties
Behandeling van volwassenen met:
- nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie (Ph+CML) in de chronische fase;
- Ph+CML in de chronische fase (CF), acceleratiefase (AF) en blastaire fase (BF), die eerder zijn behandeld met een of meer tyrosinekinaseremmers en voor wie imatinib, nilotinib en dasatinib niet als geschikte behandelopties worden beschouwd.
Indicaties
Gevorderd niercelcarcinoom (NCC) bij volwassenen, als monotherapie:
- als eerstelijnsbehandeling;
- na voortgang van de ziekte na één eerdere behandeling met cytokinetherapie en waarbij nog géén inhibitoren voor de VEGFR- en mTOR-route zijn toegepast.
Doseringen
De EGFR-mutatiestatus van de patiënt bepalen vóór de start van de eerstelijnsbehandeling, of omzetting naar onderhoudsbehandeling bij lokaal gevorderde of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Bij een negatief resultaat voor activerende mutaties na gebruik van een plasma-gebaseerde cfDNA-test, zo mogelijk een weefseltest uitvoeren om fout-negatieve resultaten uit te sluiten.
Niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen
150 mg/dag. Pas zo nodig de dosis aan in stappen van 50 mg.
Pancreascarcinoom
Volwassenen
100 mg/dag in combinatie met gemcitabine#doseringen. Pas zo nodig de dosis erlotinib aan in stappen van 50 mg.
Verminderde leverfunctie: bij een licht gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een dosisaanpassing niet nodig. Overweeg een dosisverlaging of onderbreking van de behandeling indien bij een matig-ernstig gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9) ernstige bijwerkingen optreden. Bij ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) wordt het gebruik afgeraden; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde nierfunctie: op basis van een populatie-farmacokinetische analyse is bij lichte tot matige nierfunctiestoornis een aanpassing van de dosis niet nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 15 ml/min) wordt in verband met het ontbreken van gegevens het gebruik niet aanbevolen.
Overweeg een dosisaanpassing bij comedicatie met krachtige CYP3A4-remmers of –inductoren (zie de rubriek Interacties) onder nauwkeurige controle van nier- en leverfuncties en serumelektrolyten. Richtlijn bij de combinatie met sterke CYP3A4-inductoren is een dosering tot 300 mg/dag, bij goed verdragen na > 2 weken eventueel verder verhogen tot 450 mg.
Roken (CYP1A2-inductie) kan de blootstelling aan erlotinib significant verlagen (zie ook de rubriek Interacties). De maximaal getolereerde dosis van erlotinib is bij NSCLC bij rokers 300 mg. Bij patiënten die blijven roken is er met een dosis van 300 mg géén betere werkzaamheid dan met 150 mg; daarnaast is er een wat hogere incidentie van huiduitslag, interstitiële longziekte en diarree.
Toediening: de tabletten ten minste 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd innemen met wat water.
Doseringen
CML of Philadelphia chromosoom positief ALL
Volwassenen
Begindosering 45 mg 1×/dag. De behandeling verder voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Overweeg de behandeling te staken, indien na 3 maanden geen complete hematologische respons is opgetreden. Wanneer er bij CP-CML een majeure cytogenetische respons is bereikt overwegen de dosis te verlagen naar 15 mg 1×/dag, indien er risicofactoren zijn voor arteriële occlusie (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Na verlagen dosis de respons nauwlettend controleren. Bij responsverlies kan de dosis opnieuw worden verhoogd tot een eerder getolereerde dosis van 30-45 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: start met de normale aanbevolen dosering, maar wees alert op levertoxiciteit, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde nierfunctie: start met de normale aanbevolen dosering bij een creatinineklaring ≥ 50 ml/min; wees in verband met onvoldoende gegevens voorzichtig bij een creatinineklaring < 50 ml/min.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (myelosuppressie, vasculaire occlusie, pancreatitis, levertoxiciteit, asymptomatische verhogingen van serumlipase/amylase en andere bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (de rubrieken 4.2 (o.a. de tabellen 1, 2 en 3) en 4.4).
Toediening: de tablet heel innemen (niet vergruizen of oplossen). Innemen kan zowel met, als zonder voedsel.
Doseringen
Bij aanvang van de behandeling de aanwezigheid van een RET-mutatie bevestigen met een gevalideerde test.
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd, agressief en symptomatisch medullair schildkliercarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
300 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Kinderen van ≥ 5 jaar
Begindosering: bij een lichaamsoppervlak 0,7–< 0,9 m² 100 mg om de dag, bij 0,9–< 1,2 m² 100 mg/dag, bij 1,2–< 1,6 m² schema voor 7 dagen (100–200–100–200–100–200–100 mg/dag), bij ≥ 1,6 m² 200 mg/dag. Indien goed verdragen na 8 weken de dosis verhogen tot: bij een lichaamsoppervlak 0,7–< 0,9 m² 100 mg/dag, bij 0,9–< 1,2 m² schema voor 7 dagen (100–200–100–200–100–200–100 mg/dag), bij 1,2–< 1,6 m² 200 mg/dag, bij ≥ 1,6 m² 300 mg/dag. In klinische onderzoeken was de hoogste dosis bij kinderen 150 mg/m²/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 50 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–49 ml/min) kan bij volwassenen gestart worden met 200 mg 1×/dag, en moet het QT-interval nauwlettend worden gecontroleerd. Bij kinderen kan een verlaagde (start)dosis worden gegeven volgens tabel 1 in rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA. Gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt, zowel bij volwassenen als kinderen, vanwege onvoldoende gegevens niet aanbevolen.
Verminderde leverfunctie: Gebruik bij een verminderde leverfunctie (zie voor de criteria de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen) wordt vanwege onvoldoende gegevens niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen bij volwassenen en bij kinderen (verlenging QT-interval, hypertensie, hartfalen, interstitiële longziekte, diarree, huidreacties) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4).
Een gemiste dosis alsnog zo snel mogelijk innemen, tenzij binnen 12 uur de volgende dosis ingenomen moet worden, dan de gemiste dosis niet meer innemen.
Toediening: tabletten steeds op hetzelfde tijdstip innemen, met of zonder voedsel. Bij slikklachten kan de tablet (zonder deze te breken) worden opgelost in een half gevuld glas niet-koolzuurhoudend water door ca. 10 min te roeren; de suspensie direct innemen en het glas met wat water naspoelen en dit eveneens opdrinken. Deze suspensie kán ook door een sonde worden toegediend.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie bosutinib van tdm-monografie.org.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie in de chronische fase
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Bij patiënten die geen hematologische respons in week 8 of cytogenetische respons in week 12 bereiken, kan bij géén BCR-ABL-transcripten ≤ 10% in maand 3 én goed verdragen van de therapie de dosis worden verhoogd tot max. 600 mg 1×/dag. Goed verdragen van de therapie = geen bijwerkingen van CTCAE graad 3 of 4 ten tijde van de dosisverhoging en eventuele niet-hematologische toxiciteiten van graad 2 moeten zijn verminderd tot graad 1.
Verminderde nierfunctie: bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min) is de aanbevolen dosering 300 mg 1×/dag; bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) 200 mg 1×/dag. Bij patiënten die geen hematologische respons in week 8 of cytogenetische respons in week 12 bereiken, kan bij goed verdragen van de therapie de dosis worden verhoogd tot 400 mg 1×/dag (bij een creatinineklaring van 30–50 ml/min) óf 300 mg 1×/dag (creatinineklaring < 30 ml/min).
Eerder behandelde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie (alle fasen)
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Bij patiënten die géén complete hematologische respons in week 8 of complete cytogenetische respons in week 12 bereiken, kan de dosis worden verhoogd tot max. 600 mg 1×/dag als er in maand 3 géén BCR-ABL-transcripten ≤ 10% zijn én bij goed verdragen van de therapie (geen bijwerkingen van CTCAE graad 3 of 4 ten tijde van de dosisverhoging en eventuele niet-hematologische toxiciteiten van graad 2 moeten zijn verminderd tot graad 1).
Verminderde nierfunctie: bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min) is de aanbevolen dosering 400 mg 1×/dag; bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) 300 mg 1×/dag. Bij patiënten die geen hematologische respons in week 8 of cytogenetische respons in week 12 bereiken, kan bij goed verdragen van de therapie de dosis worden verhoogd tot 500 mg 1×/dag (bij een creatinineklaring van 30–50 ml/min) óf 400 mg 1×/dag (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: gebruik bij een verminderde leverfunctie is gecontra-indiceerd.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen, leverfunctiestoornis, diarree, overige niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1).
Een gemiste dosis binnen 12 uur alsnog innemen, als het langer dan 12 uur geleden is de dosis overslaan en de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toediening: de tabletten op een vast tijdstip van de dag innemen met voedsel. Vermijd hierbij grapefruitproducten (zie rubriek Interacties).
Doseringen
Niercelcarcinoom:
Volwassenen (incl, ouderen > 65 jaar):
1340 microg 1×/dag gedurende 21 dagen, gevolgd door een rustperiode van 7 dagen (= één cyclus). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierinsufficiëntie is geen aanpassing van de dosis nodig. Er is weinig tot geen ervaring van het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie (incl. dialyse); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Niertoxiciteit.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is de dosering: 1340 microg eenmaal per 2 dagen. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) wordt niet aanbevolen. Zie verder ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Levertoxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: tijdens de klinische onderzoeken werd een dosisverlaging uitgevoerd bij bijwerkingen CTCAE graad 3 (bij niertoxiciteit graad 2); de dosering is dan 890 microg 1×/dag gedurende 21 dagen, gevolgd door een rustperiode van 7 dagen. Bij bijwerkingen graad 4 (bij niertoxiciteit graad 3) werd de behandeling onderbroken. Zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Vergeten of uitbraken van een dosis: deze dosis niet meer inhalen maar de volgende dosis volgens het schema innemen.
Toediening: de capsules geheel (zonder te openen) doorslikken met een glas water.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infectie, waaronder pneumonie, sepsis, cellulitis. Anorexia, gewichtsverlies. Depressie, hoofdpijn. Keratoconjunctivitis sicca. Dyspneu, hoesten. Diarree, misselijkheid, braken, stomatitis, buikpijn, dyspepsie, flatulentie. Huiduitslag, jeuk. Vermoeidheid, koorts, stijfheid.
Vaak (1-10%): keratitis, conjunctivitis. Bloedneus. Maag-darmbloeding. Alopecia, droge huid, paronychia, folliculitis, acne, acneïforme dermatitis, huidkloven. Nierinsufficiëntie.
Soms (0,1-1%): wimperveranderingen. Interstitiële longziekte. Maag-darmperforatie. Hirsutisme, werkbrauwveranderingen, broze of loszittende nagels, milde huidreacties zoals hyperpigmentatie. Nefritis, proteïnurie.
Zelden (0,01-0,1%): pneumatosis intestinalis. Leverfalen, hepatitis. Hand-voetsyndroom.
Zeer zelden (< 0,01%): corneale perforatie, corneale ulceratie, uveïtis. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: acute hepatitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Hoofdpijn, duizeligheid. Hypertensie. Bovensteluchtweginfectie, dyspneu, hoesten. Huiduitslag, droge huid, jeuk. Botpijn, gewrichtspijn, spierpijn, spierspasmen, pijn in de ledematen, rugpijn. Slapeloosheid, vermoeidheid, asthenie, perifeer oedeem, koorts. Trombocytopenie (graad 3 of 4; bij ca. 40%), leukopenie (graad 3 of 4; 25%) waaronder neutropenie (graad 3 of 4; 34%) en lymfopenie (17%), anemie (20%). Verhoogde spiegel lipase, ALAT, ASAT.
Vaak (1-10%): (congestief) hartfalen, acuut coronair syndroom (incl. myocardinfarct), angina pectoris, pericardiale effusie, atriumfibrilleren, atriumflutter, verlaagde ejectiefractie. TIA, CVA, perifere neuropathie, lethargie, migraine, hyperesthesie, hypo-esthesie, paresthesie. Diepveneuze trombose, perifere arteriële occlusieve ziekte (waaronder stenose), perifere ischemie, claudicatio intermittens, opvliegers, blozen. Longembolie, pleurale effusie, pulmonale hypertensie, longontsteking, epistaxis, dysfonie. Sepsis. Stomatitis, droge mond, gastro-oesofageale refluxziekte, dyspepsie, maagbloeding, opgezwollen buik, ongemak in de buik, pancreatitis. Visusstoornis (o.a. wazig zicht), droge ogen, conjunctivitis, ooglidoedeem, periorbitaal oedeem. Cellulitis, folliculitis, exfoliatieve huiduitslag (waaronder exfoliatieve dermatitis), schilfering van de huid, hyperkeratose, erytheem, alopecia, (nachtelijk) zweten, petechiën, ecchymose, hyperpigmentatie, pijnlijke huid. Nekpijn. Erectiestoornis. Koude rillingen, griepachtige ziekte, non-cardiale pijn op de borst, gezichtsoedeem. Hypothyroïdie. Leukopenie, lymfopenie, febriele neutropenie, pancytopenie. Verhoogd serumamylase, bilirubine, AF en/of γ-GT. Uitdroging, hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie, hyperglykemie, hypertriglyceridemie, hyperurikemie, gewichtsafname.
Soms (0,1-1%): tumorlysissyndroom. Hersenslagaderstenose, nierarteriestenose. Ischemische cardiomyopathie, coronair arteriospasme, linkerventrikeldisfunctie. Hypertensieve crisis, miltinfarct. Trombose van de netvliesaders, occlusie van de netvlies(slag)aders. Hepatotoxiciteit, leverinsufficiëntie, geelzucht. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Zelden (0,1-0,01%): panniculitis (incl. erythema nodosum).
Verder zijn gemeld: re-activatie van HBV, ook leidend tot acuut leverfalen of fulminante hepatitis (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Ernstige huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom. Aneurysma, arteriële dissectie.
Bijwerkingen
Let op! Bijwerkingen kunnen lang aanhouden door de lange halfwaardetijd van vandetanib (19 dagen).
Zeer vaak (> 10%): luchtweginfecties. Verlengd QTc-interval (fatale afloop is gemeld), hypertensie. Verminderde eetlust. Insomnia, depressie. Hoofdpijn, paresthesie, dysesthesie, duizeligheid. Wazig zien, corneaverandering (o.a. corneatroebeling). Misselijkheid, dyspepsie, buikpijn, diarree. Huiduitslag waaronder fotosensibilisatie, acne, droge huid, jeuk, dermatitis, nagelafwijking. Urineweginfecties, proteïnurie, nefrolithiase. Asthenie, vermoeidheid, oedeem. Hypocalciëmie.
Vaak (1-10%): sepsis, schimmelinfectie, griep. Hypertensieve crisis, ischemisch CVA. Pneumonitis, hemoptoë, bloedneus. Droge mond, stomatitis, dysfagie, gastritis, gastro-intestinale bloeding, cholelithiase, colitis, obstipatie. Hypothyroïdie. Angst. Tremor, lethargie, bewustzijnsverlies, evenwichtsstoornis, smaakstoornis. Halovisie, fotopsie, glaucoom, conjunctivitis, droog oog, keratopathie. Hand-voetsyndroom, folliculitis, furunkel (andere stafylokokkeninfecties zijn gemeld, maar minder frequent), haaruitval. Dysurie, verhoogde aandrang, hematurie, pollakisurie, pyelonefritis, nierfalen. Koorts. Dehydratie. Hypokaliëmie, hypercalciëmie, hyperglykemie, hyponatriëmie, verhoogde waarden van ASAT/ALAT, creatinine. Gewichtsafname.
Soms (0,1-1%): (acuut) hartfalen, veranderde hartfrequentie, aritmie (o.a. ventriculair), hartstilstand. Respiratoir falen, aspiratiepneumonie. Convulsies, clonus, hersenoedeem. Cataract, accommodatiestoornis. Gastro-intestinale perforatie, diverticulitis, appendicitis, buikwandabces, peritonitis, pancreatitis, ileus, fecale incontinentie. Bulleuze dermatitis, cellulitis. Anurie. Gestoorde wondgenezing. Verhoogd Hb, verhoogd serumamylase.
Verder zijn gemeld: 'torsade de pointes', Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, erythema multiforme, aneurysma, arteriële dissectie, interstitiële longziekte (fatale afloop is gemeld) en reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS).
Kinderen: het veiligheidsprofiel komt overeen met dat van volwassenen. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): luchtweginfectie (o.a. infectie van de lagere en bovenste luchtwegen), nasofaryngitis, dyspneu, hoesten, pleurale effusie. Misselijkheid (bij ca. 41%), braken (ca. 34%), buikpijn, diarree (80%), verminderde eetlust. Huiduitslag (o.a. maculeus, papuleus). Koorts, oedeem (perifeer, lokaal, gezichtsoedeem), vermoeidheid, malaise. Hoofdpijn, duizeligheid. Rugpijn, gewrichtspijn. Trombocytopenie (34%), anemie, neutropenie, rodebloedceltelling verlaagd. Stijging ALAT, ASAT en/of lipase.
Vaak (1-10%): pneumonie, bronchitis. Hypertensie (incl. hypertensieve crisis). Pericardeffusie, verlengd QT-interval. Pulmonale hypertensie. Hepatotoxiciteit (o.a. (toxische) hepatitis), afwijkende leverfunctie, verhoogd bilirubine en/of γ–GT. Gastritis, maag-darmbloeding, pancreatitis. Nierinsufficiëntie, nierfalen. Geneesmiddelovergevoeligheid. Pijn op de borst, asthenie. Spierpijn. Urticaria, acne, jeuk, fotosensibilisatie (waaronder polymorfe lichteruptie). Dysgeusie. Tinnitus. Leukopenie. Verhoogd serumcreatinine, serumamylase of creatinekinase. Dehydratie, hyperkaliëmie, hypofosfatemie.
Soms (0,1–1%): (acute) pancreatitis. Acuut longoedeem. Anafylactische shock. Pericarditis. Acuut nierfalen. Leverletsel. Tumorlysissyndroom. Exfoliatieve huiduitslag, erythema multiforme. Febriele neutropenie, granulocytopenie.
Verder is gemeld: Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Interstitiële longziekte. Bij gebruik van andere BCR-ABL-TKI's is re-activatie van HBV gemeld, soms leidend tot acuut leverfalen of fulminante hepatitis (zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (bij ca. 48%; ≥ CTCAE graad 3 ca. 23%). Dyspneu, hoest, dysfonie. Stomatitis, misselijkheid, diarree, buikpijn. Verminderde eetlust. Hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie. Hand-voetsyndroom. Rugpijn. Gewichtsverlies.
Vaak (1-10%): aanhoudende ernstige hypertensie (incl. hypertensieve crisis), blozen, hemorragie (bv. in het maag-darmkanaal, longen, bijnieren), arteriële of veneuze trombo-embolie. Myocardinfarct, angina pectoris, tachycardie (zoals sinustachycardie, supraventriculaire of paroxismale tachycardie). Bloedneus, rinorroe, verstopte neus. Koude rillingen, koorts, pijn op de borst (ook niet-cardiaal), perifeer oedeem. Perifere neuropathie, duizeligheid, vertigo, dysgeusie. Slapeloosheid. Wazig zien. Droge mond, glossitis, glossodynie, gingivitis, dysfagie, dyspepsie, gastro-oesofageale reflux, braken, flatulentie, opgezette buik. Pancreatitis. Anorexie. Artralgie, myalgie. Droge huid, jeuk, erytheem, huiduitslag (bv. maculopapuleus), acne, alopecia. Hypothyroïdie. Anemie. Stijging waarden ASAT, ALAT, γ-GT en/of alkalische fosfatase, amylase en lipase, serumcreatinine. Proteïnurie. Stijging spiegel thyroïdstimulerend hormoon in bloed.
Soms (0,1-1%): verlenging QT-interval. Longoedeem (door hartfalen). TIA, geheugenstoornis. Schimmelinfectie, mucositis. Duodenale ulcus. Dermatitis (incl. dermatitis bullosa), pustuleuze huiduitslag, urticaria, hyperhidrose, xeroderma. Overmatig traanvocht. Oorverstopping. Spierzwakte. Hyperthyroïdie, struma. Trombocytopenie, stijging hemoglobinewaarde.
Zelden (0,01-0,1%): posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie.
Bij ouderen (≥ 65 j.) komen de volgende bijwerkingen vaker voor: dysfonie, diarree, vermoeidheid, gewichtsverlies, verminderde eetlust en hypothyroïdie.
Interacties
Erlotinib is alleen in zuur milieu goed oplosbaar. Vermijd gelijktijdig gebruik van antacida, protonpompremmers, en H2-antagonisten in verband met een vermindering van de biologische beschikbaarheid van erlotinib. Indien nodig antacida minstens vier uur vóór of twee uur na erlotinib innemen.
Comedicatie met krachtige CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, erytromycine, grapefruit-/pompelmoessap, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir of voriconazol) of krachtige CYP3A4-inductoren (barbituraten, carbamazepine, fenytoïne, rifampicine of sint-janskruid) vermijden in verband met respectievelijk de verhoging of verlaging van de plasmaconcentratie van erlotinib. Denk eraan dat het effect van de inductoren doorgaans langzaam intreedt en nog enkele weken na het staken van het gebruik ervan kan aanhouden. Indien combinatie met een sterke CYP3A4-remmer toch noodzakelijk is, goed controleren op toxiciteit en aan de hand daarvan zonodig de dosering van erlotinib verlagen. Indien combinatie met een sterke CYP4A4-inductor noodzakelijk is, de dosering verhogen, zie de rubriek Doseringen.
Combinatie van stoffen die CYP1A2 matig tot sterk remmen (ciprofloxacine, fluvoxamine) kan de blootstelling (AUC) aan erlotinib verhogen; inductie van CYP1A2 kan leiden tot een verlaging van de blootstelling. Zo kan roken de blootstelling aan erlotinib 50–60% verlagen en wordt rokers geadviseerd om zo vroeg mogelijk vóór aanvang van de behandeling te stoppen met roken.
Pgp-remmers (zoals ciclosporine, verapamil of kinidine) kunnen de blootstelling aan erlotinib vergroten.
Vermijd de combinatie met middelen die schadelijk zijn voor de lever en het maag–darmkanaal, zoals corticosteroïden, NSAID's en hepatotoxische geneesmiddelen, in verband met het eerder bereiken van toxiciteit (zie de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen).
Gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten kan leiden tot bloedingen (incidenteel fataal) en verhoging van de INR; bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten of NSAID's, regelmatig de protrombinetijd of INR controleren.
Erlotinib remt de glucuronidering door UGT1A1 (in vitro). Mogelijk kan een interactie optreden met geneesmiddelen die voor een belangrijk deel alleen via deze route worden geklaard.
De combinatie van erlotinib met een statine vermeerdert de kans op -door statine geïnduceerde- myopathie (o.a. rabdomyolyse).
Capecitabine kan de blootstelling aan erlotinib verhogen.
Proteasoomremmers, waaronder bortezomib, kunnen op basis van hun werkingsmechanisme naar verwachting invloed hebben op het effect van EGFR-remmers, zoals erlotinib.
Interacties
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die een invloed uitoefenen op de stolling; vooral bij risicofactoren voor bloedingen voorzichtig zijn met antistollingsmiddelen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van matige en sterke CYP3A-remmers, omdat de blootstelling aan ponatinib kan toenemen; dit zijn o.a. ritonavir, ketoconazol, itraconazol, voriconazol, posaconazol, fluconazol, claritromycine, erytromycine, diltiazem, verapamil, amiodaron, aprepitant, imatinib en grapefruitproducten. Vermijd gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-inductoren, omdat de blootstelling aan ponatinib significant kan dalen; dit zijn o.a. rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine, oxcarbazepine, sint–janskruid. Houd er rekening mee dat het enzyminducerende effect tot twee weken na het staken kan aanhouden.
In vitro is ponatinib een remmer van Pgp en BCRP; bij combinatie met substraten hiervan die een kleine therapeutische breedte hebben, zoals digoxine, dabigatran, colchicine, pravastatine, methotrexaat, rosuvastatine en sulfasalazine, nauwkeurig letten op verschijnselen van toxiciteit van deze middelen.
Interacties
Let op! Houdt met de beoordeling van de interacties rekening met de lange halfwaardetijd van vandetanib (19 dagen).
De combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen is gecontra-indiceerd (bv. intraveneus erytromycine, mizolastine, moxifloxacine, arseentrioxide, klasse IA en III anti-aritmica) en combinatie wordt afgeraden met: ondansetron, methadon, haloperidol, chloorpromazine, sulpiride, zuclopentixol, pentamidine en lumefantrine.
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, sint-janskruid) vermijden omdat de plasmaconcentratie van vandetanib kan worden verlaagd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals itraconazol) blijkt weinig invloed te hebben op de farmacokinetiek van vandetanib.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van OCT2-substraten; de blootstelling aan metformine stijgt bijvoorbeeld met ca. 74%. Mogelijk is een dosisaanpassing van het OCT2-substraat nodig.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van Pgp-substraten zoals digoxine en dabigatran. De blootstelling aan digoxine stijgt met ca. 23%; bovendien kan digoxine, doordat het bradycardie veroorzaakt, de kans op QT-verlenging vergroten. Bij gelijktijdig gebruik met Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine, colchicine, dabigatran, aliskiren) klinisch monitoren op bijwerkingen van het substraat; mogelijk is een verlaging van de dosis nodig.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van sterke of matige CYP3A-remmers vermijden, omdat de plasmaconcentratie van bosutinib toeneemt; dit zijn o.a. ritonavir, ketoconazol, itraconazol, voriconazol, posaconazol, fluconazol, claritromycine, erytromycine, diltiazem, verapamil, amiodaron, aprepitant, imatinib en grapefruitproducten. Voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van lichte CYP3A-remmers zoals cimetidine. Zo ook gelijktijdig gebruik met sterke of matige CYP3A-inductoren vermijden, omdat de plasmaconcentratie van bosutinib daalt; dit zijn o.a. rifampicine, rifabutine, fenytoïne, carbamazepine, oxcarbazepine, sint–janskruid, barbituraten, efavirenz, nevirapine en modafinil. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van lichte CYP3A-inductoren.
Gelijktijdig gebruik van protonpompremmers of H2-receptorantagonisten beïnvloedt de pH–afhankelijke oplosbaarheid van bosutinib, waardoor de plasmaspiegel in belangrijke mate daalt; overweeg als alternatief kortwerkende antacida met een gescheiden inname.
Vermijd combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (o.a. domperidon, amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, methadon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, chinolonen, imidazool–antimycotica); indien dit niet mogelijk is de patiënt monitoren op QT-verlenging.
Behandeling met bosutinib kan leiden tot een significante vermindering van de nierfunctie. Wees daarom extra alert bij de combinatie met (potentieel) nefrotoxische geneesmiddelen zoals aminoglycosiden, amfotericine B, foscarnet, ganciclovir, pentamidine, vancomycine en aldesleukine, maar ook met diuretica, ACE-remmers, AT1-blokkers en NSAID's.
Mogelijk remt bosutinib BCRP in het maag-darmkanaal en OCT1. Wees alert bij de combinatie van substraten van deze transporters die een geringe therapeutische breedte hebben zoals methotrexaat, rosuvastatine en sulfasalazine.
Interacties
Tivozanib wordt gedeeltelijk gemetaboliseerd door CYP3A4; combinatie met de CYP3A4-inductor sint-janskruid is gecontra-indiceerd vanwege een verminderde werking. Het inducerende effect van sint-janskruid kan ten minste 2 weken aanhouden na staken ervan. Sint-janskruid dus ten minste 2 weken vóór starten van tivozanib staken. Wees voorzichtig met andere sterke CYP3A4-inductoren zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine en fenobarbital. Combinatie met de sterke CYP3A4-remmer ketoconazol gaf in onderzoek geen klinisch relevante interactie; het is daarom onwaarschijnlijk dat de blootstelling significant verandert met andere sterke CYP3A4-remmers.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3-receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Tivozanib remt in vitro de transporter BCRP (waarschijnlijk alleen in de darm); de klinische relevantie hiervan voor geneesmiddelinteracties is onbekend. Wees uit voorzorg voorzichtig met de combinatie met BCRP-substraten met een nauwe therapeutische breedte zoals methotrexaat, rosuvastatine en sulfasalazine; een toename van bijwerkingen van deze middelen is mogelijk. Bij combinatie een interval van ten minste 2 uur aanhouden tussen de inname van tivozanib en het BCRP-substraat.
Het is niet bekend of tivozanib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (verhoogde embryonale en foetale letaliteit).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste twee weken na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij maternaal niet–toxische doses schadelijk gebleken (afwijkingen in weke delen en skelet van de foetus).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij vrouwelijke ratten is bij therapeutische doses een vermindering van de vruchtbaarheid waargenomen (verlies van embryo's vóór en na de implantatie); de klinische relevantie voor de mens is onbekend.
Overig: Een vruchtbare man of vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie. Omdat onbekend is of ponatinib invloed heeft op de effectiviteit van hormonale anticonceptiva, een alternatieve of additionele anticonceptiemethode gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (vertraagde foetale ontwikkeling, vroegtijdige ossificatie, cardiale bloedvatafwijkingen).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij dierstudies is verminderde vrouwelijke vruchtbaarheid gevonden, maar geen effect op de mannelijke vruchtbaarheid.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste vier maanden na de therapie.
Zwangerschap
Bosutinib passeert de placenta (aangetoond bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Mogelijk heeft bosutinib een negatief effect op de mannelijke vruchtbaarheid. Raad daarom een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren ook bij subtherapeutische doses schadelijk gebleken (o.a. niet-levensvatbare foetussen).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij zowel mannelijke als vrouwelijke dieren heeft tivozanib bij licht verhoogde doses een nadelige invloed op de vruchtbaarheid.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man en hun partners dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie. Het is niet bekend of tivozanib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste twee weken na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Bij dieren is na het zogen vandetanib aangetroffen in het plasma van de jongen. Een nadelig effect op de zuigeling bij de mens kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van het middel of het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren; concentratie in melk acht keer hoger dan de plasmaconcentratie).
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra–indicaties bekend.
Contra-indicaties
- QTc-interval > 480 ms;
- aangeboren verlengd QTc-syndroom.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Lactatie en Interacties.
Contra-indicaties
- leverinsufficiëntie.
Contra-indicaties
Zie voor de contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Gevallen van interstitiële longziekte (ILD-achtige) verschijnselen, waaronder fatale, zijn gemeld zoals pneumonitis, obliteratieve bronchiolitis. pulmonale fibrose en ARDS. Risicofactoren voor optreden hiervan zijn gelijktijdige of voorafgaande chemotherapie, voorafgaande radiotherapie, reeds bestaande parenchymale longziekte, gemetastaseerde longziekte, pulmonale infecties, combinatie met gemcitabine en een Japanse afkomst. Laat de patiënt zich direct melden bij optreden van acute en/of progressieve onverklaarbare pulmonale symptomen (hoest, dyspneu, koorts) en onderbreek de therapie tot een diagnose gesteld is. Bij vaststelling van ILD de therapie definitief staken.
Matige tot ernstige diarree behandelen met loperamide en eventueel de dosering verlagen; bij meer ernstige of aanhoudende diarree of bij patiënten met meer kans op dehydratie, de therapie onderbreken en starten met i.v.-rehydratie. Tevens de kaliumspiegel en nierfunctie controleren. Verder neemt bij een voorgeschiedenis van een maagzweer of divertikelaandoeningen de kans op een gastro–intestinale perforatie toe evenals bij combinatie met sommige andere geneesmiddelen zoals NSAID's, corticosteroïden, anti-angiogenese middelen en/of op taxanen gebaseerde chemotherapie. Erlotinib definitief staken indien zich een gastro-intestinale perforatie heeft ontwikkeld.
Ernstige gevallen van geneesmiddelgeïnduceerde hepatotoxiciteit, waaronder (acute) hepatitis en leverfalen (incl. met fataal verloop) zijn gemeld. Risicofactoren zijn een bestaande leverziekte en gelijktijdig gebruik van hepatotoxische geneesmiddelen. Controleer regelmatig de leverfunctiewaarden, in het bijzonder bij patiënten met een gestoorde leverfunctie of een galwegobstructie.Bij ernstige veranderingen van de leverfunctie de behandeling onderbreken. Gebruik bij een ernstig gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) wordt afgeraden.
Ernstige huidaandoeningen zijn gemeld, waarvan sommige met fataal verloop. Laat een patiënt zich direct melden wanneer ernstige blaasjes, blaarvorming of schilferen van de huid ontstaat. Huiduitslag kan optreden of verergeren door blootstelling aan de zon; adviseer beschermende maatregelen.
Vanwege het risico van corneale ulceratie en perforatie de therapie onderbreken of definitief staken bij acuut optredende of verergerende oogaandoeningen met oogpijn, traansecretie, fotosensibilisatie, rode ogen, oogontsteking en/of visusstoornissen. Risicofactoren zijn een geschiedenis van ernstig droge ogen, keratitis, ulceratieve keratitis en het dragen van contactlenzen.
Glucuronidering: erlotinib remt de glucuronidering door UGT1A1 (in vitro). Patiënten met lage expressieniveau’s van UGT1A1 of genetische glucuronideringsstoornissen (o.a. syndroom van Gilbert) daarom voorzichtig behandelen.
Onderzoeksgegevens ontbreken: daarom wordt het gebruik van erlotinib ontraden bij patiënten met ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 15 ml/min) en/of leverfunctie (Child-Pughscore 10–15). De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) en ouderen (> 65 j.) zijn niet onderzocht.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vasculaire occlusie (arterieel of veneus, incl. fataal myocardinfarct, beroerte, retinale vasculaire occlusies (soms met permanente visuele beperking of visusverlies), stenose van grote arteriële vaten in de hersenen, nierarteriestenose, ernstig perifeer vaatlijden, veneuze trombose (incl. longembolie)) en de noodzaak van spoedprocedures ter revascularisatie kunnen bij alle patiënten vóórkomen, dus ook die zonder cardiovasculaire risicofactoren. De kans op vóórkomen is echter groter bij hogere leeftijd en bij een voorgeschiedenis van ischemie, hypertensie, diabetes of hyperlipidemie en voor veneuze occlusie vooral ook bedlegerigheid, trauma, recente grote operatieve ingreep, maligniteiten en stollingsstoornissen. De mediane tijd tot de eerste cardiovasculaire, cerebrovasculaire en perifeer vasculaire arteriële complicaties was 12–20 maanden. Vóór starten van de behandeling de cardiovasculaire status beoordelen en eventuele risicofactoren actief behandelen. Bij een geschiedenis van myocardinfarct, voorafgaande revascularisatie of beroerte ponatinib vermijden en eerst andere behandelmogelijkheden overwegen. Tijdens de behandeling bij alle patiënten de cardiovasculaire status voortdurend controleren. De behandeling onderbreken indien hypertensie niet onder controle kan worden gehouden of symptomen van hartfalen ontstaan. Overweeg bij een verergerende, labiele of therapieresistente hypertensie te controleren op nierarteriestenose. Bij ontwikkeling van ernstig hartfalen de behandeling definitief staken. Bij nieuwe of verergerende visusklachten direct een oftalmologisch onderzoek laten uitvoeren en zonodig de behandeling onderbreken of definitief staken. Ook bij aanwijzingen voor trombo-embolie de behandeling onmiddellijk onderbreken.
De kans op ernstige bloedingscomplicaties (graad 3 en 4 CTCAE) is groter bij CML in de acceleratiefase (AP-CML) of in de blastaire fase (BP-CML) en bij Philadelphia–chromosoom–positieve ALL. De vaakst gerapporteerde graad 3 en 4 bloedingen zijn gastro-intestinale bloedingen en subduraal hematoom. De meeste gevallen komen voor bij een graad 3 of 4 trombocytopenie.
Aneurysma's en arteriële dissectie: de kans hierop is groter bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg voor aanvang van de behandeling af of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met ponatinib is geïndiceerd.
Levertoxiciteit: het eerste voorval van levertoxiciteit treedt doorgaans op tijdens het eerste behandeljaar. Leverinsufficiëntie (ook met fataal verloop) is waargenomen. Daarom vóór aanvang van de behandeling en periodiek tijdens de behandeling de leverfunctie controleren (ALAT, ASAT, AF en bilirubine).
Bij patiënten die chronisch drager zijn van HBV is re-activatie van HBV voorgekomen tijdens én na de behandeling met BCR-ABL tyrosinekinaseremmers. Sommige gevallen resulteerden in acuut leverfalen of fulminante hepatitis, leidend tot levertransplantatie of overlijden. Daarom vóór aanvang van de behandeling testen op een HBV-infectie. Bij positieve HBV serologie en bij een positieve test op een HBV-infectie tijdens de behandeling een expert raadplegen op het gebied van leverziekten en de behandeling van HBV. Controleer alle patiënten (en HBV-dragers in het bijzonder) nauwkeurig op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie tijdens de behandeling en gedurende enkele maanden na het beëindigen van de behandeling.
Myelosuppressie: de meeste patiënten ontwikkelen een ernstige anemie, neutropenie of trombocytopenie binnen de eerste 3 maanden van de behandeling. Controleer bij alle patiënten het totale bloedbeeld: in de eerste 3 maanden iedere 2 weken, daarna maandelijks of zoals klinisch aangewezen. Ernstige myelosuppressie (graad 3 of 4) komt vaker voor bij CML in de acceleratiefase (AP-CML) of in de blastaire fase (BP-CML)/Ph+ALL dan in de chronische fase (CP-CML). Myelosuppressie is doorgaans reversibel indien tijdig maatregelen genomen worden (dosisverlaging of tijdelijk staken van de behandeling).
De kans op het ontstaan van pancreatitis is het grootst tijdens de eerste 2 maanden van de behandeling. Controleer het serumlipase daarom in de eerste 2 maanden iedere 2 weken, daarna periodiek. Bij een verhoogd serumlipase in combinatie met abdominale symptomen de behandeling onderbreken en pancreatitis uitsluiten. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis of alcoholmisbruik en bij ernstige hypertriglyceridemie, deze behandelen om de kans op pancreatitis te verlagen.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) is gemeld met als symptomen o.a. stuipen, hoofdpijn, verminderde alertheid, visusstoornissen. Staak de behandeling bij optreden van PRES in ieder geval tot de symptomen zijn verdwenen.
Onderzoeksgegevens: wees in verband met onvoldoende klinische gegevens voorzichtig bij een gestoorde leverfunctie (eliminatie via de lever is de belangrijkste eliminatieweg voor ponatinib) en bij een gestoorde nierfunctie met een creatinineklaring < 50 ml/min. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Aanzienlijke en concentratie-afhankelijke QT-verlenging komt zeer vaak voor bij gebruik van vandetanib. De eerste verlenging treedt meestal op gedurende de eerste 3 maanden van de behandeling, maar kán ook later optreden. Om deze reden zijn contra-indicaties geformuleerd (zie de rubrieken Contra-Indicaties en Interacties) en mag vandetanib niet worden toegediend bij een voorgeschiedenis van 'torsade de pointes', tenzij alle risicofactoren daarvoor zijn verholpen. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet (voldoende) onderzocht bij een voorgeschiedenis van ventriculaire aritmie. Controleer vóór en tijdens de behandeling, in elk geval na 1, 3, 6 én 12 weken, én daarna driemaandelijks gedurende 1 jaar, de elektrolytenbalans (K, Ca en Mg), TSH en beoordeel het ECG. Dit schema ook aanhouden na een dosisverlaging vanwege een verlenging van het QT-interval óf na een onderbreking van de behandeling langer dan 2 weken. Controleer extra bij (verergering van) diarree, dehydratie en/of nierinsufficiëntie.
Hypertensie treedt zeer vaak op en kan overgaan in een hypertensieve crisis. Vandetanib mag alleen worden gebruikt als de bloeddruk voldoende onder controle kan worden gehouden. Controleer regelmatig de bloeddruk; bij verhoging kan dosisverlaging óf onderbreking van de behandeling noodzakelijk zijn.
De kans op een aneurysma of arteriële dissectie is groter bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg voor aanvang van de behandeling af of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met vandetanib is geïndiceerd.
Controleer ook regelmatig op symptomen van hartfalen. Tijdelijk of definitief staken van de behandeling kán nodig zijn. Het is mogelijk dat het ontstane hartfalen niet meer reversibel is. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet (voldoende) onderzocht bij een voorgeschiedenis van een myocardinfarct.
Vanwege kans op interstitiële longziekte (ILD)/pneumonitis, bij optreden van symptomen als dyspneu, hoesten en koorts de behandeling onderbreken en een onderzoek instellen. Bij bevestiging van de diagnose ILD de behandeling definitief staken.
Leverfunctie: tijdens de behandeling komt stijging van het ALAT vaak voor. Deze verdwijnt doorgaans tijdens voortzetting van de behandeling, soms kan een onderbreking van de behandeling nodig zijn. Controleer periodiek de waarde van het ALAT. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet (voldoende) onderzocht bij een leverfunctiestoornis (gedefinieerd als een waarde van bilirubine > 1,5 × ULN.) Gebruik door volwassenen en kinderen bij een leverfunctiestoornis met deze bilirubinewaarden wordt niet aanbevolen (tenzij er sprake is van het syndroom van Gilbert); ook kan vandetanib worden gebruikt bij een leverstoornis met een ALAT, ASAT of AF > 2,5 × ULN, of > 5,0 × ULN, als deze waarden naar het oordeel van de arts in verband staan met uitzaaiingen in de lever.
Nierfalen is gemeld. Onderbreking, aanpassing of staken van de behandeling kan nodig zijn. Zie de rubriek Dosering voor aanpassing van de dosis bij een matig verminderde nierfunctie.
Wees voorzichtig bij hersenmetastasen vanwege meer kans op intracraniële bloedingen.
Vanwege kans op reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom een MRI-scan van de hersenen maken bij symptomen als convulsies, hoofdpijn, verwardheid en visusstoornissen.
Vanwege de kans op ernstige huidreacties (toxische epidermale necrolyse en Stevens-Johnsonsyndroom) de patiënt onmiddellijk contact laten opnemen bij eerste tekenen hiervan, zoals blaas-, blaar- en schilfervorming. Lichte tot matige huidreacties kunnen symptomatisch worden behandeld, zo nodig kan de dosis worden verlaagd óf de therapie onderbroken. Bij ernstige huidreacties de therapie definitief staken en de patiënt doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts.
Vanwege mogelijke fotosensibilisatie de huid beschermen tegen de zon (beschermende kleding, breedspectrum-zonnebrandcrème en lippenbalsem)..
Vanwege de kans op verminderde wondgenezing bij gebruik van middelen die de VEGF-signaalroute remmen, overwegen vandetanib gedurende 4 weken te onderbreken voorafgaand aan electieve chirurgie. Hervat vandetanib nadat de wond adequaat is genezen.
Onderzoeksgegevens: er is geen ervaring bij kinderen < 9 jaar met erfelijk medullair schildkliercarcinoom. De veiligheid en werkzaamheid zijn verder niet (voldoende) onderzocht bij:
- een calcitoninespiegel < 500 picog/ml;
- ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min);
- ouderen > 75 jaar;
- kinderen < 5 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bepaal wekelijks een volledig bloedbeeld gedurende de eerste maanden van de behandeling, daarna maandelijks en op klinische indicatie.
Levertoxiciteit en reactivatie van HBV: verhogingen van transaminasen komen doorgaans vroeg in de behandeling voor, bij ca. 80% van de patiënten binnen de eerste drie maanden. Daarom leverfunctietesten uitvoeren vóór aanvang van de behandeling, maandelijks tijdens de eerste drie maanden van de behandeling en wanneer klinisch aangewezen. Onderbreken, verlagen van de dosis of staken van de behandeling kan nodig zijn. Verhogingen van transaminasen, vooral bij gelijktijdige stijging van bilirubine, kunnen een vroege indicatie zijn van geneesmiddelgeïnduceerde leverziekte. Bij patiënten die chronisch drager zijn van HBV is re-activatie van HBV voorgekomen tijdens én na de behandeling met BCR-ABL tyrosinekinaseremmers. Sommige gevallen resulteerden in acuut leverfalen of fulminante hepatitis, leidend tot levertransplantatie of overlijden. Daarom vóór aanvang van de behandeling testen op een HBV-infectie. Bij positieve HBV serologie en bij een positieve test op een HBV-infectie tijdens de behandeling een expert raadplegen op het gebied van leverziekten en de behandeling van HBV. Controleer alle patiënten (en HBV-dragers in het bijzonder) nauwkeurig op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie tijdens de behandeling en gedurende enkele maanden na het beëindigen van de behandeling.
Nefrotoxiciteit: behandeling met bosutinib kan leiden tot een significante vermindering van de nierfunctie. Vóór aanvang van de behandeling en nauwgezet tijdens de behandeling de nierfunctie controleren en wees extra voorzichtig bij aanwezige risicofactoren voor nefrotoxiciteit zoals gebruik nefrotoxische geneesmiddelen (ook dosis en gebruiksduur ervan, zie ook de rubriek Interacties), gebruik van vasopressoren en bestaande nierproblemen.
Beenmergsuppressie: tijdens de eerste maanden van de behandeling wekelijks het volledig bloedbeeld bepalen en daarna maandelijks of op klinische indicatie. De mediane tijdsduur tot optreden is voor anemie en trombocytopenie ca. 28 dagen en voor neutropenie ca. 59 dagen. Onderbreken, verlagen van de dosis of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging. Het is aan te bevelen vóór aanvang van de behandeling een ECG uit te voeren. Bij aanwezigheid van niet te behandelen risicofactoren regelmatig elektrolyten en ECG bepalen. Vóór aanvang van de behandeling tevens hypocalciëmie, –kaliëmie of -magnesiëmie corrigeren en de elektrolyten daarna periodiek controleren. In de klinische onderzoeken waren patiënten met ongecontroleerde of significante hartaandoeningen (bv. recent myocardinfarct, hartfalen of instabiele angina pectoris) uitgesloten.
Bosutinib veroorzaakt vochtretentie; wees vooral alert op het ontstaan van pleura–effusie, longoedeem en pericardeffusie.
Gastro-intestinale toxiciteit: behandeling met bosutinib gaat zeer vaak gepaard met diarree en braken; om de kans hierop te verminderen kan volgens de richtlijn van HOVON eventueel insluipend gedoseerd worden. Gebruik bij recente of nog manifeste klinisch significante gastro-intestinale aandoeningen vermijden. Behandel de diarree en het braken volgens de standaard, maar vermijd hierbij het gebruik van domperidon vanwege de kans op verlenging van het QT-interval (zie rubriek Interacties). Onderbreken, verlagen van de dosis of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis. Bij optreden van lipaseverhogingen in combinatie met abdominale symptomen de behandeling onderbreken en eerst een pancreatitis uitsluiten.
Bosutinib kan ernstige huidreacties veroorzaken, zoals het Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse. Bij optreden van een ernstige huidreactie de behandeling definitief staken.
Vanwege de kans op fotosensibilisatie , de blootsteling aan direct zonlicht of ultraviolette (UV-)straling vermijden.
Patiënten van Aziatische afkomst extra controleren op bijwerkingen, vooral bij een dosisverhoging; uit farmacokinetische populatieanalyses is gebleken dat bosutinib bij deze patiënten verminderd wordt geklaard, met een hogere blootstelling tot gevolg.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen. In de klinische onderzoeken waren uitgesloten: patiënten met onvoldoende tot controle gebrachte of significante hartaandoeningen (bv. recent myocardinfarct, congestief hartfalen, instabiele angina pectoris) en patiënten met recente of voortdurende klinisch significante maag-darmstoornissen (bv. ernstig braken en/of diarree).
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hypertensie: controleer vóór en regelmatig tijdens de behandeling de bloeddruk, omdat tivozanib hypertensie kan veroorzaken die meestal optreedt binnen de eerste 2 maanden van de behandeling. De bloeddruk moet vóór beginnen met de behandeling onder controle zijn. Onderbreek de behandeling of verlaag de dosis bij aanhoudende hypertensie ondanks antihypertensieve behandeling. Overweeg de behandeling te staken bij ernstige of aanhoudende hypertensie, tekenen van posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES; zie later in deze rubriek) of andere complicaties van hypertensie. Bij staken van de behandeling de patiënt controleren op hypotensie.
Verlenging QT-interval: wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging; wees extra voorzichtig bij ouderen, omdat bij hen sprake kan zijn van pro-aritmische aandoeningen. Het wordt aanbevolen voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling het ECG te controleren en tevens de elektrolyt-waarden in het bloed.
Schildklieraandoeningen: controleer voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de TSH-spiegel en pas zonodig de dosis schildklierhormoon aan.
Arteriële trombo-embolische complicaties (ATE): wees voorzichtig bij aanwezigheid van risicofactoren voor ATE zoals een leeftijd > 65 jaar, roken, hypertensie, diabetes mellitus, hypercholesterolemie of een trombo-embolische ziekte in het verleden (bv. myocardinfarct, herseninfarct). Tivozanib is niet onderzocht bij patiënten die een ATE hadden binnen 6 maanden voorafgaand aan de behandeling.
Veneuze trombo-embolische complicaties (VTE): wees voorzichtig bij aanwezigheid van risicofactoren voor VTE zoals een ingrijpende operatie, meerdere trauma's, langdurige immobiliteit, gevorderde leeftijd, zwaarlijvigheid, hartfalen, respiratoir falen en een VTE in het verleden. Tivozanib is niet onderzocht bij patiënten die een VTE hadden binnen 6 maanden voorafgaand aan de behandeling.
Hartfalen/longoedeem: tijdens de gehele behandeling periodiek monitoren op tekenen en symptomen van hartfalen. Bij optreden van hartfalen een adequate behandeling instellen; dosisverlaging, onderbreking of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Hemorragie: tijdens de behandeling kunnen bloedingen optreden. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor bloedingen en bij bloedingen in het verleden. Onderbreek de behandeling indien voor een bloeding een medische ingreep noodzakelijk is.
Aneurysma's en/of arteriële dissecties: blokkade van de vasculaire endotheliale groeifactor-receptor (VEGFR) kan de vorming van aneurysma's en/of arteriële dissecties bevorderen. Bij meer kans hierop, zoals bij hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma, vóór de start van de behandeling het risico zorgvuldig afwegen.
Levertoxiciteit: voorafgaand aan de behandeling en periodiek tijdens de behandeling de leverenzym (ASAT, ALAT en AF)- en bilirubinewaarden controleren. De meeste stijgingen van ASAT en ALAT gaan niet gepaard met een gelijktijdige stijging van bilirubine. Wees extra voorzichtig bij een bestaande lichte tot matige leverfunctiestoornis; bij een matige leverfunctiestoornis is een dosisverlaging nodig (zie de rubriek Doseringen). Gebruik van tivozanib bij een ernstige leverfunctiestoornis wordt niet aanbevolen.
Niertoxiciteit: voorafgaand aan de behandeling en periodiek tijdens de behandeling controleren op proteïnurie. Bij CTCAE graad 2 proteïnurie (> 1,0 tot 3,4 g/24 uur) of graad 3 (≥ 3,5 g/24 uur) de dosis verlagen of de behandeling onderbreken. Bij graad 4 (nefrotisch syndroom) de behandeling definitief staken. Hypertensie is een risicofactor voor proteïnurie. Er is weinig ervaring van het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie; er is géén ervaring bij dialyse.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES): symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking PRES. Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren. Bij bevestiging van de diagnose overwegen de behandeling definitief te staken. De veiligheid van het opnieuw opstarten van de behandeling bij patiënten die eerder PRES kregen is niet bekend.
Hand-voetsyndroom: in de klinische onderzoeken waren de meeste voorvallen mild (CTCAE graad 1 of 2). Preventie bestaat uit het onder controle houden van callusweefsel en het gebruik van inlegzooltjes en handschoenen om de drukbelasting op voetzolen en handpalmen te voorkómen. Zonodig kunnen de symptomen van deze bijwerking behandeld worden met een keratolytische crème (bv. met ureum, salicylzuur of α-hydroxylzuur; dun aanbrengen) uitsluitend op de aangedane plekken, en een vochtinbrengende crème (royaal aanbrengen). Een onderbreking van de behandeling of dosisverlaging kan nodig zijn. Bij ernstige of aanhoudende gevallen de behandeling staken.
Maag-darmperforatie of fistels: bij gebruik van sommige andere proteïnekinaseremmers zijn maag-darmfistels of maag-darmperforaties gezien. Controleer daarom regelmatig op symptomen hiervan.
Het is bekend dat VEGF-remmers de wondheling kunnen verstoren; bij een geplande operatie de behandeling met tivozanib ten minste 24 uur van tevoren staken.
Er is geen relevante toepassing van tivozanib bij kinderen (< 18 j.).
Voor vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met ponatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
vooral (ernstige) hypertensie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met tivozanib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Erlotinib remt de intracellulaire fosforylering van de epidermale groeifactorreceptor (EGFR of HER1), wat leidt tot blokkade van de verdere signaaltransductie en zo tot cytostase of apoptose.
Kinetische gegevens
F | 59%, hoger bij inname met voedsel. |
T max | ca. 4 uur. |
V d | 3,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | in de lever voornamelijk door CYP3A4 en in mindere mate CYP1A2 tot o.a. twee metabolieten met effectiviteit vergelijkbaar met erlotinib; mogelijk ook extrahepatisch metabolisme in de darmen, longen en tumorweefsel. |
Eliminatie | voornamelijk als metabolieten met de feces (> 90%) en de urine (ca. 9%). |
T 1/2el | ca. 36 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Ponatinib remt de activiteit van BCR-ABL-kinase, waaronder die met de T315I-mutatie. In vitro is ponatinib werkzaam bij resistentie voor imatinib, dasatinib en nilotinib. Vertoont ook cellulaire activiteit tegen RET, FLT3 en KIT, en de kinasen FGFR, PDGFR en VEGFR.
Kinetische gegevens
T max | ca. 4 uur. |
V d | ca. 15,7 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | door esterasen en/of amidasen tot een inactief carbonzuur en door CYP3A4 tot weinig actieve N–desmethylmetaboliet. |
Eliminatie | met de feces ca. 87% (24% onveranderd), met de urine ca. 5% (< 1% onveranderd). |
T 1/2el | ca. 22 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Vandetanib remt de tyrosinekinase-activiteit van zowel EGFR (epidermale groeifactorreceptor) als VEGFR-2 (vasculaire endotheliale groeifactorreceptor–2) als RET ('rearranged during transfection', een receptor voor de 'glial cell line-derived neurotrophic factor' (GDNF) familie). Vermindert de angiogenese die door de tumorcel geïnduceerd wordt, de vaatpermeabiliteit en de microvatdichtheid in de tumor, waardoor tumorgroei geremd wordt.
Kinetische gegevens
T max | 4–10 uur. |
V d | 106 l/kg. |
Eiwitbinding | 90–94%. |
Metabolisering | in de lever, gedeeltelijk door CYP3A4 en door mono-oxygenase enzymen. |
Eliminatie | met de feces (ca. 64%) en de urine (ca. 36%). |
T 1/2el | ca. 19 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Bosutinib remt de activiteit van de abnormale BCR-ABL-kinase die CML bevordert. Remt tevens de kinasen van de Src-familie, waaronder Src, Lyn en Hck. In vitro remt bosutinib de proliferatie en overleving van CML-cellijnen, waaronder die met imatinib-resistente vormen van BCR-ABL.
Kinetische gegevens
Resorptie | traag. Voedsel verhoogt de blootstelling aan bosutinib met factor 1,7. |
F | ca. 34%. |
T max | ca. 6 uur. |
V d | 33,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 96%. |
Metabolisering | in de lever door voornamelijk CYP3A4 tot weinig actieve metabolieten. |
Eliminatie | met de feces ca. 91%, met de urine ca. 3%. |
T 1/2el | ca. 36 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Tivozanib blokkeert krachtig en selectief alle drie de vasculaire endotheliale groeifactorreceptoren (VEGFR 1, 2, 3) en remt hiermee de angiogenese en vasculaire permeabiliteit in tumorweefsels, met als gevolg groeiremming van de tumor. Blokkeert (in mindere mate) tevens de stamcelfactorreceptorkinase c-kit.
Kinetische gegevens
T max | 2–24 uur. |
Eiwitbinding | > 99%, voornamelijk aan albumine. |
Metabolisering | vindt in mindere mate plaats (< 10%); het deel dat gemetaboliseerd wordt vnl. via CYP3A4 en (extrahepatisch) door CYP1A1. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces (ca. 79%, voornamelijk onveranderd); met de urine (ca. 12%) als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 5 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
erlotinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
ponatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
vandetanib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
bosutinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
tivozanib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk