Samenstelling
Imbruvica XGVS Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 140 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 140 mg, 280 mg, 420 mg, 560 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Copiktra XGVS Aanvullende monitoring Verastem Europe GmbH
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 15 mg, 25 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de eerstelijnsbehandeling van chronische lymfatische leukemie bij patiënten die geen del(17p) of TP53-mutatie hebben, voldoet ibrutinib alleen aan de stand van de wetenschap en praktijk indien een anti-CD20 middel gecontra-indiceerd is of meer nadelen biedt dan voordelen voor de patiënt (meer informatie via de links naar de ZIN-rapporten hieronder).
De geldende behandelrichtlijn voor chronische lymfatische leukemie (CLL), morbus Waldenström en mantelcellymfoom (MCL) staan op hovon.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL) of folliculair lymfoom de geldende behandelrichtlijn op hovon.nl.
Indicaties
Behandeling van volwassenen met B-cel lymfomen:
- als monotherapie óf in combinatie met obinutuzumab of rituximab bij chronische lymfatische leukemie (CLL) die niet eerder behandeld is.
- als monotherapie óf in combinatie met bendamustine en rituximab bij chronische lymfatische leukemie (CLL) die ten minste één keer eerder behandeld is.
- bij macroglobulinemie van Waldenström (WM):
- in combinatie met rituximab.
- als monotherapie bij ziekte die ten minste één keer eerder is behandeld óf als eerstelijnsbehandeling indien chemo-immunotherapie niet geschikt is.
- als monotherapie bij gerecidiveerd of refractair mantelcellymfoom (MCL).
Indicaties
- Recidiverende of refractaire chronische lymfatische leukemie (CLL) bij volwassenen, na ten minste twee eerdere behandelingen, als monotherapie.
- Refractair folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen, na ten minste twee eerdere systemische behandelingen, als monotherapie.
Dosering
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Chronische lymfatische leukemie (CLL) en macroglobulinemie van Waldenström (WM)
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: 420 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Combinatietherapie bij níet eerder behandelde CLL: Per cyclus van 28 dagen: ibrutinib 420 mg 1×/dag, obinutuzumab als i.v.-infuus van 1000 mg verdeeld over dag 1 en 2 (resp. 100 mg en 900 mg), en 1000 mg op dag 8 en 15 van de eerste behandelcyclus. Tijdens de cycli 2–6 i.v.-infuus van 1000 mg obinutuzumab op dag 1 van de cyclus, óf rituximab 375 mg/m² als i.v.-infuus op dag 0 van cyclus 1 en 500 mg/m² op dag 1 van cyclus 2–6. Zie voor meer informatie over de toedieningssnelheid van en de voorzorgen bij obinutuzumab of rituximab de betreffende geneesmiddelteksten. Indien de geneesmiddelen op dezelfde dag worden gegeven, ibrutinib vóór obinutuzumab of rituximab toedienen. Na 6 cycli van de combinatietherapie de behandeling met ibrutinib vervolgen als monotherapie tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Combinatietherapie bij eerder behandelde CLL: Per cyclus van 28 dagen: ibrutinib 420 mg 1×/dag, bendamustine 70 mg/m² lichaamsoppervlak als i.v.-infuus gedurende 30 minuten op de dagen 2 en 3 van cyclus 1 en op de dagen 1 en 2 van cyclus 2–6 (max. 6 cycli), en rituximab 375 mg/m² als i.v.-infuus op dag 0 van cyclus 1 en 500 mg/m² op dag 1 van cyclus 2–6. Zie voor meer details over de toedieningssnelheid van en de voorzorgen bij bendamustine en rituximab de betreffende geneesmiddelteksten. Indien de geneesmiddelen op dezelfde dag worden gegeven de volgende volgorde aanhouden: rituximab vóór bendamustine, en ibrutinib ná bendamustine. Na 6 cycli van combinatietherapie de behandeling met ibrutinib vervolgen als monotherapie tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Combinatietherapie bij WM: ibrutinib 420 mg 1×/dag rituximab 375 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week als i.v.-infuus, gedurende 4 opeenvolgende weken (week 1-4), gevolgd door een tweede kuur rituximab gedurende 4 opeenvolgende weken (week 17-20). Zie voor meer details over de toedieningssnelheid van en de voorzorgen bij rituximab de geneesmiddeltekst. Indien de geneesmiddelen op dezelfde dag worden gegeven, ibrutinib vóór rituximab toedienen. De monotherapie voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Mantelcellymfoom
Volwassenen (incl. ouderen)
560 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6): 280 mg 1×/dag; bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9): 140 mg 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring > 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig.
Bij combinatie met een matige CYP3A4-remmer (zie Interacties) de dosis verlagen tot 280 mg 1×/dag. Bij combinatie met een sterke CYP3A4-remmer de dosis verlagen tot 140 mg 1×/dag, of het gebruik van ibrutinib gedurende maximaal 7 dagen onderbreken.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie graad ≥ 3 met infectie of koorts, hematologische toxiciteit graad 4, nieuwe of verergerende niet-hematologische toxiciteit graad ≥ 3) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk op dezelfde dag innemen en de volgende dag doorgaan met het normale schema.
Toediening
- De capsules of tabletten op een vast tijdstip van de dag innemen met een glas water. De capsules of tabletten heel doorslikken (zonder te breken of kauwen, zonder de capsules te openen).
- Vermijd in verband met het verhogen van de blootstelling aan ibrutinib het nuttigen van grapefruit- of pompelmoessap of pomerans (zure sinaasappel) tijdens de behandeling.
Dosering
Chronisch lymfatische leukemie of folliculair lymfoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
25 mg 2×/dag bij een cyclusduur van 28 dagen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie of terminaal nierlijden met of zonder dialyse.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
In combinatie met een sterke CYP3A4-remmer: verlaag de dosis tot 15 mg 2×/dag.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infecties, niet-infectieuze colitis of diarree, huidreacties, niet-infectieuze pneumonitis, stijging transaminasen, neutropenie, trombocytopenie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2, tabel 1).
Gemiste dosis: een vergeten of uitgestelde dosis mag binnen 6 uur alsnog worden ingenomen, daarna niet meer.
Toediening: de capsules in hun geheel (dus niet openen, breken of kauwen) innemen, met of zonder voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Pneumonie (mogelijk fataal), bovensteluchtweginfectie. Hoofdpijn, duizeligheid. Hemorragie (bv. blauwe plek). Misselijkheid, braken, stomatitis, diarree, obstipatie. Perifere neuropathie. Huidinfectie, huiduitslag. Gewrichtspijn, skelet- en spierpijn, spierspasmen. Koorts, perifeer oedeem. Neutropenie, trombocytopenie, lymfocytose. Hyperurikemie. Stijging serumcreatininespiegel.
Vaak (1-10%): sepsis (mogelijk fataal), febriele neutropenie. Ventriculaire tachyaritmie. atriumfibrilleren, hartfalen. Perifere neuropathie. Interstitiële longziekte (mogelijk fataal), sinusitis. Bloedneus. Niet-melanome huidkanker (basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom), urticaria, erytheem, petechiën, onychoclase. Droge mond. Wazig zien. Urineweginfectie. Leukocytose.
Soms (0,1-1%): subduraal hematoom, TIA, CVA. Tumorlysissyndroom. Angio-oedeem, panniculitis, neutrofiele dermatosen. Reactivatie HBV (mogelijk fataal), aspergillose, cryptokokkose, infectie met Pneumocystis jiroveci (mogelijk fataal). Leverfalen.
Zelden (0,01-0,1%): leukostase. Ischemisch CVA.
Verder zijn gemeld: gastro-intestinale bloeding, intracraniële bloeding, hematurie. Atriumflutter. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Stevens-Johnsonsyndroom. Hepatitis E-infectie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): onderste- of bovensteluchtweginfectie. Dyspneu, hoesten. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree, colitis. Huiduitslag. Spierpijn, gewrichtspijn. Koorts, vermoeidheid. Verminderde eetlust. Hoofdpijn. Neutropenie, anemie, trombocytopenie. Verhoogde waarden van de transaminasen.
Vaak (1-10%): sepsis. Pneumonitis, incl. interstitiële longziekte, longinfiltratie. Jeuk. Verhoogde waarde van lipase. Ernstige huidreacties, zoals Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrose (TEN) en geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Verder is gemeld: CMV-reactivering/infectie.
Interacties
Matige of sterke CYP3A4-inductoren zoals rifampicine, carbamazepine en fenytoïne kunnen de plasmaconcentratie van ibrutinib verlagen; gelijktijdig gebruik wordt ontraden. Gelijktijdig gebruik van de enzyminductor sint-janskruid is gecontra-indiceerd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers vermijden, omdat de blootstelling aan ibrutinib significant toeneemt; voorbeelden zijn ritonavir, saquinavir, cobicistat, claritromycine, itraconazol, voriconazol, ketoconazol en posaconazol. Indien gelijktijdig gebruik toch noodzakelijk is, de dosering verlagen en nauwlettend controleren op toxiciteit. Bij combinatie met een matige CYP3A4-remmer, zoals atazanavir, fosamprenavir, erytromycine, fluconazol, aprepitant, ciprofloxacine, crizotinib, imatinib, diltiazem, verapamil, amiodaron eveneens de dosering van ibrutinib naar beneden aanpassen, zie de rubriek Dosering.
Hemorragie kan zowel met als zonder trombocytopenie optreden. Bij gelijktijdig gebruik van trombocytenaggregatieremmers of anticoagulantia is er meer kans op bloedingen; gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten wordt ontraden. Vermijd supplementen met visolie en vitamine E.
In theorie kunnen geneesmiddelen die de pH van de maag verhogen (bv. protonpompremmers) de blootstelling aan ibrutinib verlagen, vanwege pH-afhankelijke oplosbaarheid.
In vitro remt ibrutinib Pgp en BCRP en kan daarmee de blootstelling aan substraten van deze transporters verhogen. Vanwege een eventuele remming van intestinaal Pgp of BCRP uit voorzorg (oraal toegediende) geneesmiddelen die Pgp- of BCRP-substraten zijn en een smalle therapeutische breedte hebben (bv. digoxine, colchicine, dabigatran, methotrexaat, rosuvastatine) ten minste 6 uur vóór óf na ibrutinib innemen.
Interacties
Duvelisib wordt voornamelijk door CYP4A4 gemetaboliseerd. Vermijd gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-inductor, zoals apalutamide, carbamazepine, enzalutamide, fenytoïne, mitotaan, rifampicine en sint-janskruid, omdat de blootstelling van duvelisib kan afnemen. In combinatie met een matige CYP3A4-inductor, de patiënt nauwlettend controleren op een mogelijk verminderde werkzaamheid van duvelisib.
Bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-remmer, zoals claritromycine, cobicistat, ketoconazol, posaconazol, ritonavir, saquinavir, voriconazol en grapefruit-/pompelmoessap, de dosering van duvelisib verlagen, zie de rubriek Dosering. In combinatie met een matige CYP3A4-remmer is een dosisverlaging van duvelisib niet nodig.
Duvelisib en de belangrijkste metaboliet zijn sterke CYP3A4-remmers. In combinatie met een gevoelig CYP3A4-substraat, zoals alfentanil, budesonide, buspiron, darunavir, dasatinib, darifenacine, ebastine, eletriptan, eplerenon, everolimus, felodipine, ibrutinib, lomitapide, maraviroc, midazolam, naloxegol quetiapine, saquinavir, sildenafil, simvastatine, sirolimus, tacrolimus, ticagrelor, tolvaptan, vardenafil, een dosisverlaging van het CYP3A4-substraat overwegen, in het bijzonder bij geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte. Controleer de patiënt op tekenen van toxiciteit.
Het is niet bekend of duvelisib de effectiviteit van hormonale anticonceptiemiddelen vermindert. Adviseer vrouwen die hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken een barrièremiddel toe te voegen als tweede anticonceptiemethode.
Bij optreden van door duvelisib veroorzaakte huidreacties, de gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen beoordelen. Staak de geneesmiddelen die mogelijk bijdragen aan de huidreactie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in supratherapeutische doses schadelijk gebleken (verhoogd post-implantatieverlies, verhoogd aantal malformaties van de viscerae (hart- en grootste bloedvaten), skeletvariaties).
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen tot schadelijkheid bij klinische doses.
Advies: Uit voorzorg gebruik ontraden.
Overig: Het is niet bekend of duvelisib de effectiviteit van hormonale anticonceptiemiddelen vermindert. Adviseer vrouwen die hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken een barrièremiddel toe te voegen als tweede anticonceptiemethode.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 1 maand na de therapie.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Lever: gevallen van hepatotoxiciteit, hepatitis E en reactivatie van HBV, waaronder met fatale gevolgen, zijn gemeld. De tijd tot het ontstaan van hepatitis-B-reactivatie is variabel, zonder duidelijk patroon. Controleer voorafgaand aan de behandeling de leverfunctie en op een HBV-infectie. Controleer tijdens de behandeling periodiek op veranderingen in leverfunctieparameters. Consulteer een hepatoloog voor de behandeling van patiënten bij wie een levervoorval is vastgesteld. Toepassing bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) wordt niet aangeraden vanwege een aanzienlijk verhoogde blootstelling aan ibrutinib.
Nieren: er is geen onderzoek gedaan in geval van ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij dialysepatiënten. Bij lichte tot matige nierinsufficiëntie extra letten op voldoende hydratie en regelmatig de serumcreatininewaarde controleren.
Voer maandelijks een complete bloedtelling uit vanwege de bijwerkingen anemie, neutropenie en trombocytopenie. Leukostase is gemeld; bij een groot aantal circulerende lymfocyten (> 400 × 109/l) overwegen de behandeling tijdelijk te staken en pas zonodig hydratie en/of cytoreductie ('debulking') toe.
Controleer tevens op tekenen van (bacteriële, virale of schimmel-) infectie; in aanwezigheid van neutropenie kunnen deze fataal verlopen. Overweeg een profylactische behandeling bij een vergroot risico op opportunistische infecties.
Cardiovasculaire effecten: atriumfibrilleren, atriumflutter, ventriculaire tachyaritmie en hartfalen kunnen met name optreden bij acute infecties, hypertensie, cardiale risicofactoren en bij atriumfibrilleren in de voorgeschiedenis. Controleer alle patiënten periodiek op hartfalen en -ritmestoornissen. Bij symptomen van aritmie of bij dyspneu, duizeligheid of flauwvallen eventueel een ECG maken. Bij ontstaan van atriumfibrilleren alleen bij veel kans op trombo-embolische ziekten en indien alternatieven voor ibrutinib niet geschikt zijn, een behandeling met antitrombotica overwegen; dit in verband met het bloedingsrisico van ibrutinib. Bij symptomen van ventriculaire tachyaritmie de behandeling (tijdelijk) staken. Na dosisverlaging of staken verdween of verbeterde hartfalen in enkele gevallen. Er is geen onderzoek gedaan bij patiënten met ernstige cardiovasculaire ziekten.
Tijdens de therapie zijn ischemische aandoeningen zoals CVA en TIA gemeld met of zonder gelijktijdig atriumfibrilleren en/of hypertensie, meestal treden deze ischemische aandoeningen na enkele maanden op. Controleer regelmatig op verschijnselen hiervan.
Vanwege de kans op hypertensie de bloeddruk regelmatig controleren tijdens de behandeling en zo nodig antihypertensieve therapie instellen of aanpassen.
Hemorragie kan zowel met als zonder trombocytopenie optreden; het mechanisme hierachter is niet helemaal duidelijk. De toediening bij voorkeur ten minste 3–7 dagen voorafgaand aan een operatie staken, vanwege meer kans op bloedingen.
Monitor op longklachten die kunnen duiden op een interstitiële longziekte (ILD). Indien deze optreden de behandeling onderbreken en de ILD behandelen. Weeg baten en risico's af vóór een eventuele herstart van de behandeling met ibrutinib en volg bij herstarten de richtlijnen voor dosisaanpassingen (zie de rubriek Doseringen).
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Tijdens de therapie kan niet-melanome huidkanker optreden. Controleer regelmatig op verschijnselen hiervan.
Informeer de patiënt dat tijdens de therapie (fatale) hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) kan optreden door pathologische immuunactivering met symptomen van extreme systemische ontsteking, gekenmerkt door koorts, hepatosplenomegalie, hypertriglyceridemie, een hoog serumferritine en cytopenieën. Evalueer direct bij vroege manifestaties van pathologische immuunactivering en overweeg de diagnose HLH.
Na het staken van de behandeling met ibrutinib is miltruptuur gemeld. Controleer bij onderbreking of staken zorgvuldig de ziektestatus en miltgrootte (bv. met klinisch onderzoek, echografie). Overweeg een miltruptuur bij pijn in de linker bovenbuik of aan de schouderpunt.
Er zijn geen gegevens bij:
- kinderen < 18 jaar;
- ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij dialyse;
- ernstige cardiovasculaire ziekte;
- congenitale hemorragische diathese.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infecties, algemeen: ernstige, waaronder fatale, infecties, zoals sepsis en pneumonie zijn gemeld. Controleer de patiënt gedurende de gehele behandeling op infecties, met inbegrip van respiratoire symptomen. Adviseer de patiënt een nieuwe of verergerende infectie onmiddellijk te melden. Behandel een infectie voordat wordt gestart met duvelisib. Indien een infectie zich voordoet tijdens de behandeling met duvelisib, de behandeling staken totdat de infectie is verdwenen. Na hervatten van duvelisib kan een dosisverlaging nodig zijn.
Pneumocystis jiroveci-pneumonie (PJP): gevallen van ernstige PJP-pneumonie, waaronder fatale gevallen, zijn gemeld. Geef daarom altijd profylaxe tegen PJP. Na voltooiing van de behandeling met duvelisib de PJP-profylaxe voortzetten tot het absolute aantal CD4-positieve T-cellen hoger is dan 200 cellen/µl. Onderbreek duvelisib bij een vermoeden van PJP. Indien PJP wordt bevestigd duvelisib definitief staken.
CMV-reactivering/infectie: overweeg tijdens de behandeling met duvelisib profylactische behandeling met antivirale middelen.
Diarree/colitis: ernstige, waaronder fatale, diarree of colitis is gemeld. Adviseer de patiënt iedere nieuwe of verergerende diarree te melden. Bij optreden van diarree deze volgens protocol behandelen. Bij ernstige diarree of licht/matige diarree die niet op anti-diarreemiddelen reageert, de behandeling met duvelisib onderbreken en wekelijks controleren totdat de diarree is verdwenen. Hervat duvelisib met een lagere dosis. Bij recidiverende diarree graad 3 of recidiverende colitis, ongeacht de graad, de behandeling met duvelisib definitief staken. Bij levensbedreigende diarree of colitis de behandeling met duvelisib direct definitief staken.
Huidreacties: ernstige, waaronder fatale, huidreacties zijn gemeld. Adviseer de patiënt nieuwe of verergerende huidreacties te melden. Bij ernstige huidreacties graad 3 de behandeling onderbreken, en de huidreacties behandelen volgens protocol. Controleer ten minste wekelijks tot de bijwerking is verdwenen. Hervat duvelisib in een lagere dosis. Indien de huidreactie niet afneemt of als deze verergert of terugkomt, duvelisib definitief staken. Staak duvelisib direct definitief bij levensbedreigende huidreacties of bij optreden van SJS, TEN of DRESS.
Pneumonitis: ernstige, waaronder fatale, niet-infectieuze pneumonitis is gemeld. Bij pneumonitis graad 2 de behandeling onderbreken en de pneumonitis behandelen volgens protocol. Indien de pneumonitis herstelt tot graad 0 of 1, duvelisib hervatten in een lagere dosis. Staak duvelisib definitief indien de pneumonitis recidiveert of niet op behandeling reageert. Bij pneumonitis ≥ graad 3 duvelisib direct definitief staken en de pneumonitis behandelen volgens protocol.
Hepatotoxiciteit: stijging van ALAT en/of ASAT graad ≥ 3 is gemeld. Controleer gedurende de eerste drie maanden van de behandeling maandelijks de leverfunctie, en daarna periodiek. Indien een ALAT/ASAT-stijging graad 3 zich voordoet, de behandeling onderbreken totdat deze zich herstelt tot ≤ graad 1. Bij hervatten van de behandeling kan een lagere dosis nodig zijn. Bij een ALAT/ASAT-stijging graad 4 de behandeling definitief staken.
Neutropenie: graad ≥ 3 is gemeld. Controleer gedurende de eerste 2 maanden van de behandeling elke 2 weken het neutrofielenaantal. Bij een neutrofielen aantal < 0,5 × 109/l de behandeling onderbreken totdat deze is hersteld. Geef bij hervatten van de behandeling de eerste keer een normale dosis en volgende keren een lagere dosis.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie of terminaal nierlijden met of zonder dialyse.
Overdosering
Voor informatie over een vergiftiging met ibrutinib neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met duvelisib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Ibrutinib remt irreversibel Bruton’s tyrosinekinase (Btk). Btk behoort tot de Tec-kinase-familie en is betrokken bij de activatie van routes die noodzakelijk zijn voor de circulatie, chemotaxis en adhesie van B-cellen. Ibrutinib remt de proliferatie en overleving van maligne B-cellen.
Kinetische gegevens
T max | 1–2 uur. |
F | ca. 2,9%, verdubbeld bij inname met een maaltijd. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
V d | ca. 142,9 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk door CYP3A4 tot een dihydroxydiolmetaboliet die nauwelijks actief is. |
Eliminatie | voornamelijk als metaboliet; met de feces 80% (ca. 1% onveranderd), met de urine < 10%. |
T 1/2el | 4–13 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Duvelisib remt fosfatidylinositol 3-kinase p110-δ (PI3K-δ) en (mogelijk in mindere mate bij klinische dosis) PI3K-γ. Remming van PI3K-δ vermindert proliferatie en overleving van maligne B-cellijnen en CLL-tumorcellen. PI3K-γ-remming vermindert de activiteit van CD4+-T-cellen en macrofagen die de maligne B-cellen ondersteunen.
Kinetische gegevens
T max | 1–2 uur. |
F | ca. 42%. |
Eiwitbinding | > 95%. |
Metabolisering | voornamelijk in de lever door CYP3A4 tot voornamelijk de inactieve metaboliet IPI-656. |
Eliminatie | wordt voor ca. 79% met de feces uitgescheiden (waarvan ca. 11% in onveranderde vorm) en voor ca. 14% met de urine (waarvan ca. 1% in onveranderde vorm). |
T 1/2el | ca. 4,7 uur. |
Overig | vetrijk voedsel verlaagt de Cmax met ca. 37% en de AUC met ca. 6% ten opzichte van inname op een lege maag. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ibrutinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01XE06) Vergelijk
- duvelisib (L01EM04) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
Groepsinformatie
duvelisib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01XE06) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk