Samenstelling
Nozinan (als waterstofmaleaat) XGVS Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 1 ml
Bevat tevens: natriumsulfiet.
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 25 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dehydrobenzperidol XGVS Kyowa Kirin Pharma bv
- Toedieningsvorm
- I.v.-injectievloeistof
- Sterkte
- 2,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Het geregistreerde indicatiegebied van levomepromazine is beperkt tot matige pijn bij niet-ambulante patiënten. Hierbij is voor levomepromazine als monotherapie geen plaats, mede gezien het bijwerkingenprofiel.
Volg bij pijnbehandeling een stapsgewijze aanpak en ga bij onvoldoende pijnstilling, contra-indicaties of een specifieke indicatie over naar de volgende stap.
Begin met paracetamol. De volgende stap is een NSAID (diclofenac, ibuprofen of naproxen) eventueel in combinatie met paracetamol. De daaropvolgende stap is tramadol, bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De volgende stap is een sterkwerkend opioïd, oraal (morfine) of transdermaal fentanylpleister), bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De laatste medicamenteuze stap is subcutane of intraveneuze toediening van een sterkwerkend opioïd (morfine).
Bij pijn met een oncologische oorzaak wordt meestal gelijk met sterkwerkende opioïden gestart, bij voorkeur gecombineerd met paracetamol en/of een NSAID. Zorg bij doorbraakpijn dat, naast een effectieve onderhoudsbehandeling, ook snelwerkende pijnstilling als rescue-medicatie beschikbaar is (wees bedacht op het sterk verslavende effect). Neem eventueel contact op met het palliatieteam.
Advies
Voor droperidol is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
- Matige tot hevige pijn bij niet-ambulante patiënten;
- Offlabel: volgens Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) 2009: palliatieve sedatie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Preventie en behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken bij volwassenen en kinderen ouder dan 2 jaar;
- Preventie van misselijkheid en braken door morfinederivaten bij volwassenen tijdens postoperatieve patiëntgecontroleerde pijnbestrijding.
Dosering
Matige pijn:
Volwassenen:
Oraal: begindosering 12,5 mg 4–6×/dag; zo nodig verhogen met 25–50 mg per dag.
Hevige pijn:
Volwassenen:
Oraal: begindosering 50 mg 2–5×/dag, zo nodig geleidelijk verhogen tot 300–500 mg per dag; onderhoudsdosering is 50–75 mg per dag.
Per diepe i.m.-injectie: begindosering 12,5–25 mg, zo nodig op geleide van de pijn verhogen. Na 2–3 dagen overgaan op orale toediening.
Offlabel: Palliatieve sedatie:
Volgens de richtlijn palliatieve sedatie, IKNL 2009: individueel, op basis van het effect; richtlijn voor de gemiddelde patiënt: bolusinjectie: 25 mg s.c. of i.v, eventueel na 2 uur nog 50 mg. Continue toediening: 0,5–8 mg/uur s.c. of i.v., in combinatie met midazolam. Titreer op het comfort van de patiënt en niet primair op het bewustzijnsniveau. Bij onvoldoende effect staken en andere behandeling kiezen. Na 3 dagen overwegen de dosering te halveren in verband met accumulatie.
Bij toepassing bij pijn: de eerste dagen de patiënt observeren in verband met mogelijk optreden van orthostatische hypotensie. Bij ouderen starten met de laagst mogelijke dosering.
Dosering
De dosering individueel aanpassen, mee te wegen factoren zijn: leeftijd, lichaamsgewicht, gebruik van andere geneesmiddelen, soort anesthesie en chirurgische procedure.
Bij een (vermoed) risico van ventriculaire aritmie: meet de saturatie tot 30 minuten na i.v.-toediening van een enkele dosis.
Postoperatieve misselijkheid en braken:
Volwassenen:
0,625–1,25 mg i.v.. De dosering mag zonodig elke 6 uur worden herhaald.
Bij nier- en leverfunctiestoornis 0,625 mg i.v..
Kinderen 2–18 j.:
0,010–0,050 mg (= 10–50 microg)/kg i.v., max. 1,25 mg. De dosering mag zonodig elke 6 uur worden herhaald.
Ouderen (> 65 jaar):
0,625 mg i.v.. De dosering mag zonodig elke 6 uur worden herhaald.
Preventie postoperatieve misselijkheid en braken:
Volwassenen:
0,625–1,25 mg i.v. toedienen 30 minuten voor het einde van de ingreep. De dosering mag zonodig elke 6 uur worden herhaald. Bij nier- en leverfunctiestoornis: 0,625 mg i.v. middels titratie.
Kinderen 2–18 j.:
0,010–0,050 mg (=10-50 microg)/kg i.v., max. 1,25 mg, toedienen 30 minuten voor het einde van de ingreep. De dosering mag zo nodig elke 6 uur worden herhaald.
Preventie van misselijkheid en braken bij postoperatieve pijnstilling als reactie op morfinederivaten:
Volwassenen:
0,015–0,050 mg (= 15–50 microg) i.v. per mg morfine toevoegen tot een maximum van 5 mg per dag.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): somnolentie. Tachycardie. Droge mond, misselijkheid, braken.
Vaak (1-10%): leukopenie. Sedatie, hypertonie. Verlengd QT-interval. (Orthostatische) hypotensie. Galactorroe. Gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): agranulocytose, trombocytopenie. Angst, agitatie, dysforie. Extrapiramidale symptomen, parkinsonachtige symptomen, convulsies. Obstipatie. Leverfunctiestoornissen. Mictiestoornis. Amenorroe. Verstoorde temperatuurregeling.
Verder zijn gemeld: aplastische anemie. Verminderde glucosetolerantie, hyperglykemie, hyponatriëmie, syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Verwarde toestand, delirium (met name bij kinderen en ouderen), depressie. Dyskinesie, dystonie, tardieve dyskinesie, acathisie, neuroleptisch maligne syndroom. Accommodatiestoornis, verhoogde intraoculaire druk, wazig zien, pigmentafzetting in het oog. Plotselinge (cardiale) dood. Veneuze trombo-embolie. Overgevoeligheid. Mogelijk fatale necrotiserende colitis. Intrahepatische cholestase (met icterus), leverschade. Dermatitis, fotosensibilisatie, hyperpigmentatie van de huid. Neonataal onttrekkingssyndroom. Menstruatiestoornis, gynaecomastie, erectiestoornis, ejaculatiestoornis (o.a. priapisme, retrograde ejaculatie).
Allergische reacties op sulfiet kunnen optreden (vooral bij astmapatiënten) na gebruik van de injectievloeistof, variërend van astma-aanval tot mogelijk fatale anafylaxie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): slaperigheid. Hypotensie.
Soms (0,1-1%): angst, acathisie, dystonie, oculogyre crisis. Duizeligheid. Tachycardie.
Zelden (0,01-0,1%): verwarring, agitatie. Neuroleptisch maligne syndroom (spierrigiditeit, hyperthermie, autonome disregulatie, bewustzijnsveranderingen en acute nierinsufficiëntie). Hartritmestoornis (incl. ventriculaire aritmie). Anafylactische reacties, angio-oedeem, hypersensitiviteit. Huiduitslag.
Zeer zelden (< 0,01%): dysforie. Extrapiramidale stoornis, convulsie, tremor. Verlengd QT-interval. 'torsade de pointes', hartstilstand, plotselinge dood. Bloeddyscrasie.
Verder is gemeld: hallucinaties. Epileptische aanvallen, ziekte van Parkinson. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Syncope. Laryngospasmen, bronchospasmen. Veneuze trombo-embolie (zoals longembolie en diepveneuze trombose).
Bij langdurig gebruik: amenorroe, gynaecomastie, galactorroe, hyperprolactinemie, oligomenorroe en neonatale geneesmiddelenontwenningsverschijnselen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica vermeerdert de kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie; bovendien worden de anticholinerge bijwerkingen versterkt.
Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, opioïden of alcohol versterkt de sederende en/of anticholinerge werking.
Het bloeddrukverlagend effect van α-blokkerende sympathicolytica en andere centraal werkende antihypertensiva (bv. clonidine) kan worden versterkt.
Levomepromazine en de niet-gehydroxyleerde metabolieten zijn remmers van CYP2D6 en vertragen de afbraak van geneesmiddelen die door dit enzym worden gemetaboliseerd (o.a. antidepressiva, antipsychotica, β-blokkers, flecaïnide, metoclopramide, oxycodon, propafenon, tramadol). Controleer bij deze middelen op dosisafhankelijke bijwerkingen. Met andere CYP2D6-remmers is eveneens een farmacokinetische interactie mogelijk.
De werking van bromocriptine en levodopa kan worden verminderd.
Antacida verminderen de resorptie uit het maag-darmkanaal.
Interacties
Het gelijktijdig gebruik van middelen die ook het QTc-interval kunnen verlengen (klasse IA en III anti-aritmica, macroliden, fluorchinolonen, antihistaminica, diverse antipsychotica, malariamiddelen, domperidon, methadon, pentamidine) is gecontra-indiceerd.
Vermijd gelijktijdig gebruik met alcohol en middelen die extrapiramidale symptomen veroorzaken (zoals metoclopramide).
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de elektrolytenbalans (hypokaliëmie en/of hypomagnesiëmie) kunnen verstoren (zoals kaliumsparende diuretica, laxantia, glucocorticosteroïden); vanwege de kans op een verlengde QTc-interval.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van (sterke) CYP1A2-remmers (zoals fluvoxamine) en CYP3A4-remmers (zoals triazolen); de farmacologische werking van droperidol kan worden verlengd.
De sederende werking van antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten en alcohol kan worden versterkt.
De antihypertensieve werking van antihypertensiva kan worden versterkt.
Gelijktijdig gebruik met dopamine-agonisten (zoals bromocriptine en levodopa) kan de werking van deze middelen remmen.
Gelijktijdig gebruik met middelen die bradycardie kunnen veroorzaken (bv. β-blokkers, calciumantagonisten, clonidine) en met middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken (bv. diuretica en glucocorticoïden) geeft meer kans op ventriculaire aritmieën.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Blootstelling aan fenothiazinen tijdens het 3e trimester kan bij pasgeborenen extrapiramidale symptomen en/of onthoudingsverschijnselen geven. Gemeld zijn ademnood, bradycardie, tachycardie, agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, meconium ileus, abdominale zwelling, slecht drinken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Levomepromazine kan hyperprolactinemie veroorzaken, en daarmee vruchtbaarheidsproblemen bij vrouwen. Ook bij mannen zijn vruchtbaarheidsproblemen gesuggereerd.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, geen aanwijzingen voor schadelijkheid (weinig gegevens).
Farmacologisch effect: Neonatale sedatie en reversibele extrapiramidale symptomen kunnen optreden na blootstelling in het 3e trimester van de zwangerschap. Bij langdurig gebruik tot aan de partus zijn onthoudingsverschijnselen bij de neonaat mogelijk (o.a. prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, slecht drinken en hard huilen).
Advies: Gebruik ontraden; als droperidol toch noodzakelijk is de neurologische functies van de pasgeborene nauwlettend controleren.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Butyrofenonen gaan over in de moedermelk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding bij voorkeur vermijden; als toediening noodzakelijk is de behandeling beperken tot een eenmalige toediening.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor fenothiazinen;
- overgevoeligheid voor sulfiet in de voorgeschiedenis (injectievloeistof).
Contra-indicaties
- coma;
- hypokaliëmie, hypomagnesiëmie;
- bradycardie (< 55 slagen/min);
- (vermoeden van) verlengd QTc-interval;
- ernstige depressie;
- feochromocytoom;
- ziekte van Parkinson;
- overgevoeligheid voor butyrofenonen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Terughoudendheid is geboden bij beenmergdepressie, lever- en nierfunctiestoornissen, cardiovasculaire aandoeningen (zoals bradycardie, QT-verlenging, hartfalen, recent myocardinfarct), ernstige organische cerebrale stoornissen, epilepsie of anderszins toegenomen kans op epileptische insulten, ziekte van Parkinson, spastische verlammingen, pylorusstenose en bij prostaathyperplasie.
Bij ouderen lager doseren vanwege toegenomen kans op bijwerkingen.
Levomepromazine is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie. Ouderen met dementie die met antipsychotica worden behandeld hebben iets meer kans te overlijden.
Gedurende de eerste 3–4 maanden van de behandeling het bloedbeeld regelmatig controleren.
Bij optreden van het neuroleptisch maligne syndroom, levomepromazine onmiddellijk staken, gevolgd door ondersteunende maatregelen (externe afkoeling en rehydratie); in ernstige gevallen dantroleen en/of dopamine-agonisten geven.
Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging. Controleer hier periodiek op, vanaf 3–6 maanden na het begin van de behandeling.
Niet geschikt voor kinderen (< 18 j.).
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vooraf zorgvuldig beoordelen bij (een vermoedelijke voorgeschiedenis van) alcoholmisbruik of recentelijk fors alcoholgebruik.
Vooraf evalueren bij (vermoedelijke) risicofactoren voor hartritmestoornissen, zoals: medische voorgeschiedenis van hartziekten, familiegeschiedenis van plotselinge dood, nierfalen (vooral bij chronische dialyse), COPD en respiratoir falen, risicofactoren voor elektrolytstoornissen (door medicatiegebruik, aanhoudend braken en diarree). Controleer bij risico op hartritmestoornissen de serumelektrolyten- en creatininespiegel en sluit aanwezigheid van QT-verlenging uit.
Bij tekenen van hyperthermie de behandeling staken, omdat het een symptoom kan zijn van neuroleptisch maligne syndroom.
Postoperatieve patiënten dienen nauwkeurig gecontroleerd te worden, vanwege de kans op versterkte onderdrukking van het centraal zenuwstelsel.
Identificeer bij gebruik van antipsychotica alle mogelijke risicofactoren voor veneuze trombo-embolie en tref preventieve maatregelen vóór en tijdens de behandeling.
Houd bij aanhoudende hypotensie rekening met hypovolemie.
Wees voorzichtig bij (een voorgeschiedenis van) epilepsie en met omstandigheden die een epileptisch insult kunnen uitlokken.
Wees voorzichtig bij lever- of nierinsufficiëntie, er zijn geen gegevens bekend over het gebruik bij preventie van misselijkheid en braken bij postoperatieve pijnstilling als reactie op morfinederivaten.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Tot 24 uur na injectie mogen geen voertuigen worden bestuurd of machines bediend.
Overdosering
Symptomen
depressie van het centraal zenuwstelsel (zich uitend in o.a. lethargie, dysartrie, ataxie, stupor, bewustzijnsdaling tot coma). Verder: convulsies, mydriase, cardiovasculaire symptomen (zoals hypotensie, ventriculaire tachycardie, aritmie; deze kunnen ook nog na enkele uren tot dagen optreden vanwege het ontstaan van een darmdepot), respiratoire depressie, hypothermie.
Zie voor meer symptomen en behandeling de stofmonografie op vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Extrapiramidale stoornissen (speekselvloed, abnormale bewegingen, soms spierstarheid) en psychische onverschilligheid met een overgang naar slaap, soms samengaand met verlaagde bloeddruk.
Therapie
Zie voor meer symptomen en behandeling van droperidol op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Fenothiazinederivaat met antipsychotische, analgetische en sterk sederende werking. Daarnaast heeft het nog anti-α1-adrenerge en anticholinerge eigenschappen die sterker zijn dan de antipsychotische werking.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal 70–90%. |
F | oraal 50% door first-pass-effect. |
T max | 1–4 uur (oraal), ½–1½ uur (i.m.). |
Metabolisering | tot levomepromazinesulfoxide en antipsychotisch actief N-desmethyl-levomepromazinesulfoxide. |
Eliminatie | via urine en feces. |
T 1/2el | 15–78 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Butyrofenonderivaat met antipsychotische, matig α1-receptorblokkerende en gering sederende werking.
Kinetische gegevens
V d | 1,5 l/kg. |
Metabolisering | in de lever. |
Eliminatie | hoofdzakelijk via de urine voornamelijk als inactieve metabolieten. |
T 1/2el | 121-147 min |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
levomepromazine hoort bij de groep dopamine-antagonisten.
Groepsinformatie
droperidol (intraveneus) hoort bij de groep dopamine-antagonisten.