Samenstelling
Lorviqua XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tyverb (als ditosylaatmonohydraat) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Mektovi XGVS Pierre Fabre Benelux
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 15 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Giotrif (als dimaleaat) XGVS Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg, 30 mg, 40 mg, 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Vargatef (als esilaat) XGVS Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 100 mg, 150 mg
Bevat tevens: soja-lecithine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van lapatinib daarbij.
Advies
Zie voor de adviezen van binimetinib de Commissie BOM.
Zie voor de behandeling van melanoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor afatinib bij gemetastaseerd EGFR-mutatiepositief NSCLC en bij gevorderd plaveiselcelcarcinoom van de long staan de adviezen van commissie BOM op NVMO.org.
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom(NSCLC) de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor het advies van de NVMO-commissie BOM: Nintedanib en docetaxel als tweedelijnsbehandeling voor lokaal gevoerderd of gemetastaseerd niet-kleincellig loncarcinoom (2016).
Zie verder richtlijnendatabase.nl voor de geldende behandelrichtlijn van niet-kleincellig longcarcinoom.
Indicaties
Gevorderd of gemetastaseerd, anaplastisch lymfoomkinase (ALK)-positief niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC), als monotherapie bij volwassenen die niet eerder zijn behandeld met een ALK-remmer óf bij wie ziekteprogressie optrad na
- alectinib of ceritinib als de eerste behandeling met een ALK-tyrosinekinaseremmer (TKI); óf
- crizotinib en ten minste één andere ALK-TKI.
Indicaties
Als onderdeel van een combinatiebehandeling bij mammacarcinoom met HER2-overexpressie bij volwassenen in combinatie met:
- capecitabine bij gevorderde of gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met een antracyclinederivaat, een taxaan en trastuzumab;
- trastuzumab bij hormoonreceptornegatieve gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met trastuzumab in combinatie met chemotherapie;
- een aromataseremmer (aromataseremmers) bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve gemetastaseerde ziekte, die op dit moment niet in aanmerking komen voor chemotherapie. Zie voor kenmerken van de onderzochte patiëntenpopulatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoekgegevens.
Indicaties
- Niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600-mutatie bij volwassenen, in combinatie met encorafenib.
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met een BRAF V600E-mutatie bij volwassenen, in combinatie met encorafenib.
Indicaties
Behandeling (monotherapie) van volwassenen met een lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met:
- één of meer activerende EGFR-mutaties die nog niet eerder met een tegen de epidermale-groeifactorreceptor (EGFR) gerichte tyrosinekinaseremmer zijn behandeld;
- plaveiselcelhistologie en progressie op of na platina-gebaseerde chemotherapie.
Indicaties
- lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met adenocarcinoom-histologie bij volwassenen, in combinatie met docetaxel na eerstelijns-chemotherapie.
Doseringen
Test voorafgaand aan de behandeling op ALK-positief NSCLC.
Gevorderd of gemetastaseerd, ALK-positief niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen (< 65 j.)
100 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Ouderen (≥ 65 j.): er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt een lagere dosis aanbevolen, bv. 75 mg 1×/dag. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij dialysepatiënten.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Vanwege onvoldoende gegevens wordt gebruik niet aanbevolen bij een ALAT of ASAT > 2,5 × ULN, óf indien er sprake is van een onderliggende maligniteit: ASAT of ALAT > 5,0 × ULN óf met een totaalbilirubine van > 1,5 × ULN.
In combinatie met sterke CYP3A4/5-remmers (zie ook de rubriek Interacties): indien combinatie onvermijdelijk is: startdosis verlagen naar 75 mg 1×/dag. Bij staken van de sterke CYP3A4/5-remmer, na een 'wash out'-periode van 3–5 (eliminatie)halfwaardetijden van de remmer, de dosis van lorlatinib ophogen naar die werd gebruikt vóór het inzetten van de sterke remmer.
Ernstige bijwerkingen: Algemeen: bij eerste dosisverlaging wordt de dagdosis 75 mg 1×/dag, bij een tweede dosisverlaging 50 mg 1×/dag. Als 50 mg 1×/dag niet wordt verdragen, de behandeling definitief staken. Zie verder voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verlenging PQ-interval/AV-blok, pneumonitis, effecten op het centrale zenuwstelsel, hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie, stijging van lipase/amylase-spiegels, overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1).
Gemiste dosis: deze zo spoedig mogelijk alsnog innemen, tenzij het minder dan 4 uur is vóór de volgende dosis; dan de dosis overslaan en doorgaan met die volgende dosis.
Toediening: de tablet in zijn geheel (zonder breken, kauwen of vermalen) innemen met of zonder voedsel, elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip.
Doseringen
Lapatinib alleen toepassen bij HER2-positieve tumoren (tumoren met HER2-overexpressie of met een HER2-genamplificatie, aangetoond in een gevalideerde assay).
Mammacarcinoom met HER2-overexpressie
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met capecitabine: 1250 mg (= 5 tabletten) 1×/dag. Capecitabine: 1000 mg/m² lichaamsoppervlak elke 12 uur op dagen 1–14 bij een cyclusduur van 21 dagen.
In combinatie met trastuzumab: 1000 mg (= 4 tabletten) 1×/dag continu. Trastuzumab: i.v. 4 mg/kg lichaamsgewicht als oplaaddosis, gevolgd door i.v. 2 mg/kg per week.
In combinatie met een aromataseremmer ( romataseremmers): 1500 mg (= 6 tabletten) 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven voor een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verminderde LVEF, pulmonale toxiciteit, diarree, overige toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4).
Een gemiste dosis mag niet worden ingehaald en de volgende dosis moet op het normale dagelijkse tijdstip worden ingenomen.
Toediening: de dagelijkse dosering in één keer innemen, het mag niet worden verdeeld over de dag. De tabletten minstens 1 uur vóór of 1 uur na de maaltijd innemen; om de variabiliteit te beperken elke dag hetzelfde tijdstip aanhouden in relatie tot voedsel. Tijdens de behandeling het drinken van grapefruitsap vermijden in verband met een grotere blootstelling aan lapatinib.
Doseringen
Vóór aanvang van de therapie de aanwezigheid van de BRAF V600-mutatie (BRAF V600E- en V600K-mutatie bij melanoom, BRAF V600E-mutatie bij NSCLC) vaststellen met behulp van een gevalideerde test; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/BRAF-mutaties.
Melanoom of NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen)
45 mg 2 ×/dag (ongeveer 12 uur uit elkaar), in combinatie met encorafenib#doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosis is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Vanwege de combinatie met encorafenib wordt gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling van binimetinib en/of encorafenib bij (ernstige) bijwerkingen (verlaging LVEF, veneuze trombo-embolie, bloedingen, interstitiële longziekte, oculaire complicaties (RVO, RPED), rabdomyolyse/stijging CK, huidreacties, stijging ASAT en/of ALAT, nieuwe primaire cutane en niet-cutane maligniteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1 en 2 en rubriek 4.4). Zie voor de maatregelen bij meer specifieke ernstige bijwerkingen door encorafenib (QT-verlenging, uveïtis (incl. iritis, iridocyclitis), huidreacties, hand-voetsyndroom, afwijkende leverfunctiewaarden, overige bijwerkingen) encorafenib#doseringen.
Een gemiste dosis niet meer innemen als de volgende dosis over minder dan 6 uur moet worden ingenomen.
Bij uitbraken van een ingenomen dosis, géén nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met de volgende geplande dosis.
Toediening: de tabletten in zijn geheel (zonder breken of kauwen) innemen met water.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de EGFR-mutatiestatus middels een gevalideerde methode vaststellen.
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen (incl. ouderen (65–87 j.)
40 mg 1×/dag. Een behandelcyclus duurt 21 dagen voor NSCLC met EGFR-mutatie en 28 dagen voor NSCLC met plaveiselcelhistologie. Indien de behandeling gedurende de eerste cyclus goed wordt verdragen, overwegen de dosis te verhogen tot max. 50 mg 1×/dag. Na een eerdere dosisverlaging, de dosis niet meer verhogen. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Gestoorde nierfunctie: een aanpassing van de startdosis is niet nodig; monitor zorgvuldig bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR 15–29 ml/min/1,73 m²) en verlaag zonodig de dosis in stappen van 10 mg.
Gestoorde leverfunctie: en aanpassing van de startdosis is niet nodig bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9); gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) wordt niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (bv. ernstige aanhoudende diarree, huidtoxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een gemiste dosis alleen nog innemen indien de volgende dosis > 8 uur later gepland staat.
Toediening: de tabletten heel innemen met water. Ten minste 3 uur vóór tot 1 uur na inname geen voedsel nuttigen. Indien doorslikken van hele tabletten niet mogelijk is: de tablet (ongebroken) dispergeren in ca. 100 ml niet-koolzuurhoudend water, gedurende 15 min af en toe roeren; dit direct opdrinken en het glas naspoelen met nogmaals 100 ml water en óók dit opdrinken. De dispersie kan ook via een maagsonde worden toegediend.
Doseringen
Lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200 mg 2×/dag (iedere 12 uur) op dag 2 tot en met 21 van de standaard 21-daagse behandelcyclus met docetaxel#doseringen (i.v. 75 mg/m²). Nintedanib niet op dezelfde dag toedienen als docetaxel (= dag 1). De maximale dagelijkse dosis van 400 mg niet overschrijden. De therapie met nintedanib kan worden voorgezet na staken van docetaxel, zolang klinisch voordeel wordt waargenomen of totdat onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosis is niet nodig bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min). Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig; de veiligheid en werkzaamheid van nintedanib zijn niet vastgesteld bij een Child-Pughscore ≥ 7; hierbij wordt de behandeling niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen, diarree, braken, ASAT/ALAT- en bilirubineverhogingen, overige niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Bij het missen van een dosis, de toediening hervatten op de volgende geplande tijd in de aanbevolen dosis.
Toediening: de capsules heel innemen met water (dus niet openen, kauwen of fijnmaken), bij voorkeur samen met voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, diarree, obstipatie. Hypertensie. Perifere neuropathie (bv. paresthesie, neuralgie, verlamming van de N. peroneus, spierzwakte, loopstoornis, carpale-tunnelsyndroom), hoofdpijn, cognitieve effecten (bv. geheugenstoornis, aandachtsstoornis, dementie en meer psychische effecten zoals hyperactiviteit, desoriëntatie, verwardheid, delier, leesstoornis). Stemmingseffecten (bv. prikkelbaarheid, affectieve stoornis, agitatie, agressie, angst, depressie, euforie, manie, persoonlijkheidsverandering). Visusstoornis (bv. wazig zien, diplopie, fotofobie, fotopsie, 'mouches volantes'). Huiduitslag (bv. pruritisch, maculopapuleus; acneïforme dermatitis). Artralgie, myalgie. Oedeem, vermoeidheid. Toename lichaamsgewicht. Anemie. Hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie. Stijging lipase- en/of amylase-spiegel.
Vaak (1-10%): pneumonitis. Spraakstoornis. Hallucinaties. Hyperglykemie. Proteïnurie.
Soms (0,1-1%): PQ-verlenging/AV-blok op het ECG.
Verder is gemeld: verlaging van de linkerventrikelejectiefractie (LVEF).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen), misselijkheid, braken, anorexia. Huiduitslag (o.a. acneïforme dermatitis), jeuk, droge huid. Pijn in rug en ledematen, hoofdpijn, vermoeidheid. In combinatie met capecitabine tevens: hand-voetsyndroom (PPE), insomnia, dyspepsie, stomatitis, obstipatie, buikpijn, mucositis. In combinatie met een aromataseremmer tevens: opvliegers, epistaxis, hoesten, dyspneu, alopecia, artralgie, asthenie.
Vaak (1-10%): afname linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF). Hepatotoxiciteit, hyperbilirubinemie. Nagelafwijkingen o.a. paronychia.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte, pneumonitis.
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheidsreacties o.a. anafylaxie.
Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie/'torsade de pointes', QTc-verlenging (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Ernstige cutane reacties incl. Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse (TEN). Pulmonale arteriële hypertensie.
Bijwerkingen
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): bloeding (op diverse plaatsen, waaronder hersenbloeding). Hypertensie. Perifere neuropathie, duizeligheid, hoofdpijn. Verminderd zicht, retinale pigmentepitheelloslating (RPED; incl. retinopathie, retinaloslating, maculaoedeem, subretinaal vocht, chorioretinopathie). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Droge huid, jeuk, huiduitslag, hyperkeratose, alopecia. Artralgie, myalgie, myositis, myopathie, spierzwakte, rugpijn, pijn in de ledematen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem. Anemie. Stijging ALAT, ASAT, γ-GT, CK.
Vaak (1–10%): linkerventrikeldisfunctie, hartfalen. Veneuze trombo-embolie (zoals longembolie, diep-veneuze trombose, tromboflebitis). Overgevoeligheid (waaronder angio-oedeem, vasculitis). Dysgeusie. Uveïtis. Colitis. Fotosensibiliteit, acneïforme dermatitis, hand-voetsyndroom, erytheem, panniculitis. Nierfalen. Cutaan plaveiselcelcarcinoom (waaronder keratoacanthoom), papilloma van de huid. Stijging amylase, lipase, creatinine en/of alkalische fosfatase in het bloed.
Soms (0,1–1%): pancreatitis. Rabdomyolyse. Gezichtsparese. Basaalcelcarcinoom.
Verder zijn gemeld: retinale veneuze occlusie (RVO), interstitiële longziekte/pneumonitis, tumorlysissyndroom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): stomatitis, mondulceratie, misselijkheid, braken, diarree. Huiduitslag, acneïforme dermatitis, jeuk, droge huid, huidkloven, paronychia (incl. nagel(bed)infectie). Bloedneus. Verminderde eetlust.
Vaak (1-10%): cystitis. Dysgeusie, cheilitis, dyspepsie. Conjunctivitis, droge ogen. Rinorroe. Hand-voetsyndroom, andere nagelaandoeningen zoals nagelverkleuring, nageldystrofie, ribbels of putjes op nagels, nagelbreuk, onychogrypose (uit Latijn: onychogryposis). Spierspasmen. Verminderde nierfunctie, nierfalen. Koorts, gewichtsverlies. Dehydratie, hypokaliëmie. Verhoogde ALAT en ASAT-waarden.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte (bv. pneumonitis, longinfiltraten, allergische alveolitis, ARDS). Pancreatitis, maag-darmperforatie. Keratitis.
Zelden (0,01-0,1%): blaarvorming, bulleuze en exfoliatieve huidafwijkingen, waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: leverfalen met fatale afloop.
Vrouwelijke patiënten en personen met een laag lichaamsgewicht of met een verminderde nierfunctie hebben door een verhoogde blootstelling aan afatinib meer kans op bijwerkingen, met name stomatitis, diarree en huiduitslag/acne.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bloedingen. Perifere neuropathie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree (ca. 43%). Verminderde eetlust, verstoorde elektrolytenbalans. Mucositis (waaronder stomatitis), huiduitslag, alopecia. Neutropenie. Toename van ASAT, ALAT en alkalische fosfatase in het bloed (bij ca. 43%).
Vaak (1-10%): veneuze trombo-embolie (o.a. longembolie), hypertensie. Abcessen, sepsis. Dehydratie. Hoofdpijn. Gewichtsverlies. Jeuk. Proteïnurie. Hyperbilirubinemie, stijging γ-GT. (Fatale) febriele neutropenie, trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): myocardinfarct. Maag-darmperforatie, pancreatitis. Nierfalen. Leverschade (soms fataal verlopend).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie. Colitis. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom.
Interacties
Lorlatinib wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A4/5 en UGT1A4. Combinatie met sterke CYP3A4/5-inductoren (bv. rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, enzalutamide, mitotaan en sint-janskruid) verlaagt in belangrijke mate de blootstelling aan lorlatinib en is daarom gecontra-indiceerd. Vermijd combinatie met matige CYP3A4/5-inductoren zoals oxcarbazepine, rifabutine, efavirenz. Denk eraan dat het effect van inductoren geleidelijk intreedt (dagen/weken) en na staken lang kan aanhouden (enkele weken).
Vermijd bij voorkeur combinatie met sterke CYP3A4/5 remmers zoals claritromycine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir, cobicistat en grapefruit-/pompelmoessap; indien combinatie met een sterke CYP3A4/5-remmer noodzakelijk is, dan wordt een dosisverlaging voor lorlatinib aanbevolen (zie de rubriek Dosering).
Lorlatinib is zelf een matige CYP3A4/5-inductor. Vermijd combinatie met geneesmiddelen die voornamelijk door dit enzymsysteem worden omgezet en een smalle therapeutische breedte hebben zoals alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanil, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE-5-remmers (bv. sildenafil), sommige calciumantagonisten en sommige HIV–proteaseremmers; de bloedspiegel van deze geneesmiddelen kan worden verlaagd.
Lorlatinib is een matige inductor van P-glycoproteïne (Pgp). Wees in combinatie met lorlatinib voorzichtig bij gebruik van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte, zoals digoxine en dabigatran, omdat de plasmaconcentratie van deze middelen kan dalen.
In vitro-onderzoeken duiden erop dat lorlatinib tevens de volgende transporters in klinisch relevante concentraties kan remmen: BCRP, OATP1B1, OATP1B3, OCT1, MATE1 en OAT3. Wees vooralsnog alert op mogelijke interacties met geneesmiddelen die in belangrijke mate gebruik maken van deze enzymsystemen en transporters.
Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die bradycardie geven of bekend zijn met AV-blok als mogelijke bijwerking zoals β-blokkers, clonidine, digoxine, diltiazem, ivabradine, verapamil, amiodaron, propafenon, mefloquine, cholinesteraseremmers en pilocarpine.
Lorlatinib kan hormonale anticonceptiva ineffectief maken; een niet-hormonale anticonceptiemethode wordt aanbevolen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, voriconazol, grapefruitsap) vermijden omdat de plasmaconcentratie van lapatinib kan worden verhoogd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, sint-janskruid) vermijden omdat deze de plasmaconcentratie van lapatinib kunnen verlagen.
Lapatinib is tevens een substraat voor de transporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP). Remmers van deze transporteiwitten (o.a. ketoconazol, itraconazol, kinidine, verapamil, ciclosporine, erytromycine) en inductoren (rifampicine, sint-janskruid) van deze eiwitten kunnen de plasmaconcentratie en/of distributie van lapatinib veranderen.
De oplosbaarheid van lapatinib is pH–afhankelijk; vermijd combinatie met stoffen die de pH in de maag verhogen.
Lapatinib remt in vitro CYP3A4 en CYP2C8; gelijktijdige toediening van geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die substraten zijn van CYP3A4 (bv. pimozide en kinidine) of CYP2C8 (bv. repaglinide) vermijden. Lapatinib remt ook Pgp; dosisreductie van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine) wordt aanbevolen.
Wees voorzichtig met combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele azoolantimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Wees voorzichtig met combinatie met andere hepatotoxische geneesmiddelen.
Gelijktijdige toediening van lapatinib met irinotecan resulteert in toename van de actieve metaboliet van irinotecan, overweeg daarom een dosisreductie van irinotecan.
Bij combinatie met paclitaxel treedt vaker en ernstiger diarree en neutropenie op.
Interacties
Er is meer kans op bloedingen bij gelijktijdig gebruik van anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers.
Binimetinib wordt vooral (direct) gemetaboliseerd door UGT1A1. Waarschijnlijk is de interactie op dit niveau niet klinisch relevant, maar wees vooralsnog voorzichtig met de combinatie met remmers (atazanavir, gemfibrozil) en inductoren (bv. rifampicine, fenobarbital) van UGT1A1.
Inductoren van CYP1A2 (bv. rifampicine, carbamazepine) en van Pgp (vb. fenytoïne, sint-janskruid) kunnen de blootstelling aan binimetinib verminderen en de combinatie kan resulteren in een afname van de werkzaamheid van binimetinib.
Binimetinib is een zwakke remmer van OAT3 en mogelijk een inductor van CYP1A2; wees voorzichtig met de combinatie met gevoelige substraten met een nauwe therapeutische breedte voor OAT3 (bv. pravastatine, ciprofloxacine) en voor CYP1A2 (bv. duloxetine, theofylline).
Interacties
Sterke Pgp-remmers (o.a. amiodaron, kinidine, verapamil, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ciclosporine, tacrolimus, ritonavir) kunnen de blootstelling aan afatinib verhogen; deze middelen 6–12 uur vóór of na afatinib toedienen. Sterke Pgp-inductoren (o.a. rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en sint–janskruid) kunnen de blootstelling aan afatinib verminderen; deze vermindering kan enkele weken aanhouden.
Afatinib is een remmer van BCRP en kan mogelijk de blootstelling aan BCRP-substraten (o.a. rosuvastatine en sulfasalazine) verhogen.
Er is meer kans op een maag-darmperforatie bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het maag-darmkanaal (zoals corticosteroïden, NSAID's en anti-angiogenetische middelen).
Interacties
Nintedanib is een substraat voor Pgp. Bij gelijktijdig gebruik met sterke Pgp-remmers (bv. ciclosporine, claritromycine, erytromycine, itraconazol, kinidine) nauwgezet controleren op mogelijk meer bijwerkingen van nintedanib. Sterke Pgp-inductoren (bv. sint-janskruid, rifampicine, carbamazepine, fenytoïne) kunnen de blootstelling aan nintedanib verlagen; gelijktijdige toediening zorgvuldig overwegen.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten regelmatig de INR controleren. Er is geen interactie waargenomen met laaggedoseerde laagmoleculairgewicht heparinen of acetylsalicylzuur.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend bij de mens. Bij dieren bij (supra)therapeutische doseringen schadelijk gebleken, waargenomen zijn misvormingen (zoals gedraaide ledematen, polydactylie, gastroschisis, verwijde hersenventrikels, hooggewelfd gehemelte, misvormde nieren), een verhoogde embryoletaliteit en een lager foetaal gewicht.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn bij het mannelijk geslacht in therapeutische doseringen seminifere tubulaire degeneratie en/of atrofie in de testes en epididymale veranderingen waargenomen en in de prostaat minimale tot lichte glandulaire atrofie. Deze veranderingen waren gedeeltelijk tot volledig reversibel. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en na de therapie; een vrouw tot 35 dagen, een man tot 14 weken na afronding van de therapie. Een vrouw dient een niet-hormonale anticonceptiemethode toe te passen (zie ook de rubriek Interacties). Een man met een vrouwelijke partner die zwanger is óf kan worden, dient een condoom toe te passen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren alleen in hogere dosering schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren bij supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (afwijkende ossificatie van de sternebrae, ventrikelseptumdefecten, afwijkingen van de longslagader, verminderde foetale groei).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Andere EGFR-remmers zijn bij dieren wel schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren ook bij (sub)therapeutische spiegels schadelijk gebleken (afwijkingen aan de grote slagaderen en het axiale skelet).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie. De werkzaamheid van orale hormonale anticonceptiva kan verminderd zijn na braken en/of diarree of andere aandoeningen die de absorptie beïnvloeden. Adviseer vrouwen met dergelijke aandoeningen een alternatieve adequate anticonceptiemethode te gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tot een week na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Bij ratten, groeiachterstand.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate (bij dieren). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor pinda's of soja.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hyperlipidemie: bepaal vóór aanvang van de behandeling en na 2, 4 en 8 weken na de start ervan en regelmatig daarna de serumwaarden van cholesterol en triglyceriden. Het aanvangen of aanpassen van een lipidenverlagende behandeling kan aangewezen zijn. Ook kan dosisverlaging of onderbreking van de behandeling met lorlatinib nodig zijn. De mediane tijd tot het optreden van een ernstige stijging van de serumcholesterolwaarde is ca. 201 dagen (spreiding 42–518 dagen) en van de serumtrigyceridenwaarde 127 dagen (spreiding 15–358 dagen). Ernstige hypertriglyceridemie is een risicofactor voor het ontstaan van pancreatitis.
Effecten op het centrale zenuwstelsel (CZS) zijn gemeld, zoals psychotische effecten en veranderingen in de cognitieve functie, stemming, psychische gesteldheid of spraak. Bij optreden hiervan kan een dosisverlaging of staken van de therapie noodzakelijk zijn.
Cardiotoxiciteit: een verlenging van het PQ-interval (AV-blok) komt soms voor. Controleer het ECG voorafgaand aan de behandeling en maandelijks daarna, vooral wanneer sprake is van aandoeningen die predisponeren voor klinisch significante cardiale aandoeningen; let tevens op de elektrolytenhuishouding en op predisponerende comedicatie. Dosisverlaging, tijdelijk of definitief staken van de therapie kan nodig zijn. Een afname van de linkerventrikelejectiefractie (LVEF) is eveneens gemeld; een causaal verband is nog niet vastgesteld. Overweeg bij aanwezigheid van cardiale risicofactoren voorafgaand aan en tijdens de behandeling de LVEF te controleren. Overweeg bij het optreden van relevante cardiale klachten/symptomen hartbewaking en/of bepaling van de LVEF.
Hypertensie: voor aanvang van de behandeling dient de bloeddruk onder controle te zijn. Controleer de bloeddruk 2 weken na aanvang van de behandeling en vervolgens minimaal iedere maand gedurende de therapie. Bij hypertensie graad 3 of 4 de behandeling staken en daarna ofwel met een lage dosis hervatten of definitief staken.
Hyperglykemie: bepaal voorafgaand aan de behandeling de nuchtere serumglucosewaarden en controleer deze vervolgens periodiek. Bij hyperglykemie graad 3 of 4 de behandeling staken en daarna ofwel met een lage dosis hervatten ofwel definitief staken.
Stijging van lipase en/of amylase komt zeer vaak voor. Controleer vóór aanvang van de behandeling en regelmatig daarna de lipase- en amylasespiegels. Onderbreking van de behandeling en dosisverlaging kunnen nodig zijn. De mediane tijd tot optreden van de verhoogde spiegels zijn voor lipase ca. 70 dagen (spreiding 7–696 dagen) en voor amylase ca. 41 dagen (spreiding 7–489 dagen). Laat de patiënt zich onmiddellijk melden bij eerste tekenen van pancreatitis zoals vooral aanhoudende buikpijn, die ernstig kan zijn en naar de rug kan uitstralen, en misselijkheid en braken. Ernstige hypertriglyceridemie is een risicofactor voor de ontwikkeling van acute pancreatitis.
Pneumonitis: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling onderbreken en de oorzaak onderzoeken; het definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen en vrouwen zie ook de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij dialysepatiënten. Patiënten met op baseline een ALAT of ASAT > 2,5 × ULN (upper limit of normal), óf indien er sprake was van een onderliggende maligniteit: ASAT of ALAT > 5,0 × ULN óf met een totaalbilirubine van > 1,5 × ULN, werden uitgesloten van deelname aan de klinische onderzoeken.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatotoxiciteit: wees voorzichtig bij een vooraf bestaande matige tot ernstige leverfunctiestoornis, vanwege een verhoogde plasmaspiegel hierbij. Vóór en tijdens de behandeling ten minste maandelijks de leverwaarden controleren (ASAT, ALAT, AF, bilirubine). Hepatotoxiciteit kan enkele dagen tot enkele maanden na de start van de behandeling optreden. Indien zich ernstige wijzigingen voordoen in de leverfunctie, de behandeling staken en niet meer hervatten. Patiënten die drager zijn van de HLA-allelen DQA1*02:01 en DRB1*07:01 hebben meer kans op het ontstaan van hepatotoxiciteit.
Cardiotoxiciteit: vóór de behandeling vaststellen dat de linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF) binnen de normaalwaarden ligt en ook tijdens de behandeling de LVEF controleren. Wees voorzichtig bij aandoeningen die het QT-interval kunnen verlengen zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, cardiale aritmie, congenitaal of verworven QT-syndroom of gebruik van andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen (zie ook rubriek Interacties), omdat een concentratie-afhankelijke QTc-verlenging is aangetoond. Corrigeer hypokaliëmie en hypomagnesiëmie vóór aanvang van de behandeling. Maak een elektrocardiogram (i.v.m. QT-meting) vóór gebruik van lapatinib en 1-2 weken na het begin van de behandeling en verder tijdens de behandeling indien klinisch geïndiceerd.
Diarree treedt doorgaans aan het begin van de behandeling op en duurt gewoonlijk 4–5 dagen. De diarree kan echter ook levensbedreigend zijn als deze samengaat met dehydratie, een verstoorde elektrolytenbalans, nierinsufficiëntie en/of neutropenie. Bij het begin van de behandeling de voor de patiënt normale stoelgang en eventuele symptomen (bv. koorts, krampende pijn, misselijkheid, braken, duizeligheid en dorst) vaststellen om veranderingen tijdens de therapie tijdig te kunnen opmerken. Profylactische behandeling met anti-diarreemiddelen wordt aanbevolen; bij ernstige diarree de therapie onderbreken of staken en zonodig vocht, elektrolyten en antibiotica (vooral bij diarree > 24 uur, koorts of neutropenie graad 3–4 CTCAE) toedienen.
Interstitiële longziekte (o.a. pneumonitis) zijn gemeld. Controleer op de symptomen kortademigheid, hoesten en koorts. Staak de behandeling bij een pulmonale toxiciteit van graad 3 of hoger.
Ernstige cutane reacties zijn gemeld. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen hiervan en staak de behandeling bij vermoeden van een dergelijke reactie, bv. erythema multiforme, Stevens-Johnson-syndroom of toxische epidermale necrolyse.
Onderzoeksgegevens: deelnemers aan registratiestudies naar de combinatiebehandeling lapatinib met een aromataseremmer, waren niet eerder behandeld met trastuzumab of een aromataseremmer. Voor deze patiëntenpopulatie is niet bekend wat de werkzaamheid is van een combinatie van lapatinib en een aromataseremmer vergeleken met een combinatie van trastuzumab en een aromataseremmer Er is geen ervaring met gebruik van lapatinib bij een ernstige nierfunctiestoornis. Wees voorzichtig met toepassing bij een verminderde leverfunctie; bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore resp. 7–9 en ≥ 10) nam bij een klein onderzoek na een eenmalige orale dosis van 100 mg de blootstelling aan lapatinib toe met respectievelijk 56% en 85%. Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 j.
Waarschuwingen en voorzorgen
BRAF-mutaties: de werkzaamheid en veiligheid van binimetinib+encorafenib is alleen vastgesteld bij tumoren die BRAF V600E- en V600K-mutaties tot expressie brengen. De combinatie niet gebruiken bij wild-type BRAF maligne melanomen of NSCLC. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij patiënten die ziekteprogressie vertonen na eerder gebruik van een BRAF-remmer bij niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600 mutatie; mogelijk is binimetinib+encorafenib bij deze patiënten minder werkzaam.
Linkerventrikeldisfunctie/hartfalen: vóór aanvang van de behandeling, 1 maand na de start en vervolgens iedere 3 maanden tijdens de behandeling en op klinische indicatie de LVEF bepalen met behulp van een ecg of MUGA-scan. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn. De veiligheid van binimetinib+encorafenib is niet vastgesteld bij een basislijn-LVEF < 50% of lager dan de institutionele LLN; wees extra voorzichtig hierbij.
Hypertensie: meet de bloeddruk bij aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling. Behandel hypertensie indien nodig met standaardbehandeling. Bij ernstige hypertensie de behandeling onderbreken.
Veneuze trombo-embolie: wees voorzichtig bij een geschiedenis van of risicofactoren voor veneuze trombo-embolie zoals een hogere leeftijd (> 60 jaar), roken, adipositas, recente operatie, recent trauma, langdurige immobilisatie, aanwezigheid van spataderen, acute inflammatoire darmziekten of longaandoeningen.
Stijging ASAT/ALAT: controleer vóór aanvang van de behandeling, ten minste maandelijks tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling en daarna op indicatie de leverenzymwaarden. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn.
Nieuwe primaire maligniteiten: cutane en niet-cutane primaire maligniteiten komen voor (zie de rubriek Bijwerkingen). Voer dermatologische evaluaties uit vóór aanvang van de behandeling, elke 2 maanden tijdens de behandeling en tot 6 maanden na staken van de behandeling. Laat de patiënt zich direct melden bij het ontstaan van nieuwe huidlaesies. Voorts een onderzoek van het hoofd en de nek, een CT-scan van de borst/het abdomen, anale en bekkenonderzoeken uitvoeren en een volledig bloedbeeld bepalen vóór aanvang van, tijdens en aan het eind van de behandeling en indien klinisch aangewezen. Overweeg de therapie definitef te staken bij de ontwikkeling van RAS-mutatiepositieve niet-cutane maligniteiten.
Het tumorlysissyndroom is gemeld. Risicofactoren zijn o.a. een hoge tumorlast, bestaande nierinsufficiëntie, oligurie, dehydratie en hypotensie. Controleer deze patiënten nauwgezet en overweeg profylactische hydratie.
Oculaire toxiciteiten: naast uveïtis, iridocyclitis en iritis kunnen ook retinale pigmentepitheelloslating (RPED) en retinale veneuze occlusie (RVO) optreden. Beoordeel tijdens ieder consult op symptomen van nieuwe of verslechterende visuele stoornissen zoals verminderd centraal zicht, wazig zien of verlies van gezichtsvermogen; raadpleeg zonodig een oogarts. Laat de patiënt zich direct melden wanneer afwijkingen in het gezichtsvermogen verergeren of nieuwe ontstaan. De veiligheid bij risicofactoren voor RVO (vb. oculaire hypertensie, onvoldoende behandeld glaucoom, onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus of een geschiedenis van hyperviscositeit of hypercoagulabiliteitssyndromen) is niet vastgesteld. Gebruik van binimetinib bij een geschiedenis van RVO wordt niet aanbevolen.
Spiertoxiciteit: CK- en creatinineniveaus tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling maandelijks en verder op klinische indicatie controleren. Laat de patiënt tijdens de behandeling voldoende vocht tot zich nemen. Wees extra alert bij bestaande neuromusculaire aandoeningen geassocieerd met CK-verhoging en rabdomyolyse.
Pulmonale toxiciteit: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen zoals hoest, dyspneu en hypoxie. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij hersenmetastasen. Binimetinib is niet onderzocht bij patiënten met het syndroom van Gilbert; omdat binimetinib hoofdzakelijk via glucuronidering wordt gemetaboliseerd toepassing bij deze patiënten zorgvuldig afwegen. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.)zijn niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiotoxiciteit: HER2-remming is geassocieerd met disfunctie van het linkerventrikel. Dit is nog niet gemeld bij gebruik van afatinib. Overweeg desondanks om bij cardiale risicofactoren en bestaande hartaandoeningen voorafgaand en gedurende de behandeling de LVEF te bepalen. Bij ontstaan van klachten en symptomen zonder de aanwezigheid van cardiale risicofactoren eveneens de LVEF monitoren. Bij een LVEF-waarde onder de ondergrens van normaal, zowel een cardiologisch consult als onderbreking of staking van de behandeling overwegen.
Pulmonale toxiciteit: bij nieuwe of verergering van pulmonale symptomen de behandeling onderbreken en pneumonitis/interstitiële longziekte uitsluiten; bij vaststelling van een interstitiële longziekte de behandeling definitief staken. Patiënten met een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte zijn niet meegenomen in de klinische onderzoeken.
Diarree treedt in het algemeen binnen de eerste 2 weken van de behandeling op, graad 3-diarree binnen de eerste 6 weken. Diarree kan leiden tot dehydratie met of zonder nierinsufficiëntie, soms met fatale afloop. Bij de eerste tekenen van diarree direct starten met adequate hydratie en loperamide (zonodig tot de maximaal toegelaten dosis), totdat dunne ontlasting gedurende 12 uur niet meer voorkomt. Bij ernstige diarree kan een onderbreking van de behandeling en een dosisverlaging van afatinib of definitief staken van de behandeling noodzakelijk zijn.
Interstitiële longziekte (ILD): bij acute of verergerende luchtwegsymptomen de behandeling onderbreken en de diagnose ILD uitsluiten. Bij vaststelling van ILD de behandeling permanent staken. Patiënten met een voorgeschiedenis van ILD zijn niet in de klinische onderzoeken geïncludeerd.
Keratitis: bij symptomen zoals acute of verergerende oogontsteking, verhoogde traanproductie, fotofobie, wazig zien of een pijnlijk of rood oog, direct een oogarts raadplegen. Bij vaststelling van keratitis ulcerosa de behandeling onderbreken of staken. Zowel het dragen van contactlenzen als ernstig droge ogen in de anamnese zijn een risicofactor voor keratitis. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van (ulcererende) keratitis.
Hepatotoxiciteit: leverfalen, ook met fatale afloop, is gemeld. Hierbij was sprake van een bestaande leveraandoening en/of comorbiditeiten die verband hielden met verergering van de onderliggende maligniteit. Bij bestaande leveraandoening regelmatig de leverfuncties en de enzymen ASAT en ALAT controleren. Onderbreking van de behandeling kan bij verslechtering van de leverfunctie noodzakelijk zijn. Indien ernstige leverinsufficiëntie ontstaat, de behandeling definitief staken. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet specifiek onderzocht bij ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15); behandeling met afatinib wordt hierbij niet aanbevolen.
Bij optreden van een maag-darmperforatie de behandeling definitief staken. Risicofactoren voor het optreden van een maag-darmperforatie zijn een onderliggende voorgeschiedenis van gastro-intestinale ulceratie, aanwezigheid van divertikels, hogere leeftijd, darmmetastasen op de perforatieplaats en gebruik van bepaalde geneesmiddelen (zie Interacties).
Doorgaans manifesteert de huiduitslag zich als een milde of matige erythemateuze of acneïforme huiduitslag, die ontstaat of verergert op plekken die aan zonlicht worden blootgesteld. Daarom de huid adequaat beschermen tegen UV-stralen. Vroegtijdige interventie met huidcrèmes en zonodig antibiotica kan voortzetting van de behandeling met afatinib mogelijk maken. Vanwege de kans op ernstige huidreacties de behandeling direct onderbreken of definitief staken, wanneer blaas-, blaar- en schilfervormende huidaandoeningen ontstaan.
Verhoogde blootstelling: vrouwelijke patiënten en personen met een laag lichaamsgewicht of met een verminderde nierfunctie hebben door een verhoogde blootstelling aan afatinib meer kans op bijwerkingen (vooral stomatitis, diarree en huiduitslag/acne). Controleer deze patiënten extra op het ontstaan van (ernstige) bijwerkingen.
Onderzoeksgegevens/ervaring: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet specifiek onderzocht bij verminderde nierfunctie. De blootstelling aan afatinib neemt toe bij een matig tot ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m²). Bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR 15–29 ml/min/1,73 m²) de patiënt zorgvuldig monitoren op bijwerkingen en zonodig de dosis verlagen; bij terminale nierinsufficiëntie (eGFR < 15 ml/min/1,73 m²) wordt behandeling met afatinib niet aanbevolen. De blootstelling aan afatinib verandert niet significant bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9). Afatinib is niet onderzocht bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15); behandeling met afatinib hierbij wordt niet aanbevolen. Er is geen relevante toepassing bij kinderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer bij relevante gastro-intestinale bijwerkingen de elektrolytbalans; in geval van dehydratie is toediening van elektrolyten en vloeistoffen vereist. Ook kunnen antidiarrhoica en geneesmiddelen met anti-emetische eigenschappen nodig zijn. Een dosisverlaging, onderbreken of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Het volledige bloedbeeld frequent controleren, vooral bij de combinatiecycli: bij het begin van elke behandelcyclus en rond de laagst gemeten waarde, en zoals klinisch geïndiceerd na de toediening van de laatste combinatiecyclus.
Gebruik bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–15) wordt ontraden, omdat er onvoldoende (Child-Pughscore 7–9) en geen (Child-Pughscore 10–15) gegevens beschikbaar zijn. Ernstige leverschade met overlijden is gemeld. Transaminase-, alkalische fosfatase- en bilirubinespiegels controleren vóór aanvang van de behandeling, bij het begin van elke behandelcyclus met docetaxel en maandelijks in het geval dat nintedanib wordt voortgezet als monotherapie na staken van docetaxel. Risicofactoren voor stijging van de leverenzymwaarden zijn een laag lichaamsgewicht (< 65 kg), een hogere leeftijd, het vrouwelijk geslacht en een Aziatische afkomst. De verhogingen zijn meestal reversibel.
Wees voorzichtig bij patiënten met een hoger cardiovasculair risico; overweeg onderbreking van de behandeling bij symptomen van acute myocardischemie. Patiënten met een voorgeschiedenis van myocardinfarct of beroerte zijn niet in het klinisch onderzoek meegenomen. Meer kans op arteriële trombo-embolische complicaties is waargenomen bij patiënten met idiopathische pulmonale fibrose tijdens monotherapie met nintedanib.
Er is ook meer kans op veneuze trombo-embolie, waaronder diep-veneuze trombose. Controleer tijdens de therapie nauwgezet op trombo-embolische complicaties.
Bloedingen: VEGFR-remming geeft meer kans op bloedingen. Postmarketing zijn er niet-ernstige en ernstige bloedingen gemeld, zowel bij patiënten mét als zonder antistollingsmiddelen. De bloedingen betroffen o.a. het maag-darmkanaal en het ademhalingsstelsel (meest voorkomend, vooral bloedneus). De meeste fatale bloedingen waren tumorgerelateerd. Patiënten met een recente longbloeding (> 2,5 ml rood bloed) of centraal gelegen tumoren met lokale invasie van de grote bloedvaten of holtevormende of necrotische tumoren, werden uitgesloten van de klinische studies. Patiënten met stabiele hersenmetastasen nauwgezet controleren op tekenen van cerebrale bloedingen. Patiënten met actieve hersenmetastasen zijn niet meegenomen in de klinische onderzoeken; gebruik van nintedanib wordt bij hen ontraden.
Aneurysma en arteriële dissectie: hierop is meer kans bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg bij aanwezigheid van risicofactoren, zoals hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma, vóór start van de behandeling het risico zorgvuldig af.
Gastro-intestinale perforatie en ischemische colitis, mogelijk fataal, zijn gemeld. Wees extra voorzichtig bij patiënten met een eerdere buikoperatie of recente geschiedenis van perforatie van een hol orgaan. Daarom nintedanib ten minste 4 weken na een zware operatie starten. De therapie definitief staken bij optreden van een gastro-intestinale perforatie. Bij optreden van ischemische colitis nintedanib staken. Zodra de ischemische colitis volledig is verdwenen en na zorgvuldige beoordeling van de toestand van de patiënt, kan nintedanib in uitzonderlijke gevallen worden herstart.
Nefrotoxiciteit: nierinsufficiëntie en nierfalen (soms met fataal verloop) zijn gemeld. Controleer regelmatig de nierfunctie en vaker bij aanwezigheid van risicofactoren voor nierinsufficiëntie/nierfalen, zoals hoge leeftijd, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, dehydratie/hypovolemie, een bestaande nierfunctiestoornis en comedicatie met nefrotoxische geneesmiddelen. Overweeg bij tekenen van het nefrotisch syndroom, zoals proteïnurie, de behandeling te staken.
Wondgenezing: na een operatie nintedanib pas starten of hervatten na adequate wondgenezing. Wees voorzichtig na een eerdere buikoperatie of een recente geschiedenis van een perforatie van een hol orgaan; start nintedanib pas na minstens 4 weken na een zware operatie.
Onderzoeksgegevens: bij een lichaamsgewicht van < 50 kg, óf een hogere leeftijd, vaker controleren, omdat de nintedanib-blootstelling doorgaans hoger is. De blootstelling is ook hoger (33–50%) bij Chinese, Taiwanese en Indiase patiënten, bij Japanse patiënten (ca. 16%) en lager (16–22%) bij Koreaanse patiënten. Er zijn weinig veiligheidsgegevens bij negroïde en Afro-Amerikaanse patiënten. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij een matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9), er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) of een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min); behandeling met nintedanib bij deze patiënten wordt niet aanbevolen. De werkzaamheid en veiligheid van nintedanib bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Symptomen
Mogelijk verlenging van het PQ-interval; controle van het ECG wordt aanbevolen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met lorlatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
bij doseringen tot 5000 mg werden naast de voor lapatinib bekende bijwerkingen, soms ook pijn aan de hoofdhuid en/of mucositis waargenomen. Na toediening van een dosering tot 9000 mg werd sinustachycardie (met normaal ECG) gemeld.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met lapatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
oculaire toxiciteiten (chorioretinopathie) en huidtoxiciteiten (acneïforme dermatitis) zijn gemeld bij de hoogste dosis die is geëvalueerd als monotherapie (80 mg 2 ×/dag).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met binimetinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
vooral gastro-intestinaal (m.n. diarree) en dermatologisch (huiduitslag, acne) van aard.
Therapie
er bestaat geen specifiek antidotum. Indien van toepassing (recente inname) laten braken of maagspoeling ter absorptievermindering.
Neem voor meer informatie over een overdosering met afatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nintedanib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Lorlatinib is een selectieve, adenosinetrifosfaat(ATP-)competitieve remmer van ALK en c-ros oncogeen 1 (ROS1)-tyrosinekinasen. In dierproeven vertoonde lorlatinib aanzienlijke antitumoractiviteit bij tumoren die 'echinoderm microtubule-associated protein-like 4' (EML4)-fusies met ALK-variant 1 tot expressie brengen, waaronder ALK-mutaties L1196M, G1269A, G1202R en I1171T. Van de ALK-mutanten G1202R en I1171T is bekend dat ze resistentie bieden tegen alectinib, brigatinib, ceritinib en crizotinib.
Kinetische gegevens
F | ca. 81%. |
T max | 1–2 uur. |
Overig | passeert de bloed-hersenbarrière. |
Metabolisering | door oxidatie en glucuronidering, voornamelijk door CYP3A4 en UGT1A4 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine ca. 48% (vnl. als metaboliet), met de feces ca. 41% (ca. 9% van de toegediende dosis als onveranderde stof). |
T 1/2el | ca. 24 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Lapatinib remt de intracellulaire tyrosinekinase-activiteit van zowel EGFR (epidermale groeifactorreceptor)-(ErbB1) als HER2 ('human epidermal growth factor receptor 2')-(ErbB2) receptoren. Lapatinib remt hiermee (in vitro) ErbB-gemedieerde tumorcelgroei.
Kinetische gegevens
Resorptie | voedsel verhoogt de absorptie; de systemische blootstelling kan toenemen met een factor 2–4. |
F | onvolledig en variabel. |
T max | na ca. 4 uur. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | uitgebreid, voornamelijk door CYP3A4/5. |
Eliminatie | met de feces, waarvan ca. 27% onveranderd. Met de urine < 2%. |
T 1/2el | ca. 24 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Binimetinib is een proteïnekinaseremmer. Het remt de kinase-activiteit van mitogeen-geactiveerd extracellulair signaalgereguleerd kinase 1 (MEK1) en MEK2. MEK1 en MEK2 maken deel uit van de MAPK/ERK-route, die cellulaire proliferatie bevordert. Binimetinib remt de activering van MEK door BRAF en remt zo de groei van BRAF V600-gemuteerd melanoom en niet-kleincellig longcarcinoom. Combinatie met encorafenib (een BRAF-remmer) versterkt de antitumoractiviteit en vermindert de kans op behandelingsresistentie in BRAF V600-gemuteerd melanoom en niet-kleincellig longcarcinoom.
Kinetische gegevens
T max | ca. 1,5 uur. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
V d | ca. 5,3 l/kg. |
Metabolisering | vnl. directe glucoronidering (via UGT1A1, ca. 61%) en verder via CYP1A2 en CYP2C19. Er is een actieve metaboliet, die klinisch < 20% van de blootstelling aan binimetinib vertegenwoordigt. |
Eliminatie | ca. 31% met de urine (< 7% onveranderd) en 62% met de feces. |
T 1/2el | ca. 9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
EGFR-tyrosinekinaseremmer. Afatinib blokkeert irreversibel de signaaltransductie van de ErbB-receptor (epidermale groeifactorreceptor (EGFR of ErbB1), HER2 (ErbB2), ErbB3 en ErbB4), wat leidt tot afname van de tumor(groei). Potentiële resistentiemechanismen van tumorcellen voor afatinib zijn de secundaire T790M-mutatie en MET-genamplificatie.
Kinetische gegevens
Resorptie | een vetrijke maaltijd vermindert significant de absorptie. |
T max | 2–5 uur. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | nauwelijks, via enzymgekatalyseerde reacties. |
Eliminatie | met de feces ca. 85%, met de urine ca. 4%, voornamelijk als moederstof. |
T 1/2el | ca. 37 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Drievoudige angiokinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren van vasculaire endotheliale groeifactor (VEGFR 1–3), receptoren van aan bloedplaatjes afgeleide groeifactor (PDGFR-α en -β) en fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR 1–3). Hiermee remt nintedanib de intracellulaire signalering die cruciaal is voor de proliferatie en overleving van endotheliale en perivasculaire cellen (pericyten en vasculaire gladde spiercellen): remming tumorangiogenese, met als gevolg remming van de tumorgroei of het tot stilstand komen daarvan. Daarnaast worden Fms-achtig tyrosine-eiwitkinase (Flt)-3, lymfocytspecifiek tyrosine-eiwitkinase (Lck) en proto-oncogeen tyrosine-eiwitkinase Src (Src) geremd.
Kinetische gegevens
F | ca. 5%, door o.a. een 'first pass'-effect. Na inname van voedsel neemt de blootstelling met ca. 20% toe. |
T max | ca. 2 uur (nuchter), ca. 4 uur (gevoede toestand). |
V d | ca. 15 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | vnl. via hydrolytische splitsing door esterasen tot een niet-werkzame metaboliet, daarna glucuronidering. |
Eliminatie | via de feces ca. 93%, via de urine < 1%. |
T 1/2el | 10–15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lorlatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
lapatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
binimetinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
afatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
nintedanib (bij maligne aandoening) hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk