Samenstelling
Refixia (= recombinant factor IX) XGVS Aanvullende monitoring Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml + toebehoren
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Octanate XGVS Octapharma GmbH
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (concentraat)
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml
Na oplossen in het voorgeschreven volume voor injectie bevat het preparaat per ml: ca. 50 IE factor VIII.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof 'LV' (concentraat)
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml
Na oplossen in het voorgeschreven volume voor injectie bevat het preparaat per ml: ca. 100 IE factor VIII.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof 'LV' (concentraat)
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml
Na oplossen in het voorgeschreven volume voor injectie bevat het preparaat per ml: ca. 200 IE factor VIII.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Esperoct XGVS Aanvullende monitoring Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 3000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie B de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor diagnostiek en behandeling van hemofilie A de richtlijn Hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Indicaties
- Preventie en behandeling van bloedingen bij volwassenen en kinderen met hemofilie B.
Indicaties
- Preventie of behandeling van bloedingen bij hemofilie A en bij een verworven verlaagde factor VIII-activiteit bij volwassenen en kinderen.
Indicaties
Preventie en behandeling van bloedingen bij patiënten van 12 jaar en ouder met hemofilie A.
Doseringen
De dosering en behandelduur is afhankelijk van de ernst van de factor IX-deficiëntie, de omvang van de bloeding en de klinische toestand. Routinematige controle van factor IX-activiteitspiegels is niet nodig tijdens de behandeling; de toe te dienen doses aanpassen op geleide van de klinische respons. Na toediening van 1 IE factor IX/kg lichaamsgewicht bij een leeftijd ≥ 13 jaar bedraagt de toename van factor IX in het bloed 0,018-0,019 IE/ml van de normale activiteit (steady state). Bij kinderen van 0-12 jaar bedraagt de toename van factor IX in het bloed 0,015-0,016 IE/ml per IE/kg (enkelvoudige dosis).
Lichte of matige bloedingen bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Bij bv. een lichte of matige hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte: 40 IE/kg lichaamsgewicht eenmalig.
Ernstige bloedingen bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Bij levensbedreigende bloeding: 80 IE/kg eenmalig; zo nodig aanvullende doses van 40 IE/kg per keer toedienen.
Operatieve ingreep bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
Bij een kleine ingreep (incl. ongecompliceerde tandextracties): 40 IE/kg eenmalig; zo nodig aanvullende doses toedienen. Bij een zware ingreep: 80 IE/kg pre-operatief; zo nodig 2 aanvullende doses van 40 IE/kg met intervallen van 1–3 dagen toedienen in de eerste week na de ingreep. Hierna overgaan op 40 IE/kg 1×/week tot het bloeden stopt en genezing bereikt is.
Langetermijnprofylaxe bij hemofilie B
Volwassenen en kinderen
40 IE/kg 1×/week; vervolgens dosering en toedieningsinterval eventueel aanpassen op basis van bloedingsneiging en factor IX-spiegels. Een vergeten dosis alsnog toedienen en vervolgens het gewone schema hervatten; er mag geen dubbele dosis worden toegediend.
Infusiesnelheid: toedienen in enkele minuten via een intraveneuze bolusinjectie, max. 4 ml/min.
Doseringen
De dosering en behandelduur zijn afhankelijk van de ernst van de factor VIII-deficiëntie, de locatie en omvang van de bloeding of de aard van een operatieve ingreep, de klinische toestand en het gewicht van de patiënt. Tevens moet rekening worden gehouden met de halfwaardetijd van factor VIII. Tijdens de behandeling de factor VIII-waarden bepalen; de toe te dienen doses aanpassen op geleide van de klinische respons. In het algemeen heeft 1 IE factor VIII per kg lichaamsgewicht een factor VIII-stijging in het plasma met 1,5–2% van de normaalwaarde tot gevolg. NB: de normaalwaarde = ca. 1,0 IE/ml (in normaal menselijk plasma).
Formule voor berekening van de dosering: aantal benodigde factor VIII-eenheden (IE) = lichaamsgewicht (in kg) × verlangde verhoging aan factor VIII (% van de normaalwaarde) × 0,5.
Lichte bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte)
Vereiste factor VIII activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 1 dag of tot genezing van wond.
Ernstiger (spier- en gewrichts)bloedingen
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur: 3–4 dagen of langer tot de pijn gestild en acuut functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur; tot het levensgevaar is geweken.
Operatieve ingreep
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur: ten minste 1 dag, tot genezing van de wond. Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur, tot voldoende genezing van de wond; vervolgens gedurende ten minste 7 dagen behandelen om factor VIII-activiteit tussen 30–60% te houden.
Profylaxe van bloedingen
In het algemeen 20–40 IE/kg om de 2–3 dagen. In sommige gevallen (vooral bij jongere patiënten) kan een hogere toedieningsfrequentie of hogere dosering noodzakelijk zijn.
De berekende dosering bij kinderen is hetzelfde als bij volwassenen; in sommige gevallen kan een hogere toedieningsfrequentie of hogere dosering noodzakelijk zijn voor de profylaxe van bloedingen.
Bij onder- of overgewicht eventueel de dosering aanpassen.
Toediening: I.v. toedienen (bij voorkeur 2–3 ml/min). Factor VIII niet mengen met andere geneesmiddelen.
Doseringen
De dosering en behandelduur is afhankelijk van de ernst van de factor VIII-deficiëntie, de klinische toestand, plaats en omvang van de bloeding of geplande ingreep en het gewicht van de patiënt. Bij onder-of overgewicht kan een aanpassing van de op lichaamsgewicht gebaseerde dosering noodzakelijk zijn.
1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl (komt overeen met 2% van de normaalwaarde).
Formule voor berekening van de dosering: aantal benodigde factor VIII-eenheden (IE) = lichaamsgewicht (kg) × verlangde verhoging aan factor VIII (% van de normaalwaarde, IE/dl) × 0,5 (IE/kg per IE/dl). Max. 75 IE/kg per keer geven en in totaal max. 200 IE/kg/24 uur.
Lichte bloedingen (beginnende gewrichtsbloeding, spierbloeding of bloeding in de mondholte) bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Vereiste factor VIII activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelen tot bloeding stopt.
Ernstiger spier- en gewrichtsbloedingen of hematoom bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelen tot bloeding stopt.
Levensbedreigende bloedingen bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur; behandelen tot het levensgevaar is geweken.
Operatieve ingreep bij patiënten met hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Eerste dosis binnen 1 uur voor de ingreep, zo nodig elke 24 uur herhalen; behandelduur ten minste 1 dag tot de wond genezen is.
Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Eerste dosis binnen 1 uur voor de ingreep, zo nodig elke 8–24 uur herhalen tot voldoende wondgenezing is bereikt. Overweeg de therapie daarna nog gedurende 7 dagen voort te zetten om de factor VIII-activiteit tussen 30–60% te houden.
Langetermijnprofylaxe van bloedingen
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
In het algemeen 50 IE/kg elke 4 dagen. Overweeg dosisaanpassing en aanpassing van het toedieningsinterval op basis van de bereikte VIII-activiteit en de individuele bloedingsneiging.
Toediening: I.v. toedienen gedurende ca. 2 minuten, op geleide van het welbevinden van de patiënt. Dit middel niet mengen met andere geneesmiddelen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid. Vermoeidheid. Jeuk (o.a. in het oor). Reacties op de injectieplaats (huiduitslag, pijn, zwelling, erytheem). Anafylactische reactie (bij nog niet eerder behandelde patiënten), overgevoeligheid (o.a. bronchospasme, piepende ademhaling, dyspneu, laryngospasme, angio-oedeem). Ontwikkeling van remmers (antistoffen) tegen factor IX (bij nog niet eerder behandelde patiënten).
Soms (0,1-1%): hartkloppingen. Opvliegers.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ontwikkeling van factor VIII-remmers bij niet eerder behandelde patiënten.
Soms (0,1-1%): ontwikkeling van factor VIII-remmers bij eerder behandelde patiënten.
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheids– of allergische reacties (angio–oedeem, reacties op de injectieplaats, koude rillingen, opvliegers, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn, netelroos, lage bloeddruk, lethargie, misselijkheid, rusteloosheid, tachycardie, beklemmend gevoel op de borst, tintelingen, braken, kortademigheid), koorts.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische shock.
Bijwerkingen
Zeer vaak >10%): vorming van factor VIII-remmers bij niet eerder behandelde patiënten.
Vaak (1-10%): huiduitslag, erytheem, jeuk. Reacties op de injectieplaats (hematoom, erytheem, uitslag, pijn en zwelling).
Zelden (0,01-0,1%): vorming van factor VIII-remmers bij eerder behandelde patiënten. Overgevoeligheidsreacties (waaronder angio-oedeem, brandend en prikkend gevoel op de injectieplaats, rillingen, blozen, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn, netelroos, hypotensie, lethargie, misselijkheid, rusteloosheid, tachycardie, beklemd gevoel op de borst, tintelingen, braken, piepende ademhaling), anafylaxie (waaronder shock).
Verder zijn gemeld: verlaagd niveau van factor VIII stollingsactiviteit. Voorbijgaande vorming van anti-PEG-antilichamen (lage titer); een verband met bijwerkingen is niet vastgesteld.
Interacties
Er zijn geen interacties met nonacog β pegol bekend.
Interacties
Er zijn geen interacties van factor VIII bekend.
Interacties
Er zijn geen interacties van turoctocog α pegol bekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Eventuele overdracht van het parvovirus B19 kan een zeer ernstige infectie geven van de foetus.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor hamsterproteïnen.
Contra-indicaties
- Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor hamstereiwit.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op allergische reacties, de eerste toedieningen onder medisch toezicht uitvoeren. Symptomen zoals (gegeneraliseerde) urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij het optreden van allergische of anafylactische reacties, de patiënt onderzoeken op de aanwezigheid van remmers en de toediening direct staken. Na herhaalde toediening van humane factor IX-producten, op de aanwezigheid van antistoffen (remmers) controleren. Bij aanwezigheid van antilichamen tegen factor IX is er meer kans op anafylaxie bij opvolgende behandelingen.
Wegens het risico van trombo-embolische complicaties terughoudend zijn bij leverziekten, in de postoperatieve periode of bij bestaan van risico van trombotische verschijnselen of diffuse intravasale stolling. Indien toch wordt behandeld, op vroege tekenen van trombotische of verbruikscoagulopathie controleren met geschikte testen. Bij reeds bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan het cardiovasculair risico verhoogd worden door toediening van nonacog β pegol.
Waarschuwingen en voorzorgen
Factor VIII heeft geen effect bij hemofilie B (factor IX-tekort) en bij verworven verlaagde factor IX-activiteit en moet niet worden gebruikt bij de ziekte van Von Willebrand, omdat het preparaat geen werkzame hoeveelheid Von Willebrandfactor bevat.
Overgevoeligheid: Symptomen zoals (gegeneraliseerde) urticaria, beklemd gevoel op de borst, benauwdheid, bloeddrukdaling en anafylactische reacties kunnen een vroege waarschuwing zijn voor overgevoeligheid. Bij optreden van allergische of anafylactische reacties controleren op de aanwezigheid van antilichamen tegen factor VIII, de toediening direct onderbreken en passende maatregelen nemen. Niet toedienen bij gebleken overgevoeligheid voor bloedproducten in verband met risico van een anafylactische reactie; indien toediening toch noodzakelijk wordt geacht, is nauwkeurige klinische controle en profylactische behandeling met antihistaminica en corticosteroïden aangewezen.
Neutraliserende antilichamen: Bij overschakelen op een ander product of indien de te verwachten spiegel van antihemofiliefactor niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, dient op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII te worden gecontroleerd. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats, maar kan levenslang nog voorkomen (gering risico).
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare infectieuze agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Inactivering van virussen en prionen tijdens het productieproces zijn beperkt effectief tegen niet-omhulde virussen (o.a. Parvovirus B19); daarom het plasma alleen op strikte indicatie toedienen bij immunodeficiëntie, toegenomen erytropoëse of zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals (gegeneraliseerde) urticaria, beklemd gevoel op de borst, benauwdheid, bloeddrukdaling en anafylactische reacties kunnen een vroege waarschuwing zijn voor overgevoeligheid. Bij optreden van allergische of anafylactische reacties controleren op de aanwezigheid van antilichamen tegen factor VIII, de toediening direct staken en passende maatregelen nemen.
Neutraliserende antilichamen: Indien de te verwachten factor VIII-activiteit niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII controleren. Bij een hoog niveau aan antistoffen tegen factor VIII kan het therapeutische effect uitblijven. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats (in zeldzame gevallen daarna) en is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII.
Bij eerder behandelde patiënten met een factor VIII-preparaat is een verminderde factor VIII-activiteit gemeld zonder aantoonbare factor VIII-remmers. Deze verminderde activiteit werd waargenomen op het moment van overstappen op turoctocog α pegol en kan in sommige gevallen geassocieerd zijn met anti-PEG-antilichamen. Overweeg passende bepaling van factor VIII-activiteit bij overstappen.
Bij reeds bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan het cardiovasculair risico vergroot worden door toediening van turoctocog α pegol.
Voor de controle van de factor VIII-waarde wordt aangeraden om een eenstapsstollingstest (met gebruik van bepaalde reagentia) of de chromogene test te gebruiken. Bepaalde silicabevattende eenstapsstollingstesten (bv. APTT-SP, STA-PTT) kunnen een onderschatting geven van de factor VIII-activiteit terwijl enkele reagentia (bv. op kaolien gebaseerde activatoren) mogelijk een overschatting van de factor VIII-activiteit kunnen geven. Wees daarom alert op veranderingen in de uitslag van de factor VIII-activiteit bij wisseling van laboratorium of van het reagens dat in de assay gebruikt wordt. Het klinische effect is echter het belangrijkste element bij de beoordeling van de effectiviteit van de behandeling.
Bij kinderen jonger dan 12 jaar is de langetermijnveiligheid niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nonacog β pegol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met factor VIII contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met turoctocog α pegol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor IX, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster. Fusie-eiwit dat bestaat uit humane stollingsfactor IX, covalent gekoppeld aan polyethyleenglycol. Deze fusie resulteert in een langere halfwaardetijd en langere werkingsduur. Nonacog β corrigeert de verlengde bloedingstijd van het bloed bij hemofilie B-patiënten, bij wie deze factor geheel of gedeeltelijk mist.
Kinetische gegevens
V d | gem. 66 ml/kg bij volwassenen, 61 ml/kg bij leeftijd 13-17 jaar. |
T 1/2el | gem. 115 uur bij volwassenen, 103 uur bij leeftijd 13-17 jaar. |
Overig | De relatief lange halfwaardetijd wordt veroorzaakt door een fusie tussen de recombinante stollingsfactor IX met polyethyleenglycol. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bereid uit normaal humaan plasma. Stollingsfactor VIII corrigeert in oplossing de verlengde stollingstijd van het bloed bij hemofilie A, waarbij deze factor geheel of gedeeltelijk mist en bij verworven verlaagde factor VIII-activiteit.
Kinetische gegevens
T 1/2el | 8–20 uur, bij aanwezigheid van antistoffen tegen factor VIII neemt deze sterk af. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor VIII (FVIII) bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van chinese hamsters. Turoctocog α pegol is een gepegyleerde vorm van rFVIII, waardoor de halfwaardetijd langer is dan van rFVIII. Het corrigeert de verlengde stollingstijd van het bloed bij hemofilie A-patiënten, die factor VIII geheel of gedeeltelijk missen.
Kinetische gegevens
V d | 0,038 l/kg (volwassenen); 0,033 l/kg (kinderen 12–18 jaar). |
T 1/2el | 19,9 uur (volwassenen); 15,8 uur (kinderen 12–18 jaar). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
nonacog bèta pegol hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
factor VIII hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
turoctocog alfa pegol hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk