Samenstelling
Feiba XGVS Baxalta Innovations
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toebehoren, met solvens 10 ml + toebehoren
Dit poeder heeft een factor VIII-inhibitor 'bypassing activity' (= FEIBA-activiteit) van 500 IE. Bevat een mengsel van stollingsfactoren II (protrombine), IX en X, voornamelijk in niet-geactiveerde vorm; verder factor VIII-coagulant-antigeen (F VIII C:Ag) in een concentratie van 0,1 IE/1 IE FEIBA en geactiveerd factor VII.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 10 ml + toebehoren, met solvens 20 ml + toebehoren
Dit poeder heeft een factor VIII-inhibitor 'bypassing activity' (= FEIBA-activiteit) van 1000 IE. Bevat een mengsel van stollingsfactoren II (protrombine), IX en X, vnl. in niet-geactiveerde vorm; verder factor VIII-coagulant-antigeen (F VIII C:Ag) in een concentratie van 0,1 IE/1 IE FEIBA en geactiveerd factor VII.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Altuvoct XGVS Aanvullende monitoring Swedish Orphan Biovitrum (Nederland) B.V.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit met solvens 3 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit met solvens 3 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit met solvens 3 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit met solvens 3 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 3000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit met solvens 3 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 4000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit met solvens 3 ml + toebehoren
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Indicaties
- Behandeling en profylaxe van bloedingen bij hemofilie A met remmers.
- Behandeling van bloedingen bij hemofilie B met remmers.
- Behandeling en profylaxe van bloedingen, bij patiënten zonder hemofilie met verworven antistoffen tegen factor VIII.
- Profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie A, met remmers bij een operatieve ingreep.
Indicaties
- Behandeling en preventie van bloedingen bij hemofilie A.
Doseringen
De dosering is afhankelijk van de ernst van de hemostatische stoornis, de plaats en omvang van de bloeding en de klinische toestand van de patiënt. Richtlijn dosering: 50–100 IE per kg lichaamsgewicht. Maximale eenmalige dosering van 100 IE/kg per keer en max. 200 IE/kg per dag, tenzij de ernst van de bloeding een hogere dosis rechtvaardigt.
De aangegeven doseringen zijn onderzocht bij patiënten met hemofilie A en bij patiënten zonder hemofilie met verworven antistoffen tegen factor VIII en zijn niet specifiek onderzocht in een populatie van hemofilie B patiënten.
Spontane bloedingen in gewricht, spier of weke delen
Volwassenen en kinderen
Lichte tot matige bloedingen: 50–75 IE/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur tot aan vermindering van pijn en zwelling of tot aan mobilisatie van het gewricht; ernstige bloedingen (bv. retroperitoneale bloedingen): 100 IE/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur.
Spontane bloedingen van de slijmvliezen
Volwassenen en kinderen
50 IE/kg lichaamsgewicht iedere 6 uur, onder controle van de bloedingsplaats en herhaalde hematocrietbepalingen, zo nodig te verhogen tot 100 IE/kg. Max. 200 IE/kg per dag.
Andere ernstige, spontane bloedingen
Volwassenen en kinderen
(Bv. bloedingen van het centrale zenuwstelsel): 100 IE/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur, zo nodig de tweede gift na 6 uur geven. Geef echter max. 200 IE/kg per dag en geef dit middel totdat de klinisch toestand duidelijk verbeterd is.
Operatieve ingrepen
Volwassenen en kinderen
Begindosering: 100 IE/kg lichaamsgewicht preoperatief. Vervolgens (zowel peri-operatief als postoperatief) na 6–12 uur 50–100 IE/kg lichaamsgewicht, en dit zo nodig iedere 6–12 uur herhalen. Bepaal de dosis, het toedieningsinterval en duur van de peri- en postoperatieve behandeling individueel, op geleide van de operatieve ingreep, de algemene conditie van de patiënt en de klinische werkzaamheid. Geef max. 200 IE/kg per dag.
Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A met een hoge inhibitortiter tijdens immuuntolerantie inductie (ITI)
Volwassenen en kinderen
Doseringsrange: 50–100 IE/kg lichaamsgewicht 2×/dag, totdat de factor VIII-inhibitortiter is gedaald tot < 2 Bethesda Eenheid (BE).Geactiveerd protrombinecomplex mag gelijktijdig worden toegediend met factor VIII.
Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A met een hoge inhibitortiter en frequente bloedingen na gefaalde ITI of als ITI niet overwogen wordt
Volwassenen en kinderen
70–100 IE/kg lichaamsgewicht om de dag. Zo nodig de dosering verhogen tot 100 IE/kg lichaamsgewicht per dag of, zo nodig deze geleidelijk verlagen.
Toediening
- Infundeer met een toedieningssnelheid van 2 IE/kg per minuut. Bij goed verdragen kan bij volgende infusies de snelheid worden verhoogd tot maximaal 10 IE/kg per minuut.
Doseringen
De dosering en duur van de therapie zijn afhankelijk van de ernst van de ziekte, de locatie en omvang van de bloedingen en de klinische toestand. Bij ondergewicht of overgewicht moet de dosis op basis van het lichaamsgewicht mogelijk worden aangepast. 1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl (2%).
Kleine bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte) bij hemofilie A
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen
Intraveneus: 50 IE/kg lichaamsgewicht eenmalig; bij bloedingsepisodes binnen 2 tot 3 dagen na een profylactische dosis, kan een lagere dosis van 30 IE/kg worden gebruikt. Een aanvullende dosis van 30 of 50 IE/kg na 2-3 dagen kan overwogen worden.
Middelmatige bloedingen (meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom) bij hemofilie A
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen
Intraveneus: 50 IE/kg lichaamsgewicht eenmalig. Aanvullende doses van 30 of 50 IE/kg om de 2-3 dagen kunnen overwogen worden tot de bloeding is gestopt.
Levensbedreigende bloedingen bij hemofilie A
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen
Intraveneus: 50 IE/kg lichaamsgewicht eenmalig. Aanvullende doses van 30 of 50 IE/kg om de 2-3 dagen kunnen overwogen worden tot het levensgevaar geweken is.
Operatieve ingreep bij hemofilie A
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen
Kleine ingreep (incl. tandextracties): Intraveneus: 50 IE/kg lichaamsgewicht eenmalig. Een aanvullende dosis van 30 of 50 IE/kg na 2-3 dagen kan overwogen worden.
Zware ingreep: Intraveneus: 50 IE/kg lichaamsgewicht eenmalig. Aanvullende doses van 30 of 50 IE/kg om de 2-3 dagen kunnen overwogen worden tot de wond goed genezen is.
Langetermijnprofylaxe bij hemofilie A
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen
Intraveneus: 50 IE/kg lichaamsgewicht 1×/week. Hervat profylaxe (indien van toepassing) na behandeling van een bloeding minimaal 72 uur na de laatste dosis van 50 IE/kg; hierna profylaxe voortzetten volgens het reguliere doseerschema.
Toediening: Intraveneus toedienen in 1-10 min, op basis van wat de patiënt als comfortabel ervaart.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Duizeligheid, hoofdpijn. Hypotensie. Huiduitslag. Positieve resultaten bij serologische testen op hepatitis B.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie. Ischemisch CVA (van trombotische of van embolische origine). Trombose (veneus of arterieel), embolie, hypertensie, bloeddrukdaling, blozen. Diffuse intravasale stolling (DIS), verhoging van inhibitortiter. Slaperigheid, dysgeusie, paresthesie, hypo-esthesie. Myocardinfarct, tachycardie. Bronchospasme, dyspneu, piepen, hoesten, longembolie. Braken, diarree, misselijkheid, abdominaal ongemak. Urticaria, jeuk, angio-oedeem. Koude rillingen, koorts, warmtegevoel, malaise, borstkaspijn, borstongemak, pijn op de injectieplaats. Fibrine D-dimeer verhoogd.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn (o.a. migraine). Gewrichtspijn.
Vaak (1-10%): braken. Eczeem, (maculopapuleuze) huiduitslag, (papuleuze) urticaria. Rugpijn, pijn in extremiteit. Koorts.
Soms (0,1-1%): reactie op de injectieplaats (zoals hematoom, dermatitis).
Verder zijn gemeld: overgevoeligheid, vorming van factor VIII-remmers.
Interacties
Niet gebruiken in combinatie met systemische antifibrinolytica zoals tranexaminezuur vanwege een mogelijke verhoging van de kans op trombose door remming van het fibrinolytische systeem. Bij gelijktijdige toediening een interval van ten minste 6–12 uur aanhouden na toediening van geactiveerd protrombinecomplex.
Bij combinatie met emicizumab de patiënt extra controleren op symptomen van trombotische microangiopathie (TMA). Er is trombotische microangiopathie gemeld bij deze combinatie ter behandeling van een doorbraakbloeding; veiligheid en werkzaamheid van deze combinatie zijn onbekend.
Combinatie met recombinant factor VIIa wordt niet aanbevolen vanwege meer kans op een trombotisch of trombo-embolisch incident.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd met efanesoctocog α.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Eventuele overdracht van het parvovirus B19 kan een zeer ernstige infectie geven van de foetus.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, maar waarschijnlijk zeer gering vanwege de molecuulgrootte.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Contra-indicaties
Als er alternatieve therapeutische mogelijkheden zijn:
- diffuse intravasale stolling (DIS);
- acute trombose of embolie (waaronder myocardinfarct).
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege het risico op trombotische en trombo-embolische complicaties (incl. DIS, veneuze trombose, longembolie, myocardinfarct, CVA) na de toediening controleren op het optreden van diffuse intravasale stolling (DIS), acute coronaire ischemie of tekenen van arteriële of veneuze trombotische of trombo–embolische verschijnselen. Bij klinisch significante verandering van de bloeddruk, hartslag, dyspneu, pijn op de borst of hoesten de toediening onmiddellijk staken en overgaan tot diagnostische testen en therapeutische behandeling. Geef dit middel alleen na zorgvuldige afweging van het risico bij een toegenomen kans op trombo-embolische complicaties zoals: bij postoperatieve immobilisatie, bij neonaten of ouderen, of wanneer de voorgeschiedenis een coronaire hartaandoening, leveraandoening, DIS of trombose (arterieel of veneus) vermeldt. Hoge doses verhogen het risico. Bij de eerste tekenen van trombose of trombo-embolie de behandeling staken.
Patiënten met hemofilie met verworven antistoffen of met verworven antistoffen tegen stollingsfactoren kunnen zowel een neiging tot bloeden als meer kans op trombose hebben.
Er zijn geen algemeen aanvaarde laboratoriumtesten beschikbaar om het effect van de behandeling te meten. Stollingstesten laten gewoonlijk alleen een kleine vermindering zien die niet noodzakelijkerwijs samenhangt met de klinische werkzaamheid. Daarom wordt het verhogen van de dosis om de waarden uit de stollingstesten te normaliseren sterk afgeraden; dit verhoogt het risico op DIS door overdosering.
Controleer bij onvoldoende respons het trombocytenaantal omdat voldoende functionele trombocyten nodig zijn voor de werkzaamheid.
Bij optreden van overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken en zo nodig de gebruikelijke behandeling instellen. Symptomen zoals lokale reacties (urticaria, jeuk, angio-oedeem), beklemming op de borst, piepende ademhaling, hypotensie of misselijkheid kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Als geactiveerd protrombinecomplex opnieuw wordt overwogen na een (vermoede) overgevoeligheid, het voordeel zorgvuldig afwegen tegen het risico.
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare infectieuze agentia kan niet worden uitgesloten. De inactivering van virussen en prionen tijdens het productieproces is beperkt effectief tegen niet-omhulde virussen (Parvovirus B19); daarom het plasma alleen op strikte indicatie toedienen bij immunodeficiëntie, toegenomen erytropoëse of tijdens de zwangerschap.
Toediening van hoge doses geactiveerd protrombinecomplex kan tijdelijk verhoging van passief getransfereerde hepatitis B-oppervlakte-antilichamen geven; dit kan resulteren in een onterecht positief resultaat bij de interpretatie van de serologische testen . Daarnaast kan na toediening een tijdelijke stijging van de titer van verschillende passief overgedragen erytrocytenantigenen in het bloed, zoals A, B, D, interfereren met serologische testen op antistoffen tegen rode bloedcellen, zoals de antiglobulinetest (Coombs-test).
Er is weinig informatie over de toepassing als profylaxe tegen bloedingen bij hepatitis B, vanwege de zeldzaamheid van deze ziekte.
Bij ouderen is er weinig informatie uit de klinische studies verricht met geactiveerd protrombinecomplex.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium, in de injectievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals lokale reacties (urticaria, jeuk, angio-oedeem), beklemming op de borst, piepende ademhaling, hypotensie of misselijkheid kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij optreden van dergelijke reacties de toediening onmiddellijk staken.
Neutraliserende antilichamen: Controleer, als de te verwachten spiegel van antihemofiliefactor niet wordt bereikt of als de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats, maar kan levenslang nog voorkomen (geringe kans).
Bij reeds bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan het cardiovasculair risico vergroot worden door toediening van efanesoctocog α.
Doorgaans is tijdens de reguliere profylaxe monitoring van factor VIII-waarden voor dosisaanpassingen niet nodig. Bij grote chirurgische ingrepen of levensbedreigende bloedingen moeten factor VIII-waarden worden bepaald als leidraad voor de dosis en de frequentie van herhaalde injecties. De chromogene test en de één-fase-stollingstest op basis van de aPTT voor de bepaling van de factor VIII-activiteit geven niet dezelfde waarde. De één-fase-stollingstest heeft de voorkeur, zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4). onder 'Zie ook'.
Overdosering
Symptomen
Arteriële en veneuze trombotische en trombo-embolische incidenten (incl. DIS, myocardinfarct, veneuze trombose, longembolie).
Neem voor meer informatie over een overdosering met geactiveerd protrombinecomplex contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met efanesoctocog α contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Geactiveerd protrombinecomplex bevat diverse stollingsfactoren, bereid uit humaan vers plasma. Het bevat de stollingsfactoren II, IX en X, voornamelijk in niet-geactiveerde vorm, factor VII in geactiveerde vorm (VIIa) en het antigeen van factor VIII; factor VIII-coagulant-antigeen (F VIII C:Ag). Het werkingsmechanisme van dit complex van factoren is nog niet exact bekend. Mogelijk spelen specifieke bestanddelen van het complex, nl. protrombine (factor II) en geactiveerd factor X (factor Xa) een rol. Naast protrombine en factor Xa bevat dit complex van factoren, nog andere eiwitten van het protrombine-complex die ook de hemostase bij hemofiliepatiënten met inhibitoren kunnen faciliteren. Dit preparaat kan een bloeding beheersen door inductie van en het faciliteren van de trombinevorming, een proces waarbij de vorming van het protrombinase-complex cruciaal is. Dit laatste complex is een belangrijke 'target site' voor dit geactiveerde protrombinecomplex. Mogelijk oefent het verder zijn werking uit op een niveau in de stollingscascade verder dan factor VIII, om de vorming van fibrine en hemostase te bewerkstelligen.
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor VIII, bereid via DNA-recombinanttechniek in een cellijn van humane embryonale niercellen. Efanesoctocog α heeft functionele eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van de endogene factor VIII (FVIII), maar bindt niet aan endogene von-Willebrandfactor (VWF) waardoor de halfwaardetijd verlengd is. Het corrigeert tijdelijk de verlengde stollingstijd van het bloed bij verworven verlaagde factor VIII-activiteit, zoals bij hemofilie A-patiënten, die deze factor geheel of gedeeltelijk missen.
Kinetische gegevens
V d | 31 ml/kg bij volwassenen; 34,9 ml/kg bij kinderen van 12-17 jaar; 38,1 ml/kg bij kinderen van 6-11 jaar; 36,6 ml/kg bij kinderen van 1-5 jaar. |
T 1/2el | 48,2 uur bij volwassenen; 44,6 uur bij kinderen van 12-17 jaar; 42,4 uur bij kinderen van 6–11 jaar; 38,0 uur bij kinderen van 1–5 jaar. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
protrombinecomplex (geactiveerd) hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efanesoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
efanesoctocog alfa hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk