Samenstelling
Torisel XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat en verdunningsmiddel voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 1,2 ml + solvens.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Mektovi XGVS Pierre Fabre Benelux
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 15 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tyverb (als ditosylaatmonohydraat) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Braftovi XGVS Pierre Fabre Benelux
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 50 mg, 75 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Nerlynx (als maleaat) XGVS Pierre Fabre Benelux
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 40 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor het advies over temsirolimus bij niercelcarcinoom met ongunstige prognose de commissie BOM op medischeoncologie.nl.
Voor de behandeling van niercelcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van mantelcellymfoom (2017) staat op HOVON MCL de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor de adviezen van binimetinib de Commissie BOM.
Zie voor de behandeling van melanoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van lapatinib daarbij.
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM nvmo.org (onder encorafenib).
Advies
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
- Eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niercelcarcinoom (RCC) bij volwassenen, bij aanwezigheid van 3–6 prognostische risicofactoren:
- moment van de diagnose gevorderd niercelcarcinoom < 1 jaar geleden;
- Karnofsky-score van 60 of 70;
- hemoglobine < LLN ('lower limit of normal');
- gecorrigeerd calcium > 2,5 mmol/l (10 mg/dl);
- lactaatdehydrogenase > 1,5× ULN;
- ≥ 2 organen met metastasen.
- Recidiverend en/of refractair mantelcellymfoom (MCL) bij volwassenen.
Indicaties
- Niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600-mutatie bij volwassenen, in combinatie met encorafenib.
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met een BRAF V600E-mutatie bij volwassenen, in combinatie met encorafenib.
Indicaties
Als onderdeel van een combinatiebehandeling bij mammacarcinoom met HER2-overexpressie bij volwassenen in combinatie met:
- capecitabine bij gevorderde of gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met een antracyclinederivaat, een taxaan en trastuzumab;
- trastuzumab bij hormoonreceptornegatieve gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met trastuzumab in combinatie met chemotherapie;
- een aromataseremmer (aromataseremmers) bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve gemetastaseerde ziekte, die op dit moment niet in aanmerking komen voor chemotherapie. Zie voor kenmerken van de onderzochte patiëntenpopulatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoekgegevens.
Indicaties
- Niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600-mutatie bij volwassenen; in combinatie met binimetinib.
- Gemetastaseerd colorectaal carcinoom (CRC) met een BRAF V600E-mutatie bij volwassenen die eerder zijn behandeld met systemische therapie; in combinatie met cetuximab.
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met een BRAF V600E-mutatie bij volwassenen, in combinatie met binimetinib.
Indicaties
- Hormoonreceptorpositief, HER2-positief mammacarcinoom in een vroeg stadium bij volwassenen, als adjuvante behandeling binnen 1 jaar na afronding van een eerdere behandeling met trastuzumab.
Doseringen
Premedicatie: geef 30 min vóór iedere dosis temsirolimus een intraveneus antihistaminicum.
Gemetastaseerd niercelcarcinoom (RCC)
Volwassenen (incl. ouderen)
25 mg, 1×/week i.v. toedienen in 30–60 min. De behandeling voortzetten tot de patiënt niet langer klinisch voordeel ondervindt, ÷of tot onaanvaardbare toxiciteit. Bij ernstige bijwerkingen, temsirolimus (tijdelijk) staken, of indien dit niet mogelijk is, dosering verlagen met stappen van 5 mg per week.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 3× ULN met afwijkend ASAT, of gedefinieerd als Child-Pughscore 10–15) en baseline trombocytenaantal ≥ 100 × 10 9/l: 10 mg, 1×/week.
Mantelcellymfoom (MCL)
Volwassenen (incl. ouderen)
175 mg, 1×/week i.v. toedienen in 30–60 min. gedurende 3 weken, gevolgd door 75 mg 1×/week. De behandeling voortzetten tot de patiënt niet langer klinisch voordeel ondervindt, of tot onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie is gebruik gecontra-indiceerd.
Verminderde nierfunctie: er is geen aanpassing van de dosis nodig. Wees voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. neutropenie, trombocytopenie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4).
Toediening: na verdunning van het concentraat volgens de instructies van de fabrikant temsirolimus toedienen als intraveneuze infusie gedurende 30–60 minuten.
Doseringen
Vóór aanvang van de therapie de aanwezigheid van de BRAF V600-mutatie (BRAF V600E- en V600K-mutatie bij melanoom, BRAF V600E-mutatie bij NSCLC) vaststellen met behulp van een gevalideerde test; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/BRAF-mutaties.
Melanoom of NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen)
45 mg 2 ×/dag (ongeveer 12 uur uit elkaar), in combinatie met encorafenib#doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosis is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Vanwege de combinatie met encorafenib wordt gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling van binimetinib en/of encorafenib bij (ernstige) bijwerkingen (verlaging LVEF, veneuze trombo-embolie, bloedingen, interstitiële longziekte, oculaire complicaties (RVO, RPED), rabdomyolyse/stijging CK, huidreacties, stijging ASAT en/of ALAT, nieuwe primaire cutane en niet-cutane maligniteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1 en 2 en rubriek 4.4). Zie voor de maatregelen bij meer specifieke ernstige bijwerkingen door encorafenib (QT-verlenging, uveïtis (incl. iritis, iridocyclitis), huidreacties, hand-voetsyndroom, afwijkende leverfunctiewaarden, overige bijwerkingen) encorafenib#doseringen.
Een gemiste dosis niet meer innemen als de volgende dosis over minder dan 6 uur moet worden ingenomen.
Bij uitbraken van een ingenomen dosis, géén nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met de volgende geplande dosis.
Toediening: de tabletten in zijn geheel (zonder breken of kauwen) innemen met water.
Doseringen
Lapatinib alleen toepassen bij HER2-positieve tumoren (tumoren met HER2-overexpressie of met een HER2-genamplificatie, aangetoond in een gevalideerde assay).
Mammacarcinoom met HER2-overexpressie
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met capecitabine: 1250 mg (= 5 tabletten) 1×/dag. Capecitabine: 1000 mg/m² lichaamsoppervlak elke 12 uur op dagen 1–14 bij een cyclusduur van 21 dagen.
In combinatie met trastuzumab: 1000 mg (= 4 tabletten) 1×/dag continu. Trastuzumab: i.v. 4 mg/kg lichaamsgewicht als oplaaddosis, gevolgd door i.v. 2 mg/kg per week.
In combinatie met een aromataseremmer ( romataseremmers): 1500 mg (= 6 tabletten) 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven voor een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verminderde LVEF, pulmonale toxiciteit, diarree, overige toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4).
Een gemiste dosis mag niet worden ingehaald en de volgende dosis moet op het normale dagelijkse tijdstip worden ingenomen.
Toediening: de dagelijkse dosering in één keer innemen, het mag niet worden verdeeld over de dag. De tabletten minstens 1 uur vóór of 1 uur na de maaltijd innemen; om de variabiliteit te beperken elke dag hetzelfde tijdstip aanhouden in relatie tot voedsel. Tijdens de behandeling het drinken van grapefruitsap vermijden in verband met een grotere blootstelling aan lapatinib.
Doseringen
Vóór aanvang van de therapie de aanwezigheid van de BRAF V600-mutatie (BRAF V600E- en V600K-mutaties, bij melanoom) of BRAF V600E-mutatie (bij colorectaal carcinoom en NSCLC) vaststellen met behulp van een gevalideerde test; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/BRAF-mutaties.
Melanoom of NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 j.):
450 mg 1×/dag, in combinatie met binimetinib#doseringen. De behandeling voortzetten tot deze geen voordeel meer heeft of tot aan onaanvaardbare toxiciteit.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 j.):
Combinatiebehandeling: 300 mg 1×/dag. Zie voor de dosering van cetuximab cetuximab#doseringen. De behandeling voortzetten tot deze geen voordeel meer heeft meer heeft of tot aan onaanvaardbare toxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling van encorafenib en/of binimetinib of cetuximab bij (ernstige) bijwerkingen (QT-verlenging, uveïtis (incl. iritis, iridocyclitis), huidreacties, hand-voetsyndroom, afwijkende leverfunctiewaarden, overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2, tabel 1 t/m 4 en rubriek 4.4). Zie voor de maatregelen bij meer specifieke ernstige bijwerkingen door binimetinib of cetuximab binimetinib#doseringen of cetuximab#doseringen.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (eGFR ≥ 30 ml/min/1,73 m²) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Vanwege het ontbreken van gegevens kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min/1,73 m²).
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is de dosering 300 mg 1 ×/dag. Vanwege het ontbreken van gegevens kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15); zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Een gemiste dosis niet meer innemen als de volgende dosis over minder dan 12 uur moet worden ingenomen.
Bij uitbraken van een ingenomen dosis, géén nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met de volgende geplande dosis.
Toediening: de capsules in zijn geheel (zonder openmaken) innemen met water. Inname van grapefruit-/pompelmoessap vermijden (zie de rubriek Interacties).
Doseringen
Hormoonreceptor- en HER2-positief mammacarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
240 mg 1×/dag gedurende 1 jaar. Start binnen 1 jaar na afronding van de trastuzumab-behandeling.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik wordt ontraden bij een ernstig verminderde nierfunctie of bij hemodialyse, vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) is gebruik gecontra-indiceerd, vanwege een ca. 3× hogere blootsteling aan neratinib.
Gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4- of Pgp-remmer: indien vermijden niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis 40 mg 1×/dag. Na staken van de sterke CYP3A4- of Pgp-remmer de dosis weer verhogen naar de gebruikelijke dosering.
Gelijktijdig gebruik van een matige CYP3A4- of Pgp-remmer: indien vermijden niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis 40 mg 1×/dag. Bij goed verdragen de dosis verhogen naar respectievelijk 80 en 120 mg 1×/dag gedurende ten minste 1 week, tot een maximale dosis van 160 mg 1×/dag. Controleer de patiënt nauwlettend op toxiciteiten. Na staken van de matige CYP3A4- of Pgp-remmer de dosis weer verhogen naar de gebruikelijke dosering.
Gelijktijdig gebruik met H2-receptorantagonist of antacida: ten minste 2 uur vóór of 10 uur ná toediening van H 2-receptorantagonist of 3 uur vóór of ná toediening van een antacidum innemen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij algemene toxiciteiten, (ernstige) diarree of hepatotoxiciteit de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 t/m 4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Gemiste dosis: deze niet inhalen, maar de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toediening: de tabletten bij voorkeur 's ochtends in hun geheel (zonder breken of oplossen) innemen met voedsel. Vermijd het drinken van granaatappel- en grapefruit-/pompelmoessap, in verband met een hogere blootstelling aan neratinib.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bacteriële en virale infecties (bij ca. 39%), o.a. van huid, urinewegen en luchtwegen (incl. pneumonie). Slapeloosheid, dysgeusie, hoofdpijn. Dyspneu, hoest, neusbloeding. Verminderde eetlust (33%), misselijkheid (34%), braken, diarree (34%), obstipatie, buikpijn, mucositis. Huiduitslag (43%, o.a. maculair, papuleus, gegeneraliseerd), jeuk, droge huid. Pijn in de rug, gewrichtspijn. Vermoeidheid (41%), oedeem (38%, o.a. perifeer, gezicht, scrotum, gegeneraliseerd), koorts, koude rillingen, asthenie, pijn op de borst. Anemie (41%), trombocytopenie (30%), neutropenie. Hyperglykemie, hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie, hypokaliëmie. Stijging serumcreatinine.
Vaak (1-10%): veneuze trombo-embolie, tromboflebitis, hypertensie. Pleurale effusie, interstitiële longziekte. Sepsis, schimmelinfecties (oraal, anaal, huid). Overgevoeligheidsreacties. Angst, depressie, ageusie, duizeligheid, paresthesie, slaperigheid. Conjunctivitis. Maag-darmbloeding, gastritis, dysfagie, pijn in de mond, gingivitis, aften. Dermatitis, acne, nagelafwijking, ecchymose, petechiën. Spierpijn. Nierfalen. Ontstaan of verergering van diabetes mellitus. Dehydratie, hypofosfatemie, hypocalciëmie. Hyperlipidemie. Leukopenie, lymfopenie. Stijging van ALAT en ASAT.
Soms (0,1-1%): intracraniële bloeding, oogbloeding. Pericardiale effusie. Longembolie. Darmperforatie. Verstoorde wondgenezing.
Zelden (0,01-0,1%): Pneumocystis jiroveci pneumonie.
Verder zijn gemeld: Stevens-Johnsonsyndroom, rabdomyolyse, angio-oedeem.
Gemetastaseerd niercelcarcinoom: ernstige bijwerkingen die vooral vóórkomen bij gemetastaseerd niercelcarcinoom zijn anafylaxie, nierfalen met fatale uitkomst, longembolie en verstoorde wondgenezing. Bij combinatie met interferon α is er een toegenomen incidentie van graad 3-4 CTCAE van de volgende bijwerkingen: ontsteking slijmvliezen, anemie, neutropenie, trombocytopenie, gewichtsverlies.
Mantelcellymfoom: ernstige bijwerkingen die vooral vóórkomen bij mantelcellymfoom zijn trombocytopenie en (febriele) neutropenie.
Bij ouderen (≥ 65 j.): treden de volgende bijwerkingen eerder op: bij niercelcarcinoom: pneumonie, diarree en oedeem en bij mantelcellymfoom: pleurale effusie, dyspneu, bovensteluchtweginfectie, mucositis, angst, depressie, slapeloosheid, myalgie, artralgie, ageusie, duizeligheid, leukopenie en lymfopenie.
Bijwerkingen
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): bloeding (op diverse plaatsen, waaronder hersenbloeding). Hypertensie. Perifere neuropathie, duizeligheid, hoofdpijn. Verminderd zicht, retinale pigmentepitheelloslating (RPED; incl. retinopathie, retinaloslating, maculaoedeem, subretinaal vocht, chorioretinopathie). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Droge huid, jeuk, huiduitslag, hyperkeratose, alopecia. Artralgie, myalgie, myositis, myopathie, spierzwakte, rugpijn, pijn in de ledematen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem. Anemie. Stijging ALAT, ASAT, γ-GT, CK.
Vaak (1–10%): linkerventrikeldisfunctie, hartfalen. Veneuze trombo-embolie (zoals longembolie, diep-veneuze trombose, tromboflebitis). Overgevoeligheid (waaronder angio-oedeem, vasculitis). Dysgeusie. Uveïtis. Colitis. Fotosensibiliteit, acneïforme dermatitis, hand-voetsyndroom, erytheem, panniculitis. Nierfalen. Cutaan plaveiselcelcarcinoom (waaronder keratoacanthoom), papilloma van de huid. Stijging amylase, lipase, creatinine en/of alkalische fosfatase in het bloed.
Soms (0,1–1%): pancreatitis. Rabdomyolyse. Gezichtsparese. Basaalcelcarcinoom.
Verder zijn gemeld: retinale veneuze occlusie (RVO), interstitiële longziekte/pneumonitis, tumorlysissyndroom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen), misselijkheid, braken, anorexia. Huiduitslag (o.a. acneïforme dermatitis), jeuk, droge huid. Pijn in rug en ledematen, hoofdpijn, vermoeidheid. In combinatie met capecitabine tevens: hand-voetsyndroom (PPE), insomnia, dyspepsie, stomatitis, obstipatie, buikpijn, mucositis. In combinatie met een aromataseremmer tevens: opvliegers, epistaxis, hoesten, dyspneu, alopecia, artralgie, asthenie.
Vaak (1-10%): afname linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF). Hepatotoxiciteit, hyperbilirubinemie. Nagelafwijkingen o.a. paronychia.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte, pneumonitis.
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheidsreacties o.a. anafylaxie.
Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie/'torsade de pointes', QTc-verlenging (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Ernstige cutane reacties incl. Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse (TEN). Pulmonale arteriële hypertensie.
Bijwerkingen
Combinatietherapie met binimetinib
Zeer vaak (> 10%): bloeding (op diverse plaatsen, waaronder hersenbloeding). Hypertensie. Perifere neuropathie, duizeligheid, hoofdpijn. Verminderd zicht, retinale pigmentepitheelloslating (PRED; incl. retinopathie, retinaloslating, maculaoedeem, subretinaal vocht, chorioretinopathie). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Droge huid, jeuk, huiduitslag, hyperkeratose, alopecia. Artralgie, myalgie, myositis, myopathie, spierzwakte, rugpijn, pijn in de ledematen. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem. Anemie. Stijging ALAT, ASAT, γ-GT, CK.
Vaak (1-10%): linkerventrikeldisfunctie, hartfalen. Veneuze trombo-embolie (zoals longembolie, diep-veneuze trombose, tromboflebitis). Overgevoeligheid (waaronder angio-oedeem, vasculitis). Dysgeusie. Uveïtis. Colitis. Fotosensibilisatie, acneïforme dermatitis, hand-voetsyndroom, erytheem, panniculitis. Nierfalen. Cutaan plaveiselcelcarcinoom (waaronder keratoacanthoom), papilloma van de huid. Stijging amylase, lipase, creatinine en/of alkalische fosfatase in het bloed.
Soms (0,1-1%): pancreatitis. Rabdomyolyse. Gezichtsparese. Basaalcelcarcinoom.
Verder zijn gemeld: retinale veneuze occlusie (RVO), interstitiële longziekte/pneumonitis, tumorlysissyndroom.
Combinatietherapie met cetuximab
Zeer vaak (> 10%): bloeding (op diverse plaatsen, waaronder hersenbloeding). Perifere neuropathie, hoofdpijn. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Droge huid, jeuk, huiduitslag, acneïforme dermatitis. Artralgie, myopathie, rugpijn, pijn in de ledematen. Verminderde eetlust, slapeloosheid. Vermoeidheid, koorts. Melanocytaire naevus.
Vaak (1-10%): supraventriculaire tachycardie. Overgevoeligheid (waaronder angio-oedeem, vasculitis). Duizeligheid, dysgeusie. Hyperpigmentatie van de huid, hand-voetsyndroom, hyperkeratose, alopecia, erytheem. Nierfalen. Cutaan plaveiselcelcarcinoom (waaronder keratoacanthoom), huidpapilloom, nieuw primair melanoom. Stijging ALAT, ASAT en/of creatinine in het bloed.
Soms (0,1-1%): pancreatitis. Schilfering van de huid. Basaalcelcarcinoom. Stijging amylase, lipase.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree (zonder gebruik van een antidiarreemiddel bij ca. 94%, CTCAE graad 3 ca. 38%, CTCAE graad 4 0,2%), misselijkheid (bij ca. 43%), stomatitis (o.a. aftoÏde stomatitis, mondulceratie, blaarvorming mondmucosa, orale mucositis), braken, buikpijn. Huiduitslag (o.a. erythemateus, folliculair, gegeneraliseerd, jeukend, pustuleus). Spierspasmen. Verminderde eetlust. Vermoeidheid.
Vaak (1-10%): bloedneus. Urineweginfectie. Syncope. Nagelafwijking (o.a. nagelriemontsteking, breken van de nagel, nagelverkleuring), huidkloven, droge huid. Droge mond, abdominale distensie, dyspepsie. Dehydratie. Gewichtsverlies. Verhoogde waarden van ALAT, ASAT en creatinine in het bloed.
Soms (0,1-1%): nierfalen. Verhoogde waarde van bilirubine in het bloed.
Interacties
De respons op vaccinaties kan door temsirolimus verminderen. In verband met het infectierisico géén vaccinatie geven met levende micro–organismen.
Gelijktijdig gebruik met anticoagulantia geeft meer kans op (cerebrale) bloedingen.
Bij gelijktijdig gebruik met sunitinib kan dosis-limiterende toxiciteit optreden, zoals CTCAE graad 3 of 4 erythemateuze maculopapuleuze huiduitslag en ernstige jicht of cellulitis.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met een ACE-remmer en/of calciumantagonist omdat angio-oedeem kan optreden, waaronder vertraagde reacties die twee maanden na aanvang van de behandeling vóórkomen.
De even actieve metaboliet sirolimus wordt uitgebreid gemetaboliseerd door CYP3A4. Gelijktijdige toediening van temsirolimus met krachtige remmers van CYP3A4 (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, ritonavir, grapefruit- en pompelmoessap) verhoogt significant de bloedconcentratie van sirolimus. Gelijktijdig gebruik met inductoren van CYP3A4 (zoals carbamazepine, dexamethason, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) versnelt de metabolisering van sirolimus; hiermee vermindert de werkzaamheid van temsirolimus. Combinatie met krachtige CYP3A4-remmers en -inductoren vermijden.
Temsirolimus remt in vitro CYP3A4/5 en CYP2D6. Wees voorzichtig bij de combinatie met geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die substraat zijn van CYP3A4/5 (bv. midazolam, kinidine, pimozide); bij een dosis van 175 mg temsirolimus de combinatie vermijden. Combinatie met CYP2D6-substraten blijkt geen klinisch relevante interacties te geven, ook niet bij trage metaboliseerders (zgn. CYP2D6 poor metabolizers).
In vitro remt temsirolimus Pgp; controleer daarom bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die Pgp-substraat zijn en een smalle therapeutische breedte hebben (bv. digoxine, vincristine, colchicine, dabigatran, lenalidomide, paclitaxel) zorgvuldig op bijwerkingen van deze stoffen.
Temsirolimus is in vitro een substraat van Pgp; wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van remmers van Pgp, zoals cannabidiol. Controleer nauwlettend op bijwerkingen en pas zo nodig de dosis van temsirolimus aan.
Een dosisverhoging van bloedglucoseverlagende geneesmiddelen of een aanpassing van lipidenverlagende middelen kan nodig zijn (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Temsirolimus bevat alcohol, daarom tijdens de behandeling geen disulfiram of systemisch metronidazol gebruiken.
Gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die propyleenglycol of ethanol bevatten kan leiden tot accumulatie van ethanol en bijwerkingen veroorzaken.
Bij gelijktijdig gebruik met α interferonen kan cataract optreden en is er een toegenomen incidentie van graad 3-4 CTCAE van de volgende bijwerkingen: ontsteking slijmvliezen, anemie, neutropenie, trombocytopenie, gewichtsverlies.
Interacties
Er is meer kans op bloedingen bij gelijktijdig gebruik van anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers.
Binimetinib wordt vooral (direct) gemetaboliseerd door UGT1A1. Waarschijnlijk is de interactie op dit niveau niet klinisch relevant, maar wees vooralsnog voorzichtig met de combinatie met remmers (atazanavir, gemfibrozil) en inductoren (bv. rifampicine, fenobarbital) van UGT1A1.
Inductoren van CYP1A2 (bv. rifampicine, carbamazepine) en van Pgp (vb. fenytoïne, sint-janskruid) kunnen de blootstelling aan binimetinib verminderen en de combinatie kan resulteren in een afname van de werkzaamheid van binimetinib.
Binimetinib is een zwakke remmer van OAT3 en mogelijk een inductor van CYP1A2; wees voorzichtig met de combinatie met gevoelige substraten met een nauwe therapeutische breedte voor OAT3 (bv. pravastatine, ciprofloxacine) en voor CYP1A2 (bv. duloxetine, theofylline).
Interacties
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, voriconazol, grapefruitsap) vermijden omdat de plasmaconcentratie van lapatinib kan worden verhoogd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, sint-janskruid) vermijden omdat deze de plasmaconcentratie van lapatinib kunnen verlagen.
Lapatinib is tevens een substraat voor de transporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP). Remmers van deze transporteiwitten (o.a. ketoconazol, itraconazol, kinidine, verapamil, ciclosporine, erytromycine) en inductoren (rifampicine, sint-janskruid) van deze eiwitten kunnen de plasmaconcentratie en/of distributie van lapatinib veranderen.
De oplosbaarheid van lapatinib is pH–afhankelijk; vermijd combinatie met stoffen die de pH in de maag verhogen.
Lapatinib remt in vitro CYP3A4 en CYP2C8; gelijktijdige toediening van geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die substraten zijn van CYP3A4 (bv. pimozide en kinidine) of CYP2C8 (bv. repaglinide) vermijden. Lapatinib remt ook Pgp; dosisreductie van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine) wordt aanbevolen.
Wees voorzichtig met combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele azoolantimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Wees voorzichtig met combinatie met andere hepatotoxische geneesmiddelen.
Gelijktijdige toediening van lapatinib met irinotecan resulteert in toename van de actieve metaboliet van irinotecan, overweeg daarom een dosisreductie van irinotecan.
Bij combinatie met paclitaxel treedt vaker en ernstiger diarree en neutropenie op.
Interacties
Er is meer kans op (ernstige) bloedingen bij gelijktijdig gebruik van anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers.
Encorafenib wordt vnl. gemetaboliseerd door CYP3A4; vermijd combinatie met sterke CYP3A4-remmers zoals claritromycine, itraconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir en grapefruit-/pompelmoessap. Wees voorzichtig met matig sterke CYP3A4-remmers zoals systemisch erytromycine, ciprofloxacine, fluconazol, diltiazem, verapamil, amiodaron. Combinatie met sterke CYP3A4-inductoren (bv. barbituraten, fenytoïne, carbamazepine, oxcarbazepine, rifampicine, sint-janskruid) kan leiden tot verminderde werkzaamheid van encorafenib; de combinatie vermijden.
Encorafenib is een sterke inductor van CYP3A4; vermijd geneesmiddelen die voornamelijk via dit enzym worden omgezet én een smalle therapeutische breedte hebben zoals alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanil, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE5-remmers, sommige calciumantagonisten en sommige HIV–proteaseremmers. Orale anticonceptiva kunnen minder betrouwbaar zijn. Indien vermijden niet mogelijk is de dosis van deze CYP3A4-substraten aanpassen.
Encorafenib remt UG1A1. Wees vanwege een mogelijk verhoogde blootstelling voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die substraat zijn voor UGT1A1 zoals atorvastatine, raltegravir, dolutegravir.
Encorafenib remt mogelijk een aantal transporters. Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die substraat zijn van transporters (en vooral degene die een smalle therapeutische breedte hebben) zoals de renale transporters OAT1, OAT3 OCT2 (furosemide, penicilline). de hepatische transporters OAT1B1, OATP1B3, OCT1 (bv. atorvastatine, valsartan, repaglinide, bosentan), BCRP (bv. rosuvastatine, methotrexaat, sulfasalazine) of van Pgp (bv. posaconazol, digoxine, colchicine, pravastatine, aliskiren, pravastatine).
Interacties
Neratinib wordt primair gemetaboliseerd door CYP3A4 en is een Pgp-substraat.
Gelijktijdig gebruik met sterke inductoren van de CYP3A4-/Pgp-isoform van cytochroom P450 zoals carbamazepine, fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid is gecontra-indiceerd.
Gelijktijdig gebruik van een matige of sterke CYP3A4-/Pgp-remmer (zoals atazanavir, ciclosporine, ciprofloxacine, claritromycine, cobicistat, diltiazem, erytromycine, fluconazol, fluvoxamine, itraconazol, ketoconazol, lopinavir, ritonavir, verapamil, voriconazol, granaatappel- en grapefruit/pompelmoessap) vermijden, omdat de plasmaconcentratie van neratinib (sterk) kan stijgen. Indien vermijden niet mogelijk is dient de dosis van neratinib te worden verlaagd, zie de rubriek Dosering.
Gelijktijdig gebruik van matige CYP3A4-/Pgp-inductoren (zoals bosentan, dexamethason, efavirenz, etravirine, fenobarbital, primidon) vermijden, omdat deze de plasmaconcentratie van neratinib kunnen verlagen.
De oplosbaarheid van neratinib is pH–afhankelijk; middelen die de pH in de maag verhogen, kunnen de absorptie van neratinib verlagen. Vermijd gelijktijdig gebruik met protonpompremmers. Voor tijdsintervallen met H2-antagonisten en antacida, zie Dosering.
Neratinib is in vitro een remmer van het 'breast cancer resistance protein' (BCRP) in het maag-darmkanaal. Controleer de patiënt nauwlettend op toxiciteit bij gelijktijdig gebruik van substraten van BCRP (zoals irinotecan, rosuvastatine, sulfasalazine), omdat de blootstelling aan deze middelen mogelijk toeneemt.
Neratinib is in vitro een pre-systemische remmer van Pgp-substraten in het maag-darmkanaal. Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen waarvan het metabolisme plaatsvindt met Pgp-substraten in het maag-darmkanaal kan de blootstelling aan deze middelen verhogen. Bij gelijktijdig gebruik van dergelijke Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (zoals dabigatran, ciclosporine, colchicine, digoxine, everolimus, fenytoïne, sirolimus, statinen, tacrolimus) de patiënt nauwlettend controleren op toxiciteit.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (vertraagde ossificatie van het skelet, omfalokèle). Tevens toegenomen mortaliteit en verlaagd geboortegewicht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Wees voorzichtig met ethanol in de infusievloeistof. Toediening van ≥ 50 mg/kg/dag propyleenglycol per patiënt afwegen tegen het risico, omdat het de foetus kan bereiken. Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én ten minste 12 weken na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren bij supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (afwijkende ossificatie van de sternebrae, ventrikelseptumdefecten, afwijkingen van de longslagader, verminderde foetale groei).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren alleen in hogere dosering schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren schadelijk gebleken (afwijkende ossificatie, verminderde foetale groei, dilatatie van de aortaboog).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: bij mannelijke dieren zijn in supratherapeutische doseringen (deels omkeerbare) afwijkingen gezien (afgenomen teelbal- en epididymisgewichten met tubulaire degeneratie en oligospermie).
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie. Bij gebruik van orale anticonceptiva tevens een barrièremiddel toevoegen, omdat encorafenib de werkzaamheid van orale anticonceptiva kan verminderen; ook kan worden gekozen voor een alternatieve anticonceptiemethode.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens: geen gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid, zoals embryo-foetale letaliteit en foetale morfologische afwijkingen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij ratten geen aanwijzingen voor verminderde fertiliteit bij doses tot 12 mg/kg/dag.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 1 maand (vrouw) of 3 maanden (man) na de therapie. Bij gebruik van orale anticonceptiva tevens een barrièremiddel toevoegen, omdat niet bekend is of neratinib de werkzaamheid van orale anticonceptiva kan verminderen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (temsirolimus). De belangrijkste metaboliet, sirolimus, wordt bij dieren uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Bij ratten, groeiachterstand.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sirolimus of polysorbaat 80;
- bij mantelcellymfoom: matige of ernstige leverinsufficiëntie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
De kans op cerebrale bloedingen is groter bij tumoren/metastasen in het centrale zenuwstelsel en/of bij gelijktijdig gebruik van anticoagulantia.
Bloedbeeldafwijkingen: vooral bij mantelcellymfoom komen CTCAE graad 3 en 4 trombocytopenie en/of neutropenie voor. Bij beide indicaties is anemie gemeld. Toepassing van temsirolimus bij een baseline neutropenie geeft meer kans op febriele neutropenie. Daarom vóór aanvang van de behandeling en regelmatig daarna een volledige bloedtelling uitvoeren.
Longaandoeningen: in verband met de kans op een interstitiële longaandoening (pneumonitis) wordt aanbevolen vóór aanvang van de behandeling een CT-scan van de longen of radiografie van de thorax uit te laten voeren. Overweeg periodieke vervolgonderzoeken. Laat de patiënt zich direct melden bij nieuw ontstane of verergerende ademhalingssymptomen. Overweeg bij klinisch significante ademhalingssymptomen de behandeling te onderbreken tot na herstel van de symptomen en verbetering van de radiografische beelden. Overweeg bij de differentiële diagnostiek ook de mogelijkheid van een opportunistische infectie zoals Pneumocystis jiroveci pneumonie (PCP). Bij toepassing van corticosteroïden profylaxe tegen PCP overwegen.
Leverfunctie: bepaal vóór aanvang van de behandeling en regelmatig daarna ASAT- en bilirubinespiegels. Aangezien temsirolimus voornamelijk via de lever wordt geklaard, kan dosisaanpassing nodig zijn bij verminderde leverfunctie (zie de rubriek Dosering).
Metabole stoornissen: tijdens de behandeling kunnen hyperglykemie en hyperlipidemie optreden. In de klinische onderzoeken kwam hyperglykemie bij ca. 26% (niercelcarcinoom) en 11% (mantelcellymfoom) van de patiënten voor. Laat de patiënt zich melden indien symptomen van hyperglykemie (dorst, polyurie) optreden. Therapie met bloedglucoseverlagende geneesmiddelen (of een aanpassing ervan) kan nodig zijn. Hyperlipidemie kwam in de klinische onderzoeken voor bij ca. 27% (niercelcarcinoom) en 9% (mantelcellymfoom) van de patiënten. Vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling serumcholesterol en triglyceriden bepalen. Behandeling met of aanpassing van lipidenverlagende middelen kan nodig zijn.
Overgevoeligheids-/infusiereacties kunnen ernstig zijn en tijdens de eerste infusie optreden, maar ook tijdens de daarop volgende infusies. Staak de infusie als ondanks premedicatie een overgevoeligheidsreactie optreedt en observeer de patiënt ten minste 30–60 minuten (afhankelijk van de ernst van de reactie). Bij ernstige of levensbedreigende reacties afwegen of voortzetting van de behandeling nog geïndiceerd is. Circa 30 minuten vóór hervatting van de behandeling een H1-receptor-antagonist en een H2-receptorantagonist (famotidine 20 mg) toedienen. Eventueel corticosteroïden toedienen. De infusie voortzetten met een lagere infusiesnelheid (tot 60 min) en deze afronden binnen 6 uur na bereiding van het infuus. Bij toepassing van (oraal) sirolimus (de actieve metaboliet van temsirolimus) zijn o.a. de volgende ernstige overgevoeligheidsreacties gezien: anafylactische/anafylactoïde reacties, angio-oedeem, vasculitis en exfoliatieve dermatitis.
In verband met een vertraagde wondgenezing voorzichtig zijn bij gebruik tijdens de peri-operatieve periode.
Secundaire maligniteiten: vanwege een verhoogde kans op de ontwikkeling van een lymfoom en huidmaligniteiten de patiënt adviseren blootstelling aan zonlicht en UV-stralen te beperken.
Ethanol: temsirolimus bevat na de eerste verdunning ethanol 35% v/v, dat is per 25 mg temsirolimus equivalent aan ca. 18 ml bier of ca. 7 ml wijn; houd hier rekening mee bij o.a. een leveraandoening, epilepsie, een voorgeschiedenis van alcoholisme, zwangerschap, lactatie of bij gebruik van sommige andere geneesmiddelen (zie de rubriek Interacties).
Propyleenglycol: temsirolimus bevat propyleenglycol; bij een verminderde nier- of leverfunctie alleen toepassen onder extra controle op achteruitgang. Wees eveneens voorzichtig bij kinderen < 5 jaar, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Er is geen relevant gebruik van temsirolimus bij kinderen voor behandeling van niercelcarcinoom of mantelcellymfoom.
Waarschuwingen en voorzorgen
BRAF-mutaties: de werkzaamheid en veiligheid van binimetinib+encorafenib is alleen vastgesteld bij tumoren die BRAF V600E- en V600K-mutaties tot expressie brengen. De combinatie niet gebruiken bij wild-type BRAF maligne melanomen of NSCLC. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij patiënten die ziekteprogressie vertonen na eerder gebruik van een BRAF-remmer bij niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600 mutatie; mogelijk is binimetinib+encorafenib bij deze patiënten minder werkzaam.
Linkerventrikeldisfunctie/hartfalen: vóór aanvang van de behandeling, 1 maand na de start en vervolgens iedere 3 maanden tijdens de behandeling en op klinische indicatie de LVEF bepalen met behulp van een ecg of MUGA-scan. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn. De veiligheid van binimetinib+encorafenib is niet vastgesteld bij een basislijn-LVEF < 50% of lager dan de institutionele LLN; wees extra voorzichtig hierbij.
Hypertensie: meet de bloeddruk bij aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling. Behandel hypertensie indien nodig met standaardbehandeling. Bij ernstige hypertensie de behandeling onderbreken.
Veneuze trombo-embolie: wees voorzichtig bij een geschiedenis van of risicofactoren voor veneuze trombo-embolie zoals een hogere leeftijd (> 60 jaar), roken, adipositas, recente operatie, recent trauma, langdurige immobilisatie, aanwezigheid van spataderen, acute inflammatoire darmziekten of longaandoeningen.
Stijging ASAT/ALAT: controleer vóór aanvang van de behandeling, ten minste maandelijks tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling en daarna op indicatie de leverenzymwaarden. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn.
Nieuwe primaire maligniteiten: cutane en niet-cutane primaire maligniteiten komen voor (zie de rubriek Bijwerkingen). Voer dermatologische evaluaties uit vóór aanvang van de behandeling, elke 2 maanden tijdens de behandeling en tot 6 maanden na staken van de behandeling. Laat de patiënt zich direct melden bij het ontstaan van nieuwe huidlaesies. Voorts een onderzoek van het hoofd en de nek, een CT-scan van de borst/het abdomen, anale en bekkenonderzoeken uitvoeren en een volledig bloedbeeld bepalen vóór aanvang van, tijdens en aan het eind van de behandeling en indien klinisch aangewezen. Overweeg de therapie definitef te staken bij de ontwikkeling van RAS-mutatiepositieve niet-cutane maligniteiten.
Het tumorlysissyndroom is gemeld. Risicofactoren zijn o.a. een hoge tumorlast, bestaande nierinsufficiëntie, oligurie, dehydratie en hypotensie. Controleer deze patiënten nauwgezet en overweeg profylactische hydratie.
Oculaire toxiciteiten: naast uveïtis, iridocyclitis en iritis kunnen ook retinale pigmentepitheelloslating (RPED) en retinale veneuze occlusie (RVO) optreden. Beoordeel tijdens ieder consult op symptomen van nieuwe of verslechterende visuele stoornissen zoals verminderd centraal zicht, wazig zien of verlies van gezichtsvermogen; raadpleeg zonodig een oogarts. Laat de patiënt zich direct melden wanneer afwijkingen in het gezichtsvermogen verergeren of nieuwe ontstaan. De veiligheid bij risicofactoren voor RVO (vb. oculaire hypertensie, onvoldoende behandeld glaucoom, onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus of een geschiedenis van hyperviscositeit of hypercoagulabiliteitssyndromen) is niet vastgesteld. Gebruik van binimetinib bij een geschiedenis van RVO wordt niet aanbevolen.
Spiertoxiciteit: CK- en creatinineniveaus tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling maandelijks en verder op klinische indicatie controleren. Laat de patiënt tijdens de behandeling voldoende vocht tot zich nemen. Wees extra alert bij bestaande neuromusculaire aandoeningen geassocieerd met CK-verhoging en rabdomyolyse.
Pulmonale toxiciteit: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen zoals hoest, dyspneu en hypoxie. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij hersenmetastasen. Binimetinib is niet onderzocht bij patiënten met het syndroom van Gilbert; omdat binimetinib hoofdzakelijk via glucuronidering wordt gemetaboliseerd toepassing bij deze patiënten zorgvuldig afwegen. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.)zijn niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatotoxiciteit: wees voorzichtig bij een vooraf bestaande matige tot ernstige leverfunctiestoornis, vanwege een verhoogde plasmaspiegel hierbij. Vóór en tijdens de behandeling ten minste maandelijks de leverwaarden controleren (ASAT, ALAT, AF, bilirubine). Hepatotoxiciteit kan enkele dagen tot enkele maanden na de start van de behandeling optreden. Indien zich ernstige wijzigingen voordoen in de leverfunctie, de behandeling staken en niet meer hervatten. Patiënten die drager zijn van de HLA-allelen DQA1*02:01 en DRB1*07:01 hebben meer kans op het ontstaan van hepatotoxiciteit.
Cardiotoxiciteit: vóór de behandeling vaststellen dat de linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF) binnen de normaalwaarden ligt en ook tijdens de behandeling de LVEF controleren. Wees voorzichtig bij aandoeningen die het QT-interval kunnen verlengen zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, cardiale aritmie, congenitaal of verworven QT-syndroom of gebruik van andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen (zie ook rubriek Interacties), omdat een concentratie-afhankelijke QTc-verlenging is aangetoond. Corrigeer hypokaliëmie en hypomagnesiëmie vóór aanvang van de behandeling. Maak een elektrocardiogram (i.v.m. QT-meting) vóór gebruik van lapatinib en 1-2 weken na het begin van de behandeling en verder tijdens de behandeling indien klinisch geïndiceerd.
Diarree treedt doorgaans aan het begin van de behandeling op en duurt gewoonlijk 4–5 dagen. De diarree kan echter ook levensbedreigend zijn als deze samengaat met dehydratie, een verstoorde elektrolytenbalans, nierinsufficiëntie en/of neutropenie. Bij het begin van de behandeling de voor de patiënt normale stoelgang en eventuele symptomen (bv. koorts, krampende pijn, misselijkheid, braken, duizeligheid en dorst) vaststellen om veranderingen tijdens de therapie tijdig te kunnen opmerken. Profylactische behandeling met anti-diarreemiddelen wordt aanbevolen; bij ernstige diarree de therapie onderbreken of staken en zonodig vocht, elektrolyten en antibiotica (vooral bij diarree > 24 uur, koorts of neutropenie graad 3–4 CTCAE) toedienen.
Interstitiële longziekte (o.a. pneumonitis) zijn gemeld. Controleer op de symptomen kortademigheid, hoesten en koorts. Staak de behandeling bij een pulmonale toxiciteit van graad 3 of hoger.
Ernstige cutane reacties zijn gemeld. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen hiervan en staak de behandeling bij vermoeden van een dergelijke reactie, bv. erythema multiforme, Stevens-Johnson-syndroom of toxische epidermale necrolyse.
Onderzoeksgegevens: deelnemers aan registratiestudies naar de combinatiebehandeling lapatinib met een aromataseremmer, waren niet eerder behandeld met trastuzumab of een aromataseremmer. Voor deze patiëntenpopulatie is niet bekend wat de werkzaamheid is van een combinatie van lapatinib en een aromataseremmer vergeleken met een combinatie van trastuzumab en een aromataseremmer Er is geen ervaring met gebruik van lapatinib bij een ernstige nierfunctiestoornis. Wees voorzichtig met toepassing bij een verminderde leverfunctie; bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore resp. 7–9 en ≥ 10) nam bij een klein onderzoek na een eenmalige orale dosis van 100 mg de blootstelling aan lapatinib toe met respectievelijk 56% en 85%. Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 j.
Waarschuwingen en voorzorgen
De werkzaamheid en veiligheid van encorafenib is alleen vastgesteld bij melanoomtumoren die BRAF V600E- en V600K-mutaties tot expressie brengen of bij patiënten met colorectale tumoren die de BRAF V600E-mutatie tot expressie brengen. De combinatie niet gebruiken bij wild-type BRAF maligne melanomen, wild-type BRAF colorectale carcinomen of wild-type BRAF NSCLC. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij patiënten die ziekteprogressie vertonen na eerder gebruik van een BRAF-remmer bij niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom met een BRAF V600 mutatie; mogelijk is binimetinib+encorafenib bij deze patiënten minder werkzaam.
Bepaal de linker ventrikel ejectie fractie (LVEF) vóór aanvang van de behandeling, 1 maand na de start en vervolgens iedere 3 maanden tijdens de behandeling en op klinische indicatie, met behulp van een ECG of MUGA-scan. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn. De veiligheid van binimetinib+encorafenib is niet vastgesteld bij een basislijn-LVEF < 50% of lager dan de institutionele LLN; wees extra voorzichtig hierbij.
Als BRAF-remmer heeft encorafenib de potentie een QT-verlenging te veroorzaken; dit is nog niet voldoende onderzocht. Daarom vooralsnog vóór aanvang van de behandeling, 1 maand na de start en vervolgens iedere 3 maanden tijdens de behandeling en op klinische indicatie het ecg controleren. Voorts vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de serumelektrolyten controleren (calcium, magnesium en kalium) en zo nodig corrigeren. Let ook op andere risicofactoren voor QT-verlenging zoals bradycardie, hartfalen, congenitaal of verworven QT-verlenging, en combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval belangrijk verlengen.
De leverfunctie bepalen Vóór aanvang van de behandeling en maandelijks gedurende de eerste 6 maanden en daarna op klinische indicatie. Een aanpassing van de behandeling kan nodig zijn. Encorafenib wordt voornamelijk in de lever gemetaboliseerd; bij een verminderde leverfunctie kan de blootstelling aan encorafenib belangrijk stijgen. Bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) wordt (mede door gebrek aan gegevens) gebruik van encorafenib niet aanbevolen; bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) lager doseren (zie de rubriek Doseringen) en daarbij tevens extra letten op toxiciteit door encorafenib (bv. uitvoeren leverfunctietesten en ECG-beoordelingen).
Nieuwe cutane en niet-cutane primaire maligniteiten zijn gemeld (zie de rubriek Bijwerkingen). Voer dermatologische evaluaties uit vóór aanvang van de behandeling, elke 2 maanden tijdens de behandeling en tot 6 maanden na staken van de behandeling. Laat de patiënt zich direct melden bij het ontstaan van nieuwe huidlaesies. Voorts een onderzoek van het hoofd en de nek, een CT-scan van de borst/het abdomen, anale en bekkenonderzoeken uitvoeren en een volledig bloedbeeld bepalen vóór aanvang van, tijdens en aan het eind van de behandeling en indien klinisch aangewezen. Overweeg de therapie definitief te staken bij de ontwikkeling van RAS-mutatiepositieve niet-cutane maligniteiten.
Het tumorlysissyndroom is gemeld in combinatie met binimetinib. Risicofactoren zijn o.a. een hoge tumorlast, bestaande nierinsufficiëntie, oligurie, dehydratie en hypotensie. Controleer deze patiënten nauwgezet en overweeg profylactische hydratie.
Oculaire toxiciteit, zoals uveïtis, iridocyclitis en iritis kunnen optreden en door binimetinib ook retinale pigmentepitheelloslating (RPED) en retinale veneuze occlusie (RVO). Beoordeel tijdens ieder consult op symptomen van nieuwe of verslechterende visuele stoornissen zoals verminderd centraal zicht, wazig zien of verlies van gezichtsvermogen; raadpleeg zo nodig een oogarts. Laat de patiënt zich direct melden wanneer afwijkingen in het gezichtsvermogen verergeren of nieuwe ontstaan. De veiligheid bij risicofactoren voor RVO (bv. oculaire hypertensie, onvoldoende behandeld glaucoom, onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus of een geschiedenis van hyperviscositeit of hypercoagulabiliteitssyndromen) is niet vastgesteld. Gebruik van binimetinib bij een geschiedenis van RVO wordt niet aanbevolen.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij hersenmetastasen bij de indicaties melanoom en NSCLC. Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min/1,73 m²) en een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15). De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Diarree: is de meest voorkomende bijwerking. Diarree als gevolg van neratinib kan ernstig zijn en gepaard gaan met dehydratie. Diarree treedt meestal op in de eerste of tweede week van de behandeling en kan recidiverend zijn. In klinisch onderzoek leidde diarree zonder het gebruik van een antidiarreemiddel in ca. 14% van de gevallen tot stopzetten van de behandeling, en in ca. 25% van de gevallen was een dosisverlaging noodzakelijk. Profylactische behandeling met een anti-diarreemiddel wordt aanbevolen gedurende de eerste 1–2 maand(en) van de behandeling met neratinib tot één- à tweemaal ontlasting per dag; bij ernstige diarree de therapie onderbreken of (soms definitief) staken. Wees voorzichtig bij toepassing bij ouderen en patiënten met een verminderde nierfunctie, omdat zij meer risico lopen op complicaties van dehydratie als gevolg van diarree.
Hepatotoxiciteit: bij een ernstig verminderde leverfunctie kan de plasmaspiegel driemaal hoger zijn. Controleer bij alle patiënten de leverwaarden (ASAT, ALAT, bilirubine) tijdens de behandeling na 1 week, en vervolgens maandelijks gedurende de eerste 3 maanden en daarna elke 6 weken óf op klinische indicatie. Beoordeel patiënten met diarree ≥ CTCAE graad 3 die intraveneus met vocht worden behandeld, of die verschijnselen van hepatotoxiciteit vertonen (verergering van vermoeidheid, misselijkheid, braken, geelzucht, pijn of gevoeligheid in het rechterbovenkwadrant, koorts, huiduitslag of eosinofilie) op veranderingen in de leverfunctietest. Bij ernstige hepatotoxiciteit de therapie onderbreken of definitief staken.
Cardiotoxiciteit: controleer bij patiënten met een significante cardiale voorgeschiedenis o.a. de linkerventrikelejectiefractie (LVEF), omdat HER2-remming in verband is gebracht met linkerventrikeldisfunctie. Er zijn geen gegevens over gebruik bij een LVEF < ULN of bij patiënten met een significante cardiale voorgeschiedenis. Bij risicofactoren is cardiale monitoring (zoals door bepaling van LVEF) op klinische indicatie aangewezen.
Huidreacties: controleer patiënten met symptomatische (onder)huidaandoeningen nauwlettend. Aziatische patiënten hebben mogelijk meer kans op huidreacties.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een ernstige nierfunctiestoornis, bij significante chronische aandoeningen van het maag-darmstelsel, bij ouderen ≥ 85 jaar en bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met temsirolimus contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
oculaire toxiciteiten (chorioretinopathie) en huidtoxiciteiten (acneïforme dermatitis) zijn gemeld bij de hoogste dosis die is geëvalueerd als monotherapie (80 mg 2 ×/dag).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met binimetinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
bij doseringen tot 5000 mg werden naast de voor lapatinib bekende bijwerkingen, soms ook pijn aan de hoofdhuid en/of mucositis waargenomen. Na toediening van een dosering tot 9000 mg werd sinustachycardie (met normaal ECG) gemeld.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met lapatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Bij 600–800 mg 1 ×/dag is nierdisfunctie waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met encorafenib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met neratinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Temsirolimus bindt aan het intracellulaire eiwit FKBP-12. Dit eiwit-temsirolimuscomplex remt vervolgens de activiteit van 'mechanistic target of rapamycin' (mTOR), een proteïnekinase van de PIKK-familie. mTOR reguleert het metabolisme, de groei en proliferatie van cellen. In vitro veroorzaakt temsirolimus bij een hoge concentratie (10-20 micromol/l), ook in afwezigheid van FKBP-12, complete celgroeiremming. Het anti-angiogene effect van temsirolimus is het gevolg van verminderde aanmaak van hypoxie-inducerende factoren (HIF) in tumorcellen. Hierdoor wordt onder andere de productie van VEGF en het vooral bij niercelcarcinoom actieve proces van vaatvorming in de tumor verstoord.
Kinetische gegevens
V d | 2,46 l/kg (volbloed). |
Overig | bij de verdeling bindt temsirolimus vooral aan erytrocyten. |
Metabolisering | voornamelijk in de lever tot o.a. het even sterk werkzame sirolimus. Sirolimus wordt verder uitgebreid gemetaboliseerd door CYP3A4. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces (78%) en met de urine (5%). |
T 1/2el | ca. 18 uur (temsirolimus) en 73 uur (sirolimus). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Binimetinib is een proteïnekinaseremmer. Het remt de kinase-activiteit van mitogeen-geactiveerd extracellulair signaalgereguleerd kinase 1 (MEK1) en MEK2. MEK1 en MEK2 maken deel uit van de MAPK/ERK-route, die cellulaire proliferatie bevordert. Binimetinib remt de activering van MEK door BRAF en remt zo de groei van BRAF V600-gemuteerd melanoom en niet-kleincellig longcarcinoom. Combinatie met encorafenib (een BRAF-remmer) versterkt de antitumoractiviteit en vermindert de kans op behandelingsresistentie in BRAF V600-gemuteerd melanoom en niet-kleincellig longcarcinoom.
Kinetische gegevens
T max | ca. 1,5 uur. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
V d | ca. 5,3 l/kg. |
Metabolisering | vnl. directe glucoronidering (via UGT1A1, ca. 61%) en verder via CYP1A2 en CYP2C19. Er is een actieve metaboliet, die klinisch < 20% van de blootstelling aan binimetinib vertegenwoordigt. |
Eliminatie | ca. 31% met de urine (< 7% onveranderd) en 62% met de feces. |
T 1/2el | ca. 9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Lapatinib remt de intracellulaire tyrosinekinase-activiteit van zowel EGFR (epidermale groeifactorreceptor)-(ErbB1) als HER2 ('human epidermal growth factor receptor 2')-(ErbB2) receptoren. Lapatinib remt hiermee (in vitro) ErbB-gemedieerde tumorcelgroei.
Kinetische gegevens
Resorptie | voedsel verhoogt de absorptie; de systemische blootstelling kan toenemen met een factor 2–4. |
F | onvolledig en variabel. |
T max | na ca. 4 uur. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | uitgebreid, voornamelijk door CYP3A4/5. |
Eliminatie | met de feces, waarvan ca. 27% onveranderd. Met de urine < 2%. |
T 1/2el | ca. 24 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Encorafenib is een krachtige en zeer selectieve ATP-competitieve RAF-kinaseremmer. Het onderdrukt de RAF/MEK/ERK-signaalroute in tumorcellen die verschillende gemuteerde vormen van BRAF-kinase tot expressie brengen (V600E, D en K). Het remt niet de RAF/MEK/ERK-signaalroute in tumorcellen die wild-type BRAF tot expressie brengen. Combinatie met binimetinib (een MEK-remmer) of met cetuximab (een EGFR-remmer) versterkt de antitumoractiviteit.
Kinetische gegevens
T max | 1,5–2 uur. |
V d | ca. 3,2 l/kg. |
Metabolisering | uitgebreid vnl. door CYP3A4, daarnaast ook door CYP2C19 en CYP2D6. |
Eliminatie | in dezelfde mate zowel met de urine als de feces, vnl. als metaboliet. Vanwege de matige eiwitbinding wordt met hemodialyse waarschijnlijk maar een beperkte hoeveelheid encorafenib verwijderd. |
T 1/2el | ca. 6 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Neratinib remt irreversibel de intracellulaire tyrosinekinase-activiteit van de EGFR (epidermale groeifactorreceptor)-(ErbB1), HER2 ('human epidermal growth factor receptor 2')-(ErbB2) en HER4 (ErbB4)-receptoren. Neratinib remt hiermee ErbB-gemedieerde tumorcelgroei.
Kinetische gegevens
Resorptie | een vetrijke maaltijd kan de systemische blootstelling met tot 100% verhogen. |
T max | ca. 7 uur. |
Eiwitbinding | > 98%. |
Metabolisering | extensief in de lever, hoofdzakelijk door CYP3A4 en in mindere mate door flavine-bevattende mono-oxygenase (FMO), tot actieve metabolieten M3, M6, M7 en M11. Deze metabolieten hebben een vergelijkbare werkzaamheid als neratinib zelf. |
Eliminatie | hoofdzakelijk via de feces. |
T 1/2el | ca. 17 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
temsirolimus hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
binimetinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
lapatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
encorafenib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
neratinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk