Samenstelling
Mekinist (als dimethylsulfoxide) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,5 mg, 2 mg
Spexotras (als dimethylsulfoxide) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Sterkte
- 0,05 mg/ml
De genoemde sterkte is de concentratie na reconstitutie van de drank.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Vargatef (als esilaat) XGVS Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 100 mg, 150 mg
Bevat tevens: soja-lecithine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bosulif (als monohydraat) XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 100 mg, 400 mg, 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Zydelig XGVS Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 100 mg, 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM nvmo.org (onder trametinib).
Advies
Zie voor het advies van de NVMO-commissie BOM: Nintedanib en docetaxel als tweedelijnsbehandeling voor lokaal gevoerderd of gemetastaseerd niet-kleincellig loncarcinoom (2016).
Zie verder richtlijnendatabase.nl voor de geldende behandelrichtlijn van niet-kleincellig longcarcinoom.
Advies
Voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie (CML) staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2018).
Advies
Zie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie de geldende behandelrichtlijn (2020) via hovon.nl.
Zie voor de behandeling van folliculair lymfoom de geldende behandelrichtlijn (2019) via hovon.nl.
Indicaties
Mekinist (tablet)
- Melanoom bij volwassenen met een BRAF V600-mutatie en inoperabele of gemetastaseerde ziekte, als monotherapie of in combinatie met dabrafenib.
- Melanoom bij volwassenen met een BRAF V600-mutatie na complete resectie bij stadium III, als adjuvante behandeling in combinatie met dabrafenib.
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen met een BRAF V600-mutatie, in combinatie met dabrafenib.
Spexotras (drank)
- Laaggradig glioom (LGG) bij kinderen ≥ 1 jaar met een BRAF V600-mutatie die systemische behandeling nodig hebben. Geef in combinatie met dabrafenib.
- Hooggradig glioom (HGG) bij kinderen ≥ 1 jaar met een BRAF V600-mutatie die ten minste één eerdere bestraling en/of chemotherapie behandeling hebben gehad. Geef in combinatie met dabrafenib.
Indicaties
- lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met adenocarcinoom-histologie bij volwassenen, in combinatie met docetaxel na eerstelijns-chemotherapie.
Indicaties
Behandeling van volwassenen met:
- nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie (Ph+CML) in de chronische fase;
- Ph+CML in de chronische fase (CF), acceleratiefase (AF) en blastaire fase (BF), die eerder zijn behandeld met een of meer tyrosinekinaseremmers en voor wie imatinib, nilotinib en dasatinib niet als geschikte behandelopties worden beschouwd.
Indicaties
- Chronische lymfatische leukemie (CLL) bij volwassenen, in combinatie met rituximab:
- als tweedelijnsbehandeling, óf
- als eerstelijnsbehandeling bij aanwezigheid van de 17p-deletie of TP53-mutatie, wanneer andere therapieën niet geschikt zijn.
- Folliculair lymfoom (FL) dat refractair is voor twee eerdere behandelingen, als monotherapie bij volwassenen.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling BRAF V600–mutatie van de tumor aantonen met een gevalideerde test.
Melanoom, niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Tabletten: Monotherapie óf in combinatie met dabrafenib#doseringen: 2 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Als adjuvante behandeling van melanoom de behandeling voortzetten gedurende 12 maanden, tenzij sprake is van ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Ouderen > 65 jaar: de begindosering hoeft niet te worden gewijzigd; mogelijk is er vaker een dosisaanpassing nodig.
Laag- of hooggradig glioom
kinderen ≥ 1 jaar
Drank: De aanbevolen dosis trametinib 1×/dag wordt bepaald door het lichaamsgewicht, zie hieronder. Geef in combinatie met dabrafenib#doseringen (dispergeerbare tabletten). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt. Er zijn beperkte gegevens over toepassing bij een leeftijd > 18 jaar; weeg bij voortzetting van de behandeling in de volwassenheid de individuele voordelen en risico's af.
Lichaamsgewicht 8 kg: 6 ml (overeenkomend met 0,30 mg trametinib). 9-10 kg: 7 ml (0,35 mg). 11 kg: 8 ml (0,40 mg). 12-13 kg: 9 ml (0,45 mg). 14-17 kg: 11 ml (0,55 mg). 18-21 kg: 14 ml (0,70 mg). 22-25 kg: 17 ml (0,85 mg). 26-29 kg: 18 ml (0,90 mg). 30-33 kg: 20 ml (1 mg). 34-37 kg: 23 ml (1,15 mg). 38-41 kg: 25 ml (1,25 mg). 42-45 kg: 28 ml (1,40 mg). 46-50 kg: 32 ml (1,60 mg). ≥ 51 kg: 40 ml (2 mg).
Verminderde nierfunctie: bij licht tot matig verminderde nierfunctie is géén dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie, vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtig bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verlaging van de LVEF of optreden linkerventrikeldisfunctie, retinale vene-occlusie of loslating van retina pigmentepitheel, interstitiële longziekte/pneumonitis, koorts) de officiële productinformatie CGB/EMA rubriek 4.2 (zie de link onder 'Zie ook') van trametinib en bij combinatietherapie ook van dabrafenib. Dosisaanpassing wordt niet aanbevolen bij bijwerkingen van plaveiselcelcarcinoom van de huid of nieuw primair melanoom. Bij combinatiebehandeling zowel trametinib als dabrafenib (gelijktijdig) reduceren, onderbreken of staken. Bij de volgende bijwerkingen zijn echter dosisaanpassingen voor maar één van beide middelen noodzakelijk: koorts, RAS-mutatiepositieve niet-cutane maligniteiten, verlaging van de LVEF, uveïtis, retinale vene-occlusie (RVO), loslating van het retinale pigmentepitheel (RPE) en interstitiële longziekte/pneumonitis.
Een gemiste dosis trametinib alleen laten innemen, als de volgende geplande dosis ten minste 12 uur later is. Een gemiste dosis dabrafenib alleen laten innemen, als de volgende geplande dosis ten minste 6 uur later is.
Bij uitbraken van een dosis trametinib de dosis niet opnieuw innemen, maar verder gaan met de volgende geplande dosis.
Toediening
- Mekinist: de tablet iedere dag rond hetzelfde tijdstip in zijn geheel (zonder kauwen of fijnmaken) innemen met een glas water, ten minste 1 uur vóór of 2 uur na een maaltijd. Bij combinatietherapie trametinib consequent innemen met water, ófwel bij de ochtenddosis van dabrafenib ófwel bij de avonddosis.
- Spexotrast: het poeder voor drank laten reconstrueren door de apotheker vóór uitgifte. De drank iedere dag op ongeveer hetzelfde tijdstip (met ofwel de ochtend- of avonddosis van dabrafenib) innemen met de bijgeleverde doseerspuit, ten minste 1 uur voor of 2 uur na een maaltijd. Borstvoeding en/of babyvoeding mag op verzoek worden gegeven indien nuchtere omstandigheden niet worden getolereerd. Bij slikproblemen kan de drank via een neussonde worden gegeven.
Doseringen
Lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200 mg 2×/dag (iedere 12 uur) op dag 2 tot en met 21 van de standaard 21-daagse behandelcyclus met docetaxel#doseringen (i.v. 75 mg/m²). Nintedanib niet op dezelfde dag toedienen als docetaxel (= dag 1). De maximale dagelijkse dosis van 400 mg niet overschrijden. De therapie met nintedanib kan worden voorgezet na staken van docetaxel, zolang klinisch voordeel wordt waargenomen of totdat onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosis is niet nodig bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min). Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig; de veiligheid en werkzaamheid van nintedanib zijn niet vastgesteld bij een Child-Pughscore ≥ 7; hierbij wordt de behandeling niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen, diarree, braken, ASAT/ALAT- en bilirubineverhogingen, overige niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Bij het missen van een dosis, de toediening hervatten op de volgende geplande tijd in de aanbevolen dosis.
Toediening: de capsules heel innemen met water (dus niet openen, kauwen of fijnmaken), bij voorkeur samen met voedsel.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie bosutinib van tdm-monografie.org.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie in de chronische fase
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Bij patiënten die geen hematologische respons in week 8 of cytogenetische respons in week 12 bereiken, kan bij géén BCR-ABL-transcripten ≤ 10% in maand 3 én goed verdragen van de therapie de dosis worden verhoogd tot max. 600 mg 1×/dag. Goed verdragen van de therapie = geen bijwerkingen van CTCAE graad 3 of 4 ten tijde van de dosisverhoging en eventuele niet-hematologische toxiciteiten van graad 2 moeten zijn verminderd tot graad 1.
Verminderde nierfunctie: bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min) is de aanbevolen dosering 300 mg 1×/dag; bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) 200 mg 1×/dag. Bij patiënten die geen hematologische respons in week 8 of cytogenetische respons in week 12 bereiken, kan bij goed verdragen van de therapie de dosis worden verhoogd tot 400 mg 1×/dag (bij een creatinineklaring van 30–50 ml/min) óf 300 mg 1×/dag (creatinineklaring < 30 ml/min).
Eerder behandelde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie (alle fasen)
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Bij patiënten die géén complete hematologische respons in week 8 of complete cytogenetische respons in week 12 bereiken, kan de dosis worden verhoogd tot max. 600 mg 1×/dag als er in maand 3 géén BCR-ABL-transcripten ≤ 10% zijn én bij goed verdragen van de therapie (geen bijwerkingen van CTCAE graad 3 of 4 ten tijde van de dosisverhoging en eventuele niet-hematologische toxiciteiten van graad 2 moeten zijn verminderd tot graad 1).
Verminderde nierfunctie: bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min) is de aanbevolen dosering 400 mg 1×/dag; bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) 300 mg 1×/dag. Bij patiënten die geen hematologische respons in week 8 of cytogenetische respons in week 12 bereiken, kan bij goed verdragen van de therapie de dosis worden verhoogd tot 500 mg 1×/dag (bij een creatinineklaring van 30–50 ml/min) óf 400 mg 1×/dag (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: gebruik bij een verminderde leverfunctie is gecontra-indiceerd.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen, leverfunctiestoornis, diarree, overige niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1).
Een gemiste dosis binnen 12 uur alsnog innemen, als het langer dan 12 uur geleden is de dosis overslaan en de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toediening: de tabletten op een vast tijdstip van de dag innemen met voedsel. Vermijd hierbij grapefruitproducten (zie rubriek Interacties).
Doseringen
Chronische lymfatische leukemie of folliculair lymfoom
Volwassenen (inclusief ouderen)
Oraal: 150 mg 2×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig.
Leverfunctiestoornis: bij een lichte of matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig, wel wordt een intensievere controle aanbevolen. Er zijn weinig gegevens voor het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15), wees extra voorzichtig.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, diarree/colitis, huiduitslag, neutropenie en stijging van leverenzymwaarden) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. Zie voor maatregelen bij neutropenie en een infectie of viremie met CMV, de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Een vergeten dosis binnen 6 uur alsnog innemen, als het langer dan 6 uur is geleden de dosis overslaan.
Toediening: de tabletten in het geheel (zonder kauwen of fijnmaken), met of zonder voedsel innemen.
Bijwerkingen
Mekinist, monotherapie
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, hemorragie (bv. bloedneus, conjunctivale bloeding, tandvleesbloeding, bloederige feces, hematurie, vaginale bloeding, maag- en postprocedurebloeding). Hoesten, dyspneu. Droge mond, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Droge huid, jeuk, huiduitslag (bij ca. 60%), acneïforme dermatitis, alopecia. Vermoeidheid, perifeer oedeem, koorts. Stijging ASAT-waarde.
Vaak (1–10%): bradycardie, afname LVEF, linkerventrikeldisfunctie. Pneumonitis. Stomatitis. Folliculitis, cellulitis, pustuleuze huiduitslag, paronychia. Overgevoeligheid. Erytheem, hand-voetsyndroom, huidkloven, gebarsten huid. Gezichtsoedeem, periorbitaal oedeem, mucositis, asthenie. Verminderd zicht. Dehydratie. Lymfoedeem. Anemie. Stijging ALAT, alkalische fosfatase en creatinekinase. Perifere neuropathie.
Soms (0,1–1%): hartfalen. Interstitiële longziekte. Colitis, gastro-intestinale perforatie. Rabdomyolyse. Chorioretinopathie, papiloedeem, retinaloslating, retinale vene-occlusie.
Verder is gemeld: atrioventriculair blok.
Mekinist, in combinatie met dabrafenib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, bloedingen (waaronder intracraniële bloedingen en fatale bloedingen). Nasofaryngitis, hoest. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Afgenomen eetlust. Hoofdpijn, duizeligheid. Artralgie (bij ca. 25%), myalgie, pijn in ledemaat. Vermoeidheid, koorts, koude rillingen, asthenie, perifeer oedeem, influenza-achtige ziekte. Droge huid, jeuk, huiduitslag (bij ca. 24%), erytheem. Stijging ALAT, ASAT.
Vaak (1–10%): hypotensie, afname LVEF. Dyspneu. Plaveiselcelcarcinoom van de huid, papilloom, seborroïsche keratose, cellulitis, folliculitis, pustuleuze huiduitslag, panniculitis, acneïforme dermatitis, actinische keratose, hyperkeratose, huidfissuren, huidlaesie, hand-voetsyndroom, hyperhidrose, nachtzweten, alopecia, paronychia, fotosensibilisatie. Urineweginfecties. Visusstoornis, wazig zien, uveïtis. Stomatitis, droge mond. Mucositis, gezichtsoedeem, lymfoedeem. Spierspasmen. Neutropenie, leukopenie, anemie, trombocytopenie. Dehydratie, hyponatriëmie, hypofosfatemie, hyperglykemie. Stijging AF, γ–GT, bloed creatinekinase. Perifere neuropathie.
Soms (0,1–1%): bradycardie, atrioventriculair blok. Overgevoeligheid, sarcoïdose. Interstitiële longziekte, pneumonitis. Pancreatitis, colitis. Nierfalen, nefritis. Iridocyclitis, iritis, chorioretinopathie, retinaloslating, periorbitaal oedeem. Acrochordon. Nieuw primair melanoom. Acute febriele neutrofiele dermatose.
Zelden (0,01-0,1%): gastro-intestinale perforatie.
Verder zijn gemeld: myocarditis. Stevens-Johnsonsyndroom, DRESS-syndroom (geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen), gegeneraliseerde exfoliatieve dermatitis. Rabdomyolyse. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Nieuwe maligniteiten, ook niet-cutane (door dabrafenib; vooral bij aanwezigheid van RAS-mutaties).
Spexotras, in combinatie met dabrafenib
Zeer vaak (> 10%): paronychia. Neutropenie, anemie, leukopenie. Hoofdpijn, duizeligheid. Hemorragie. Hoest. Buikpijn, obstipatie, diarree, misselijkheid, braken. Acneïforme dermatitis, droge huid, jeuk, huiduitslag, erytheem. Artralgie, pijn in ledemaat. Koorts, vermoeidheid, gewichtstoename. Stijging transaminasen in het bloed.
Vaak (1-10%): urineweginfectie, cellulitis, nasofaryngitis. Huidpapilloom. Trombocytopenie. Overgevoeligheid. Dehydratie, verminderde eetlust. Wazig zien, verminderd gezichtsvermogen, uveïtis. Verminderde ejectiefractie, bradycardie. Hypertensie, hypotensie. Dyspneu. Pancreatitis, stomatitis. Gegeneraliseerde exfoliatieve dermatitis, alopecia, hand-voetsyndroom, folliculitis, huidlaesie, panniculitis, hyperkeratose. Myalgie, spierspasmen. Mucositis, gezichtsoedeem, koude rillingen, perifeer oedeem, influenza-achtige ziekte. Hyponatriëmie, hypofosfatemie, hyperglykemie, bloed-alkalinefosfatase verhoogd, gammaglutamyltransferase verhoogd, bloed-creatinekinase verhoogd.
Soms (0,1-1%): retinaloslating, periorbitaal oedeem. Colitis. Huidfissuren, nachtzweten, hyperhidrose.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bloedingen. Perifere neuropathie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree (ca. 43%). Verminderde eetlust, verstoorde elektrolytenbalans. Mucositis (waaronder stomatitis), huiduitslag, alopecia. Neutropenie. Toename van ASAT, ALAT en alkalische fosfatase in het bloed (bij ca. 43%).
Vaak (1-10%): veneuze trombo-embolie (o.a. longembolie), hypertensie. Abcessen, sepsis. Dehydratie. Hoofdpijn. Gewichtsverlies. Jeuk. Proteïnurie. Hyperbilirubinemie, stijging γ-GT. (Fatale) febriele neutropenie, trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): myocardinfarct. Maag-darmperforatie, pancreatitis. Nierfalen. Leverschade (soms fataal verlopend).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie. Colitis. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): luchtweginfectie (o.a. infectie van de lagere en bovenste luchtwegen), nasofaryngitis, dyspneu, hoesten, pleurale effusie. Misselijkheid (bij ca. 41%), braken (ca. 34%), buikpijn, diarree (80%), verminderde eetlust. Huiduitslag (o.a. maculeus, papuleus). Koorts, oedeem (perifeer, lokaal, gezichtsoedeem), vermoeidheid, malaise. Hoofdpijn, duizeligheid. Rugpijn, gewrichtspijn. Trombocytopenie (34%), anemie, neutropenie, rodebloedceltelling verlaagd. Stijging ALAT, ASAT en/of lipase.
Vaak (1-10%): pneumonie, bronchitis. Hypertensie (incl. hypertensieve crisis). Pericardeffusie, verlengd QT-interval. Pulmonale hypertensie. Hepatotoxiciteit (o.a. (toxische) hepatitis), afwijkende leverfunctie, verhoogd bilirubine en/of γ–GT. Gastritis, maag-darmbloeding, pancreatitis. Nierinsufficiëntie, nierfalen. Geneesmiddelovergevoeligheid. Pijn op de borst, asthenie. Spierpijn. Urticaria, acne, jeuk, fotosensibilisatie (waaronder polymorfe lichteruptie). Dysgeusie. Tinnitus. Leukopenie. Verhoogd serumcreatinine, serumamylase of creatinekinase. Dehydratie, hyperkaliëmie, hypofosfatemie.
Soms (0,1–1%): (acute) pancreatitis. Acuut longoedeem. Anafylactische shock. Pericarditis. Acuut nierfalen. Leverletsel. Tumorlysissyndroom. Exfoliatieve huiduitslag, erythema multiforme. Febriele neutropenie, granulocytopenie.
Verder is gemeld: Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Interstitiële longziekte. Bij gebruik van andere BCR-ABL-TKI's is re-activatie van HBV gemeld, soms leidend tot acuut leverfalen of fulminante hepatitis (zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): opportunistische infecties en bacteriële en virale infecties (CTCAE-graad ≥ 3), zoals pneumonie, bronchitis, sepsis, infectie met cytomegalovirus (CMV) en P. jirovecii. Diarree, colitis (beide CTCAE-graad ≥ 3). Koorts. Huiduitslag (ca. 25%; erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, gegeneraliseerd, exfoliatief; geneesmiddeleneruptie). Neutropenie (CTCAE-graad ≥ 3), lymfocytose. Verhoogde transaminasenwaarden (CTCAE-graad ≥ 3), verhoogde triglyceridenwaarden.
Vaak (1-10%): pneumonitis. Hepatocellulaire schade (incl. leverfalen).
Soms (0,1-1%): organiserende pneumonie.
Zelden (0,01-0,1%): Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: progressieve multifocale leuko-encefalopathie, geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Interacties
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Trametinib is in vitro een substraat voor Pgp; wees in verband met een mogelijk verhoogde blootstelling aan trametinib voorzichtig met sterke remmers van Pgp zoals itraconazol, kinidine, verapamil, ciclosporine en ritonavir.
Mogelijk is er meer kans op hemorragie wanneer trametinib wordt gecombineerd met anti-aggregatie- of antistollingstherapie.
Wees in verband met de kans op maag-darmperforatie voorzichtig met geneesmiddelen die toxisch kunnen zijn voor het maag-darmkanaal, zoals NSAID's.
Trametinib kan een tijdelijke remming veroorzaken van de BCRP-transporter in de darm; bij combinatie met BCRP-substraten met een smalle therapeutische breedte (zoals methotrexaat, rosuvastatine, sulfasalazine) ten minste 2 uur aanhouden tussen de toediening van trametinib en het BCRP-substraat.
Zie voor mogelijke interacties met dabrafenib bij de combinatietherapie dabrafenib#interacties.
Interacties
Nintedanib is een substraat voor Pgp. Bij gelijktijdig gebruik met sterke Pgp-remmers (bv. ciclosporine, claritromycine, erytromycine, itraconazol, kinidine) nauwgezet controleren op mogelijk meer bijwerkingen van nintedanib. Sterke Pgp-inductoren (bv. sint-janskruid, rifampicine, carbamazepine, fenytoïne) kunnen de blootstelling aan nintedanib verlagen; gelijktijdige toediening zorgvuldig overwegen.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten regelmatig de INR controleren. Er is geen interactie waargenomen met laaggedoseerde laagmoleculairgewicht heparinen of acetylsalicylzuur.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van sterke of matige CYP3A-remmers vermijden, omdat de plasmaconcentratie van bosutinib toeneemt; dit zijn o.a. ritonavir, ketoconazol, itraconazol, voriconazol, posaconazol, fluconazol, claritromycine, erytromycine, diltiazem, verapamil, amiodaron, aprepitant, imatinib en grapefruitproducten. Voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van lichte CYP3A-remmers zoals cimetidine. Zo ook gelijktijdig gebruik met sterke of matige CYP3A-inductoren vermijden, omdat de plasmaconcentratie van bosutinib daalt; dit zijn o.a. rifampicine, rifabutine, fenytoïne, carbamazepine, oxcarbazepine, sint–janskruid, barbituraten, efavirenz, nevirapine en modafinil. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van lichte CYP3A-inductoren.
Gelijktijdig gebruik van protonpompremmers of H2-receptorantagonisten beïnvloedt de pH–afhankelijke oplosbaarheid van bosutinib, waardoor de plasmaspiegel in belangrijke mate daalt; overweeg als alternatief kortwerkende antacida met een gescheiden inname.
Vermijd combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (o.a. domperidon, amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, methadon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, chinolonen, imidazool–antimycotica); indien dit niet mogelijk is de patiënt monitoren op QT-verlenging.
Behandeling met bosutinib kan leiden tot een significante vermindering van de nierfunctie. Wees daarom extra alert bij de combinatie met (potentieel) nefrotoxische geneesmiddelen zoals aminoglycosiden, amfotericine B, foscarnet, ganciclovir, pentamidine, vancomycine en aldesleukine, maar ook met diuretica, ACE-remmers, AT1-blokkers en NSAID's.
Mogelijk remt bosutinib BCRP in het maag-darmkanaal en OCT1. Wees alert bij de combinatie van substraten van deze transporters die een geringe therapeutische breedte hebben zoals methotrexaat, rosuvastatine en sulfasalazine.
Interacties
De inactieve metaboliet van idelalisib, GS-563117, is een sterke CYP3A4-remmer. Daarom gelijktijdig gebruik met CYP3A4-substraten vermijden, met name die met een smalle therapeutische breedte (zoals alfuzosine, ergotamine, amiodaron, kinidine, sommige calciumantagonisten, carbamazepine, pimozide, quetiapine, fentanyl, alfentanil, methadon, buprenorfine/naloxon, alprazolam, midazolam, sildenafil, tadalafil, atorvastatine, simvastatine, rifabutine, colchicine), omdat de serumconcentraties van deze middelen kunnen stijgen tot toxische waarden. Indien gelijktijdig gebruik met een CYP3A4-substraat toch noodzakelijk is, controle nauwgezet uitvoeren.
Een gedeelte van de metabolisering van idelalisib verloopt via het CYP3A4. Gelijktijdig gebruik met matig sterke of krachtige inductoren van CYP3A4 (zoals barbituraten, carbamazepine, efavirenz, fenytoïne, griseofulvine, nevirapine, primidon, rifabutine, rifampicine en sint-janskruid) kan de concentratie van idelalisib verlagen; de combinatie vermijden. Gelijktijdig gebruik met krachtige remmers van CYP3A4 (zoals claritromycine, erytromycine, grapefruit-/pompelmoessap, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir en voriconazol) kan de concentratie van idelalisib verhogen; controleer intensiever op bijwerkingen van idelalisib.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met substraten (met een smalle therapeutische breedte) van CYP2C8 (zoals paclitaxel), CYP2C9 (zoals vitamine K-antagonisten), CYP2C19 (zoals fenytoïne), CYP2B6 en UGT, omdat idelalisib deze enzymsystemen induceert en het CYP2C8 daarnaast ook remt.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren ook in subtherapeutische en therapeutische concentraties schadelijk gebleken (verhoogd postimplantatieverlies, toename miskramen, skeletmisvormingen, onvolledige botvorming).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie. Zie bij combinatietherapie ook de informatie over de toepassing van dabrafenib#zwangerschap.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren ook bij (sub)therapeutische spiegels schadelijk gebleken (afwijkingen aan de grote slagaderen en het axiale skelet).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie. De werkzaamheid van orale hormonale anticonceptiva kan verminderd zijn na braken en/of diarree of andere aandoeningen die de absorptie beïnvloeden. Adviseer vrouwen met dergelijke aandoeningen een alternatieve adequate anticonceptiemethode te gebruiken.
Zwangerschap
Bosutinib passeert de placenta (aangetoond bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Mogelijk heeft bosutinib een negatief effect op de mannelijke vruchtbaarheid. Raad daarom een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (meer miskramen, afwijkingen in skeletontwikkeling, lager geboortegewicht) bij een blootstelling 12× hoger dan bij de therapeutische dosering bij de mens.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie. Omdat onbekend is of hormonale anticonceptiva voldoende werkzaam zijn tijdens gebruik van idelalisib, wordt een barrièremiddel als aanvullende anticonceptie aanbevolen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Nadelige effecten bij de zuigeling kunnen niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate (bij dieren). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren; concentratie in melk acht keer hoger dan de plasmaconcentratie).
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor pinda's of soja.
Contra-indicaties
- leverinsufficiëntie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer de bloeddruk voorafgaand aan én regelmatig tijdens de behandeling, in verband met de kans op het ontstaan van hypertensie en hypotensie.
Verlaging van de linkelventrikelfunctie (LVEF) is gemeld bij zowel volwassenen als kinderen. Bij volwassenen trad LVEF-verlaging gemiddeld 2–5 maanden na aanvang van de behandeling op, bij kinderen gemiddeld 1 maand na aanvang van de behandeling. Bij combinatietherapie is ernstige acute linkerventrikeldisfunctie als gevolg van myocarditis gezien. Bepaal vóór de start van de behandeling, een maand ná de start en vervolgens ongeveer iedere 3 maanden de LVEF; bij verslechtering de behandeling van trametinib aanpassen. De dosis van dabrafenib hoeft niet te worden aangepast. Denk bij nieuwe of verergerende cardiale tekenen of symptomen ook aan de mogelijkheid van myocarditis. Patiënten met een linkerventrikeldisfunctie, hartfalen (NYHA-klasse II, III, of IV), acuut coronair syndroom in de afgelopen 6 maanden, klinisch significante oncontroleerbare aritmieën en oncontroleerbare hypertensie waren niet geïncludeerd in de klinische onderzoeken.
Als monotherapie en bij de combinatietherapie kan longembolie of diep-veneuze trombose optreden. Laat de patiënt zich direct melden bij de eerste tekenen hiervan zoals dyspneu, pijn op de borst en/of zwelling van armen of benen. Bij een levensbedreigende longembolie de behandeling met zowel dabrafenib als trametinib definitief staken.
Als monotherapie en bij de combinatietherapie kunnen ook bloedingen optreden; ernstige of fatale bloedingen zijn gemeld bij de combinatietherapie bij volwassenen. Patiënten met instabiele en/of symptomatische hersenmetastasen of met een laag aantal bloedplaatjes (< 75 × 109/l) waren niet geïncludeerd in de klinische onderzoeken.
Interstitiële longziekte (ILD)/pneumonitis kan optreden, doorgaans 2–6 maanden na aanvang van de behandeling. Bij nieuwe of progressief verlopende pulmonale symptomen (bv. hoesten, dyspneu, hypoxie, pleurale effusie of infiltraten) de behandeling met trametinib onderbreken; bij bevestiging van de diagnose behandelinggerelateerde ILD of pneumonitis trametinib definitief staken. De behandeling met dabrafenib kan met dezelfde dosis worden voortgezet.
De incidentie en de ernst van koorts is groter bij de combinatietherapie, zowel bij volwassenen als bij kinderen. Hevige koortsaanvallen (koorts met ernstige rigor, dehydratie, hypotensie en/of acute nierinsufficiëntie) kunnen dan optreden, meestal in de eerste behandelmaand. Bij een lichaamstemperatuur van ≥ 38 ºC de behandeling met trametinib indien gegeven als monotherapie, of zowel trametinib als dabrafenib bij combinatietherapie onderbreken en controleren op de aanwezigheid van een infectie. Behandel volgens lokaal protocol. Herstart de behandeling zodra de patiënt symptoomvrij is, met dezelfde dosis óf een lagere dosis indien de koorts opnieuw optreedt en/of gepaard ging met andere ernstig symptomen, zoals uitdroging, hypotensie of nierfalen; zie voor meer informatie dabrafenib#waarschuwingen.
Controleer regelmatig op visusstoornissen zoals verandering van het zicht, fotofobie en oogpijn. Bij optreden van nieuwe visuele stoornissen (bv. wazig zien, verminderd centraal gezichtsveld, verlies van gezichtsvermogen) onmiddellijk oogheelkundig onderzoek aanvragen. Bij combinatietherapie zijn uveïtis en iridocyclitis waargenomen bij zowel volwassenen als kinderen. Houd de ontsteking onder controle met lokale behandelingen. Indien dit niet lukt de behandeling met dabrafenib aanpassen, zie dabrafenib#waarschuwingen. Bij de combinatietherapie is er geen dosisaanpassing van trametinib nodig bij uveïtis. Indien een loslating van het retinale pigmentepitheel (RPE) optreedt (en bevestigd is), de behandeling van trametinib aanpassen, bij retinale vene-occlusie (RVO) de behandeling met trametinib definitief staken. De dosis van dabrafenib hoeft bij RPE en RVO niet te worden aangepast. De veiligheid van trametinib bij predisponerende factoren voor RVO (bv. niet onder controle gebrachte oculaire hypertensie of glaucoom, niet onder controle gebrachte hypertensie of diabetes mellitus, een voorgeschiedenis van hyperviscositeitssyndroom (of hypercoagulabiliteitssyndroom)) is niet vastgesteld.
Rabdomyolyse is gemeld bij zowel volwassenen als kinderen. Wees alert op symptomen als spierpijn, braken en geestelijke verwardheid.
Pancreatitis is gemeld bij volwassen en kinderen die werden behandeld met de combinatietherapie. Bij onverklaarbare abdominale pijn direct onderzoek verrichten met meting van de serumamylase en -lipase activiteit. Na hervatten van de behandeling de patiënt nauwgezet controleren.
Stijging van de leverfunctiewaarden ALAT en ASAT treedt bij > 90% van de patiënten op binnen de eerste 6 maanden van de behandeling (zowel bij monotherapie als bij combinatietherapie); controleer de leverfunctie daarom iedere 4 weken gedurende de eerste 6 maanden van de behandeling en daarna indien klinisch geïndiceerd. Er zijn geen klinische gegevens over het gebruik bij matig of ernstig verminderde leverfunctie; wees voorzichtig, omdat trametinib voornamelijk in de lever wordt gemetaboliseerd en met de gal wordt uitgescheiden.
In combinatie met dabrafenib zijn bij volwassenen nierfalen en granulomateuze nefritis gemeld. Controleer regelmatig de nierfunctie gedurende de behandeling. Bij stijging van de creatininewaarden overwegen de behandeling te onderbreken. Wees voorzichtig bij gebruik van trametinib bij ernstig verminderde nierfunctie; er zijn geen klinische gegevens beschikbaar.
Gastro-intestinale toxiciteit, zoals colitis en gastro-intestinale perforatie, waaronder met fatale afloop bij volwassenen, zijn gemeld bij monotherapie en combinatietherapie. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor gastro-intestinale perforatie zoals een voorgeschiedenis van diverticulitis, metastasen naar het maag-darmkanaal en gelijktijdig gebruik van sommige geneesmiddelen (bv. NSAID's).
Ernstige huiduitslag (SCAR), waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom en DRESS, zijn gemeld bij volwassenen. Laat de patiënt zich direct melden wanneer eerste tekenen van huiduitslag ontstaan. Indien zich symptomen van ernstige huidreacties ontwikkelen (huiduitslag met koorts, malaise, vermoeidheid, spier- en/of gewrichtspijn, blaren, laesies in de mond, conjunctivitis, hepatitis en/of eosinofilie) de behandeling (zowel dabrafenib als trametinib) onmiddellijk staken.
Gevallen van sarcoïdose, voornamelijk met betrekking tot de huid, longen, ogen en lymfeklieren, zijn gemeld bij de combinatie met dabrafenib bij volwassenen. Meestal kon de behandeling worden voortgezet. Bij een vastgestelde sarcoïdose passende behandeling overwegen. Belangrijk is dat sarcoïdose niet verkeerd wordt geïnterpreteerd als ziekteprogressie.
Hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) is gemeld in combinatie met dabrafenib bij volwassenen. Wees bij deze combinatie hier alert op en staak beide middelen als HLH wordt bevestigd.
Tijdens de combinatiebehandeling met dabrafenib zijn gevallen van plaveiselcelcarcinoom van de huid (incl. (gemengd) keratoacanthoom) en nieuwe primaire melanomen gemeld. Ook bestaat er op basis van het werkingsmechanisme van dabrafenib kans op niet-cutane maligniteiten als RAS-mutaties aanwezig zijn. Er is geen dosisaanpassing van trametinib nodig bij optreden van cutane of niet-cutane maligniteiten. Zie voor meer informatie over benodigde onderzoeken en controles dabrafenib#waarschuwingen.
Het optreden van het tumorlysissyndroom (TLS), dat fataal kan zijn, is gemeld bij de combinatiebehandeling. Risicofactoren voor TLS zijn onder meer een hoge tumorlast, reeds bestaande chronische nierinsufficiëntie, oligurie, dehydratie, hypotensie en zure urine. Patiënten met risicofactoren voor TLS nauwgezet volgen en profylactische hydratie overwegen. TLS dient onmiddellijk te worden behandeld zoals klinisch geïndiceerd.
Relatief weinig onderzoeksgegevens laten zien dat de werkzaamheid van de combinatietherapie dabrafenib+trametinib, ná progressie op een voorafgaande BRAF-remmer, lager is. Daarom bij deze populatie eerst andere behandelopties overwegen. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) voor de indicaties melanoom en NSCLC, bij niet-blanken, en bij kinderen < 1 jaar voor de indicaties laag- en hooggradig glioom, zijn niet vastgesteld. Er zijn beperkte gegevens over de toepassing bij een leeftijd > 18 jaar voor de indicatie laag- of hooggradig glioom. Er zijn geen klinische gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie en een matig of ernstig verminderde leverfunctie. De werkzaamheid van trametinib bij oog- of slijmvliesmelanoom is niet onderzocht.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer bij relevante gastro-intestinale bijwerkingen de elektrolytbalans; in geval van dehydratie is toediening van elektrolyten en vloeistoffen vereist. Ook kunnen antidiarrhoica en geneesmiddelen met anti-emetische eigenschappen nodig zijn. Een dosisverlaging, onderbreken of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Het volledige bloedbeeld frequent controleren, vooral bij de combinatiecycli: bij het begin van elke behandelcyclus en rond de laagst gemeten waarde, en zoals klinisch geïndiceerd na de toediening van de laatste combinatiecyclus.
Gebruik bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–15) wordt ontraden, omdat er onvoldoende (Child-Pughscore 7–9) en geen (Child-Pughscore 10–15) gegevens beschikbaar zijn. Ernstige leverschade met overlijden is gemeld. Transaminase-, alkalische fosfatase- en bilirubinespiegels controleren vóór aanvang van de behandeling, bij het begin van elke behandelcyclus met docetaxel en maandelijks in het geval dat nintedanib wordt voortgezet als monotherapie na staken van docetaxel. Risicofactoren voor stijging van de leverenzymwaarden zijn een laag lichaamsgewicht (< 65 kg), een hogere leeftijd, het vrouwelijk geslacht en een Aziatische afkomst. De verhogingen zijn meestal reversibel.
Wees voorzichtig bij patiënten met een hoger cardiovasculair risico; overweeg onderbreking van de behandeling bij symptomen van acute myocardischemie. Patiënten met een voorgeschiedenis van myocardinfarct of beroerte zijn niet in het klinisch onderzoek meegenomen. Meer kans op arteriële trombo-embolische complicaties is waargenomen bij patiënten met idiopathische pulmonale fibrose tijdens monotherapie met nintedanib.
Er is ook meer kans op veneuze trombo-embolie, waaronder diep-veneuze trombose. Controleer tijdens de therapie nauwgezet op trombo-embolische complicaties.
Bloedingen: VEGFR-remming geeft meer kans op bloedingen. Postmarketing zijn er niet-ernstige en ernstige bloedingen gemeld, zowel bij patiënten mét als zonder antistollingsmiddelen. De bloedingen betroffen o.a. het maag-darmkanaal en het ademhalingsstelsel (meest voorkomend, vooral bloedneus). De meeste fatale bloedingen waren tumorgerelateerd. Patiënten met een recente longbloeding (> 2,5 ml rood bloed) of centraal gelegen tumoren met lokale invasie van de grote bloedvaten of holtevormende of necrotische tumoren, werden uitgesloten van de klinische studies. Patiënten met stabiele hersenmetastasen nauwgezet controleren op tekenen van cerebrale bloedingen. Patiënten met actieve hersenmetastasen zijn niet meegenomen in de klinische onderzoeken; gebruik van nintedanib wordt bij hen ontraden.
Aneurysma en arteriële dissectie: hierop is meer kans bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg bij aanwezigheid van risicofactoren, zoals hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma, vóór start van de behandeling het risico zorgvuldig af.
Gastro-intestinale perforatie en ischemische colitis, mogelijk fataal, zijn gemeld. Wees extra voorzichtig bij patiënten met een eerdere buikoperatie of recente geschiedenis van perforatie van een hol orgaan. Daarom nintedanib ten minste 4 weken na een zware operatie starten. De therapie definitief staken bij optreden van een gastro-intestinale perforatie. Bij optreden van ischemische colitis nintedanib staken. Zodra de ischemische colitis volledig is verdwenen en na zorgvuldige beoordeling van de toestand van de patiënt, kan nintedanib in uitzonderlijke gevallen worden herstart.
Nefrotoxiciteit: nierinsufficiëntie en nierfalen (soms met fataal verloop) zijn gemeld. Controleer regelmatig de nierfunctie en vaker bij aanwezigheid van risicofactoren voor nierinsufficiëntie/nierfalen, zoals hoge leeftijd, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, dehydratie/hypovolemie, een bestaande nierfunctiestoornis en comedicatie met nefrotoxische geneesmiddelen. Overweeg bij tekenen van het nefrotisch syndroom, zoals proteïnurie, de behandeling te staken.
Wondgenezing: na een operatie nintedanib pas starten of hervatten na adequate wondgenezing. Wees voorzichtig na een eerdere buikoperatie of een recente geschiedenis van een perforatie van een hol orgaan; start nintedanib pas na minstens 4 weken na een zware operatie.
Onderzoeksgegevens: bij een lichaamsgewicht van < 50 kg, óf een hogere leeftijd, vaker controleren, omdat de nintedanib-blootstelling doorgaans hoger is. De blootstelling is ook hoger (33–50%) bij Chinese, Taiwanese en Indiase patiënten, bij Japanse patiënten (ca. 16%) en lager (16–22%) bij Koreaanse patiënten. Er zijn weinig veiligheidsgegevens bij negroïde en Afro-Amerikaanse patiënten. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij een matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9), er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) of een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min); behandeling met nintedanib bij deze patiënten wordt niet aanbevolen. De werkzaamheid en veiligheid van nintedanib bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bepaal wekelijks een volledig bloedbeeld gedurende de eerste maanden van de behandeling, daarna maandelijks en op klinische indicatie.
Levertoxiciteit en reactivatie van HBV: verhogingen van transaminasen komen doorgaans vroeg in de behandeling voor, bij ca. 80% van de patiënten binnen de eerste drie maanden. Daarom leverfunctietesten uitvoeren vóór aanvang van de behandeling, maandelijks tijdens de eerste drie maanden van de behandeling en wanneer klinisch aangewezen. Onderbreken, verlagen van de dosis of staken van de behandeling kan nodig zijn. Verhogingen van transaminasen, vooral bij gelijktijdige stijging van bilirubine, kunnen een vroege indicatie zijn van geneesmiddelgeïnduceerde leverziekte. Bij patiënten die chronisch drager zijn van HBV is re-activatie van HBV voorgekomen tijdens én na de behandeling met BCR-ABL tyrosinekinaseremmers. Sommige gevallen resulteerden in acuut leverfalen of fulminante hepatitis, leidend tot levertransplantatie of overlijden. Daarom vóór aanvang van de behandeling testen op een HBV-infectie. Bij positieve HBV serologie en bij een positieve test op een HBV-infectie tijdens de behandeling een expert raadplegen op het gebied van leverziekten en de behandeling van HBV. Controleer alle patiënten (en HBV-dragers in het bijzonder) nauwkeurig op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie tijdens de behandeling en gedurende enkele maanden na het beëindigen van de behandeling.
Nefrotoxiciteit: behandeling met bosutinib kan leiden tot een significante vermindering van de nierfunctie. Vóór aanvang van de behandeling en nauwgezet tijdens de behandeling de nierfunctie controleren en wees extra voorzichtig bij aanwezige risicofactoren voor nefrotoxiciteit zoals gebruik nefrotoxische geneesmiddelen (ook dosis en gebruiksduur ervan, zie ook de rubriek Interacties), gebruik van vasopressoren en bestaande nierproblemen.
Beenmergsuppressie: tijdens de eerste maanden van de behandeling wekelijks het volledig bloedbeeld bepalen en daarna maandelijks of op klinische indicatie. De mediane tijdsduur tot optreden is voor anemie en trombocytopenie ca. 28 dagen en voor neutropenie ca. 59 dagen. Onderbreken, verlagen van de dosis of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging. Het is aan te bevelen vóór aanvang van de behandeling een ECG uit te voeren. Bij aanwezigheid van niet te behandelen risicofactoren regelmatig elektrolyten en ECG bepalen. Vóór aanvang van de behandeling tevens hypocalciëmie, –kaliëmie of -magnesiëmie corrigeren en de elektrolyten daarna periodiek controleren. In de klinische onderzoeken waren patiënten met ongecontroleerde of significante hartaandoeningen (bv. recent myocardinfarct, hartfalen of instabiele angina pectoris) uitgesloten.
Bosutinib veroorzaakt vochtretentie; wees vooral alert op het ontstaan van pleura–effusie, longoedeem en pericardeffusie.
Gastro-intestinale toxiciteit: behandeling met bosutinib gaat zeer vaak gepaard met diarree en braken; om de kans hierop te verminderen kan volgens de richtlijn van HOVON eventueel insluipend gedoseerd worden. Gebruik bij recente of nog manifeste klinisch significante gastro-intestinale aandoeningen vermijden. Behandel de diarree en het braken volgens de standaard, maar vermijd hierbij het gebruik van domperidon vanwege de kans op verlenging van het QT-interval (zie rubriek Interacties). Onderbreken, verlagen van de dosis of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis. Bij optreden van lipaseverhogingen in combinatie met abdominale symptomen de behandeling onderbreken en eerst een pancreatitis uitsluiten.
Bosutinib kan ernstige huidreacties veroorzaken, zoals het Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse. Bij optreden van een ernstige huidreactie de behandeling definitief staken.
Vanwege de kans op fotosensibilisatie , de blootsteling aan direct zonlicht of ultraviolette (UV-)straling vermijden.
Patiënten van Aziatische afkomst extra controleren op bijwerkingen, vooral bij een dosisverhoging; uit farmacokinetische populatieanalyses is gebleken dat bosutinib bij deze patiënten verminderd wordt geklaard, met een hogere blootstelling tot gevolg.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen. In de klinische onderzoeken waren uitgesloten: patiënten met onvoldoende tot controle gebrachte of significante hartaandoeningen (bv. recent myocardinfarct, congestief hartfalen, instabiele angina pectoris) en patiënten met recente of voortdurende klinisch significante maag-darmstoornissen (bv. ernstig braken en/of diarree).
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees alert op het ontstaan van ernstige infecties, deze kunnen fataal verlopen. Voor alle patiënten gelden de volgende maatregelen. Informeer de patiënt over het risico op ernstige, mogelijk fatale infecties. Start de behandeling niet bij enige aanwijzing voor een (nog) aanwezige systemische infectie (bacterieel, viraal, of door een schimmel veroorzaakt). Geef alle patiënten gedurende de gehele behandeling profylaxe tegen Pneumocystis jirovecii-pneumonie (PCP) en tot 2–6 maanden ná stoppen ervan en controleer regelmatig op respiratoire verschijnselen en symptomen. Laat de patiënt zich direct melden bij (nieuwe of verergerende) klachten van het ademhalingsstelsel. Controleer patiënten met een CMV-viremie zonder klinische symptomen van een CMV-infectie zorgvuldig op CMV-infectie. Overweeg bij CMV-viremie mét klinische symptomen de behandeling tijdelijk te stoppen. Overweeg preventief CMV-therapie te geven als de voordelen van het hervatten van de behandeling zwaarder wegen dan de risico's.
Onderbreek de behandeling bij vermoeden van pneumonitis of organiserende pneumonie. Bij matige of ernstige symptomatische pneumonitis of organiserende pneumonie de behandeling definitief staken.
Neutropenie controleer gedurende de eerste 6 maanden ten minste om de twee weken het absolute aantal neutrofielen (ANC), en zo lang de ANC < 1,0 × 109/l is, dan ten minste elke week. Bij een ANC < 0,5 × 109/l de behandeling onderbreken en na herstel eventueel hervatten met een lagere dosis.
Lymfocytose: na aanvang van de therapie met idelalisib is er een tijdelijke toename (≥ 50% en aantal lymfocyten 5,0 × 109/l) van het aantal lymfocyten waargenomen, zowel bij mono- als combinatietherapie. Deze geïsoleerde lymfocytose ontstaat doorgaans in de eerste 2 weken van de therapie en gaat vaak gepaard met een afname van lymfadenopathie. Deze lymfocytose is bij afwezigheid van andere klinische bevindingen géén onderdeel van een progressieve ziekte.
Hepatotoxiciteit: controleer tijdens de eerste drie maanden van de behandeling iedere twee weken de waarden van ASAT, ALAT en totaal bilirubine, daarna zoals klinisch aangewezen. Controleer wekelijks wanneer ASAT en/of ALAT stijgt tot ≥ graad 2, dan tevens totaal bilirubine controleren. Houd deze wekelijkse controle aan totdat de waarden zijn gedaald naar ≤ graad 1. Onderbreek de behandeling bij verhoogde ASAT/ALAT-waarden van graad 3 of 4. Hervat de behandeling met aanvankelijk een lagere dosis zodra de waarden zijn gedaald naar ≤ graad 1. Controleer extra op bijwerkingen bij reeds bestaande (matig-)ernstige leverfunctiestoornissen omdat de blootstelling waarschijnlijk hoger is.
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) is gemeld. Wees alert op afwijkingen die kunnen wijzen op PML (neurologische, cognitieve of psychiatrische afwijkingen die ontstaan of toenemen). Bij een vermoeden van PML de behandeling onderbreken; bij bevestiging van de diagnose de behandeling staken.
Colitis (met diarree) kan tot maanden na het starten met idelalisib optreden, soms met snelle verergering. Binnen enkele weken verdwijnen de klachten doorgaans door onderbreken van de behandeling en door symptomatische behandeling. Onderbreek de behandeling bij diarree/colitis van graad 3 of 4. Hervat de behandeling met aanvankelijk een lagere dosis zodra de klachten zijn afgenomen naar ≤ graad 1.
Ernstige huidreacties, zoals Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) en geeneesmiddelreactie met oesinofilie en systemische symptomen (DRESS) zijn gemeld, soms met fatale afloop indien idelalisib werd gebruikt in combinatie met geneesmiddelen die tevens in verband zijn gebracht met deze huidreacties. Bij vermoeden van SJS, TEN of DRESS de behandeling onderbreken en zo nodig behandelen. Bij een bevestigde diagnose van SJS, TEN of DRESS ribociclib definitief staken.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij ernstige leverfunctiestoornissen en bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Overdosering
In klinische studies werden bij een (enkele) dosis trametinib van 4 mg (als mono- of combinatietherapie) geen ernstige bijwerkingen gemeld.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met trametinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nintedanib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met idelalisib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Trametinib is een reversibele, selectieve remmer van door mitogeen geactiveerde extracellulaire signaalgereguleerd kinase 1(MEK1)- en MEK2-activering en -kinase-activiteit. MEK-eiwitten zijn bestanddelen van de extracellulair signaalgereguleerd kinase (ERK)-route. Trametinib remt vooral de MEK-activering door BRAF en de MEK-kinase activiteit. Het remt zo de celgroei van BRAF V600-gemuteerde melanoomcellijnen.
Kinetische gegevens
Resorptie | inname van de tabletten met een calorierijke maaltijd verlaagt de Cmax met ca. 70% en de AUC met 10%. De invloed van voedsel op de farmacokinetiek van de drank is niet onderzocht. |
F | ca. 72%. |
T max | tabletten: ca. 1,5 uur. Drank: ca. 1 uur |
V d | ca. 1200 l. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
Metabolisering | deacetylering in de lever door hydrolytische enzymen (carboxylesterasen, amidasen). |
Eliminatie | vnl. met de feces (> 80%), in mindere mate met de urine (<19%). |
T 1/2el | ca. 127 uur (ruim 5 dagen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Drievoudige angiokinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren van vasculaire endotheliale groeifactor (VEGFR 1–3), receptoren van aan bloedplaatjes afgeleide groeifactor (PDGFR-α en -β) en fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR 1–3). Hiermee remt nintedanib de intracellulaire signalering die cruciaal is voor de proliferatie en overleving van endotheliale en perivasculaire cellen (pericyten en vasculaire gladde spiercellen): remming tumorangiogenese, met als gevolg remming van de tumorgroei of het tot stilstand komen daarvan. Daarnaast worden Fms-achtig tyrosine-eiwitkinase (Flt)-3, lymfocytspecifiek tyrosine-eiwitkinase (Lck) en proto-oncogeen tyrosine-eiwitkinase Src (Src) geremd.
Kinetische gegevens
F | ca. 5%, door o.a. een 'first pass'-effect. Na inname van voedsel neemt de blootstelling met ca. 20% toe. |
T max | ca. 2 uur (nuchter), ca. 4 uur (gevoede toestand). |
V d | ca. 15 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | vnl. via hydrolytische splitsing door esterasen tot een niet-werkzame metaboliet, daarna glucuronidering. |
Eliminatie | via de feces ca. 93%, via de urine < 1%. |
T 1/2el | 10–15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Bosutinib remt de activiteit van de abnormale BCR-ABL-kinase die CML bevordert. Remt tevens de kinasen van de Src-familie, waaronder Src, Lyn en Hck. In vitro remt bosutinib de proliferatie en overleving van CML-cellijnen, waaronder die met imatinib-resistente vormen van BCR-ABL.
Kinetische gegevens
Resorptie | traag. Voedsel verhoogt de blootstelling aan bosutinib met factor 1,7. |
F | ca. 34%. |
T max | ca. 6 uur. |
V d | 33,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 96%. |
Metabolisering | in de lever door voornamelijk CYP3A4 tot weinig actieve metabolieten. |
Eliminatie | met de feces ca. 91%, met de urine ca. 3%. |
T 1/2el | ca. 36 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Idelalisib remt fosfatidylinositol 3-kinase p110δ (PI3Kδ), dat overactief is bij maligniteiten van B-cellen en een belangrijke rol speelt bij verschillende signaaltransductieroutes die proliferatie, overleving, 'homing' en retentie van maligne cellen in lymfoïde weefsels en beenmerg aansturen. Idelalisib induceert apoptose en remt proliferatie van maligne B-cellen en primaire tumorcellen. Idelalisib remt 'homing' en retentie van maligne B-cellen in de micro-omgeving van de tumor, waaronder lymfoïde weefsels en het beenmerg.
Kinetische gegevens
T max | 2–4 uur (na inname met voedsel), 0,5–1,5 uur (nuchter). |
Eiwitbinding | 94%. |
Metabolisering | in de lever door voornamelijk door aldehydeoxidase en verder door CYP3A4 en UGT1A4 tot het inactieve GS-563117. |
V d | ca. 1,4 l/kg. |
Eliminatie | ca. 78% (12% onveranderd) met de feces, ca. 15% (23% onveranderd) met de urine. |
T 1/2el | ca. 8 uur (spreiding 2–37 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
trametinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
nintedanib (bij maligne aandoening) hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
bosutinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
idelalisib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk