Samenstelling

Raadpleeg voor hulpstoffen een apotheker.

Sulfadiazine Suspensie FNA Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Suspensie
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
100 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Vanwege het meestal goedaardige verloop behoeft postnataal verkregen toxoplasmose in het algemeen geen medicamenteuze behandeling. Bij ernstige klinische verschijnselen komt behandeling met sulfadiazine in combinatie met pyrimethamine als eerste in aanmerking. Bij de behandeling van acute toxoplasmose tijdens zwangerschap is behandeling met spiramycine aangewezen; als ook de foetus is besmet, dient behandeling met spiramycine (officieel niet in de handel in Nederland) te worden afgewisseld (iedere 3 weken) met sulfadiazine in combinatie met pyrimethamine voor de rest van de zwangerschap. Ook bij congenitale toxoplasmose bij pasgeborenen is deze alternerende behandeling aangewezen.

Bij gebruik van pyrimethamine dient folinezuur aan de therapie te worden toegevoegd in verband met hematologische bijwerkingen.

Indicaties

Doseringen

Tijdens gebruik ten minste 1,5 liter per dag (volwassenen) drinken om de kans op nierstenen zoveel mogelijk te verkleinen.

Klap alles open Klap alles dicht

Toxoplasmose bij immuuncompetente personen

Volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar

Oraal 150 mg/kg lichaamsgewicht (= 1,5 ml/kg) per dag, verdeeld over 4 doses. Max. 4 g sulfadiazine/dag. Behandelduur: gedurende 3–4 weken, wanneer nodig meerdere malen herhalen met telkens 30–40 dagen tussen de kuren. Geef in combinatie met pyrimethamine (aanvangsdosis 50 mg, gevolgd door 25 mg 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) (volwassenen 5–50 mg/dag en gelijktijdig met pyrimethamine, bij kinderen volgens het Kinderformularium van NKFK 10–20 mg 3×/week). Zie voor toxoplasmose bij een zwangere ook het SWAB-advies toxoplasmose bij zwangeren, en in geval van oculaire toxoplasmose het SWAB-advies oculaire toxoplasmose (voor volwassenen).

Kinderen 3-5 jaar

Oraal 150 mg/kg lichaamsgewicht (= 1,5 ml/kg) per dag, verdeeld over 4 doses. Max. 2 g sulfadiazine/dag. Behandelduur: gedurende 3–4 weken, wanneer nodig meerdere malen herhalen met telkens 30–40 dagen tussen de kuren. Geef in combinatie met pyrimethamine (aanvangsdosis 2 mg/kg lichaamsgewicht per dag (max. 50 mg), gevolgd door 25 mg 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) (volgens het Kinderformularium van het NKFK 10–20 mg 3×/week).

Kinderen 10 maanden t/m 2 jaar

Oraal 150 mg/kg lichaamsgewicht (= 1,5 ml/kg) per dag, verdeeld over 4 doses. Max. 1,5 g sulfadiazine/dag. Behandelduur: gedurende 3–4 weken, wanneer nodig meerdere malen herhalen met telkens 30–40 dagen tussen de kuren. Geef in combinatie met pyrimethamine (geen aanvangsdosis, geef 1 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) (volgens het Kinderformularium van het NKFK 10–20 mg 3×/week).

Cerebrale toxoplasmose

Volwassenen vanaf 60 kg lichaamsgewicht

Oraal 1,5 g (= 15 ml) 4×/dag. Behandelduur: gedurende 6 weken, en in combinatie met pyrimethamine (oplaaddosis 200 mg, gevolgd door 75 mg 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) als volgens het SWAB-advies toxoplasmosis cerebri 15 mg 1×/dag. Ook wel beschreven is: sulfadiazine 1,5 g (= 10–15 ml) 4×/dag in combinatie met atovaquon 1500 mg 2×/dag gedurende ten minste 6 weken.

Volwassenen tot 60 kg lichaamsgewicht

Oraal 1 g (= 10 ml) 4×/dag. Behandelduur: gedurende 6 weken, en in combinatie met pyrimethamine (oplaaddosis 200 mg, gevolgd door 50 mg 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) als volgens het SWAB-advies toxoplasmosis cerebri 15 mg 1×/dag. Ook wel beschreven is: sulfadiazine 1 g (= 10–15 ml) 4×/dag in combinatie met atovaquon 1500 mg 2×/dag gedurende ten minste 6 weken.

Toxoplasmose, congenitaal

Pasgeborenen tot de leeftijd van 1 jaar

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal 100 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses en in combinatie met pyrimethamine en folinezuur (calciumzout, systemisch). Behandelduur: de behandeling voortzetten gedurende het eerste levensjaar.

Toxoplasmose, postnataal

Kinderen ≥ 2 maanden

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal 100-150 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses en in combinatie met pyrimethamine en folinezuur (calciumzout, systemisch). Max. 8 g sulfadiazine/dag. Behandelduur: 21 dagen; bij immuunsuppressie tot 1-2 weken na verdwijnen symptomen.

Verminderde nierfunctie

  • Volwassenen:
    • Bij een creatinineklaring 10-30 ml/min: 50% van de standaarddosering.
    • Bij intermitterende hemodialyse, peritoneale dialyse en bij continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie (CVVH(D)F): 50% van de standaarddosering en gelijkblijvend interval.
  • Kinderen: Volgens het Kinderformularium van het NKFK:
    • bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min/1.73 m² is geen dosisaanpassing nodig;
    • bij een creatinineklaring 10-30 ml/min/1.73 m²: 50% van de normale keerdosis met een interval tussen twee doseringen van 6 uur;
    • bij een creatinineklaring < 10 ml/min/1.73 m² kan geen algemeen advies gegeven worden;
    • zijn er geen gegevens bekend over een dosisaanpassing bij toepassing van dialyse bij kinderen.

Levercirrose: vermijd gebruik van dit middel, vanwege onvoldoende gegevens. Als dit niet kan, controleer dan op bijwerkingen.

Bijwerkingen

Maag-darmstoornissen zoals misselijkheid, braken, anorexie en diarree. Hoofdpijn, duizeligheid, oorsuizen.

Overgevoeligheidsreacties (incidentie 1–3% bij sulfonamiden) zoals allergische huidreacties: urticaria en maculopapuleus exantheem (vaak gecombineerd met jeuk en koorts), zelden exfoliatieve dermatitis, erythema nodosum, toxische epidermale necrolyse (Lyell-syndroom), Stevens-Johnson-syndroom (vooral bij kinderen) en systemische lupus erythematodes (SLE) of lupusachtige reacties; fotosensibilisatie, 'drug fever', verschijnselen als bij serumziekte.

Zelden: afwijkingen in het bloedbeeld zoals leukopenie, eosinofilie, agranulocytose, hemolytische anemie (kan ook zonder G6PD-deficiëntie), aplastische anemie en trombocytopenie. (Perifere) neuritis, meningitis, convulsies, psychische veranderingen (lethargie, onrust, depressie, hallucinaties). Pseudomembraneuze enterocolitis.

Verder zijn gemeld: kristalurie (zelden bij de goed oplosbare sulfonamiden), toxische nefrose. Hepatitis, leverbeschadiging.

Interacties

Sulfadiazine kan het effect versterken van:

  • fenytoïne; monitor de spiegel en bijwerkingen o.a. ataxie, nystagmus, spraakstoornis;
  • vitamine K-antagonisten;
  • methotrexaat (verhoogde kans op ernstige bloedbeeldafwijkingen).

Para-aminobenzoëzuur en hiervan afgeleide lokale anesthetica zoals benzocaïne, procaïne en tetracaïne gaan de antibacteriële werking van sulfonamiden tegen.

De hypoglykemische werking van sulfonylureumderivaten kan worden versterkt.

Methenamine kan (omdat het werkzaam is bij pH ≤ 5) m.n. met de slecht oplosbare sulfonamiden (zoals sulfadiazine) onoplosbare precipitaten vormen; gelijktijdig gebruik wordt ontraden.

Zwangerschap

Sulfonamiden passeren de placenta.

Teratogenese: Ruime ervaring geeft geen aanwijzingen voor een vergrote kans op teratogene afwijkingen.

Farmacologisch effect: Bij gebruik vlak voor de partus is er bij de pasgeborene in theorie een verhoogd risico op hyperbilirubinemie door verdringing van bilirubine uit de plasma-eiwitbinding. Ongebonden en geconjugeerd bilirubine kan de bloed-hersenbarrière van de pasgeborene passeren bij de behandeling van neonaten zelf met sulfonamiden. Dit is echter niet gezien bij blootstelling tijdens de zwangerschap, het risico lijkt dan ook klein. Het risico op hyperbilirubinemie is vooral toegenomen bij prematuren of neonaten met G6PD-deficiëntie. Sulfonamiden kunnen dan een hemolytische anemie veroorzaken. In de Kaukasische bevolking is de incidentie van G6PD-deficiëntie laag (0,1%).

Advies: Kan volgens Lareb waarschijnlijk veilig worden gebruikt gedurende het 1e en 2e trimester. Gedurende het 3e trimester is er mogelijk risico. Gebruik afwegen tijdens de laatste zwangerschapsmaand vanwege het risico op hyperbilirubinemie en kernicterus gedurende de eerste levensweken (vooral bij prematuren, cave G6PD-deficiëntie).

Lactatie

Sulfonamiden gaan (in wisselende mate) over in de moedermelk.

Farmacologisch effect: Sulfonamiden kunnen hyperbilirubinemie en hemolytische anemie veroorzaken bij prematuren en bij G6PD-deficiënte zuigelingen; het risico van het gebruik van sulfadiazine tijdens de lactatie is onbekend. In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed, dit leidt hooguit tot diarree.

Advies: Vermijd gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoeding aan prematuren, G6PD-deficiënte zuigelingen en zuigelingen met hyperbilirubinemie, vanwege de kans op kernicterus gedurende de eerste levensweken. Bij gezonde voldragen zuigelingen het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding afwegen.

Contra-indicaties

  • Ernstige leverfunctiestoornis;
  • Ernstige afwijkingen in het bloedbeeld;
  • G6PD-deficiëntie met chronische anemie (type 1), omdat acute hemolyse en verergering van anemie kan optreden;
  • Acute porfyrie, omdat gebruik hierbij in verband is gebracht met klinische verergering van porfyrie;
  • Overgevoeligheid voor sulfonamiden en verwante verbindingen;
  • Gebruik bij kinderen jonger dan 2 maanden.

Waarschuwingen en voorzorgen

Vermijd toepassing bij 'porfyria cutanea tarda', omdat het dit kan verergeren. Sulfadiazine is gecontra-indiceerd bij acute porfyrieën, zie rubriek Contra-indicaties.

Wees voorzichtig bij systemische lupus erythematodes.

Resistentie, zowel chromosomaal als extrachromosomaal (overdracht via R. plasmiden), kan snel optreden tijdens de therapie. Met andere sulfonamiden kan kruisresistentie en kruisovergevoeligheid ontstaan. Kruisovergevoeligheid kan ook bestaan met chemisch verwante stoffen zoals thiazide-diuretica, sulfonylureumderivaten en acetazolamide. Bij ontstaan van huidverschijnselen de toediening onmiddellijk staken. Wees voorzichtig met blootstelling van de huid aan zonlicht of UV-stralen in verband de kans op fotosensibiliteit.

Bij met name de slecht oplosbare sulfonamiden (bv. sulfadiazine) wordt aanbevolen voldoende te drinken zodat de diurese ten minste 1¼ l per dag bedraagt of de urine te alkaliseren, ter voorkoming van kristalurie. Controleer bij behandeling langer dan 14 dagen regelmatig nierfunctie en bloedbeeld.

Bij een manifest of dreigend gebrek aan foliumzuur wordt foliumzuursuppletie aanbevolen.

Hulpstof: Wees voorzichtig met saccharose, in de suspensie, bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte.

Eigenschappen

Sulfadiazine is een kortwerkend sulfonamide met bacteriostatische werking tegen Gram-positieve en Gram-negatieve micro-organismen door blokkering van de inbouw van 4-aminobenzoëzuur in dihydrofoliumzuur. Ook Toxoplasma gondii is gevoelig (sulfadiazine heeft in combinatie met pyrimethamine een synergistisch effect). De behandeling met sulfadiazine, pyrimethamine (en spiramycine) kan de tachyzoïeten (die tijdens de acute fase van de infectie voorkomen) doden, maar de bradyzoïeten in de weefselcysten blijven vitaal.

Resistent zijn: enterokokken, en Pseudomonas meestal.

Kinetische gegevens

Resorptie snel en goed.
T max binnen 4 uur.
V d 0,29 l/kg.
Overig Passeert de bloed-hersenbarrière voor 40–60%, dit geeft therapeutische concentraties in de liquor.
Metabolisering in de lever tot inactieve metabolieten.
Eliminatie via de nieren 30-60% onveranderd binnen 24 uur, 15-40% als acetylmetaboliet. Het effect van hemodialyse of peritoneale dialyse op de eliminatie is onbekend.
T 1/2el 7–16,8 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd