insulinen
Werking
Werkingsmechanisme
Insulinen:
- bevorderen de opname van glucose in lever-, spier- en vetweefsel;
- remmen de productie van glucose in de lever door remming van de gluconeogenese en bevordering van de glycogeensynthese uit glucose;
- stimuleren de lipogenese en remmen de lipolyse en afgifte van vrije vetzuren uit vetweefsel;
- bevorderen de eiwitsynthese.
Zie voor het werkingsmechanisme van liraglutide en lixisenatide GLP-1-agonisten.
Effect
- verlaging van de bloedglucoseconcentratie.
Meer informatie
Insuline aspart, insuline degludec, insuline detemir, insuline glargine, insuline glulisine, insuline icodec en insuline lispro zijn analoga van humane insuline. Het werkingsmechanisme verschilt niet van humane insuline.
Insulinepreparaten verschillen in hun intrede van effect en werkingsduur na subcutane toediening. Men onderscheidt kort-, middellang-, lang- en ultralangwerkende insuline. In tabel 1 is de werkingsduur per insuline opgenomen, zoals deze door de fabrikanten wordt vermeld. De waarden zijn slechts bij benadering, omdat er grote inter- en intra-individuele verschillen optreden in absorptiesnelheid van insulinen. De werkingsduur is afhankelijk van de injectieplaats, de injectietechniek, de bloedtoevoer in het weefsel, de temperatuur, de aanwezigheid van insuline-antilichamen, lichamelijke inspanning, hulpstoffen in insulineformuleringen en/of individuele verschillen in respons 1.
Bij de insuline-analoga insuline lispro, insuline aspart en insuline glulisine treedt de werking binnen 15 minuten in, waardoor ze kort voor, tijdens of vlak na de maaltijd kunnen worden gegeven. De werkingsduur is twee tot vijf uur en is daarmee korter dan die van de humane kortwerkende insulinen (7–8 uur).
Merknaam |
Intrede effect in uren |
Werkingsduur in uren |
Insulinevorm |
---|---|---|---|
Kortwerkende insulinen |
|||
Actrapid |
½–1 |
7–8 |
insuline, gewoon |
Apidra |
10–20 min |
2–5 |
insuline glulisine |
Fiasp |
5-15 min |
2-5 |
insuline aspart |
Humaject Regular |
½–1 |
7–8 |
insuline, gewoon |
Humalog |
¼–½ |
2–6 |
insuline lispro |
Humuline Regular |
½–1 |
7–8 |
insuline, gewoon |
Insuman Infusat |
½–1 |
7–8 |
insuline, gewoon |
Insuman Rapid |
½–1 |
7–8 |
insuline, gewoon |
Lyumjev |
¼ |
2–5 |
insuline lispro |
Novorapid |
10-20 min |
2–5 |
insuline aspart |
Middellangwerkende insulinen |
|||
Humuline NPH |
1–2 |
14–24 |
insuline, isofaan |
Insulatard |
1–2 |
14–24 |
insuline, isofaan |
Insuman Basal |
1–2 |
14–24 |
insuline, isofaan |
Langwerkende insulinen |
|||
Abasaglar Lantus |
½–1½ |
24 |
insuline glargine (100 E/ml) |
Levemir |
½–1½ |
max. 24 |
insuline detemir |
Toujeo |
> 24 (tot 36) |
insuline glargine (300 E/ml) |
|
Tresiba |
½–1½ |
> 42 |
insuline degludec |
Ultralangwerkende insulinen |
|||
Awiqli |
onbekend |
ca. 168 |
insuline icodec |
Bifasische of mengsels van kort- en (middel)langwerkende insulinen |
|||
Humalog Mix |
¼ |
12–24 |
insuline lispro / insuline lispro protamine |
Humuline |
½–1 |
12–24 |
insuline, gewoon + isofaan |
Insuman Comb |
½–1 |
12–24 |
insuline, gewoon + isofaan |
Mixtard |
½–1 |
12–24 |
insuline, gewoon + isofaan |
Novomix |
¼ |
tot 24 |
insuline aspart/insuline aspart protamine |
Ryzodeg |
¼ |
> 24 |
insuline degludec/insuline aspart |
Typerende bijwerkingen
- hypoglykemie;
- (matige) gewichtstoename;
- tijdelijke verergering van diabetische retinopathie (bij aanvang behandeling);
- allergische reacties;
- lipodystrofie op de injectieplaats.
Meer informatie
Naarmate de patiënt scherper is ingesteld, neemt de kans op (ernstige) hypoglykemieën toe. Hypoglykemie kan onder andere ontstaan door overdosering, te laat of te weinig eten, alcohol, lichamelijke inspanning en gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen. Een milde hypoglykemie kan aanleiding geven tot adrenerge symptomen zoals trillen, transpireren en hartkloppingen. Deze symptomen hebben een waarschuwingsfunctie voor aankomende hypoglykemie. Bij verdere daling van de bloedglucoseconcentratie (veelal 2,9 mmol/l of lager) ontstaan neuroglykopenische symptomen zoals duizeligheid, wazig zien, ataxie, dysartrie en concentratiestoornissen 2. Er bestaat een verminderd gewaarworden van hypoglykemie als de adrenerge waarschuwingssymptomen niet of pas bij lagere bloedglucosewaarden optreden dan de neuroglykopenische symptomen. Dit verschijnsel treedt bij éénvijfde deel van de patiënten met diabetes mellitus op. Risicofactoren hiervoor zijn een langere duur van de diabetes en een scherpe metabole controle met vaak voorkomende lage bloedglucosewaarden. Gevaar hierbij is het optreden van ernstiger en langduriger hypoglykemische reacties.
Gewichtstoename kan optreden omdat insuline een anabool hormoon is.
Verbeterde glykemische controle kan in eerste instantie leiden tot verergering van diabetische retinopathie, maar op de lange termijn wordt een reductie in diabetesgerelateerde complicaties bereikt.
Allergische reacties zijn meestal lokaal van aard; zelden treden gegeneraliseerde overgevoeligheidsreacties op. Ze kunnen worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden geaggregeerd of gedenatureerd insuline in preparaten, verontreinigingen of door overgevoeligheid tegen een hulpstof (protamine, zink).
Op plaatsen waar frequent wordt geïnjecteerd kan hypertrofie van het subcutane vet ontstaan. Vaak is dit het gevolg van verkeerde injectietechniek. Dit kan ook worden voorkomen door regelmatig te wisselen van injectieplaats.
Kosten
Kosten laden…Vergelijken
Zie ook
Indicaties
Bronnen
- 1 AHFS Drug information. Insulins General Statement. Geraadpleegd juni 2025, via medicinescomplete.com
- 2 Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum. Monografie insulinen. Geraadpleegd 2025, via vergiftigingen.info.
- 3 Brunton LL, et al. (eds). Goodman and Gilman’s The pharmacological basis of therapeutics. 13th ed. New York: McGraw-Hill, 2017.