darbepoëtine alfa

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Aranesp (alfa) XGVS Amgen bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
25 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,4 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
40 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,5 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
100 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,3 ml, 0,4 ml, 0,5 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
200 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,3 ml, 0,4 ml, 0,5 ml, 0,65 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
500 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,3 ml, 0,6 ml, 1 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof 'SureClick'
Sterkte
40 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,5 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof 'SureClick'
Sterkte
100 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,4 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof 'SureClick'
Sterkte
200 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,3 ml, 0,4 ml, 0,5 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof 'SureClick'
Sterkte
500 microg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,3 ml, 0,6 ml, 1 ml

Uitleg symbolen

darbepoëtine alfa vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

De toepassing van darbepoëtine α bij de behandeling van anemie betreft vooral de anemie ten gevolge van chronische nierinsufficiëntie.

Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).

Bij symptomatische anemie door chemotherapie kan de toepassing van darbepoëtine α de transfusiebehoefte verminderen en de levenskwaliteit verbeteren. Hierbij wordt een Hb-gehalte van 7,5 mmol/l als maximale waarde beschouwd. De huidige wetenschappelijke discussie over mogelijke effecten op de overleving dient hierbij in aanmerking te worden genomen. Erytrocytenconcentraat heeft veelal de voorkeur omdat het sneller werkzaam en goedkoper is. Bij langdurig gebruik kan de lagere toedieningsfrequentie van darbepoëtine α ten opzichte van epoëtine een voordeel zijn.

Indicaties

  • Symptomatische anemie ten gevolge van chronische nierinsufficiëntie bij volwassenen en kinderen;
  • Symptomatische anemie bij volwassen kankerpatiënten met non-myeloïde maligniteiten die chemotherapie toegediend krijgen.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Symptomatische anemie bij chronische nierinsufficiëntie

Anemie bij solide tumoren (bv. Hb < 6,8 mmol/l)

Toediening: Darbepoëtine α in voorgevulde spuit langzaam s.c. of i.v. toedienen; de darbepoëtine α SureClick voorgevulde pen alleen s.c. toedienen. S.c.-toediening kan, na training, worden gedaan door de patiënt zelf of een verzorger. De injectieplaats afwisselen om ongemak op de injectieplaats te vermijden.

Bijwerkingen

Nierinsufficiëntie

Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Overgevoeligheid.

Vaak (1-10%): huiduitslag, erytheem. CVA. Pijn op de injectieplaats.

Soms (0,1-1%): trombo-embolische reacties. Convulsies. Blauwe plek/bloeding op de injectieplaats.

Verder zijn gemeld: blaren, huidschilfering, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) of toxische epidermale necrolyse (TEN) (soms fataal). Anti-erytropoëtine-antilichaamgemedieerde 'pure red cell aplasia' (PRCA).

Solide tumoren en lymfoïde maligniteiten

Zeer vaak (> 10%): overgevoeligheid.

Vaak (1-10%): huiduitslag, erytheem. Oedeem. Pijn op de injectieplaats. Trombo-embolische reacties (incl. diepveneuze trombose en pulmonale embolie). Hypertensie.

Soms (0,1-1%): convulsies. Blauwe plek/bloeding op de injectieplaats.

Verder zijn gemeld: blaren, huidschilfering, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) of toxische epidermale necrolyse (TEN) (soms fataal).

Interacties

Bij geneesmiddelen die zich in hoge mate aan rode bloedcellen binden, zoals ciclosporine en tacrolimus, kan aanpassing van de dosering van deze middelen noodzakelijk zijn wanneer het hemoglobinegehalte onder invloed van darbepoëtine α stijgt.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Onwaarschijnlijk vanwege het hoge molecuulgewicht. In enkele casusbeschrijvingen tijdens het 2e en 3e trimester is geen nadelig effect gezien.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Wees alert op trombose; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend, maar onwaarschijnlijk vanwege het hoge molecuulgewicht van de epoëtinen. Daarnaast worden ze in het maag-darmkanaal van de zuigeling afgebroken, mocht er toch enige blootstelling via de melk zijn.

Advies: Gebruik van dit middel tijdens de borstvoeding is waarschijnlijk veilig.

Contra-indicaties

  • ongecontroleerde hypertensie;
  • overgevoeligheid voor epoëtine of neutraliserende anti-erytropoëtine-antilichamen bij eerder gebruik van epoëtine.

Waarschuwingen en voorzorgen

Bij gebruik van epoëtinen zijn ernstige cutane bijwerkingen (SCAR's) gemeld, waaronder (soms fatale) Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) of Toxische Epidermale Necrolyse (TEN) gemeld; bijwerkingen waren ernstiger bij langwerkende epoëtinen. Instrueer de patiënt bij het begin van de behandeling om direct contact op te nemen met de arts en de behandeling te staken bij symptomen van ernstige cutane bijwerkingen; dit zijn o.a. wijdverspreide uitslag met rood worden van en blaarvorming op de huid en het mondslijmvlies, de ogen, de neus, de keel, of de geslachtsdelen, voorafgegaan door griepachtige symptomen waaronder koorts, vermoeidheid, spier- en gewrichtspijn. Vaak leidt dit tot het vervellen en loslaten van de aangedane huid, wat eruitziet als een ernstige brandwond. Als een patiënt ooit een ernstige huidreactie, zoals SJS of TEN, heeft gehad na het gebruik van een epoëtine, mag nooit meer een epoëtine gegeven worden.

Voorzichtig bij sikkelcelanemie of epilepsie, daarnaast bij leveraandoeningen, aangezien hierbij geen gegevens beschikbaar zijn.

Voor een optimale respons dient de ijzervoorraad voldoende te zijn en dient vóór toediening een tekort aan foliumzuur en vitamine B12 te worden uitgesloten.

Bij alle patiënten, vooral bij begin van de behandeling, de bloeddruk controleren. Indien de bloeddruk met geschikte maatregelen onvoldoende onder controle te krijgen is, mag het Hb-gehalte worden verminderd door verlaging of uitstel van de dosis darbepoëtine α. Bij de start van de behandeling, bij dosis/interval-aanpassingen, bij overschakeling van epoëtine op darbepoëtine α en wijzigen van de toedieningsweg het Hb-gehalte elke 1–2 weken bepalen, na het bereiken van stabiele waarden kan met langere intervallen worden gecontroleerd. De erytropoëtische respons op darbepoëtine α kan worden verminderd door bijkomende infecties, inflammatoire of traumatische episoden, occult bloedverlies, onderliggende hematologische aandoeningen, hemolyse, beenmergfibrose of een ernstige aluminiumintoxicatie.

Vanwege een verhoogde incidentie van trombotische aandoeningen bij gebruik van erytropoëse-stimulerende middelen, deze extra voorzichtig toepassen bij patiënten met meer kans op trombotische vasculaire aandoeningen, zoals bij obesitas of een voorgeschiedenis van trombotische vasculaire aandoeningen (bv. diepveneuze trombose, CVA of longembolie).

Erytrocytaire aplasie veroorzaakt door neutraliserende anti-erytropoëtine-antilichamen is gerapporteerd bij erytropoëse-stimulerende middelen, voornamelijk bij nierinsufficiëntie. Deze antilichamen vertonen kruisreacties met alle erytropoëtische eiwitten. Indien bij gebruik van darbepoëtine α neutraliserende anti-erytropoëtine-lichamen ontstaan, de behandeling staken. Bij een plotseling verminderde werkzaamheid (gekenmerkt door verlaging van de hemoglobineconcentratie en ontwikkeling van ernstige anemie met een laag aantal reticulocyten), de behandeling staken en testen op anti-erytropoëtine-antilichamen.

Bij gezonde personen kan misbruik van darbepoëtine α leiden tot een excessieve toename van de hematocriet, hetgeen gepaard kan gaan met levensbedreigende cardiovasculaire complicaties.

Bij chronische nierinsufficiëntie: Er zijn geen significante voordelen aangetoond van handhaving van een Hb-gehalte boven de waarde die nodig is om symptomen van anemie onder controle te houden en bloedtransfusies te voorkomen. IJzersuppletie wordt aanbevolen bij serumferritinespiegel < 100 microg/l of een transferrinesaturatie < 20%. Bij chronische nierinsufficiëntie en klinische aanwijzingen voor ischemische hartziekten of hartfalen dient een bovengrens van het Hb-gehalte van 7,5 mmol/l te worden nagestreefd. Bij correctie van het Hb-gehalte boven de 7,5 mmol/l treedt een toename van overlijden, ernstige cardiovasculaire of cerebrovasculaire voorvallen en trombose ter hoogte van de veneuze toegangsweg op. Overweeg andere verklaringen bij een slechte hemoglobinerespons.

Tijdens behandeling de kaliumconcentraties regelmatig controleren: bij een stijging de behandeling zo nodig onderbreken tot de kaliumconcentratie in het normale bereik is gekomen.

Gevallen van ernstige hypertensie (incl. hypertensieve crisis), hypertensieve encefalopathie en convulsies zijn gemeld bij chronische nierinsufficiëntie.

Er zijn onvoldoende gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 1 jaar.

Bij solide tumoren: Bij een hemoglobinegehalte > 7,5 mmol/l bij patiënten met solide tumoren en lymfoproliferatieve maligniteiten de doseringsaanpassingen nauwkeurig volgen om risico's op trombo-embolische complicaties te minimaliseren. Het aantal bloedplaatjes regelmatig controleren. Tumorgroei, vooral van myeloïde maligniteiten, valt bij gebruik van erytropoëse-stimulerende middelen niet uit te sluiten. Tijdens meerdere gecontroleerde onderzoeken is het gebruik van erytropoëse-stimulerende middelen in verband gebracht met een verminderde tumorcontrole of een verminderde algehele overleving bij anemie die gepaard gaat met kanker. Daarom heeft in sommige situaties bloedtransfusie de voorkeur bij kankerpatiënten met anemie.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met darbepoëtine α contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Glycoproteïne dat via recombinant DNA-techniek wordt geproduceerd. Het stimuleert de erytropoëse met een overeenkomstig werkingsmechanisme als het endogene hormoon erytropoëtine. Darbepoëtine α heeft vijf N-gebonden koolhydraatketens terwijl het recombinant-humaan epoëtine en endogeen erytropoëtine er drie hebben. Dit resulteert in een langere eliminatietijd, waardoor darbepoëtine α minder frequent kan worden toegediend dan epoëtine om dezelfde biologische respons te verkrijgen.

Kinetische gegevens

F s.c. 37%.
T max Bij volwassenen met kanker s.c. ca. 91 uur.
V d 50 ml/kg.
Metabolisering uitgebreid, waarschijnlijk door sialidasen.
Eliminatie de gedesialydeerde vorm wordt via de lever geëlimineerd.
T 1/2el s.c. ca. 73 uur, i.v. 21 uur.

Uitleg afkortingen

Groepsinformatie

darbepoëtine alfa hoort bij de groep erytropoëtische groeifactoren.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links