duloxetine
Samenstelling
Cymbalta (als hydrochloride) Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Capsule, maagsapresistent
- Sterkte
- 30 mg, 60 mg
Duloxetine (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, maagsapresistent
- Sterkte
- 30 mg, 60 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Kies bij de behandeling van een depressieve episode een antidepressivum op basis van comorbiditeit, bijwerkingen, interacties, ervaring en prijs. Bij voorschrijven in de huisartsenpraktijk wordt een tricyclisch antidepressivum (TCA) of selectieve serotonineheropnameremmer (SSRI) aanbevolen. Er is een lichte voorkeur voor de SSRI’s vanwege een iets gunstiger bijwerkingenprofiel. Start in de gespecialiseerde GGZ eventueel met een TCA, een SSRI, een niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), mirtazapine of bupropion. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
Bij trigeminusneuralgie is carbamazepine, of eventueel oxcarbazepine (offlabel) de eerste keus.
Volgens de richtlijn Pijnlijke diabetische neuropathie bestaat bij deze neuropathie een lichte voorkeur om te beginnen met een niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI): duloxetine, of eventueel venlafaxine (offlabel)[2].
Kies bij polyneuropathie, uitgezonderd HIV-neuropathie, conform de richtlijn Polyneuropathie uit de hierna beschreven drie farmacologische groepen. Kies het middel dat het beste past bij het profiel van de patiënt, uitgaande van de contra-indicaties en de te verwachten bijwerkingen. Kies een tricyclisch antidepressivum, namelijk amitriptyline en bij ouderen nortriptyline; of een SNRI, namelijk duloxetine of eventueel venlafaxine (offlabel); of een anti-epilepticum, namelijk gabapentine of pregabaline. Overweeg als een van deze middelen wel enig, maar onvoldoende effect heeft, combinatie met een middel uit een andere farmacologische groep. Overweeg als lokale klachten op de voorgrond staan, de cutane toepassing van capsaïcine of lidocaïne[3].
De NHG-Standaard Pijn maakt geen onderscheid in de behandeling van diabetische neuropathie of polyneuropathie. De Standaard beveelt als eerste keus een TCA aan; als tweede keus gabapentine en als derde keus pregabaline of duloxetine [5].
Bij HIV-neuropathie zijn bovengenoemde middelen, mogelijk de capsaïcine-pleister uitgezonderd, niet effectief.
Voor verdere informatie zie Neuropatische pijn.
De plaats van een antidepressivum bij de behandeling van een depressieve episode van een bipolaire stoornis is in algemene zin controversieel vanwege relatief weinig bewijs voor effectiviteit. Als een antidepressivum wordt toegevoegd, hebben SSRI’s (uitgezonderd paroxetine) en bupropion de voorkeur. Het toevoegen van een serotonine-noradrenaline-heropnameremmer (SNRI) of een tricyclisch antidepressivum (TCA) (uitgezonderd imipramine) pas overwegen als andere antidepressiva niet effectief zijn gebleken. Antidepressiva kunnen een manie uitlokken. Voor de standaardbehandeling van een bipolaire stoornis, zie Bipolaire stoornis.
Offlabel: Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht, is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutaan NSAID, waarbij de keuze afhangt van de lokalisatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg (offlabel) toepassing van duloxetine, hyaluronzuur of eventueel tramadol.
Indicaties
- Depressieve stoornis;
- Diabetische perifere neuropathische pijn bij volwassenen;
- Gegeneraliseerde-angststoornis.
- Offlabel: ernstige en chronische pijn van heup- of knieartrose, bij onvoldoende werkzaamheid van reguliere pijnmedicatie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Ernstige depressieve stoornis
Volwassenen
Start- en onderhoudsdosering: 60 mg 1×/dag, max. 120 mg/dag. Bij een goede respons de behandeling gedurende een aantal maanden voortzetten om terugval te voorkomen. Bij herhaalde depressieve episoden kan bij patiënten met respons op duloxetine 60–120 mg/dag ook als langetermijnbehandeling overwogen worden.
Gegeneraliseerde-angststoornis
Volwassenen
Startdosering: 30 mg 1×/dag, indien nodig verhogen tot gebruikelijke onderhoudsdosering van 60 mg 1×/dag; max. 120 mg/dag. Bij comorbide depressieve stoornis: start- en onderhoudsdosering 60 mg 1×/dag. Bij een goede respons en verdraagzaamheid de behandeling gedurende enkele maanden voortzetten.
Diabetische perifere neuropathische pijn
Volwassenen
Start- en onderhoudsdosering: 60 mg 1×/dag, max. 120 mg/dag in gelijk verdeelde dosis. Na 2 maanden het effect evalueren en vervolgens het therapeutische nut minstens elke 3 maanden beoordelen.
Offlabel: pijn van heup- of knieartrose
Volwassenen
In onderzoek bij knieartrose is toegepast 60–120 mg per dag.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte tot matige nierfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik is gecontra-indiceerd bij ernstige nierfunctiestoornis.
Verminderde leverfunctie: Gebruik is gebruik gecontra-indiceerd.
Zie voor informatie over geleidelijk afbouwen het multidisciplinair document afbouwen SSRI's en SNRI's van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Voorbeelden van afbouwschema's zijn weergegeven in tabel 2 en 3 van het document.
Zie voor informatie over overschakelen naar andere antidepressiva de switchtabel van psychiatrienet.nl.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, droge mond. Slaperigheid, hoofdpijn.
Vaak (1-10%): gewichtsafname, angstgevoelens, verminderde libido, abnormaal orgasme, slapeloosheid, agitatie, abnormale dromen. Duizeligheid (ook na staken van de therapie), lethargie, tremor, paresthesie, zwakte. Blozen, bloeddrukverhoging, palpitaties. Wazig zien. Tinnitus (ook na staken van behandeling). Gapen. Braken, obstipatie, diarree, buikpijn, dyspepsie, flatulentie. Hyperhidrose. Huiduitslag. Spierpijn, spierspasmen. Dysurie, pollakisurie. Vallen (vaker bij ≥ 65 j.). Vermoeidheid. Erectiestoornis, ejaculatiestoornis.
Soms (0,1-1%): laryngitis. Hyperglykemie (met name bij diabetici). Suïcidaal gedrag (tijdens of vlak na staken van de behandeling), tandenknarsen, desoriëntatie, apathie. Myoclonus, acathisie, nervositeit, verminderde smaak, dyskinesie, vertigo. Mydriase, visusstoornissen. Oorpijn. Tachycardie, supraventriculaire aritmie (vooral atriumfibrilleren), hypertensie, perifere kou, orthostatische hypotensie (met name in het begin), flauwvallen (met name in het begin). Neusbloeding, strak gevoel in keel, dysfagie, oprisping, maag-darmbloedingen, gastro-enteritis, gastritis. Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, alkaline fosfatase),hepatitis, acute leverbeschadiging. Fotosensibilisatie, urticaria. Nachtelijk zweten. Rustelozebenen-syndroom, spiertrekkingen, spierstijfheid. Nachtelijk plassen, polyurie, urineretentie. Menstruatiestoornis. Seksuele disfunctie, pijn aan de testikels, gynaecologische bloedingen. Pijn op de borst, malaise, rillingen, dorst, gewichtstoename. Toename creatinine fosfokinase, verhoogd kaliumgehalte in het bloed.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsstoornis, anafylactische reactie, angio-oedeem, Stevens-Johnsonsyndroom, . Hypothyroïdie. Hyponatriëmie, SIADH, dehydratie. Suïcidaal gedrag (tijdens of vlak na staken van de behandeling), manie, hallucinaties, agressie (in het begin of vlak na staken). Serotoninesyndroom, extrapiramidale symptomen, convulsies (ook na staken van de behandeling), psychomotorische rusteloosheid. Glaucoom. Interstitiële longziekte, eosinofiele pneumonie. Hypertensieve crisis. Halitose, bloed in ontlasting, collagene colitis. Abnormale urinegeur. Stomatitis, trismus. Menopauzale symptomen, galactorroe, hyperprolactinemie, post partum bloeding. Geelzucht, leverfalen, verhoogd cholesterol. Plotseling staken kan leiden tot onthoudingsverschijnselen.
Zeer zelden (< 0,01%): cutane vasculitis.
Interacties
Duloxetine is een matige remmer van CYP2D6.
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik van een irreversibele, niet-selectieve MAO-remmer, vanwege het risico van het optreden van het serotonine-syndroom; duloxetine pas starten ≥ 14 dagen na staken van de MAO-remmer en de MAO-remmer pas starten ≥ 5 dagen na staken van duloxetine. Gecontra-indiceerd os gelijktijdig gebruik van een sterke CYP1A2-remmer (zoals fluvoxamine, fluorchinolonen en cimetidine), aangezien de combinatie leidt tot verhoogde plasmaconcentraties van duloxetine.
Gelijktijdig gebruik met selectieve, reversibele MAO-remmers (moclobemide) en reversibele, niet-selectieve MAO-remmers (linezolide) wordt afgeraden. Wees voorzichtig met andere CYP2D6-remmers en met substraten van CYP2D6 (risperidon, TCA's); vooral die met een smalle therapeutische breedte (zoals flecaïnide, propafenon en metoprolol). Wees voorzichtig bij combinatie met serotonerge geneesmiddelen zoals de SSRI's, tricyclische antidepressiva, sint-janskruid, venlafaxine, triptanen, tramadol, pethidine en tryptofaan. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met andere middelen die leverbeschadiging geven en met combinatie met centraal werkende stoffen zoals alcohol, sedativa en antidepressiva. Bij gebruik van middelen die de bloedstolling verminderen (vitamine K-antagonisten, NSAID's of acetylsalicylzuur) dient men rekening te houden met een toegenomen bloedingstijd.
Zwangerschap
Teratogenese: Een klein risico op specifieke aangeboren afwijkingen kan niet worden uitgesloten.
Farmacologisch effect: Na langdurig gebruik van antidepressiva tot aan de bevalling kunnen neonatale onthoudings- en toxische verschijnselen optreden (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, slecht drinken en hard huilen); de verschijnselen zijn doorgaans mild, van voorbijgaande aard en dosisafhankelijk.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in de 1e en 2e trimester. Mogelijk risico bij gebruik in de 3e trimester. Maak een zorgvuldige afweging tussen de nadelige gevolgen van de depressie voor moeder en kind, tegen die van het geneesmiddel. Het abrupt staken of switchen van een antidepressivum tijdens de zwangerschap wordt afgeraden. In verband met veranderende farmacokinetiek in de zwangerschap is het aan te raden om regelmatig plasmaspiegels te bepalen. Controleer de pasgeborene op onthoudings- en toxische verschijnselen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja; in geringe hoeveelheden. Relatieve kinddosis is ca. 1%.
Farmacologisch effect: Met alle antidepressiva is onvoldoende ervaring opgedaan om een uitspraak te kunnen doen over de effecten op de lange termijn.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Als een vrouw al tijdens haar zwangerschap duloxetine, trazodon of venlafaxine gebruikte, kan zij dit blijven gebruiken tijdens de borstvoedingsperiode. Staak of switch het antidepressivum niet in de kraamperiode. Controleer voor de zekerheid de zuigeling de eerste weken op slecht slapen, sufheid, geïrriteerdheid, veel huilen, koliek, slecht drinken en slecht groeien.
Contra-indicaties
- gestoorde leverfunctie;
- ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min);
- ongecontroleerde hypertensie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij rokers is (door inductie van CYP1A2) de plasmaspiegel duloxetine bijna gehalveerd.
Cardiovasculaire effecten: Controleer de bloeddruk bij cardiovasculaire ziekte, vooral in de eerste maand. Bij een blijvende bloeddrukverhoging dosisverlaging of afbouwen van de behandeling overwegen.
Acathisie: Bij ontwikkelen van acathisie (psychomotorische rusteloosheid) de dosering niet verhogen en behandeling herevalueren.
Afbouwen: Vanwege onthoudingsverschijnselen een behandeling niet plotseling staken, maar de dosis afbouwen gedurende ten minste 2–4 weken, zie ook de rubriek Doseringen. Bij afbouwen niet om de dag doseren, omdat door de relatief korte halfwaardetijd van dit middel dan onthoudingsverschijnselen kunnen optreden. Risicofactoren voor het krijgen van onthoudingsverschijnselen zijn: behandeling met hogere doses dan de minimale effectieve dosis; het ervaren van onthoudingsverschijnselen bij een gemiste dosis; eerdere mislukte stoppoging.
Suïciderisico: Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis, evenals bij patiënten jonger dan 25 jaar is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van de therapie (als het middel nog onvoldoende effectief is) en na dosisaanpassingen. Er is een groter suïciderisico in het vroege stadium van herstel.
Seksuele disfunctie: SSRI's kunnen symptomen van seksuele disfunctie geven die na staken langdurig kunnen blijven aanhouden.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij een (anamnese van) manie, bipolaire stoornis of convulsies, bij versnelde hartslag of verhoogde bloeddruk en bij een toegenomen risico van hyponatriëmie. Verder is in verband met het mogelijk optreden van mydriase ook voorzichtigheid geboden bij nauwe-kamerhoekglaucoom.
Onderzoeksgegevens: Gebruik voor kinderen < 18 jaar wordt niet aanbevolen bij een depressieve stoornis, vanwege zorgen over de veiligheid en werkzaamheid; er is kans op aan suïcide gerelateerde gedragingen en vijandigheid en langetermijngegevens over de veiligheid ontbreken over het effect op groei en op de seksuele, cognitieve en emotionele ontwikkeling. Bij gegeneraliseerde-angststoornis is de veiligheid en werkzaamheid vanwege onvoldoende gegevens niet vastgesteld bij deze leeftijd; ook bij diabetische perifere neuropathische pijn zijn de veiligheid en werkzaamheid niet onderzocht bij deze leeftijdsgroep. Wees voorzichtig bij ouderen, met name bij hoge doses voor depressieve stoornis of gegeneraliseerde-angststoornis, omdat voor deze groep weinig gegevens bekend zijn.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Slaperigheid, coma, serotoninesyndroom, toevallen, overgeven, tachycardie. Enkele fatale gevolgen zijn opgetreden, vooral bij gecombineerde overdosering, maar ook met enkel duloxetine 1000 mg.
Voor meer symptomen en behandeling, zie vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Duloxetine remt de heropname van serotonine (5HT) en noradrenaline (NA). Het remt de heropname van dopamine zwak. De pijnstillende werking wordt toegeschreven aan versterking van de afdalende inhiberende pijnbanen in het centraal zenuwstelsel. Werking: na 2–4 weken (antidepressief effect).
Kinetische gegevens
F | 32–80% (gem. 50%). |
T max | 6 uur, bij inname met voedsel 10 uur. |
V d | 23,4 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 96%. |
Metabolisering | Uitgebreid in de lever via CYP1A2 en CYP2D6 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine als metaboliet. |
T 1/2el | 8–17 uur (gem. 12 uur), bij matige leverinsufficiëntie tweemaal zo lang. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
duloxetine hoort bij de groep serotonineheropnameremmers, niet-selectief.