everolimus (bij transplantatie)
Samenstelling
Certican
Bijlage 2
Novartis Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,25 mg, 0,75 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, dispergeerbaar
- Sterkte
- 0,25 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
everolimus (bij transplantatie) vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
Everolimus kan als aanvulling worden gezien op het therapeutisch arsenaal van de profylaxe van de acute afstotingsreactie van nier- en harttransplantaten. De Commissie ziet voorlopig alleen een plaats voor everolimus of sirolimus als onderdeel van een combinatietherapie indien azathioprine of mycofenolaatmofetil niet kunnen worden toegepast. Met sirolimus is meer ervaring opgedaan dan met everolimus.
Aan de vergoeding van everolimus zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Profylaxe van orgaanafstoting:
- bij volwassenen met laag tot matig immunologisch risico die een allogene nier- of harttransplantatie hebben ondergaan in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden;
- bij volwassenen die een levertransplantatie hebben ondergaan in combinatie met tacrolimus en corticosteroïden.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Everolimus van tdm-monografie.org (van NVZA). Everolimus heeft een smalle therapeutische breedte waardoor aanpassingen van de dosering nodig kunnen zijn om het therapeutische effect te behouden. De streefwaarde volbloeddalspiegel is 3,0–8,0 nanog/ml. Baseer dosisaanpassingen op steady-state dalspiegels, verkregen > 4–5 dagen na de vorige verandering van dosering. Bij een verminderde leverfunctie elke 4–5 dagen controleren, totdat een stabiele everolimus concentratie is verkregen. Mogelijk is bij negroïde niertransplantatiepatiënten een hogere dosering nodig; een specifiek doseringsadvies is echter niet beschikbaar.
Nier- en harttransplantaties
Volwassenen
0,75 mg 2×/dag, zo spoedig mogelijk na transplantatie beginnen, gelijktijdig met ciclosporine. Zo nodig de dosis aanpassen met intervallen van 4–5 dagen op geleide van de (volbloed) dalspiegels. In de onderhoudsperiode de blootstelling aan ciclosporine verlagen om de nierfunctie te verbeteren.
Gebruik bij leverinsufficiëntie Bij milde tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–9): de dosering verlagen tot 0,5 mg 2×/dag; bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) tot 0,25 mg 2×/dag.
Levertransplantatie
Volwassenen
1 mg 2×/dag, te beginnen circa 4 weken na de transplantatie, gelijktijdig met tacrolimus. Zo nodig de dosis aanpassen met intervallen van 4–5 dagen op geleide van de (volbloed) dalspiegels. Ongeveer 3 weken na de start van gelijktijdige toediening de tacrolimusdosis verlagen om calcineurinegerelateerde niertoxiciteit te minimaliseren.
Gebruik bij leverinsufficiëntie Bij milde leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–6): de dosering verlagen tot 0,75 mg 2×/dag; bij matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 7–15) tot 0,5 mg 2×/dag.
Ouderen (≥ 65 jaar): op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Verminderde nierfunctie: dosisaanpassing is niet nodig.
Indien een dosis is gemist, deze niet inhalen maar de volgende 'normale' dosis nemen.
Everolimus elke dag op hetzelfde tijdstip innemen in twee afzonderlijke doses, steeds met of steeds zonder voedsel en gelijktijdig met ciclosporine of tacrolimus. De gewone tabletten in zijn geheel zonder kauwen met een glas water innemen. De dispergeerbare tablet oplossen in wat (ca. 25 ml) water, 2 minuten laten staan, omzwenken en opdrinken; daarna met wat water de beker omspoelen en deze oplossing opdrinken. Toediening via een orale injectiespuit of neus-maagsonde is ook mogelijk, volg dan de bijgeleverde instructie.
Bijwerkingen
Toon bijwerkingen per frequentieToon bijwerkingen per tractus.
Zeer vaak
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
- Dyspneu
- Hoesten
- Pleurale effusie
Algemeen en toedieningsplaats
- Gestoorde genezing
- Oedeem perifeer
- Pyrexie
Bloed en lymfestelsel
- Anemie
- Erytropenie
- Leukopenie
- Trombocytopenie
Bloedvaten
- Hypertensie
- Veneuze trombo-embolische voorvallen
Hart
- Pericardeffusie
Infecties
- Bacteriële infectie
- Bovenste-luchtweginfectie
- Onderste-luchtweginfectie
- Pneumonie
- Schimmelinfectie
- Urineweginfectie
- Virale infectie
Maagdarmstelsel
- Braken
- Buikpijn
- Diarree
- Nausea
Psyche
- Angst
- Insomnia
Stofwisseling en voeding
- Diabetes mellitus
- Hyperlipidemie
- Hypokaliëmie
Zenuwstelsel
- Hoofdpijn
Vaak
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
- Bloedneus
- Orofaryngeale pijn
Bloed en lymfestelsel
- Hemolytisch uremisch syndroom
- Pancytopenie
- Trombotische microangiopathie
- Trombotische trombocytopenische purpura
Bloedvaten
- Lymfokèle
Hart
- Tachycardie
Huid en onderhuid
- Acne
- Angio-oedeem
- Rash
Infecties
- Sepsis
- Wondinfectie
Letsels, intoxicaties en complicaties
- Incisie hernia
Maagdarmstelsel
- Mondulceratie
- Pancreatitis
- Stomatitis
Nieren en urinewegen
- Proteïnurie
- Tubulaire niernecrose
Onderzoeken
- Leverenzym abnormaal
Skeletspieren en bindweefsel
- Artralgie
- Myalgie
Tumoren (inclusief cysten en poliepen)
- Maligne tumor
Voortplantingsstelsel en borst
- Amenorroe
- Erectiele disfunctie
- Menstruatiestoornis
- Zware menstruele bloeding
Soms
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
- Interstitiële longziekte
Endocrien
- Hypogonadisme man
Lever en galwegen
- Geelzucht
- Hepatitis
Onderzoeken
- Bloed follikelstimulerend hormoon verhoogd
- Bloed luteïniserend hormoon verhoogd
- Bloed testosteron verlaagd
Tumoren (inclusief cysten en poliepen)
- Lymfoom
- Lymfoproliferatieve stoornis na transplantatie
Voortplantingsstelsel en borst
- Eierstokcyste
Beschreven, met onbekende frequentie
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
- Pulmonale alveolaire proteïnose
Bloedvaten
- Lymfoedeem
Huid en onderhuid
- Exfoliatieve dermatitis
- Leukocytoclastische vasculitis
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum (In meer dan 10% van de gevallen)
Dyspneu | Zeer vaak |
---|---|
Hoesten | |
Pleurale effusie | |
Bloedneus | Vaak |
Orofaryngeale pijn | |
Interstitiële longziekte | Soms |
Beschreven, met onbekende frequentie | |
Pulmonale alveolaire proteïnose |
Algemeen en toedieningsplaats (In meer dan 10% van de gevallen)
Gestoorde genezing | Zeer vaak |
---|---|
Oedeem perifeer | |
Pyrexie |
Bloed en lymfestelsel (In meer dan 10% van de gevallen)
Anemie | Zeer vaak |
---|---|
Erytropenie | |
Leukopenie | |
Trombocytopenie | |
Hemolytisch uremisch syndroom | Vaak |
Pancytopenie | |
Trombotische microangiopathie | |
Trombotische trombocytopenische purpura |
Bloedvaten (In meer dan 10% van de gevallen)
Hypertensie | Zeer vaak |
---|---|
Veneuze trombo-embolische voorvallen | |
Lymfokèle | Vaak |
Beschreven, met onbekende frequentie | |
Lymfoedeem |
Endocrien (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Hypogonadisme man | Soms |
---|
Hart (In meer dan 10% van de gevallen)
Pericardeffusie | Zeer vaak |
---|---|
Tachycardie | Vaak |
Huid en onderhuid (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Acne | Vaak |
---|---|
Angio-oedeem | |
Rash | |
Beschreven, met onbekende frequentie | |
Exfoliatieve dermatitis | |
Leukocytoclastische vasculitis |
Infecties (In meer dan 10% van de gevallen)
Bacteriële infectie | Zeer vaak |
---|---|
Bovenste-luchtweginfectie | |
Onderste-luchtweginfectie | |
Pneumonie | |
Schimmelinfectie | |
Urineweginfectie | |
Virale infectie | |
Sepsis | Vaak |
Wondinfectie |
Letsels, intoxicaties en complicaties (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Incisie hernia | Vaak |
---|
Lever en galwegen (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Geelzucht | Soms |
---|---|
Hepatitis |
Maagdarmstelsel (In meer dan 10% van de gevallen)
Braken | Zeer vaak |
---|---|
Buikpijn | |
Diarree | |
Nausea | |
Mondulceratie | Vaak |
Pancreatitis | |
Stomatitis |
Nieren en urinewegen (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Proteïnurie | Vaak |
---|---|
Tubulaire niernecrose |
Onderzoeken (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Leverenzym abnormaal | Vaak |
---|---|
Bloed follikelstimulerend hormoon verhoogd | Soms |
Bloed luteïniserend hormoon verhoogd | |
Bloed testosteron verlaagd |
Psyche (In meer dan 10% van de gevallen)
Angst | Zeer vaak |
---|---|
Insomnia |
Skeletspieren en bindweefsel (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Artralgie | Vaak |
---|---|
Myalgie |
Stofwisseling en voeding (In meer dan 10% van de gevallen)
Diabetes mellitus | Zeer vaak |
---|---|
Hyperlipidemie | |
Hypokaliëmie |
Tumoren (inclusief cysten en poliepen) (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Maligne tumor | Vaak |
---|---|
Lymfoom | Soms |
Lymfoproliferatieve stoornis na transplantatie |
Voortplantingsstelsel en borst (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Amenorroe | Vaak |
---|---|
Erectiele disfunctie | |
Menstruatiestoornis | |
Zware menstruele bloeding | |
Eierstokcyste | Soms |
Zenuwstelsel (In meer dan 10% van de gevallen)
Hoofdpijn | Zeer vaak |
---|
- Pericardiale effusie na harttransplantatie.
- Maligne of niet- gespecificeerde tumoren of neoplasmata (o.a. van de huid).
- Lymfokèle bij nier- en harttransplantatie.
- Renale tubulusnecrose bij niertransplantatie.
Interacties
Patiënten die inductie met thymocytenglobuline krijgen lopen meer kans op ernstige, mogelijk fatale infecties.
Everolimus is een substraat voor CYP3A4 en P-glycoproteïne (Pgp). Comedicatie met sterke remmers en inductoren van CYP3A4 en/of Pgp wordt afgeraden. Sterke remmers zijn o.a. triazool–antimycotica (zoals itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol), claritromycine, en proteaseremmers (zoals ritonavir, saquinavir, darunavir); deze kunnen in belangrijke mate de blootstelling aan everolimus verhogen. Matige remmers zijn o.a. erytromycine, imatinib, ciclosporine, verapamil en cannabidiol. Sterke CYP3A4-inductoren zijn o.a. sint-janskruid, rifampicine, rifabutine, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, efavirenz en nevirapine, deze verlagen de blootstelling aan everolimus. Bij combinatie met een (matige) CYP3A4- of PgP-remmer of CYP3A4-inductor de everolimusdalspiegel in volbloed controleren, ook na staken van de combinatie. Combinatie met sint-janskruid vermijden. Grapefruit-/pompelmoessap kan de biologische beschikbaarheid verhogen door remming van CYP3A4; gebruik vermijden.
Remming van CYP3A4 en Pgp in de darmen kan niet worden uitgesloten. Controleer daarom op bijwerkingen van gelijktijdig toegediende substraten met een nauwe therapeutische breedte hebben, zoals pimozide, kinidine, ergot-alkaloïden, en statinen en/of fibraat: atorvastatine en pravastatine worden niet beïnvloed. Controleer op bijwerkingen van de substraten.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die een nefrotoxische werking hebben.
Vermijd vaccinatie met levende vaccins. Everolimus kan de respons op een vaccinatie beïnvloeden en een vaccinatie kan minder effectief zijn.
Zwangerschap
Everolimus passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij (sub)therapeutische concentraties aanwijzingen voor schadelijkheid (malformaties van het skelet, verlaagd gewicht van de foetus, verhoogde mortaliteit embryo/foetus).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Reversibele azoöspermie en oligospermie zijn gemeld.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste acht weken na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sirolimus.
Waarschuwingen en voorzorgen
Nierfunctie: controle van de nierfunctie inclusief controle op proteïnurie, bloedglucose, lipiden en bloedbeeld wordt aanbevolen, vooral bij hart- en niertransplantatie, voor aanvang van de behandeling en daarna regelmatig. Behandeling met everolimus kan het serumcholesterol en triglyceridengehalte verhogen; behandeling hiervoor kan nodig zijn. Bij ernstige refractaire hyperlipidemie de behandeling heroverwegen.
Bij verhoogde serumcreatininespiegels verlaging van de ciclosporinedosering overwegen. Bij transplantatie controle van de volbloed dalspiegel bij ernstige leverfunctiestoornis, bij starten of staken van sterke CYP3A4/Pgp-remmers of CYP3A4-inductoren (zie rubriek Interacties), bij verandering van preparaat of dosiswijziging van ciclosporine.
Regelmatig controleren op huidmaligniteiten en de huid beschermen tegen UV-straling en zonlicht (kleding, zonnebrandmiddelen met een hoge beschermingsfactor).
Infecties: oversuppressie van het immuunsysteem kan de vatbaarheid voor infecties verhogen, voornamelijk met opportunistische pathogenen. Fatale infecties en sepsis zijn gemeld. Na transplantatie wordt een antimicrobiële profylaxe tegen Pneumocystis jiroveci en cytomegalovirus aanbevolen voor met name risicopatiënten.
De incidentie van met biopsie bewezen acute transplantaatafstotingsepisodes is significant hoger bij negroïde niertransplantatiepatiënten; uit relatief weinig informatie blijkt dat negroïde patiënten een hogere dosis everolimus nodig hebben om een vergelijkbare werkzaamheid te bereiken.
Everolimus is in verband gebracht met angio-oedeem, meestal in combinatie met ACE-remmers.
Onderzoeksgegevens: gegevens over toepassing bij patiënten met hoog immunologisch risico ontbreken. Er is weinig ervaring met everolimus bij ouderen, er zijn geen duidelijk verschillen in farmacokinetiek bij patiënten ≥ 65 jaar. Niet gebruiken bij pediatrische nier- en levertransplantatiepatiënten. De veiligheid en werkzaamheid bij pediatrische harttransplantatiepatiënten zijn niet vastgesteld.
De everolimusconcentratie kan iets lager zijn na toediening van de dispergeerbare tablet.
Eigenschappen
Everolimus remt de activering en proliferatie van T-cellen door remming van de intracellulaire signaaloverdracht. Dit gebeurt door remming van ‘mammalian target of rapamycin’ (mTOR of FRAP), een belangrijke kinase voor de progressie van de celcyclus. De blokkering van het signaal leidt tot een stilstand van de cellen in de G1-fase van de celcyclus. Everolimus verlaagt via remming van mTOR ook het gehalte van de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF) wat een belangrijke rol speelt in de pathogenese van afstoting.
Kinetische gegevens
F | de relatieve biologische beschikbaarheid van de dispergeerbare tablet is 90% ten opzichte van de gewone tablet. Vetrijk voedsel vermindert de biologische beschikbaarheid en de Cmax. |
T max | 1–2 uur. |
Metabolisering | hoofdzakelijk in de lever door CYP3A4; everolimus is ook substraat van P-glycoproteïne (Pgp) in de darmwand. De metabolieten hebben vrijwel geen activiteit. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces als metaboliet. |
T 1/2el | 28 ± 7 uur. Bij milde, matige en ernstige leverinsufficiëntie resp. 52, 59 en 78 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
everolimus (bij transplantatie) hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AA51) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AA59) Vergelijk
- baricitinib (L04AA37) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AA26) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AA56) Vergelijk
- eculizumab (L04AA25) Vergelijk
- filgotinib (L04AA45) Vergelijk
- leflunomide (L04AA13) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AA54) Vergelijk
- ravulizumab (L04AA43) Vergelijk
- sirolimus (L04AA10) Vergelijk
- sutimlimab (L04AA55) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AA29) Vergelijk
- upadacitinib (L04AA44) Vergelijk
- vedolizumab (L04AA33) Vergelijk