abatacept
Samenstelling
Orencia XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 125 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,4 ml, 0,7 ml, 1 ml, pen 1 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 250 mg
Het concentraat bevat na bereiding 25 mg/ml. Bevat 8,625 mg natrium per injectieflacon.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Abatacept komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Indicaties
- Reumatoïde artritis:
- In combinatie met methotrexaat voor de behandeling van volwassenen met matig-ernstige tot ernstige actieve reumatoïde artritis met onvoldoende respons op eerdere therapie met één of meer 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARDs) inclusief methotrexaat (MTX) of een TNF-α-blokker.
- In combinatie met methotrexaat voor de behandeling van volwassenen met hoog-actieve en progressieve reumatoïde artritis die niet eerder zijn behandeld met methotrexaat.
- Actieve artritis psoriatica bij volwassenen met onvoldoende respons op eerdere DMARD-behandeling, inclusief methotrexaat, en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidlaesies niet is vereist.
- Matige tot ernstige actieve polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA) bij kinderen ≥ 2 jaar met inadequate respons op of intolerantie voor andere DMARD’s, in combinatie met methotrexaat of als monotherapie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Reumatoïde artritis
Volwassenen
i.v.-infusie: lichaamsgewicht < 60 kg: 500 mg; 60–100 kg: 750 mg; > 100 kg: 1000 mg. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Na 2 en 4 weken herhalen en daarna elke 4 weken. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
subcutaan: na een oplaaddosis als i.v.-infusie binnen een dag starten met de s.c.-injectie van 125 mg, gevolgd door 125 mg 1× per week. Indien geen i.v.-infusie kan worden gegeven kan ook direct worden gestart met de wekelijkse subcutane injecties. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Een vergeten subcutane dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen indien dit nog binnen 3 dagen na de geplande datum is; daarna het oorspronkelijk schema volgen. Indien de vergeten dosis pas later wordt opgemerkt op basis van medische beoordeling de patiënt adviseren wanneer de volgende dosis te nemen.
Bij switchen van de i.v.- naar de s.c.-toediening: de eerste s.c.-dosis geven op het moment van de eerstvolgende geplande i.v.-dosis.
Artritis psoriatica
Volwassenen
i.v.-infusie: lichaamsgewicht < 60 kg: 500 mg; 60–100 kg: 750 mg; > 100 kg: 1000 mg. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Na 2 en 4 weken herhalen en daarna elke 4 weken. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
subcutaan: 125 mg 1× per week, zonder i.v. oplaaddosis. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Een vergeten subcutane dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen indien dit nog binnen 3 dagen na de geplande datum is; daarna het oorspronkelijke schema volgen. Indien de vergeten dosis pas later wordt opgemerkt op basis van medische beoordeling de patiënt adviseren wanneer de volgende dosis te nemen.
Bij switchen van de i.v.- naar de s.c.-toediening: de eerste s.c.-dosis geven op het moment van de eerstvolgende geplande i.v.-dosis.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Kinderen 6–17 jaar
i.v.-infusie: lichaamsgewicht < 75 kg: 10 mg/kg lichaamsgewicht; 75–100 kg: 750 mg; > 100 kg: 1000 mg. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Na 2 en 4 weken herhalen en daarna elke 4 weken. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Kinderen 2–17 jaar
subcutaan: lichaamsgewicht 10–25 kg: 50 mg 1×/week; 25–50 kg: 87,5 mg 1×/week; ≥ 50 kg: 125 mg 1×/week. Er wordt geen i.v. oplaaddosis gegeven.
Bij switchen van de i.v.- naar de s.c.-toediening: de eerste s.c.-dosis geven op het moment van de eerstvolgende geplande i.v.-dosis.
Ouderen: een dosisaanpassing is niet nodig.
Bij lever- en nierfunctiestoornis: er zijn geen doseringsadviezen wegens het ontbreken van gegevens.
Toedieningsinformatie: direct na aanmaken van het concentraat dit voor infusie verdunnen tot 100 ml met fysiologisch zout. De eindconcentratie mag niet hoger zijn dan 10 mg/ml.
De injectieplaatsen voor de subcutane injectie afwisselen; niet toedienen op plaatsen waar de huid gevoelig, rood, gekneusd of hard is.
Bijwerkingen
Toon bijwerkingen per frequentieToon bijwerkingen per tractus.
Zeer vaak
Infecties
- Bovenste-luchtweginfectie
- Nasofaryngitis
- Sinusitis
- Tracheïtis
Vaak
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
- Exacerbatie COPD
- Hoesten
Algemeen en toedieningsplaats
- Asthenie
- Vermoeidheid
Bloedvaten
- Hypertensie
Huid en onderhuid
- Dermatitis
- Rash
Infecties
- Bronchitis
- Griep
- Herpes simplex
- Herpes zoster
- Herpesvirusinfectie
- Onderste-luchtweginfectie
- Orale herpes
- Pneumonie
- Urineweginfectie
Lever en galwegen
- Leverfunctie afwijkend
Maagdarmstelsel
- Braken
- Buikpijn
- Diarree
- Dyspepsie
- Mondulceratie
- Nausea
- Orale aften
Zenuwstelsel
- Hoofdpijn
Soms
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
- Bronchospasme
- Dyspneu
- Exacerbatie van astma
- Keelbeklemming
- Piepen
Bloed en lymfestelsel
- Leukopenie
- Trombocytopenie
Bloedvaten
- Hematoom
- Hypotensie
- Opvlieger
- Overmatig blozen
- Vasculitis
Hart
- Bradycardie
- Hartkloppingen
- Tachycardie
Huid en onderhuid
- Acne
- Alopecia
- Droge huid
- Erytheem
- Hyperhidrose
- Pruritus
- Psoriasis
- Urticaria
Immuunsysteem
- Overgevoeligheid
Infecties
- Conjunctivitis
- Onychomycose
- Oorinfectie
- Pyelonefritis
- Rhinitis
- Sepsis
- Subcutaan abces
- Tandinfectie
Maagdarmstelsel
- Gastritis
Onderzoeken
- Gewicht verhoogd
Oog
- Droog oog
- Gezichtsvermogen afgenomen
Psyche
- Angst
- Depressie
- Insomnia
- Slaapstoornis
Skeletspieren en bindweefsel
- Artralgie
- Pijn in extremiteit
- Skeletspierstelselinfectie
Tumoren (inclusief cysten en poliepen)
- Basaalcelcarcinoom
- Huidpapilloom
Voortplantingsstelsel en borst
- Amenorroe
- Menorragie
Zenuwstelsel
- Duizeligheid
- Migraine
- Paresthesie
Zelden
Infecties
- Bacteriëmie
- Bekkenontsteking
- Tuberculose
Maagdarmstelsel
- Maag-darminfectie
Tumoren (inclusief cysten en poliepen)
- Longneoplasma maligne
- Lymfoom
- Plaveiselcelcarcinoom
Beschreven, met onbekende frequentie
Aangelegenheden met betrekking tot producten
- Beklemd gevoel in de keel
Aangelegenheden met betrekking tot producten (Beschreven, met onbekende frequentie)
Beschreven, met onbekende frequentie | |
---|---|
Beklemd gevoel in de keel |
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Exacerbatie COPD | Vaak |
---|---|
Hoesten | |
Bronchospasme | Soms |
Dyspneu | |
Exacerbatie van astma | |
Keelbeklemming | |
Piepen |
Algemeen en toedieningsplaats (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Asthenie | Vaak |
---|---|
Vermoeidheid |
Bloed en lymfestelsel (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Leukopenie | Soms |
---|---|
Trombocytopenie |
Bloedvaten (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Hypertensie | Vaak |
---|---|
Hematoom | Soms |
Hypotensie | |
Opvlieger | |
Overmatig blozen | |
Vasculitis |
Hart (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Bradycardie | Soms |
---|---|
Hartkloppingen | |
Tachycardie |
Huid en onderhuid (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Dermatitis | Vaak |
---|---|
Rash | |
Acne | Soms |
Alopecia | |
Droge huid | |
Erytheem | |
Hyperhidrose | |
Pruritus | |
Psoriasis | |
Urticaria |
Immuunsysteem (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Overgevoeligheid | Soms |
---|
Infecties (In meer dan 10% van de gevallen)
Bovenste-luchtweginfectie | Zeer vaak |
---|---|
Nasofaryngitis | |
Sinusitis | |
Tracheïtis | |
Bronchitis | Vaak |
Griep | |
Herpes simplex | |
Herpes zoster | |
Herpesvirusinfectie | |
Onderste-luchtweginfectie | |
Orale herpes | |
Pneumonie | |
Urineweginfectie | |
Conjunctivitis | Soms |
Onychomycose | |
Oorinfectie | |
Pyelonefritis | |
Rhinitis | |
Sepsis | |
Subcutaan abces | |
Tandinfectie | |
Bacteriëmie | Zelden |
Bekkenontsteking | |
Tuberculose |
Lever en galwegen (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Leverfunctie afwijkend | Vaak |
---|
Maagdarmstelsel (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Braken | Vaak |
---|---|
Buikpijn | |
Diarree | |
Dyspepsie | |
Mondulceratie | |
Nausea | |
Orale aften | |
Gastritis | Soms |
Maag-darminfectie | Zelden |
Onderzoeken (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Gewicht verhoogd | Soms |
---|
Oog (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Droog oog | Soms |
---|---|
Gezichtsvermogen afgenomen |
Psyche (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Angst | Soms |
---|---|
Depressie | |
Insomnia | |
Slaapstoornis |
Skeletspieren en bindweefsel (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Artralgie | Soms |
---|---|
Pijn in extremiteit | |
Skeletspierstelselinfectie |
Tumoren (inclusief cysten en poliepen) (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Basaalcelcarcinoom | Soms |
---|---|
Huidpapilloom | |
Longneoplasma maligne | Zelden |
Lymfoom | |
Plaveiselcelcarcinoom |
Voortplantingsstelsel en borst (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Amenorroe | Soms |
---|---|
Menorragie |
Zenuwstelsel (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Hoofdpijn | Vaak |
---|---|
Duizeligheid | Soms |
Migraine | |
Paresthesie |
- Gemeld is dyspneu na subcutane injectie.
- Bij kinderen met pJIA is tevens vaak gemeld: infectie bovenste luchtwegen (waaronder sinusitis, nasofaryngitis en rinitis), otitis media, otitis externa, hematurie, koorts. Een geval van abces in een ledemaat is gemeld bij een patiënt met pJIA gedurende de 20 maanden extensieperiode.
Interacties
Combinatie met een TNF-α-blokker geeft een hogere frequentie van algemene en ernstige infecties en wordt daarom afgeraden.
Gelijktijdig toediening van biologische immunosuppressiva of immunomodulerende middelen kan het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken.
Levend verzwakte vaccins niet tijdens of gedurende drie maanden na de behandeling met abatacept geven. Vaccinaties met gedode verwekkers of afgeleid antigeen zijn tijdens immunosuppressieve therapie mogelijk minder effectief door een verminderde immuunrespons; het vermogen voor een klinisch significante immuunrespons is niet significant afgeremd. Bij juveniele idiopathische artritis de door de vaccinatierichtlijnen voorgeschreven vaccins alsnog toedienen vóór beginnen van de behandeling met abatacept.
Er zijn onvoldoende gegevens om de veiligheid van abatacept in combinatie met anakinra of rituximab te beoordelen.
Zwangerschap
Abatacept passeert de placenta.
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: het kind heeft meer kans op infecties.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Vruchtbare vrouwen dienen adequate anticonceptie toe te passen gedurende de behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosering. De NVR-richtlijn Biologicals ontraadt gebruik tijdens de zwangerschap en adviseert 6 maanden vóór de geplande conceptie abatacept te staken. Dien geen levend vaccin toe aan kinderen die in utero zijn blootgesteld aan abatacept, tot 14 weken na de laatste toediening van abatacept aan de moeder tijdens de zwangerschap.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Bij de mens onbekend.
Advies: Geen borstvoeding geven gedurende de behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosering.
Contra-indicaties
Ernstige en onbeheersbare infecties zoals sepsis en opportunistische infecties. De behandeling niet beginnen bij actieve infecties met inbegrip van chronische of lokale infecties.
Waarschuwingen en voorzorgen
(Reacivatie van) Infecties: wees door de verminderde afweer voorzichtig bij ouderen, bij een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of bij onderliggende ziekten die een predispositie kunnen vormen voor infecties. Bij ouderen (> 65 j.) komen ernstige infecties vaker voor. Bij COPD zijn met abatacept ernstige bijwerkingen gezien, waaronder COPD-exacerbaties. Voorafgaand aan behandeling controleren op latente tuberculose en virale hepatitis. Bij overzetten van een TNF-α-blokker op abatacept controleren op tekenen van infecties. Bij optreden van een ernstige infectie de behandeling staken.
Maligniteiten: de mogelijkheid bestaat dat de afweer tegen maligniteiten wordt aangetast. De mogelijke rol van abatacept op de ontwikkeling van maligniteiten is onbekend. Patiënten – in het bijzonder bij risicofactoren voor huidkanker – regelmatig controleren op aanwezigheid van niet-melanotische huidkanker.
PML: controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Bij ernstige allergische of anafylactische reacties de behandeling permanent staken.
Bij het uitvoeren van werkzaamheden rekening houden met verminderde gezichtsscherpte en duizeligheid.
Klinische testen: een test voor bloedglucose die glucosedehydrogenase pyrroloquinolinequinone (GDH-PQQ) bevat, niet gebruiken.
Kinderen : intraveneus gebruik bij leeftijd < 6 jaar of subcutaan bij < 2 jaar is af te raden vanwege het ontbreken van gegevens over de veiligheid en werkzaamheid.
Eigenschappen
Abatacept is een humaan fusie-eiwit geproduceerd met recombinant-DNA-techniek. Voor activatie van T-lymfocyten zijn twee signalen van antigeenpresenterende cellen nodig: herkenning van een specifiek antigeen door een T-cel receptor en een co-stimulatiesignaal. Een belangrijke co-stimulatie is de binding van CD80- en CD86-moleculen op het oppervlak van antigeenpresenterende cellen aan de CD28-receptor op de T-lymfocyt. Abatacept remt deze co-stimulatie door selectieve binding aan CD80- en CD86. Door verminderde activatie van T-lymfocyten wordt de antigeenspecifieke immuunrespons van deze cellen geremd.
Kinetische gegevens
F | s.c. ca. 79%. |
V d | 0,11 l/kg. |
T 1/2el | ca. 14 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
abatacept hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- anifrolumab (L04AA51) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AA59) Vergelijk
- baricitinib (L04AA37) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AA26) Vergelijk
- eculizumab (L04AA25) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AA18) Vergelijk
- filgotinib (L04AA45) Vergelijk
- leflunomide (L04AA13) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AA54) Vergelijk
- ravulizumab (L04AA43) Vergelijk
- sirolimus (L04AA10) Vergelijk
- sutimlimab (L04AA55) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AA29) Vergelijk
- upadacitinib (L04AA44) Vergelijk
- vedolizumab (L04AA33) Vergelijk