Samenstelling
Inlyta XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 1 mg, 5 mg, 7 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tasigna (als hydrochloride) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 150 mg, 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kisplyx (als mesilaat) XGVS Eisai
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 4 mg, 10 mg
Lenvima (als mesilaat) XGVS Eisai
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 4 mg, 10 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Vargatef (als esilaat) XGVS Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 100 mg, 150 mg
Bevat tevens: soja-lecithine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen over axitinib van de commissie BOM nvmo.org (onder axitinib).
Zie voor de behandeling van niercelcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie de CML-richtlijn via hovon.nl.
Advies
Zie voor het advies voor lenvatinib bij de verschillende indicaties de adviezen van de commissie BOM nvmo.org.
Voor de behandeling van niercelcarcinoom, schildkliercarcinoom en hepatocellulair carcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor het advies van de NVMO-commissie BOM: Nintedanib en docetaxel als tweedelijnsbehandeling voor lokaal gevoerderd of gemetastaseerd niet-kleincellig loncarcinoom (2016).
Zie verder richtlijnendatabase.nl voor de geldende behandelrichtlijn van niet-kleincellig longcarcinoom.
Indicaties
- Gevorderd of gemetastaseerd niercelcarcinoom bij volwassenen na falen van eerdere behandeling met sunitinib of een cytokine.
Indicaties
Behandeling van Philadelphia-chromosoom positieve chronische myeloïde leukemie (Ph+ CML)
- nieuw gediagnosticeerd en zich bevindend in de chronische fase (bij volwassenen en kinderen);
- in de chronische of acceleratiefase na falen van andere geneesmiddelen, waaronder imatinib, als gevolg van resistentie of intolerantie (bij volwassenen);
- in de chronische fase na falen van andere geneesmiddelen, waaronder imatinib, als gevolg van resistentie of intolerantie (bij kinderen).
Indicaties
Kisplyx
- gevorderd niercelcarcinoom (NCC) als eerstelijnsbehandeling, in combinatie met pembrolizumab.
- NCC, in combinatie met everolimus bij volwassenen na één eerdere behandeling gericht op de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF).
Lenvima
- progressief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, gedifferentieerd (papillair/folliculair/Hürthlecel-) schildkliercarcinoom (DTC), refractair voor radioactief jodium.
- gevorderd of niet-reseceerbaar hepatocellulair carcinoom (HCC), indien niet eerder een systemische therapie is ontvangen.
- gevorderd of recidiverend endometriumcarcinoom (EC), in combinatie met pembrolizumab, bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere platinumbevattende therapie, die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of bestraling.
Indicaties
- lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met adenocarcinoom-histologie bij volwassenen, in combinatie met docetaxel na eerstelijns-chemotherapie.
Doseringen
Gevorderd of gemetastaseerd niercelcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
aanbevolen begindosering is 5 mg 2×/dag. Na 2 weken zonder bijwerkingen NCI CTCAE > klasse 2 en met een bloeddruk RR ≤ 150/90 mmHg zonder antihypertensiva, eventueel de dosering verhogen naar 7 mg 2×/dag. Na nogmaals 2 weken zonder bijwerkingen NCI CTCAE > klasse 2 en met een bloeddruk RR ≤ 150/90 mmHg zonder antihypertensiva, eventueel de dosering verhogen naar 10 mg 2×/dag (= maximale dosering). In combinatie met pembrolizumab bij een eventuele dosisverhoging een tussenperiode van min. 6 weken aanhouden. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosis is niet nodig. Er kan geen doseringsaanbeveling worden gedaan bij een creatinineklaring < 15 ml/min vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Bij een matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9) de begindosering verlagen naar 2 mg 2×/dag. Vanwege het ontbreken van gegevens axitinib niet gebruiken bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15).
Bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers: indien combinatie niet is te vermijden de dosering halveren. Na staken van de sterke remmer de dosering van axitinib weer verhogen naar die van vóór het toepassen van de combinatie.
Bij combinatie met sterke CYP3A4-inductoren: indien combinatie niet is te vermijden de dosering geleidelijk verhogen; er is maximale inductie binnen een week van behandeling met de inductor. Na staken van de sterke inductor de dosering van axitinib onmiddellijk verlagen naar die van vóór het toepassen van de combinatie.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hypertensie, hartfalen, bloedingen, proteïnurie, RPLS) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening: de tabletten 2×/dag met tussenpozen van ca. 12 uur innemen, met of zonder voedsel. Tabletten heel doorslikken met een glas water. Een gemiste dosis overslaan en doorgaan met het gebruikelijke schema.
Doseringen
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie, in de chronische fase
Volwassenen (incl. ouderen)
300 mg 2×/dag (ca. elke 12 uur). De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. Soms is het staken van de behandeling na het bereiken van een aanhoudend diepe moleculaire respons mogelijk, zie in de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Staken van de behandeling.
Kinderen
230 mg/m² 2×/dag (ca. elke 12 uur), max. enkelvoudige dosis is 400 mg. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie, in de chronische of in de acceleratiefase, na het falen van eerdere therapie
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 2×/dag (ca. elke 12 uur). De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. Soms is het staken van de behandeling na het bereiken van een aanhoudend diepe moleculaire respons mogelijk, zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Staken van de behandeling.
Kinderen
230 mg/m² 2×/dag (ca. elke 12 uur), max. enkelvoudige dosis is 400 mg. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig; er is slechts een bescheiden effect op de farmacokinetiek van nilotinib.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is naar verwachting niet nodig; zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoeksgegevens
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking, dosisverlaging of staken van de behandeling bij (ernstige) hematologische bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie) en niet-hematologische bijwerkingen (zoals verhoogde waarden van serumlipase, bilirubine en levertransaminasen) de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een gemiste dosis niet inhalen, maar de volgende geplande dosis nemen.
Toediening: de capsule heel doorslikken met een glas water, 2 uur vóór en minstens 1 uur na de inname van de dosis geen voedsel nuttigen. Bij slikklachten de capsule openen en de inhoud dispergeren in één theelepel appelmoes en onmiddellijk doorslikken. Het dispergeren mag alléén in appelmoes gebeuren.
Doseringen
Stel een optimale medische behandeling in tegen misselijkheid, braken en diarree (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Niercelcarcinoom
Volwassenen
Eerstelijnsbehandeling: 20 mg 1×/dag in combinatie met pembolizumab 200 mg elke 3 weken óf 400 mg elke 6 weken als i.v. infusie gedurende 30 minuten. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Tweedelijnsbehandeling: 18 mg 1×/dag in combinatie met everolimus 5 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) is de aanbevolen dosis lenvatinib 10 mg 1×/dag. Bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen. Zie voor dosisaanpassingen van pembrolizumab en everolimus bij een verminderde nierfunctie de betreffende geneesmiddelteksten: pembrolizumab#doseringen en everolimus#doseringen.
Verminderde leverfunctie: bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is de aanbevolen dosis lenvatinib 10 mg 1×/dag. De combinatie bij ernstige leverfunctiestoornis alleen toepassen als het verwachte voordeel opweegt tegen het risico. Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is een aanpassing van de dosis van de combinatie niet nodig. Zie voor dosisaanpassingen van pembrolizumab en everolimus bij een verminderde leverfunctie de betreffende geneesmiddelteksten: pembrolizumab#doseringen en everolimus#doseringen.
Schildkliercarcinoom
Volwassenen
24 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nier- of leverfunctie: bij een ernstige nier (creatinineklaring < 30 ml/min)- of leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) 14 mg 1×/dag. Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis is aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen.
Hepatocellulair carcinoom
Volwassenen
Bij een lichaamsgewicht < 60 kg: 8 mg 1×/dag; bij een lichaamsgewicht ≥ 60 kg: 12 mg 1×/dag. De dosis alleen aanpassen bij het optreden van toxiciteiten, niet bij veranderingen in het lichaamsgewicht (bv. door afvallen). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan vanwege onvoldoende gegevens geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan vanwege onvoldoende gegevens geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9). Lenvatinib is niet onderzocht bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15); gebruik hierbij wordt niet aanbevolen.
Endometriumcarcinoom
Volwassenen
20 mg 1×/dag, in combinatie met pembrolizumab 200 mg elke 3 weken óf 400 mg elke 6 weken als i.v. infusie gedurende 30 minuten.. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde leverfunctie: bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is de aanbevolen dosis lenvatinib 10 mg 1×/dag. De combinatie bij ernstige leverfunctiestoornis alleen toepassen als het verwachte voordeel opweegt tegen het risico. Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is een aanpassing van de dosis van de combinatie niet nodig.
Verminderde nierfunctie: bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) is de aanbevolen dosis lenvatinib 10 mg 1×/dag. Bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen.
Ouderen (> 65 j): een aanpassing van de dosis is niet nodig. Bij een leeftijd van ≥ 75 jaar is er meer kans op bijwerkingen/toxiciteiten; er zijn weinig gegevens over het gebruik bij deze ouderen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij ernstige of ondraaglijke bijwerkingen (hypertensie, hartfalen, verlenging QT-interval, hemorragie, arteriële trombo-embolie, proteïnurie, nierfunctiestoornis, nefrotisch syndroom, PRES/RPLS, hepatotoxiciteit, diarree, maag-darmperforatie of fistel, niet-gastro-intestinale fistel) de officiële productinformatie CBG/EMA van Kisplyx of Lenvima (rubriek 4.2).
Een vergeten dosis binnen 12 uur alsnog innemen, als het langer dan 12 uur geleden is de dosis overslaan en de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toediening: de capsule in zijn geheel innemen met water, elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip, met of zonder voedsel. De capsule niet openen, om herhaalde blootstelling aan de inhoud van de capsule te vermijden. Wel kunnen de capsules in hun geheel worden opgelost in water, appelsap of melk. De suspensie kan oraal worden toegediend of via een voedingssonde. Bij toediening via een voedingssonde de suspensie met water bereiden. Indien niet direct gebruikt, de suspensie maximaal 24 uur in een afgesloten beker bewaren in de koelkast. Schud de suspensie ongeveer 30 seconden voor gebruik nadat deze uit de koelkast is gehaald.
Doseringen
Lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200 mg 2×/dag (iedere 12 uur) op dag 2 tot en met 21 van de standaard 21-daagse behandelcyclus met docetaxel#doseringen (i.v. 75 mg/m²). Nintedanib niet op dezelfde dag toedienen als docetaxel (= dag 1). De maximale dagelijkse dosis van 400 mg niet overschrijden. De therapie met nintedanib kan worden voorgezet na staken van docetaxel, zolang klinisch voordeel wordt waargenomen of totdat onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosis is niet nodig bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min). Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig; de veiligheid en werkzaamheid van nintedanib zijn niet vastgesteld bij een Child-Pughscore ≥ 7; hierbij wordt de behandeling niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen, diarree, braken, ASAT/ALAT- en bilirubineverhogingen, overige niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Bij het missen van een dosis, de toediening hervatten op de volgende geplande tijd in de aanbevolen dosis.
Toediening: de capsules heel innemen met water (dus niet openen, kauwen of fijnmaken), bij voorkeur samen met voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak ( > 10%): hypertensie (bij ca. 51%; incl. hypertensieve crisis), bloedingen (bij ca. 26%; lokalisaties ook in de hersenen of elders in het CZS, kransslagader, long, nier- en urinewegen, keel, oog en gastro-intestinaal, tevens hematomen). Dyspneu, hoesten, dysfonie (bij ca. 33%). Anorexie, stomatitis, misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, diarree (bij ca. 55%), obstipatie, gewichtsafname. Hoofdpijn, dysgeusie. Hand-voetsyndroom (bij ca. 32%), huiduitslag, droge huid. Hypothyroïdie (bij ca. 25%). Gewrichtspijn, pijn in de ledematen. Proteïnurie. Vermoeidheid, asthenie, mucositis.
Vaak (1-10%): trombo-embolische aandoeningen (incl. DVT, vena jugularis- of vena subclavia-trombose, bekkenvene-trombose, longembolie, retinale veneuze occlusie, Budd-Chiarisyndroom, myocardinfarct, TIA, CVA en retinale arterie-occlusie. Hartfalen (incl. linkerventrikeldisfunctie, rechterventrikelfalen, congestief hartfalen, hart-longfalen). Duizeligheid, oorsuizen. Glossodynie, maag-darmperforatie en fistel (incl. abces, peritonitis), flatulentie, aambeien. Cholecystitis (acuut, infectieus). Keelpijn. Jeuk, erytheem, alopecia. Spierpijn. (Acuut) nierfalen. Hyperthyroïdie. Anemie, trombocytopenie, polycytemie. Dehydratie, hyperkaliëmie, hypercalciëmie. Stijging van TSH, creatinine, bilirubine, ALAT, ASAT, AF, lipase en amylase.
Soms (0,1-1%): reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS). Neutropenie, leukopenie.
Tevens zijn gemeld: gescheurde aneurysma (incl. fatale afloop), arteriële dissectie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie (incl. faryngitis, nasofaryngitis, rinitis). Anemie, trombocytopenie. Groeivertraging. Hoofdpijn. Hoest. Misselijkheid, pijn in de bovenbuik, obstipatie, diarree, braken. Hyperbilirubinemie (incl. stijging bilirubine in het bloed). Huiduitslag, jeuk, alopecia. Myalgie, artralgie, rugpijn, pijn in de extremiteiten. Vermoeidheid, koorts. Stijging ALAT en lipase in het bloed.
Vaak (1-10%): folliculitis, bronchitis, candidiasis (incl. orale candidiasis), pneumonie, gastro-enteritis, urineweginfectie. Leukopenie, leukocytose, neutropenie, trombocytemie. Hypothyroïdie. Hypomagnesiëmie, hyperkaliëmie, hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypercalciëmie, hyperfosfatemie, diabetes mellitus, hyperglykemie, hypercholesterolemie, hyperlipidemie, hypertriglyceridemie, verminderde eetlust, jicht, hyperurikemie, hypofosfatemie (incl. daling fosfaat in het bloed). Depressie, slapeloosheid, angst. Duizeligheid, hypo-esthesie, paresthesie, migraine. Conjunctivitis, droge ogen, oogirritatie, hyperemie (scleraal, conjectivaal, oculair), wazig zien. Vertigo, oorpijn, oorsuizen. Angina pectoris, aritmie (incl. atrioventriculair blok, cardiaal fladderen, ventriculaire extrasystolen, tachycardie, atriumfibrilleren, bradycardie), palpitaties, verlengd QT-interval, coronaire vaatziekten. Hypertensie, blozen, perifere arteriële occlusieve ziekte. Dyspneu, inspanningsdyspneu, bloedneus, orofaryngeale pijn. Pancreatitis, opgezette buik, flatulentie, buikpijn, dyspepsie, gastritis, gastro-oesofageale reflux, hemorroïden, stomatitis. Leverfunctiestoornis. Nachtzweten, urticaria, hyperhidrose, kneuzing, acne, dermatitis (incl. allergisch, exfoliatief, acneïform), droge huid, erytheem. PIjn op de borst (cardiaal en niet-cardiaal), spierpijn, nekpijn, spierzwakte, spierspasmen, botpijn. Pollakisurie, dysurie. Erectiestoornis, menorragie. Pijn, malaise, asthenie, perifeer oedeem, koude rillingen, influenza-achtige ziekte. Stijging amylase, ASAT, AF, γ-GT, creatinekinase, creatinine en totaal cholesterol in het bloed. Daling hemoglobine in het bloed. Gewichtsdaling, gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): herpesvirusinfectie, anaal of subcutaan abces, furunkel, sepsis, tinea pedis. Huidpapilloom. Eosinofilie, febriele neutropenie, lymfopenie, pancytopenie. Overgevoeligheid. Hyperthyroïdie. Dehydratie, toegenomen eetlust, dyslipidemie, hypoglykemie. Amnesie, verwardheid, desoriëntatie. CVA, intracraniële of cerebrale bloeding. ischemische beroerte, TIA, herseninfarct, bewustzijnsverlies (incl. syncope), tremor, aandachtsstoornis, hyperesthesie, dysesthesie, lethargie, perifere neuropathie, rustelozebenen-syndroom, aangezichtsverlamming. Visusstoornis, conjunctivale bloeding, vermindering in gezichtsscherpte, ooglidoedeem, blefaritis, fotopsie, allergische conjunctivitis, diplopie, oogbloeding, pijn in het oog, jeuk in het oog, oogzwelling, periorbitaal oedeem, fotofobie. Gehoorstoornis. Myocardinfarct, hartruis, pericardiale effusie, hartfalen, diastolische disfunctie, linkerbundeltakblok, pericarditis. Hypertensieve crisis, claudicatio intermittens, stenose van perifere arterie, hematoom, arteriosclerose, hypotensie, trombose. Pulmonaal oedeem, pleurale effusie, interstitiële longziekte, pleurapijn, pleuritis, keelirritatie, dysfonie, pulmonale hypertensie, piepende ademhaling. Maag-darmbloeding, melena, mondzweer, oesofaguspijn, droge mond, verhoogde gevoeligheid van de tanden, dysgeusie, enterocolitis, maagzweer, gingivitis, hernia hiatus, rectale bloeding. Hepatotoxiciteit, hepatitis, geelzucht, cholestase, hepatomegalie. Exfoliatieve huiduitslag, geneesmiddeleneruptie, pijn aan de huid, ecchymose, zwelling in het gelaat, blaarvorming, huidcysten, erythema nodosum, hyperkeratose, petechiën, fotosensibilisatie, psoriasis, huidverkleuring, huidexfoliatie, hyperpigmentatie van de huid, huidhypertrofie, huidulceratie. Spierstijfheid, zwelling van gewrichten, artritis, flankpijn. Mictiedrang, nachtelijke mictie, chromaturie, hematurie, nierfalen, incontinentie.
Zelden (0,01-0,1%): hepatitis B-reactivering. Oraal papilloom, paraproteïnemie. Secundaire hyperparathyroïdie, thyroïditis. Eetluststoornis, tumorlysissyndroom. Dysforie. Basilarisstenose, hersenoedeem, neuritis optica. Chorioretinopathie, papiloedeem. Cyanose, verlaagde ejectiefractie. Hemorragische shock. Faryngolaryngeale pijn. Ulceratieve gastro-intestinale perforatie, hematemese, oesofagusulcus, ulceratieve oesofagitis, retroperitoneale bloedingen, subileus. Erythema multiforme, hand-voetsyndroom, talghyperplasie, huidatrofie. Borstverharding. Plotselinge dood. Verlaagd bloedglucose, verlaagd bloedinsuline, verhoogd bloedinsuline, verlaagd insuline C-peptide.
Verder is gemeld: ventriculaire disfunctie.
Bijwerkingen
De percentages van bijwerkingen kunnen per indicatie en combinatietherapie iets verschillen. Zie voor details de productinformatie.
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, hypotensie. Bloedingen. Urineweginfectie. Droge mond, stomatitis, glossitis, mondulcera, misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree, obstipatie, buikpijn. Gewichtsverlies, verminderde eetlust. Slapeloosheid. Duizeligheid, hoofdpijn, smaakstoornis. Dysfonie. Vermoeidheid, asthenie, perifeer oedeem. Artralgie, myalgie, rugpijn, pijn in ledematen, spierpijn. Huiduitslag, hand-voetsyndroom, alopecia. Hypothyroïdie. Trombocytopenie, leukopenie, neutropenie, symfopenie. Proteïnurie. Hypokaliëmie, hypocalciëmie. Hypercholesterolemie. Stijging TSH. Hypoalbuminemie, stijging ALAT, ASAT, AF, γ-GT, amylase, lipase en bilirubine in het bloed.
Vaak (1-10%): myocardinfarct, hartfalen, verminderde ejectiefractie, verlengd QT-interval. CVA. Longembolie. Anusfistel, flatulentie, gastro-intestinale perforatie. Nierfalen (incl. tubulusnecrose). Leverfunctiestoornis, hepatische encefalopathie. Cholecystitis. Malaise. Hyperkeratose. Dehydratie. Stijging creatinine en/of ureum, AF, γGT. Hypomagnesiëmie.
Soms (0,1-1%): TIA, monoparese, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Miltinfarct. Pneumothorax. Nefrotisch syndroom. Bijnierinsufficiëntie. Hepatocellulaire schade, leversteatose, icterus, (acute) hepatitis. Pancreatitis, colitis. Perineaal abces. Verstoorde wondgenezing. Osteonecrose van de kaak.
Verder zijn gemeld: aneurysma en/of arteriële dissectie. Fistels gelegen buiten de gastro-intestinale tractus zoals een tracheale, tracheo-oesofageale, oesofageale, cutane fistel of een fistel in de vrouwelijke geslachtsorganen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bloedingen. Perifere neuropathie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree (ca. 43%). Verminderde eetlust, verstoorde elektrolytenbalans. Mucositis (waaronder stomatitis), huiduitslag, alopecia. Neutropenie. Toename van ASAT, ALAT en alkalische fosfatase in het bloed (bij ca. 43%).
Vaak (1-10%): veneuze trombo-embolie (o.a. longembolie), hypertensie. Abcessen, sepsis. Dehydratie. Hoofdpijn. Gewichtsverlies. Jeuk. Proteïnurie. Hyperbilirubinemie, stijging γ-GT. (Fatale) febriele neutropenie, trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): myocardinfarct. Maag-darmperforatie, pancreatitis. Nierfalen. Leverschade (soms fataal verlopend).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie. Colitis. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met krachtige remmers van CYP3A4/5 (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, ritonavir, grapefruit-/pompelmoessap) kan de concentratie van axitinib verhogen. Gelijktijdig gebruik met krachtige inductoren van CYP3A4 (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) kan de concentratie van axitinib verlagen. Combinatie met krachtige CYP3A4-remmers of -inductoren vermijden of wanneer dit niet mogelijk is, de dosering van axitinib aanpassen en na staken van de remmer of inductor de oorspronkelijke dosering van axitinib instellen. Zie de rubriek Dosering.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van sterke CYP1A2-remmers (bv. ciprofloxacine, fluvoxamine) en CYP2C19-remmers (bv. fluvoxamine, protonpompremmers, sommige anti–epileptica), mogelijk kan deze combinatie de concentratie van axitinib verhogen.
Axitinib remt in vitro CYP1A2, mogelijk kan gelijktijdig gebruik leiden tot verhoogde concentraties van CYP1A2-substraten (zoals theofylline, clozapine, olanzapine).
Interacties
Nilotinib wordt vnl. gemetaboliseerd door CYP3A4 en is substraat voor Pgp. Vermijd gelijktijdig gebruik met sterke remmers van CYP3A4 en/of Pgp (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir, voriconazol) omdat dit de blootstelling aan nilotinib kan verhogen. Om dezelfde redenen het gebruik van grapefruit/pompelmoessap tijdens de behandeling vermijden. Het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4 inductoren (zoals efavirenz, nevirapine, rifampicine, rifabutine, carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne, sint-janskruid) wordt sterk afgeraden omdat dit de plasmaconcentratie van nilotinib kan verlagen; rifampicine bv. verlaagt de blootstelling aan nilotinib met ca. 80%. Kies zo mogelijk andere middelen met een lager inductiepotentieel.
De behandeling kan aanleiding geven tot (levensbedreigende) hyperglykemie; een aanpassing van de dosering van bloedglucoseverlagende middelen kan nodig zijn.
Nilotinib is in vitro een relatief sterke remmer van CYP3A4, CYP2C8, CYP2C9, CYP2D6 en UGT1A1. Wees daarom voorzichtig bij het gelijktijdig gebruik van substraten van deze enzymen met een smalle therapeutische breedte (zoals alfentanil, fentanyl, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, ergotamine, kinidine, midazolam, pimozide en sommige statinen).
Bij een therapeutische dosering geeft nilotinib een relatief kleine verlenging van het QT-interval. Wees echter voorzichtig bij combinatie met geneesmiddelen die eveneens het QTc-interval verlengen (o.a. kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, fluorchinolonen, macroliden en enkele azoolantimycotica).
Nilotinib heeft een lagere oplosbaarheid bij een hogere pH. Bij gebruik van een H2-receptorantagonist, deze circa 10 uur vóór of 2 uur na nilotinib toedienen. Antacida circa 2 uur vóór of 2 uur na nilotinib toedienen. Desondanks kan nilotinib zonder restricties gelijktijdig worden gebruikt met een protonpompremmer.
Interacties
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, disopyramide, kinidine, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica en selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Tijdens een behandeling met lenvatinib ontstaat zeer vaak hypertensie die met antihypertensiva moet worden behandeld. Wees bij de combinatiebehandeling (lenvatinib + everolimus) echter voorzichtig met geneesmiddelen die inwerken op het renine-angiotensine-aldosteronsysteem vanwege meer kans op acuut nierfalen.
Wees voorzichtig met de combinatie met antiresorptieve bottherapie en/of andere angiogeneseremmers, zoals bevacizumab, vanwege de kans op osteonecrose van de kaak. Voer bij patiënten die zijn behandeld met een intraveneus bisfosfonaat indien mogelijk geen invasieve tandheelkundige behandeling uit, omdat dit een risicofactor is.
Er zijn geen gegevens over gebruik direct na gebruik van sorafenib of andere behandelingen tegen kanker. Mogelijk is er een risico van bijkomende toxiciteit. In klinisch onderzoek werd een 'wash out' periode van ten minste 4 weken aangehouden.
Het is niet bekend of lenvatinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen (zie ook de rubriek Zwangerschap) of de kans op trombo-embolische complicaties bij deze anticonceptiva vergroot.
Interacties
Nintedanib is een substraat voor Pgp. Bij gelijktijdig gebruik met sterke Pgp-remmers (bv. ciclosporine, claritromycine, erytromycine, itraconazol, kinidine) nauwgezet controleren op mogelijk meer bijwerkingen van nintedanib. Sterke Pgp-inductoren (bv. sint-janskruid, rifampicine, carbamazepine, fenytoïne) kunnen de blootstelling aan nintedanib verlagen; gelijktijdige toediening zorgvuldig overwegen.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten regelmatig de INR controleren. Er is geen interactie waargenomen met laaggedoseerde laagmoleculairgewicht heparinen of acetylsalicylzuur.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren ook in subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken (skeletafwijkingen, waaronder vertraagde ossificatie en palatoschisis).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Axitinib kan mogelijk de vruchtbaarheid schaden. Bij dieren zijn ook bij normale doses bij mannetjes atrofie of degeneratie van testes en epididymis, hypospermie, afwijkende spermavormen gezien en bij vrouwtjes vertraagde geslachtsrijpheid, verminderde of afwezige corpora lutea, verminderd gewicht en atrofie van de uterus.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 week na de therapie.
Zwangerschap
Nilotinib passeert in geringe mate de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, alleen in doses toxisch voor het moederdier, schadelijk gebleken (premature vergroeiing van de aangezichtsbeenderen, viscerale veranderingen, veranderingen in de skeletbeenderen).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 2 weken na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren in subtherapeutische doses schadelijk gebleken (uitwendig zichtbare als ook viscerale en skeletafwijkingen).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn bij hoog-therapeutische doses lenvatinib reversibele effecten op de vruchtbaarheid gezien (hypocellulariteit van het seminifereus epitheel, folliculaire atresie).
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie (ten minste 8 weken bij combinatie met everolimus). Het is niet bekend of lenvatinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen, daarom een additioneel barrièremiddel toepassen. Indien ook everolimus wordt gebruikt wordt combinatie met hormonale anticonceptiva met oestrogenen afgeraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren ook bij (sub)therapeutische spiegels schadelijk gebleken (afwijkingen aan de grote slagaderen en het axiale skelet).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie. De werkzaamheid van orale hormonale anticonceptiva kan verminderd zijn na braken en/of diarree of andere aandoeningen die de absorptie beïnvloeden. Adviseer vrouwen met dergelijke aandoeningen een alternatieve adequate anticonceptiemethode te gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet uitgesloten worden.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende de behandeling én tot ten minste 2 weken na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Gezien het werkingsmechanisme kan een risico voor de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate (bij dieren). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor pinda's of soja.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hypertensie: controleer vóór en regelmatig tijdens de behandeling de bloeddruk, omdat axitinib hypertensie kan veroorzaken die meestal optreedt binnen de eerste maand van behandelen. De bloeddruk moet voor beginnen met de behandeling onder controle zijn. Bij aanhoudende hypertensie de dosering van axitinib verlagen. Bij ernstige hypertensie de toediening onderbreken; let op dat er hierbij geen hypotensie ontstaat door ingenomen antihypertensiva. Bij ernstige, aanhoudende hypertensie ook denken aan het reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS) en een MRI van de hersenen overwegen.
Hartfalen: tijdens de behandeling regelmatig controleren op tekenen en symptomen van hartfalen. Verlaging van de dosis, of een onderbreking of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Proteïnurie: vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling controleren op proteïnurie. Bij matige tot ernstige proteïnurie de dosering verlagen; bij ontstaan van nefrotisch syndroom de behandeling staken.
Wees voorzichtig bij arteriële of veneuze trombo-embolische aandoeningen in de voorgeschiedenis, omdat axitinib deze ook kan veroorzaken. Axitinib is niet onderzocht bij patiënten die de afgelopen 12 maanden een arteriële - of de afgelopen 6 maanden een veneuze embolische of trombotische aandoening hebben doorgemaakt. Vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling de hemoglobine- of hematocrietwaarde bepalen, omdat een verhoogde rode bloedcelmassa de kans op embolische of trombotische complicaties vergroot. Polycytemie komt bij de behandeling met axitinib vaak voor.
Bloedingen komen zeer vaak voor tijdens de behandeling met axitinib. Axitinib is niet onderzocht bij patiënten die een aantoonbare, onbehandelde hersenmetastase hebben of recent een actieve maag-darmbloeding hebben gehad; deze patiënten niet behandelen met axitinib. Bij het optreden van bloedingen waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk is, de behandeling tijdelijk onderbreken.
Aneurysma's en arteriële dissectie: hierop is meer kans bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg voor aanvang van de behandeling af of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met axitinib is geïndiceerd.
Schildklierfunctie: vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling controleren op hypo- en hyperthyroïdie.
Vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling de leverfunctie controleren.
Controleer regelmatig op eerste tekenen van maag-darmperforatie of fistels.
Het is bekend dat VEGF-remmers de wondheling kunnen verstoren; bij een geplande operatie de behandeling met axitinib ten minste 24 uur van tevoren staken.
Reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS): symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking RPLS. Bij vermoeden van RPLS de behandeling onderbreken en een MRI van de hersenen laten uitvoeren. Bij bevestiging van de diagnose de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij:
- ernstige leverinsufficiëntie, (Child-Pughscore 10–15);
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 15 ml/min);
- aantoonbare onbehandelde hersenmetastasen;
- maag-darmbloeding in de recente voorgeschiedenis;
- trombo-embolische aandoening in de recente voorgeschiedenis: afgelopen 12 maanden (arterieel) of 6 maanden (veneus);
- kinderen (< 18 j.).
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij chronisch dragerschap van het hepatitis B-virus (HBV) is re-activatie van HBV voorgekomen tijdens én na de behandeling met BCR-ABL tyrosinekinaseremmers. Sommige gevallen resulteerden in acuut leverfalen of fulminante hepatitis, leidend tot levertransplantatie of overlijden. Daarom vóór aanvang van de behandeling testen op een HBV-infectie. Bij positieve HBV-serologie en bij een positieve test op een HBV-infectie tijdens de behandeling een expert raadplegen op het gebied van leverziekten en de behandeling van HBV. Controleer alle patiënten (en HBV-dragers in het bijzonder) nauwkeurig op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie tijdens de behandeling én gedurende enkele maanden ná het beëindigen van de behandeling.
Vóór aanvang van de behandeling het lipidenprofiel controleren, daarna na 3 maanden, 6 maanden en bij chronische behandeling vervolgens jaarlijks. Indien een cholesterolverlagend middel nodig is, kies bij voorkeur een middel dat géén CYP3A4-substraat is (gebruik bv. pravastatine of rosuvastatine) om een interactie (met als gevolg spiertoxiciteit) te vermijden.
Vooral bij nieuw gediagnosticeerde CML zijn vaak cardiovasculaire bijwerkingen gezien (waaronder het optreden van een ischemisch cerebrovasculair accident, ischemische hartziekte en perifere arteriële occlusieve ziekte) en soms plotselinge dood (bij een voorgeschiedenis van hartaandoeningen of bij aanwezigheid van cardiale risicofactoren). Een agressief cardiovasculair risicomanagement is noodzakelijk: beoordeel de cardiovasculaire status voorafgaand en tijdens de behandeling en controleer risicofactoren en behandel deze zo actief mogelijk. Roken is zeer ongewenst: het is een risicofactor voor cardiovasculaire ziekten en daarnaast verhoogt het in sterke mate de progressie naar een blastencrisis. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) of congenitale of verworven QT-verlenging. Hypokaliëmie en hypomagnesiëmie corrigeren voor aanvang van de behandeling en periodiek controleren tijdens de behandeling. Patiënten met significante, of onvoldoende onder controle gebrachte, hartaandoeningen waren niet geïncludeerd in de klinische onderzoeken met nilotinib. Voorbeelden van deze aandoeningen zijn recent myocardinfarct, congestief hartfalen, instabiele angina pectoris of klinisch significante bradycardie.
Tijdens de behandeling kan (levensbedreigende) hyperglykemie optreden; vóór aanvang van de behandeling en tijdens de behandeling (indien klinisch geïndiceerd) het bloedglucoseprofiel controleren.
Cardiopulmonale bijwerkingen/vochtretentie: vanwege de kans op pleurale effusie, pulmonaal oedeem en pericardiale effusie bedacht zijn op een onverwacht snelle toename in lichaamsgewicht en deze zorgvuldig onderzoeken. Deze ernstige vormen van vochtretentie zijn vooral gezien bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde CML.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis en bij leverfunctiestoornissen. Overweeg bv. maandelijks de serumlipasespiegel, bilirubine en levertransaminasewaarden te bepalen en wanneer klinisch geïndiceerd. Bij kinderen is er meer kans op verhoging van bilirubine en transaminasewaarden; controleer bij hen ook. Bij stijging van lipasenwaarden in combinatie met buikklachten, de behandeling onderbreken en pancreatitis uitsluiten.
Bloedbeeldafwijkingen: vanwege de kans op CTCAE graad 3–4 anemie, neutropenie en trombocytopenie de eerste twee maanden van de behandeling iedere twee weken een compleet bloedbeeld bepalen, daarna ten minste maandelijks én op indicatie. Deze bijwerkingen treden vaker op bij patiënten eerder behandeld met imatinib, en dan vooral in de acceleratiefase van CML. Myelosuppressie is doorgaans omkeerbaar door onderbreking van de behandeling of dosisverlaging.
Monitor bij kinderen nauwlettend de groei, vanwege kans op groeivertraging.
Staken van de behandeling: bij geschikte volwassen patiënten in de chronische fase die een aanhoudende diepe moleculaire respons hebben bereikt en bij wie expressie van de typische BCR-ABL transcripten e13a2/b2a2 of e14a2/b3a2 is vastgesteld, kan staken van de behandeling worden overwogen. Patiënten moeten deze specifieke transcripten hebben om kwantificering van BCR-ABL, beoordeling van de diepte van de moleculaire respons en vaststelling van mogelijk verlies van deze respons na het staken van de behandeling, mogelijk te maken. Zie voor het protocol rondom staken van de behandeling en hervatten van de behandeling na verlies van de moleculaire respons de officiële productinformatie (CBG/EMA, rubriek 4.2 en 4.4). Na staken van de behandeling treden vaker klachten aan het skeletspierstelsel op dan tijdens de behandeling, zoals myalgie, artralgie, pijn de extremiteiten, botpijn en/of spinale pijn.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij imatinib-resistente of -intolerante kinderen < 6 jaar. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij:
- kinderen < 2 jaar;
- bij kinderen < 10 jaar met nieuw gediagnosticeerd met Ph+ CML;
- kinderen met Ph+ CML in de acceleratiefase of in een blastaire crisis;
- een verminderde nierfunctie; nilotinib en metabolieten worden echter niet via de nieren uitgescheiden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hypertensie komt zeer vaak voor. Reacties van CTCAE graad 3–4 kwamen in de klinische onderzoeken voor. De mediane tijd tot de eerste symptomen van hypertensie varieert van 16 dagen tot 5 weken. . Bij slecht gecontroleerde hypertensie zijn ernstige complicaties gemeld waaronder aortadissectie. Vóór aanvang van de behandeling moet de bloeddruk goed onder controle zijn en moet de patiënt zonodig gedurende ten minste één week op een stabiele dosis antihypertensivum zijn ingesteld. Na aanvang van de behandeling de bloeddruk controleren na 1 week, vervolgens elke 2 weken gedurende de eerste 2 maanden en daarna maandelijks. Het is belangrijk een eventuele bloeddrukverhoging zo snel mogelijk op te sporen om onderbreking van de behandeling en dosisverlagingen zoveel mogelijk te vermijden. Antihypertensieve medicatie instellen, zodra een verhoogde bloeddruk wordt waargenomen bij een daarvoor normotensieve patiënt. Zie hiervoor ook de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.4, tabel 2). Wees bij de combinatiebehandeling (lenvatinib + everolimus) echter voorzichtig met geneesmiddelen die inwerken op het renine-angiotensine-aldosteronsysteem vanwege meer kans op acuut nierfalen.
Hartaandoeningen: wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokalïemie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling het ECG controleren en eventuele elektrolytafwijkingen corrigeren; overweeg ook tijdens de behandeling periodiek de elektrolyten en het ECG te bepalen. De mediane tijd tot de eerste symptomen van bv. hypocalciëmie is 28 weken (niercelcarcinoom) en 11 weken (schildkliercarcinoom). Controleer tevens op het ontstaan van symptomen of verschijnselen van hartfalen.
Tijdens de behandeling zijn bloedingen en trombo-embolieën waargenomen; wees voorzichtig bij bestaande risicofactoren hiervoor. Lenvatinib is niet onderzocht bij patiënten die een arteriële trombo-embolie hadden doorgemaakt in de 6 maanden voorafgaand aan de behandeling; bij deze patiënten voorzichtig zijn. De mediane tijd tot eerste symptomen van een bloeding is ca. 10-12 weken. Bij bestaande levercirrose screenen op slokdarmspataderen; deze eerst behandelen vóór het beginnen van de behandeling met lenvatinib. Bij sommige patiënten met hersenmetastasen is een fatale intracraniële bloeding ontstaan. Verder zijn ernstige tumorgerelateerde bloedingen gezien. Ernstige en fatale bloedingen in de halsslagaders zijn vaker waargenomen; neem voorafgaand aan de behandeling de graad van tumorinvasie/infiltratie van grote bloedvaten (zoals de halsslagader bij schildkliercarcinoom) in overweging in verband met de kans op een ernstige bloeding door inkrimping/necrose van de tumor door de behandeling met lenvatinib. Andere voorbeelden van mogelijke bloedingen door tumorinkrimping zijn die bij tracheo-oesofageale fistels. Ook zijn bloedingen gemeld in de longen, trachea en buik.
Aneurysma's en arteriële dissecties: de kans hierop is groter bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg voor aanvang van de behandeling af of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met lenvatinib is geïndiceerd.
Schildklieraandoeningen: lenvatinib vermindert de exogene schildkliersuppressie. Controleer voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de TSH-spiegel en pas zonodig de dosis schildklierhormoon aan.
Hepatotoxiciteit: de leverfunctie (leverenzymen en bilirubine) controleren vóór aanvang van de behandeling, vervolgens elke 2 weken gedurende de eerste 2 maanden en daarna maandelijks. De mediane tijd tot eerste symptomen van een leverreactie varieert van 7-12 weken. . Toxiciteit van graad 3 of hoger treedt op bij 3–5 % van de patiënten. Leverfalen (met fatale afloop) is gemeld bij aanwezigheid van progressieve levermetastasen. Bij hepatocellulair carcinoom nauwgezet monitoren op verslechtering van de leverfunctie zoals hepatische encefalopathie en leverfalen; risicofactoren voor het ontstaan van deze complicaties zijn een ernstiger leverfunctiestoornis en/of grotere levertumorlast voor aanvang van de behandeling en voor hepatische encefalopathie tevens een leeftijd ≥ 75 jaar. Bij een reeds aanwezige leverfunctiestoornis de aanvangsdosis verminderen; zie rubriek Dosering.
Fistels: komen zowel gastro-intestinaal als buiten het maag-darmstelsel voor. Pneumothorax is gemeld al dan niet met een duidelijk bewijs voor een bronchopleurale fistel. Soms kwamen fistels of pneumothorax voor in combinatie met tumorregressie of necrose. Start geen behandeling bij aanwezigheid van een fistel om verergering te voorkómen. Risicofactoren voor het ontstaan van fistels zijn o.a. een eerdere operatie of lokale radiotherapie; ook longmetastasen kunnen het risico op pneumothorax vergroten. Net als andere proteïnekinaseremmers kan lenvatinib een negatief effect hebben op de wondgenezing.
Vanwege een mogelijk vertraagde wondgenezing lenvatinib tijdelijk onderbreken indien een ingrijpende operatie nodig is. Het is niet onderzocht wanneer lenvatinib weer kan worden hervat ná zo'n operatie.
Nierfunctiestoornissen en nierfalen zijn gemeld. Een grote risicofactor hiervoor is dehydratie en/of hypovolemie veroorzaakt door gastro-intestinale toxiciteit. Stel een optimale behandeling in voor misselijkheid, braken en diarree, voordat de behandeling wordt onderbroken of de dosis wordt verlaagd. Proteïnurie komt zeer vaak voor tijdens de behandeling 26–34%); toxiciteit van graad 3 en hoger komt bij ca. 6–14% van de patiënten voor. De mediane tijd tot de eerste symptomen is 6–7 weken. Controleer regelmatig op proteïnurie. De behandeling definitief staken bij optreden van een nefrotisch syndroom.
Gastro-intestinale toxiciteit: diarree komt zeer vaak voor tijdens de behandeling; graad 3 of hoger treedt op bij ca. 21% (niercelcarcinoom), 9% (schildkliercarcinoom) en 4% (hepatocellulair carcinoom) van de patiënten. Medische behandeling van diarree tijdig instellen om dehydratie te voorkómen. Dehydratie is een risicofactor voor o.a. nierfalen. Risicofactoren voor het ontstaan van gastro-intestinale perforatie of fistels zijn o.a. een eerdere abdominale ingreep of lokale radiotherapie.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) kan tot uiting komen als hoofdpijn, convulsies, lethargie, verwardheid, blindheid en andere visuele of neurologische stoornissen. Ook kan lichte tot ernstige hypertensie optreden.
Osteonecrose van de kaak (ONJ) is gemeld. Overweeg een tandheelkundig onderzoek of preventieve tandheelkundige behandeling voorafgaand aan de behandeling met lenvatinib, omdat een invasieve tandheelkundige behandeling een risicofactor is voor (ONJ).
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (≥ 75 jaar), bij patiënten met een lichaamsgewicht < 60 kg en bij patiënten met een andere etnische afkomst dan blank of Aziatisch. Overigens wordt lenvatinib gemiddeld genomen minder goed verdragen door oudere patiënten of door Aziatische patiënten. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld. Op grond van onderzoek bij dieren wordt om veiligheidsredenen gebruik bij kinderen < 2 jaar ontraden. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ECOG performance status ≥ 2. Ook zijn er geen gegevens over gebruik direct na gebruik van sorafenib of andere behandelingen tegen kanker; mogelijk is er een risico van bijkomende toxiciteit, in klinisch onderzoek werd een 'wash out' periode van ten minste 4 weken aangehouden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer bij relevante gastro-intestinale bijwerkingen de elektrolytbalans; in geval van dehydratie is toediening van elektrolyten en vloeistoffen vereist. Ook kunnen antidiarrhoica en geneesmiddelen met anti-emetische eigenschappen nodig zijn. Een dosisverlaging, onderbreken of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Het volledige bloedbeeld frequent controleren, vooral bij de combinatiecycli: bij het begin van elke behandelcyclus en rond de laagst gemeten waarde, en zoals klinisch geïndiceerd na de toediening van de laatste combinatiecyclus.
Gebruik bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–15) wordt ontraden, omdat er onvoldoende (Child-Pughscore 7–9) en geen (Child-Pughscore 10–15) gegevens beschikbaar zijn. Ernstige leverschade met overlijden is gemeld. Transaminase-, alkalische fosfatase- en bilirubinespiegels controleren vóór aanvang van de behandeling, bij het begin van elke behandelcyclus met docetaxel en maandelijks in het geval dat nintedanib wordt voortgezet als monotherapie na staken van docetaxel. Risicofactoren voor stijging van de leverenzymwaarden zijn een laag lichaamsgewicht (< 65 kg), een hogere leeftijd, het vrouwelijk geslacht en een Aziatische afkomst. De verhogingen zijn meestal reversibel.
Wees voorzichtig bij patiënten met een hoger cardiovasculair risico; overweeg onderbreking van de behandeling bij symptomen van acute myocardischemie. Patiënten met een voorgeschiedenis van myocardinfarct of beroerte zijn niet in het klinisch onderzoek meegenomen. Meer kans op arteriële trombo-embolische complicaties is waargenomen bij patiënten met idiopathische pulmonale fibrose tijdens monotherapie met nintedanib.
Er is ook meer kans op veneuze trombo-embolie, waaronder diep-veneuze trombose. Controleer tijdens de therapie nauwgezet op trombo-embolische complicaties.
Bloedingen: VEGFR-remming geeft meer kans op bloedingen. Postmarketing zijn er niet-ernstige en ernstige bloedingen gemeld, zowel bij patiënten mét als zonder antistollingsmiddelen. De bloedingen betroffen o.a. het maag-darmkanaal en het ademhalingsstelsel (meest voorkomend, vooral bloedneus). De meeste fatale bloedingen waren tumorgerelateerd. Patiënten met een recente longbloeding (> 2,5 ml rood bloed) of centraal gelegen tumoren met lokale invasie van de grote bloedvaten of holtevormende of necrotische tumoren, werden uitgesloten van de klinische studies. Patiënten met stabiele hersenmetastasen nauwgezet controleren op tekenen van cerebrale bloedingen. Patiënten met actieve hersenmetastasen zijn niet meegenomen in de klinische onderzoeken; gebruik van nintedanib wordt bij hen ontraden.
Aneurysma en arteriële dissectie: hierop is meer kans bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg bij aanwezigheid van risicofactoren, zoals hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma, vóór start van de behandeling het risico zorgvuldig af.
Gastro-intestinale perforatie en ischemische colitis, mogelijk fataal, zijn gemeld. Wees extra voorzichtig bij patiënten met een eerdere buikoperatie of recente geschiedenis van perforatie van een hol orgaan. Daarom nintedanib ten minste 4 weken na een zware operatie starten. De therapie definitief staken bij optreden van een gastro-intestinale perforatie. Bij optreden van ischemische colitis nintedanib staken. Zodra de ischemische colitis volledig is verdwenen en na zorgvuldige beoordeling van de toestand van de patiënt, kan nintedanib in uitzonderlijke gevallen worden herstart.
Nefrotoxiciteit: nierinsufficiëntie en nierfalen (soms met fataal verloop) zijn gemeld. Controleer regelmatig de nierfunctie en vaker bij aanwezigheid van risicofactoren voor nierinsufficiëntie/nierfalen, zoals hoge leeftijd, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, dehydratie/hypovolemie, een bestaande nierfunctiestoornis en comedicatie met nefrotoxische geneesmiddelen. Overweeg bij tekenen van het nefrotisch syndroom, zoals proteïnurie, de behandeling te staken.
Wondgenezing: na een operatie nintedanib pas starten of hervatten na adequate wondgenezing. Wees voorzichtig na een eerdere buikoperatie of een recente geschiedenis van een perforatie van een hol orgaan; start nintedanib pas na minstens 4 weken na een zware operatie.
Onderzoeksgegevens: bij een lichaamsgewicht van < 50 kg, óf een hogere leeftijd, vaker controleren, omdat de nintedanib-blootstelling doorgaans hoger is. De blootstelling is ook hoger (33–50%) bij Chinese, Taiwanese en Indiase patiënten, bij Japanse patiënten (ca. 16%) en lager (16–22%) bij Koreaanse patiënten. Er zijn weinig veiligheidsgegevens bij negroïde en Afro-Amerikaanse patiënten. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij een matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9), er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) of een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min); behandeling met nintedanib bij deze patiënten wordt niet aanbevolen. De werkzaamheid en veiligheid van nintedanib bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Symptomen
Bij een (te hoge) aanvangsdosis van 10–20 mg 2 ×/dag zijn insulten geassocieerd met hypertensie en haemoptysis met fatale afloop waargenomen.
Neem voor (meer) informatie over een vergiftiging met axitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
o.a. nier- en hartfalen.
Voor meer informatie over een vergiftiging met lenvatinib neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nintedanib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Axitinib remt de tyrosinekinase-activiteit van VEGFR (vasculaire endotheliale groeifactorreceptor)-1, VEGFR-2 en VEGFR-3, die betrokken zijn bij de tumorgroei, neoangiogenese en metastatische progressie.
Kinetische gegevens
T max | ca. 2½–4 uur. |
F | ca. 58%. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | in de lever, hoofdzakelijk door CYP3A4/5, verder door CYP1A2 (< 10%), CYP2C19 en UGT1A1. |
Eliminatie | 30–60% met de feces (12% van de dosis onveranderd) en 23% met de urine (als metaboliet). |
T 1/2el | ca. 2½–6 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Nilotinib remt specifiek de activiteit van het BCR-ABL kinase. Hiermee remt het de proliferatie en induceert het apoptose in primaire Philadelphia-chromosoom-positieve leukemiecellen van CML-patiënten. Nilotinib remt tevens de PDGF, KIT en Efrine-receptorkinases. Nilotinib is werkzaam in leukemische cellijnen die representatief zijn voor varianten van imatinibgevoelige én -resistente ziekte.
Kinetische gegevens
Resorptie | na orale toediening zonder voedsel ca. 30%, met voedsel hoger. Mogelijk ca. 48% minder bij een totale of 22% bij een partiële gastrectomie. |
T max | ca. 3 uur. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | gedeeltelijk; in de lever voornamelijk door CYP3A4. |
Eliminatie | ca. 94% met de feces, waarvan ca. 69% onveranderd. |
Overig | binnen 7 dagen wordt > 90% van de dosis uitgescheiden. |
T 1/2el | ca. 17 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Lenvatinib is een meervoudige angiokinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren van vasculaire endotheliale groeifactor (VEGFR 1-3), de fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR) 1-4, KIT en RET, en receptoren van aan bloedplaatjes afgeleide receptoren ('platelet-derived growth factor') PDGFR α. Lenvatinib heeft hierdoor anti-angiogene eigenschappen en remt (in vitro) de tumorgroei.
Kinetische gegevens
T max | 1–4 uur. |
F | ca. 85%. |
V d | 0,6–1,7 l/kg. |
Eiwitbinding | 98–99%, hoofdzakelijk aan albumine, daarnaast aan α1-zure glycoproteïne en γ-globuline. |
Metabolisering | gedeeltelijk, via diverse mechanismen (CYP3A4 en een aanzienlijk deel niet-CYP-gemedieerde routes). |
Eliminatie | met de feces ca. 67%, met de urine ca. 25%. |
T 1/2el | ca. 28 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Drievoudige angiokinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren van vasculaire endotheliale groeifactor (VEGFR 1–3), receptoren van aan bloedplaatjes afgeleide groeifactor (PDGFR-α en -β) en fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR 1–3). Hiermee remt nintedanib de intracellulaire signalering die cruciaal is voor de proliferatie en overleving van endotheliale en perivasculaire cellen (pericyten en vasculaire gladde spiercellen): remming tumorangiogenese, met als gevolg remming van de tumorgroei of het tot stilstand komen daarvan. Daarnaast worden Fms-achtig tyrosine-eiwitkinase (Flt)-3, lymfocytspecifiek tyrosine-eiwitkinase (Lck) en proto-oncogeen tyrosine-eiwitkinase Src (Src) geremd.
Kinetische gegevens
F | ca. 5%, door o.a. een 'first pass'-effect. Na inname van voedsel neemt de blootstelling met ca. 20% toe. |
T max | ca. 2 uur (nuchter), ca. 4 uur (gevoede toestand). |
V d | ca. 15 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | vnl. via hydrolytische splitsing door esterasen tot een niet-werkzame metaboliet, daarna glucuronidering. |
Eliminatie | via de feces ca. 93%, via de urine < 1%. |
T 1/2el | 10–15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
axitinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
nilotinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
lenvatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
nintedanib (bij maligne aandoening) hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk