Samenstelling
Benlysta XGVS Aanvullende monitoring GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 120 mg, 400 mg
Bevat na oplossen: 80 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Rystiggo XGVS Aanvullende monitoring UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 140 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- Flacon 2 ml, 3 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Belimumab s.c. als toegevoegde therapie bij volwassenen met actieve, auto-antilichaampositieve SLE en een hoge mate van ziekteactiviteit (bv. positief anti-dsDNA en laag complement), ondanks een gebruikelijke behandeling, verhoogt waarschijnlijk (aanzienlijk) de kans op een klinisch relevante afname in SLE-ziekteactiviteit. Het heeft daarmee een therapeutische meerwaarde in vergelijking met de gebruikelijke behandeling. De subcutane en de intraveneuze toedieningsvorm van belimumab hebben op basis van farmacokinetische studies een gelijke therapeutische waarde.
Advies
Rozanolixizumab heeft een therapeutisch gelijke waarde ten opzichte van eculizumab en ravulizumab bij patiënten met refractaire gegeneraliseerde myasthenia gravis die positief zijn voor het anti-acetylcholinereceptor-antilichaam. Het geneesmiddel kan tevens ingezet worden bij patiënten die positief testen op antilichamen tegen spierspecifiek receptor tyrosinekinase.
Indicaties
- Toegevoegde therapie bij volwassenen en kinderen vanaf 5 jaar met actieve, auto-antilichaampositieve systemische lupus erythematodes (SLE) met een hoge mate van ziekteactiviteit (bv. positief anti-dsDNA en laag complement), ondanks een standaardbehandeling.
- Actieve lupusnefritis bij volwassenen in combinatie met immunosuppressieve achtergrondbehandelingen.
Indicaties
- Gegeneraliseerde myasthenia gravis (gMG) als aanvulling op de standaardtherapie bij volwassenen die positief zijn getest op antilichamen tegen acetylcholinereceptor (AChR) of tegen spierspecifiek receptor tyrosinekinase (MuSK).
Doseringen
Houd rekening met het risico van overgevoeligheidsreacties (zie ook Waarschuwingen en voorzorgen); de patiënt gedurende enkele uren onder klinisch toezicht houden, in ieder geval na de eerste twee infusies of de eerste subcutane injectie.
Vóór intraveneuze infusie kan profylactisch een antihistaminicum, met of zonder een antipyreticum, worden gegeven.
Als adjuvans bij systemische lupus erythematodes
Volwassenen
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toedieningen met vierweken interval. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie de infusiesnelheid verlagen, ernst afhankelijk, of het infuus onderbreken. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om de behandeling te staken.
S.c.: 200 mg 1×/w. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om behandeling te staken. Bij overgang van intraveneuze naar subcutane toediening de eerste s.c.-injectie 1–4 weken na de laatste i.v.-dosis geven.
Kinderen ≥ 5 jaar
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toedieningen met vier weken interval. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie afhankelijk van de ernst de infusiesnelheid verlagen of infuus onderbreken. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om de behandeling te staken.
Lupusnefritis
Volwassenen
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toediening met 4-wekelijkse intervallen. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie de infusiesnelheid verlagen, ernst afhankelijk, of het infuus onderbreken. Geef in combinatie met corticosteroïden en mycofenolaat of cyclofosfamide voor inductie, of met mycofenolaat of azathioprine voor onderhoud.
S.c.: 400 mg 1×/week gedurende 4 weken, gevolgd door 200 mg 1×/week. Geef in combinatie met corticosteroïden en mycofenolaat of cyclofosfamide voor inductie, of met mycofenolaat of azathioprine voor onderhoud. Bij overgang van intraveneuze naar subcutane toediening, de eerste wekelijkse s.c.-injectie van 200 mg 1–2 weken na de laatste i.v.-dosis geven, op enig moment nadat de eerste 2 i.v.–doses zijn gegeven.
Ouderen: als toediening noodzakelijk wordt geacht is een dosisaanpassing niet nodig.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie. Wees wel voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie wegens een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: de verwachting is dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Een gemiste subcutane dosis zo snel mogelijk toedienen en daarna het schema hervatten op de gebruikelijke dag, of met een nieuw schema beginnen vanaf de dag dat de gemiste dosis is toegediend.
Toediening met pen
- subcutaan toedienen in de dij of buik.
- niet injecteren waar de huid gevoelig, gekneusd, rood of hard is.
- bij toediening van 400 mg op dezelfde plaats twee afzonderlijke injecties geven van 200 mg, ten minste 5 cm van elkaar.
Doseringen
Controleer op infusie- en overgevoeligheidsreacties gedurende en tot ten minste 15 minuten na de infusie. Bij een ongewenste reactie, infusie stoppen en passende maatregelen nemen. Bij herstel, de infusie hervatten.
Gegeneraliseerde myasthenia gravis
Volwassenen (incl. ouderen)
s.c.-infusie: 1 dosis/week gedurende 6 weken: bij 35 tot 50 kg lichaamsgewicht: 280 mg 1×/week; 50 kg tot 70 kg: 420 mg 1×/week; 70 kg tot 100 kg: 560 mg 1×/week; vanaf 100 kg: 840 mg 1×/week. Daaropvolgende behandelcycli toedienen volgens klinische beoordeling. De frequentie kan per patiënt verschillen (behandelvrij interval meestal 4-13 weken).
Gemiste toediening: Als een geplande infusie is gemist, deze toedienen tot 4 dagen na het geplande tijdstip. Daarna het originele doseerschema hervatten en de behandelcyclus voltooien.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Subcutaan toedienen als infusie, bij voorkeur in het rechter of linker ondergedeelte van de buik, onder de navel. Niet toedienen in gebieden waar de huid gevoelig, erythemateus of verhard is.
- Toedienen met behulp van een infuuspomp met een constante infusiesnelheid tot 20 ml/uur.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Bacteriële infecties bijvoorbeeld bronchitis, cystitis.
Vaak (1-10%): infusie- of injectiegerelateerde systemische reacties (bv. hypotensie, hypertensie, bradycardie, duizeligheid, hoofdpijn, myalgie, artralgie, koorts, huiduitslag, urticaria). Reacties op de injectieplaats (bv. pijn, erytheem, hematoom, jeuk en induratie). Overgevoeligheidsreacties (bv. hypotensie, urticaria of andere vormen van huiduitslag, jeuk, dyspneu). Pijn in extremiteit. Migraine, depressie. Leukopenie. (Naso)faryngitis, virale bovenste luchtweginfectie, virale gastro-enteritis.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie, angio-oedeem. Suïcidaal gedrag.
Zelden (0,01-0,1%): niet acute overgevoeligheidsreacties van het vertraagde type (bv. huiduitslag, misselijkheid, vermoeidheid, spierpijn, hoofdpijn en gezichtsoedeem).
Gemeld zijn: Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn (meestal na eerste infusie, binnen 1 tot 4 dagen). Diarree. Koorts.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie (waaronder nasofaryngitis). (Papuleuze en erythemateuze) uitslag, angio-oedeem. Gewrichtspijn. Reactie op de injectieplaats (zoals uitslag, roodheid, ontsteking, ongemak, pijn).
Gemeld is: geneesmiddelgeïnduceerde aseptische meningitis.
Interacties
Geen levende vaccins toedienen vanaf 30 dagen vóór of gelijktijdig met een behandeling met belimumab.
Interacties
Rozanolixizumab kan de concentraties verlagen van stoffen die zich aan de humane neonatale Fc-receptor (FcRn) binden waaronder op IgG-gebaseerde geneesmiddelen (bv. monoklonale antilichamen en intraveneus immunoglobuline (IVIg)) en Fc–peptide-fusie-eiwitten. Deze 2 weken na toediening van rozanolixizumab starten. Bij gelijktijdige toediening letten op verminderde werkzaamheid van deze middelen.
Plasmawisseling (PE), plasmaferese (PP) en intraveneus immunoglobuline (IVIg) kunnen de serumconcentratie van ravulizumab verlagen.
Tijdens de behandeling geen levende of levend verzwakte vaccins gebruiken. Alle andere vaccins ten minste 2 weken na de laatste infusie van een behandelcyclus toedienen en niet binnen 4 weken voor start van de volgende cyclus . Rozanolixizumab geeft een afname in IgG-niveaus. Vaccinatie tijdens behandeling met rozanolixizumab is niet onderzocht; de respons op een vaccin is onbekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij dieren zijn gezien: reversibele afname van het aantal B-cellen en van IgM bij neonaten. Het aantal B-cellen herstelde binnen 3 maanden na de geboorte en het IgM niveau binnen 6 maanden.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Vrouwen in de vruchtbare jaren dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste vier maanden na de laatste behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Naar verwachting zal de passieve bescherming van de pasgeborene afnemen door verlaagde antilichaamniveaus bij de moeder en remming van de overdracht van maternale antilichamen naar de foetus.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Overweeg risico's en voordelen van toediening van levende of levend verzwakte vaccins aan zuigelingen die in utero zijn blootgesteld aan rozanolixizumab.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Waarschijnlijk ook bij mensen, omdat IgG antilichamen in de moedermelk worden uitgescheiden.
Farmacologisch effect: Reversibele afname van het aantal B-cellen en van IgM.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Uitscheiding van maternaal IgG in de moedermelk vindt plaats tijdens de eerste dagen na de geboorte, maar dit neemt daarna snel af tot lage concentraties. Een nadelig effect bij de zuigeling gedurende deze korte periode kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
Er zijn geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Belimumab is niet onderzocht bij ernstige actieve lupus van het centrale zenuwstelsel, HIV, (een voorgeschiedenis van) hepatitis B of C, hypogammaglobulinemie of IgA-deficiëntie, een belangrijke orgaantransplantatie of een hematopoëtische stamcel-/beenmergtransplantatie in het verleden.
Bij actieve ernstige infectie waaronder ernstige chronische infecties, behandeling niet beginnen en voorzichtig bij patiënten met een verleden van een steeds terugkerende infectie. Belimumab zou de kans op het ontwikkelen van soms fatale infecties kunnen verhogen. Instrueer de patiënt om zich te melden bij symptomen van een infectie. Bij ontstaan van een infectie tijdens de behandeling, eventueel deze onderbreken. Overweeg pneumokokkenvaccinatie voordat behandeling wordt gestart.
Een op B-cellen gerichte therapie bij gelijktijdig gebruik, voorzichtig toepassen. Beschikbare gegevens ondersteunen gelijktijdige toediening van rituximab niet bij patiënten met SLE.
Schat vóór aanvang het risico van depressie en suïcidaal gedrag in; controleer op nieuwe tekenen hiervan tijdens de behandeling. Adviseer de patiënt direct medische hulp te zoeken als een depressie of verergering hiervan ontstaat, suïcidaal gedrag ontstaat of zelfverwonding wordt ervaren.
Overgevoeligheidsreacties kunnen ernstig en fataal zijn; ze treden direct na de toediening op, of enkele dagen erna, meestal bij de eerste twee doses. De patiënt daarom enkele uren onder klinisch toezicht houden, in ieder geval na de eerste subcutane injectie of de eerste twee infusies. Bij een ernstige reactie de toediening onderbreken. De patiënt voorlichten over de mogelijkheid van een allergische reactie op de dag van, of tot enkele dagen na de toediening.
Maligniteiten en lymfoproliferatieve aandoeningen: wees voorzichtig bij maligniteiten (in het verleden); immunomodulerende middelen kunnen het risico van een maligniteit doen toenemen.
Controleer nauwlettend op huidreacties zoals Stevens-Johnson-syndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN); deze kunnen levensbedreigend of fataal zijn. Informeer patiënten over de symptomen. Bij optreden van symptomen de behandeling onmiddellijk staken en een alternatieve behandeling overwegen. Na optreden van SJS of TEN, de behandeling met belimumab permanent staken.
Controleer op symptomen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals cognitieve, neurologische of psychiatrische klachten. Bij vermoeden van PML, de immunosuppressieve behandeling onderbreken totdat PML is uitgesloten. Bij bevestiging van PML, de immunosuppressieve behandeling, waaronder belimumab, staken.
Over de werkzaamheid en veiligheid zijn weinig gegevens bekend bij mensen met een leeftijd ≥ 65 jaar, of bij zwarte patiënten die belimumab subcutaan toegediend krijgen. Er is een gebrek aan gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie. Belimumab is niet onderzocht bij patiënten met een verminderde leverfunctie en bij SLE voor de leeftijd < 5 jaar (i.v.) en < 18 jaar (subcutaan) en bij lupusnefritis voor < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij behandeling van myasthene crisis, de volgorde van mogelijke behandelingen voor MG-crisis en rozanolixizumab en hun mogelijke interacties overwegen, zie Interacties. Behandeling met rozanolixizumab bij een dreigende of manifeste myasthene crisis is niet onderzocht.
Bij symptomen van een aseptische meningitis (hoofdpijn, koorts, stijve nek, misselijkheid, braken), diagnostiek en behandeling starten. Er is geneesmiddelgeïnduceerde aseptische meningitis gemeld na behandeling met rozanolixizumab.
Niet starten bij een actieve infectie, tot de infectie is verdwenen of voldoende is behandeld. Controleer op symptomen van infectie tijdens de behandeling. Overweeg de behandeling uit te stellen als een klinisch belangrijke actieve infectie optreedt, totdat deze is verdwenen. Rozanolixizumab kan door een tijdelijke daling van IgG-concentraties het risico op infecties verhogen.
Vaccinatie met levende of levend verzwakte vaccins wordt afgeraden tijdens de behandeling. Zie rubriek Interacties.
Er kunnen zich antilichamen tegen het geneesmiddel (ADA) ontwikkelen. Ongeveer 27% van de patiënten ontwikkelden na de eerste cyclus anti-rozanolixizumab-antilichamen, waarvan ca. 10.3% neutraliserend was. Na 5 cycli nam het toe tot ca. 65% respectievelijk 50%. Neutraliserende anti-rozanolixizumab-antilichamen verminderden de plasmablootstelling met ca. 24%, zonder merkbare impact op werkzaamheid of veiligheid.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Er zijn weinig gegevens bij licht tot matig verminderde nierfunctie (eGFR > 45 ml/min/1,73 m2). Er zijn geen gegevens bij ernstige verminderde nierfunctie of bij een verminderde leverfunctie.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met rozanolixizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan IgG1-lambda monoklonaal antilichaam, geproduceerd met recombinant DNA-technologie in een cellijn afkomstig van zoogdieren. Blokkeert specifiek de binding van oplosbaar B-lymfocytenstimulerend eiwit (BLyS, ook wel BAFF en TNFSF13B genoemd) aan de receptoren hiervan op B-cellen. Hierdoor remt belimumab de overleving van B-cellen, waaronder autoreactieve B-cellen, en vermindert het de differentiatie van B-cellen tot plasmacellen die immunoglobuline produceren. Bij SLE zijn de BLyS-niveaus in het plasma verhoogd en gerelateerd aan de ziekteactiviteit.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,08 l/kg. |
F | na s.c.-toediening ca. 74%. |
Metabolisering | door proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 19 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Rozanolixizumab is een recombinant, gehumaniseerd IgG4 monoklonaal antilichaam gericht tegen de humane neonatale Fc-receptor. Het verlaagt de IgG-concentratie in serum door de binding van IgG aan de FcRn te remmen. Via hetzelfde mechanisme verlaagt rozanolixizumab de concentratie van pathogene IgG-autoantilichamen bij gMG. Gegeneraliseerde myasthenia gravis (gMG) kenmerkt zich door vorming van IgG-antilichamen tegen de acetylcholinereceptor (AChR) of tegen spierspecifiek receptor tyrosinekinase (MuSK ).
Kinetische gegevens
F | ca. 70% |
T max | ca. 2 dagen. |
V d | 0,1 l/kg. |
Metabolisering | afbraak tot kleine peptiden en aminozuren via katabole routes, op een manier die vergelijkbaar is met endogeen IgG. |
T 1/2el | De halfwaardetijd van rozanolixizumab is concentratie-afhankelijk. Rozanolixizumab-plasmaconcentraties zijn niet meer detecteerbaar binnen een week na toediening. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
belimumab hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- inebilizumab (L04AG10) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- rozanolixizumab (L04AG16) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
- zilucoplan (L04AJ06) Vergelijk
Groepsinformatie
rozanolixizumab hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- inebilizumab (L04AG10) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
- zilucoplan (L04AJ06) Vergelijk