Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

doxorubicine

antracyclinederivaten L01DB01

Sluiten

doxorubicine in niet-gepegyleerde liposomen

antracyclinederivaten L01DB01

Sluiten

epirubicine

antracyclinederivaten L01DB03

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Doxorubicine (hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
5 ml, 10 ml, 25 ml, 50 ml, 100 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Myocet (hydrochloride, in niet-gepegyleerde liposomen) XGVS Teva Nederland bv

Toedieningsvorm
Poeder voor infusievloeistof
Sterkte
50 mg
Verpakkingsvorm
met flacon liposomen 1,9 ml en buffer 3 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Epirubicine (hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Oplossing voor infusievloeistof
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml, 10 ml, 25 ml, 50 ml, 100 ml
Toedieningsvorm
Oplossing voor injectie of intravesicaal gebruik
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml, 25 ml, 50 ml, 100 ml

Een gedeelte van de generieke preparaten is naast injectie ook voor intravesicaal gebruik beschikbaar.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Zie voor de behandeling van kleincellig longcarcinoom (SCLC) de geldende behandelrichtlijn op oncoline.nl.

Zie voor de behandeling van mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijn op oncoline.nl en de plaats van doxorubicine daarbij.

Zie voor de behandeling van ovariumcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op oncoline.nl.

Zie voor de behandeling van endometriumcarcinoom (pdf 1 MB, 2018) de geldende behandelrichtlijn van IKNL.

Zie voor de behandeling van schildkliercarcinoom de geldende behandelrichtlijn op oncoline.nl.

Zie voor de behandeling van osteosarcoom, Ewing-sarcoom en weke-delensarcoom de geldende behandelrichtlijn wekedelentumoren op oncoline.nl en de plaats van doxorubicine daarbij.

Zie voor de behandeling van neuroblastoom de geldende behandelrichtlijn op skion.nl.

Zie voor de behandeling van niertumoren (waaronder nefroblastoom) de geldende behandelrichtlijn op skion.nl.

Zie voor de behandeling van acute lymfatische leukemie de concept-behandelrichtlijn op hovon.nl en de plaats van doxorubicine daarbij.

Zie voor de behandeling van acute myeloïde leukemie de geldende behandelrichtlijn op hovon.nl.

Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn op hematologienederland.nl en de plaats van doxorubicine daarbij.

Zie voor de behandeling van Hodgkin-lymfoom de geldende behandelrichtlijn op hovon.nl en de plaats van doxorubicine daarbij.

Zie voor de behandeling van non-Hodgkinlymfoom de geldende behandelrichtlijn op vademecumhematologie.nl.

Advies

Voor de behandeling van mammacarcinoom staat op oncoline de geldende behandelrichtlijn.

Advies

Zie voor de behandeling van mammacarcinoom (2017) de geldende behandelrichtlijn op oncoline.nl.

Zie voor de behandeling van weke-delensarcoom (2018) de geldende Europese behandelrichtlijn met de plaats van epirubicine daarbij.

Zie voor de behandeling van maagcarcinoom (2009) de geldende behandelrichtlijn op oncoline.nl, met de plaats van epirubicine daarbij.

Zie voor de behandeling van acute lymfatische leukemie (2017) de concept-behandelrichtlijn op hovon.nl.

Zie voor de behandeling van Hodgkin-lymfoom (2014) de geldende behandelrichtlijn op hovon.nl.

Zie voor de behandeling van non-Hodgkinlymfoom de geldende behandelrichtlijn (2018) op vademecumhematologie.nl met de plaats van epirubicine daarbij.

Zie voor de behandeling van blaascarcinoom de geldende behandelrichtlijn van NVU (2016).

Indicaties

Intraveneus: solide tumoren:

  • kleincellig longcarcinoom (SCLC);
  • mammacarcinoom;
  • gevorderd of recidiverend ovariumcarcinoom;
  • gevorderd of recidiverend endometriumcarcinoom;
  • gevorderd papillair/folliculair schildkliercarcinoom;
  • anaplastisch schildkliercarcinoom;
  • osteosarcoom;
  • Ewing-sarcoom;
  • gevorderd weke-delensarcoom;
  • gevorderd neuroblastoom;
  • nefroblastoom (Wilms-tumor).

Intravesicaal: solide tumoren:

  • oppervlakkig blaascarcinoom na transurethrale resectie.

Intraveneus: hematologische maligniteiten:

  • acute lymfatische leukemie (ALL);
  • acute myeloblastische leukemie (AML);
  • gevorderd multipel myeloom (MM; ziekte van Kahler);
  • ziekte van Hodgkin (HL);
  • non-Hodgkinlymfoom (NHL).

Indicaties

  • In combinatie met cyclofosfamide bij eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd mammacarcinoom bij volwassen vrouwen.

Indicaties

Intraveneus, solide tumoren, waaronder:

  • mammacarcinoom;
  • weke-delensarcoom;
  • maagcarcinoom.

Intraveneus, hematologische maligniteiten:

  • acute lymfatische leukemie (ALL);
  • acute myeloïde leukemie (AML);
  • ziekte van Hodgkin (HL);
  • non-Hodgkinlymfoom (NHL).

Intravesicaal:

  • papillair transitioneel celcarcinoom van de blaas;
  • blaascarcinoom in situ;
  • profylaxe van recidief van oppervlakkig blaascarcinoom na transurethrale resectie.

Dosering

Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.

Anti-emetische profylaxe wordt aanbevolen.

Let op: doxorubicine infusievloeistof is niet uitwisselbaar met liposomale formuleringen van doxorubicine.

De dosering hangt af van het doseerschema, de algemene toestand van de patiënt en eerdere behandelingen. Het doseerschema varieert naargelang de indicatie en het behandelschema (al dan niet in combinatie met andere cytotoxische stoffen of behandelmogelijkheden zoals radiotherapie, chirurgie of hormonale therapie).

Klap alles open Klap alles dicht

Alle indicaties, behalve blaascarcinoom

Volwassenen:

Intraveneus: monotherapie: de gebruikelijke dosering bedraagt 60–75 mg/m² lichaamsoppervlak, 1×/3 weken. De dosis kan ook worden verdeeld over 2–3 achtereenvolgende dagen, 1×/3 weken. Combinatietherapie met andere cytotoxische stoffen met een overlappende toxiciteit: 30–60 mg/m² lichaamsoppervlak, 1×/3–4 weken. De maximaal cumulatieve dosis van doxorubicine (incl. equivalente doses van verwante middelen) gedurende het gehele leven is 550 mg/m² en 400 mg/m² bij gelijktijdige radiotherapie van het mediastinum, een cardiovasculaire aandoening in de voorgeschiedenis, arteriële hypertensie sinds > 5 jaar, eerdere behandeling met antracyclinederivaten/verwante middelen, gelijktijdige behandeling met andere cardiotoxische cytostatica of een leeftijd van ≥ 70 jaar. De kans op cardiomyopathie neemt boven de maximale cumulatieve dosis sterk toe. Overweeg bij obese patiënten (> 130% van het ideale lichaamsgewicht) een verlaagde startdosis of verlengd interval tussen doses in verband met verminderde klaring van doxorubicine.

Alternatieve dosering: indien de aanbevolen dosering niet kan worden toegediend (bv. bij immunosuppressie of hoge leeftijd): 15–20 mg/m² lichaamsoppervlak per week.

Verminderde nierfunctie: bij een GFR < 10 ml/min: 75% van de berekende dosis geven. Bij een GFR ≥ 10 ml/min is een dosisaanpassing niet nodig.

Verminderde leverfunctie: bij een serumbilirubine < 20 micromol/l is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een serumbilirubine van 20–50 micromol/l: 50% van de berekende dosis geven; en bij 50–85 micromol/l: 25% van de berekende dosis. Bij een serumbilirubine van > 85 micromol/l is gebruik gecontra-indiceerd.

Kinderen:

Intraveneus: in verband met de kans op late cardiotoxiciteit de dosering verlagen volgens het betreffende behandelprotocol. Maximale cumulatieve dosis (incl. equivalente doses van verwante middelen) gedurende het gehele leven is: voor kinderen < 12 jaar (uitgezonderd zuigelingen en peuters) 300 mg/m² lichaamsoppervlak en ≥ 12 jaar 450 mg/m². Voor zuigelingen en peuters zijn nog geen maximale cumulatieve doses bepaald, maar er wordt uitgegaan van een nog lagere tolerantie.

Blaascarcinoom

Volwassenen:

Intravesicaal: de aanbevolen dosering per instillatie is 30–50 mg in 25–50 ml fysiologische zoutoplossing (= ca. 1 mg/ml) 1×/week (therapeutisch) of 1×/maand (profylactisch). De optimale behandelduur varieert van 6–12 maanden. De patiënt dient in de 12 uur voorafgaand aan de behandeling niets te drinken om verdunning met urine te voorkomen. De oplossing moet gedurende 1–2 uur in de blaas blijven, waarbij de patiënt ieder kwartier 90° gedraaid moet worden.

Toedieningsinformatie: intraveneus: na verdunning van het concentraat doxorubicine toedienen als i.v. infusie: kortstondig max. 1 uur, continu 24 uur. De oplossing geven via de slang van een lopend i.v. infuus van NaCl 0,9% of glucose 5% om de kans op tromboflebitis of periveneuze extravasatie te minimaliseren; vanwege de kans op extravasatie (met ernstige cellulitis, vesicatie en weefselnecrose; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen) wordt een rechtstreekse i.v. (bolus)injectie niet aanbevolen. Bij patiënten met vergroot risico van cardiotoxiciteit kan gekozen worden voor een continue infusie.

Dosering

Let op: niet-gepegyleerd liposomaal doxorubicine mag niet onderling verwisseld worden met andere formuleringen van doxorubicine, vanwege het verschil in farmacokinetisch profiel en doseringen.

Klap alles open Klap alles dicht

Gemetastaseerd mammacarcinoom:

Volwassenen (incl. ouderen):

De aanbevolen aanvangsdosis is 60–75 mg/m² lichaamsoppervlak om de 3 weken in combinatie met cyclofosfamide 600 mg/m². Vanwege bijwerkingen kan uitstel en/of dosisverlaging (van zowel Myocet als cyclofosfamide) nodig zijn.

Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor uitstel of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische toxiciteit, mucositis, cardiotoxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4).

Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.

Verminderde leverfunctie: op basis van relatief weinig gegevens bij patiënten met levermetastasen is de volgende algemene richtlijn opgesteld voor het doseren bij een verminderde leverfunctie. Bilirubine < ULN én ASAT verhoogd: overweeg een reductie van de dosis van 25%; bilirubine > ULN maar < 50 micromol/l én ASAT verhoogd: reduceer de dosis met 50%; bilirubine > 50 micromol/l: vermijd toediening, indien echter gebruik noodzakelijk is, dan de dosis reduceren met 75%.

Toedieningsinformatie: Myocet reconstitueren en verder verdunnen volgens de aanwijzingen van de fabrikant tot een concentratie van 0,4–1,2 mg/ml. Alleen i.v. toedienen via een centrale of perifere vene gedurende 1 uur, waarbij gewaakt wordt voor extravasatie. Bij extravasatie infusie onmiddellijk staken en de aangetaste plaats gedurende 30 min koelen. Infuus voortzetten in een andere vene.

Dosering

Vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling, maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.

Anti-emetische profylaxe wordt aanbevolen.

De dosering hangt af van het doseerschema, de algemene toestand van de patiënt en eerdere behandelingen. Het doseerschema varieert naargelang de indicatie en het behandelschema (al dan niet in combinatie met andere cytotoxische stoffen of behandelmogelijkheden zoals radiotherapie, chirurgie of hormonale therapie).

Klap alles open Klap alles dicht

Algemeen gebruiksvoorschrift

Volwassenen (incl. ouderen):

I.v.-monotherapie: richtlijn: 60–120 mg/m² lichaamsoppervlak in één dosis of verdeeld over 2–3 opeenvolgende dagen elke 3–4 weken, veelal 75–90 mg/m² lichaamsoppervlak in één dosis of verdeeld over 2 opeenvolgende dagen elke 3 weken.

i.v.-combinatiechemotherapie: richtlijn: veelal 30–60 mg/m² lichaamsoppervlak, maar ook hogere doses zijn mogelijk.

Cardiotoxiciteit: de kans op hartfalen neemt snel toe met een toenemende totale cumulatieve dosis van > 900 mg/m² lichaamsoppervlak. Bij patiënten die eerder zijn behandeld met verwante antracyclinen of die een bestraling van het mediastinale gebied kregen, treedt deze toegenomen kans bij lagere cumulatieve doses op.

Beenmergfunctie: bij beenmergdepressie ten gevolge van een intensieve voorbehandeling, of bij neoplastische beenmerginfiltratie een lagere startdosering kiezen; bij conventionele dosistherapie 60–75 mg/m² lichaamsoppervlak en bij hogedosistherapie 105–120 mg/m² lichaamsoppervlak.

Verminderde leverfunctie: bij een matig verminderde leverfunctie (bilirubine 20–50 micromol/l of ASAT 2–4× ULN) de dosis verminderen met 50%. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 50 micromol/l of ASAT > 4× ULN) de dosis verminderen met 75%.

Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (serumcreatinine > 450 micromol/l), een lagere startdosering kiezen.

Toedieningsinformatie: intraveneuze toediening: injectie in 3–5 min toedienen of via de slang van een vrij lopend infuus, of infusie met een inloopduur tot 30 min. In verband met het risico van flebosclerose en (trombo)flebitis de aanbevolen toedieningsprocedures nauwgezet volgen. Bij optreden van extravasatie kan ernstige weefselbeschadiging optreden; meerdere maatregelen zijn noodzakelijk. Zie de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen.

Klap alles open Klap alles dicht

Oppervlakkig blaascarcinoom:

Volwassenen:

Intravesicaal gedurende 8 weken wekelijks een instillatie van 50 mg in 50 ml steriel NaCl-oplossing (0,9%) of steriel water. Bij lokale toxiciteit de dosis verlagen naar 30 mg per 50 ml.

Blaascarcinoom in situ:

Volwassenen:

Intravesicaal max. 80 mg per 50 ml steriel NaCl-oplossing (0,9%) of steriel water.

Profylaxe van recidief van blaascarcinoom:

Volwassenen:

Intravesicaal de eerste 4 weken wekelijks een instillatie van 50 mg in 50 ml steriel NaCl-oplossing (0,9%) of steriel water, vervolgens gedurende 11 maanden maandelijks een instillatie van 50 mg in 50 ml.

Toedieningswijze: intravesicale toediening: de instillatievloeistof gedurende 1–2 uur in de blaas houden, waarbij de patiënt nu en dan wordt gedraaid. Voorafgaand aan de instillatie dient de patiënt gedurende 12 uur niet te drinken om overmatige verdunning met urine te vermijden.

Bijwerkingen

Intraveneuze toediening: Zeer vaak (> 10%): cardiotoxiciteit (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen), maag-darmstoornissen, bij > 80%: vrij hevige misselijkheid en braken, en verder diaree, mucositis, stomatitis, oesofagitis. 'Flushing', alopecia, fotosensibiliteit. Koorts. Beenmergdepressie (anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie; met kans op bloedingen, (super)infecties en weefselhypoxie). Rood kleuren van de urine.

Vaak (1-10%): bloedingen. Sepsis. Anorexie. Jeuk, radiatie-recallfenomeen (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).

Soms (0,1-1%): ulceratie van de slijmvliezen van mond, keel en slokdarm, en in combinatie met cytarabine tevens ulceratie en necrose van de darm (vooral caecum). Flebitis. Dehydratie. Acute lymfatische leukemie, acute myeloïde leukemie.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Tumorlysissyndroom (vooral bij hematologische neoplasmata). Conjunctivitis. Exantheem, urticaria, hyperpigmentatie van huid en nagels, onycholysis. Rillen, duizeligheid, reacties op de toedieningsplaats (o.a. pijn, erytheem, flebitis, flebosclerose).

Zeer zelden (< 0,01%): trombo-embolie. Opvliegers. Acraal erytheem, blaarvorming, hand-voetsyndroom. Hyperurikemie, urinezuurnefropathie (door tumorlysis), acuut nierfalen. Hyperpigmentatie van het mondslijmvlies. Amenorroe, oligospermie, azoöspermie.

Verder zijn gemeld: bronchospasme, stralingspneumonie. Colitis. Malaise, zwakte. Hepatotoxiciteit (soms voortschrijdend tot cirrose). Keratitis, tranenvloed. Actinische keratose. Artralgie. Stijging leverenzymwaarden.

Intravesicale toediening: Vaak (1–10%): chemische cystitis met branderig gevoel in blaas of urethra, dysurie, strangurie, pollakisurie, nycturie, hematurie, blaasspasmen en (hemorragische) cystitis, necrose van de blaaswand.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): infecties. Mucositis, misselijkheid, braken, diarree. Anorexie. Alopecia. Asthenie, koorts, rillingen. (Febriele) neutropenie, trombocytopenie, anemie, leukopenie.

Vaak (1-10%): cardiomyopathie, hartritmestoornissen, congestief hartfalen. Pijn op de borst, dyspneu, bloedneus. Oesofagitis, obstipatie. Huiduitslag, nagelaandoening. Duizeligheid, hoofdpijn. Opvliegers. Slapeloosheid. Rugpijn, spierpijn. Gewichtsverlies. Lymfopenie, pancytopenie. Dehydratie, hypokaliëmie. Verhoogde transaminasewaarden.

Soms (0,1-1%): pericardeffusie. Hypotensie. Faryngitis, pneumonitis, pleurale effusie, hemoptoë. (Neutropene) sepsis. Herpes zoster. Agitatie, abnormale gang, dysfonie. Slaperigheid. Spierzwakte. Maagzweer. Geelzucht. Hemorragische cystitis, oligurie. Jeuk, folliculitis, droge huid, purpura. Malaise. Reactie op de injectieplaats (o.a. infectie). Hyperglykemie, verhoogde waarden alkalische fosfatase en bilirubine.

Verder is gemeld: hand-voetsyndroom.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): infecties. Mucositis, stomatitis, misselijkheid, braken, diarree. Conjunctivitis, keratitis. Alopecia. Opvliegers, flebitis. Koorts, malaise. Amenorroe. Chemische (hemorragische) cystitis (na intravesicale toediening). Myelosuppressie (leukopenie, granulocytopenie, (febriele) neutropenie, anemie). Afwijkende transaminasespiegels. Voorbijgaande roodkleuring van de urine (gedurende 1–2 dagen na systemische toediening).

Vaak (1-10%): cardiotoxiciteit zoals congestief hartfalen, ventriculaire tachycardie, bradycardie, AV-blok, bundeltakblok. Bloeding, blozen. Gastro-intestinale pijn, erosie of ulcus. Huiduitslag, jeuk, hyperpigmentatie van huid/nagels. Erytheem op de toedieningsplaats. Koude rillingen. Anorexie, dehydratie.

Soms (0,1-1%):arteriële en veneuze trombose (waaronder longembolie). (trombo)flebitis. Gastro-intestinale bloeding. Sepsis, pneumonie. Urticaria, erytheem. Asthenie. Trombocytopenie.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Duizeligheid, verwarring, depressie. Acute lymfatische of myeloïde leukemie. Azoöspermie. Hyperurikemie.

Verder zijn gemeld: shock, septische shock. Hypoxie door myelosuppressie. Fotosensibilisatie, radiatie-recallfenomeen. Buccale pigmentatie. Abdominaal ongemak. Premature menopauze. Cellulitis en necrose op toedieningsplaats.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Niet gelijktijdig levende verzwakte vaccins toedienen, vanwege het risico van virusreplicatie, versterkte bijwerkingen of verlaagde antilichaamrespons.

De cardiotoxiciteit wordt versterkt door voorafgaande, gelijktijdige én ook door latere bestraling in het mediastinale gebied of door gebruik van andere antracyclinederivaten of andere potentieel cardiotoxische geneesmiddelen (bv. paclitaxel, 5-fluoro-uracil, cyclofosfamide) of met middelen die de hartfunctie beïnvloeden zoals calciumantagonisten. Gebruik van paclitaxel kort vóór doxorubicine vermindert de klaring van doxorubicine en vergroot daarmee de toxiciteit; dit is minder sterk als doxorubicine vóór paclitaxel wordt toegediend. Gelijktijdig gebruik van trastuzumab wordt afgeraden in verband met een groot cardiotoxisch risico; na stoppen met trastuzumab tot 27 weken wachten met het starten met doxorubicine.

Bij cyclofosfamidetherapie in het verleden kan gebruik van doxorubicine exacerbaties van hemorragische cystitis veroorzaken.

Gelijktijdig gebruik van cytarabine kan leiden tot dikkedarmnecrose, ernstige bloedingen en infecties.

Gelijktijdig gebruik met hepatotoxische middelen (zoals 6-mercaptopurine en methotrexaat) kan de hepatotoxiciteit versterken; een verlaging van de dosering van doxorubicine kan nodig zijn. Ook voorafgaande, gelijktijdige of latere radiotherapie kan hepatotoxiciteit vergroten.

Gelijktijdig gebruik van clozapine kan leiden tot meer kans op en een ernstiger vorm van hematologische toxiciteit.

Doxorubicine versterkt het nefrotoxische effect van amfotericine B.

Doxorubicine is een substraat voor CYP450 en P-glycoproteïne (Pgp); matig tot sterke remmers (zoals ciclosporine, ritonavir, cimetidine) verhogen de blootstelling aan doxorubicine en matig tot sterke inductoren (zoals rifampicine en barbituraten) verlagen de blootstelling aan doxorubicine.

Doxorubicine kan de serumspiegels van fenytoïne en digoxine verlagen.

Interacties

Er zijn geen specifieke geneesmiddelonderzoeken naar interacties uitgevoerd, waarschijnlijk is sprake van interactie met stoffen waarvan bekend is dat ze interactie vertonen met conventionele doxorubicine, zie doxorubicine#interacties.

Gelijktijdige behandeling met andere liposomale middelen, geneesmiddelen die met lipiden een complex vormen, of intraveneuze vetemulsies zouden het farmacokinetische profiel van liposomaal doxorubicine kunnen wijzigen.

Interacties

Vermijd vaccinatie met levende vaccins vanwege de kans op ernstige , mogelijk fatale infectie. De respons op geïnactiveerde vaccins kan verminderd zijn.

De cardiotoxiciteit van epirubicine wordt versterkt door voorafgaande bestraling in het mediastinale gebied, bij voorafgaand of gelijktijdig gebruik van antracyclinederivaten (zoals doxorubicine, daunorubicine, idarubicine of mitoxantron) en andere middelen met een actieve of toxische werking op het hart (zoals paclitaxel, 5-fluoro-uracil, cyclofosfamide) of met middelen die de hartfunctie beïnvloeden zoals calciumantagonisten. Met name indien die middelen een lange halfwaardetijd hebben, zoals bij trastuzumab; na stoppen met trastuzumab tot 27 weken wachten met het starten van epirubicine.

In combinatie met dexrazoxaan is er meer kans op hematologische toxiciteit.

Het gebruik van cimetidine tijdens behandeling staken, omdat het de blootstelling aan epirubicine met 50% verhoogt.

Gebruik van paclitaxel kort vóór epirubicine vermindert de klaring van epirubicine en vergroot daarmee de toxiciteit; dit is minder sterk als paclitaxel ná epirubicine wordt toegediend. Paclitaxel ten minste 24 uur ná epirubicine toedienen.

Combinatie met interferon α-2b kan tot meer kans op (ernstige) bijwerkingen leiden (o.a. mucositis, diarree, neutropenie).

Inductoren van cytochroom P-450 (o.a. rifampicine, barbituraten) kunnen de werkzaamheid van epirubicine mogelijk verminderen. .

Zwangerschap

Doxorubicine passeert de placenta, in foetaal weefsel (lever, nieren en longen) zijn concentraties gevonden die verschillende malen hoger waren dan die in het moederlijk plasma.

Teratogenese: Bij de mens aanwijzingen voor schadelijkheid. Bij dieren embryotoxisch, foetotoxisch en teratogeen gebleken.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Vruchtbaarheid: Doxorubicine kan (al dan niet reversibel) onvruchtbaarheid veroorzaken en is mutageen. Bij vrouwen kunnen (reversibele) amenorroe optreden of premature menopauze, bij mannen (ook irreversibel) oligospermie of azoöspermie. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.

Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én ten minste zes maanden na de therapie. Controleer een vrouw die tot 20 jaar tevoren met doxorubicine is behandeld en zwanger is op cardiale bijwerkingen.

Zwangerschap

Doxorubicine passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens aanwijzingen voor schadelijkheid. Bij dieren is doxorubicine embryotoxisch, foetotoxisch en teratogeen gebleken.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste 6 maanden na de therapie. Controleer een vrouw die tot 20 jaar tevoren met doxorubicine is behandeld en zwanger is, op cardiale bijwerkingen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.

Farmacologisch effect: Epirubicine kan afwijkingen in chromosomen veroorzaken.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Vruchtbaarheid: Epirubicine kan tijdelijke of permanente onvruchtbaarheid veroorzaken bij man en vrouw. Raad een vruchtbare man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.

Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Van sommige antracyclinederivaten is bekend dat ze overgaan in de moedermelk. Potentieel ernstige bijwerkingen bij de zuigeling kunnen niet worden uitgesloten. Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Van andere antracyclinen is bekend dat zij overgaan in de moedermelk.

Advies: het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

Intraveneuze toediening:

  • duidelijke en aanhoudende beenmergdepressie en/of ernstige stomatitis door eerdere behandeling met cytostatica en/of radiotherapie;
  • eerdere behandeling met een maximale cumulatieve dosis van doxorubicine of andere antracyclinen (bv. daounorubicine, epirubicine, idarubicine) en antrachinonen;
  • (acute) systemische infectie;
  • bestaande hartfunctiestoornissen zoals hartfalen, eerder myocardinfarct;
  • verhoogde bloedingsneiging;
  • ernstig verminderde leverfunctie (serumbilirubine > 85 micromol/l);
  • overgevoeligheid voor antracyclinen.

Intravesicale toediening:

  • invasieve blaastumoren die door de blaas zijn gepenetreerd (verder gevorderd dan T1);
  • blaastumor in combinatie met urethravernauwing, waarbij katheterisatie niet mogelijk is;
  • urineweginfecties;
  • hematurie.

Voor meer contra-indicaties zie de rubriek Lactatie.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.

Contra-indicaties

Intraveneuze toediening:

  • duidelijke en aanhoudende beenmergdepressie;
  • eerdere behandeling met een maximale cumulatieve dosis van epirubicine en/of andere antracyclinen (bv. doxorubicine, daunorubicine of idarubicine) of antrachinonen;
  • ernstige bestaande of een geschiedenis van cardiale problemen (o.a. instabiele angina pectoris, ernstige aritmieën, recent myocardinfarct en cardiomyopathie);
  • acute systemische infectie.

Intravesicaal gebruik:

  • invasieve blaastumor;
  • katherisatieprobleem;
  • urineweginfectie;
  • hematurie.

Zie voor overige contra-indicaties de rubriek Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Cardiotoxiciteit: de hartfunctie (incl. meting van de ejectiefractie; LVEF) vóór, tijdens en na behandeling controleren door middel van ECG, echocardiografie en/of scintigrafie (bv. middels MUGA-scan). Deze testen tevens uitvoeren na elke geaccumuleerde dosis van ca. 100 mg/m². De cardiotoxiciteit kan zich uiten in vroege en/of late complicaties. Vroege complicaties treden meestal binnen 24–48 uur na start van de behandeling op en uiten zich meestal als sinustachycardie en/of afwijkingen in het ECG, zoals niet-specifieke ST-T-veranderingen. Ook kunnen tachy-aritmieën ontstaan (zoals premature ventrikelcontractie, ventriculaire tachycardie), en bradycardie en atrioventriculair of interventriculair blok (acute toxiciteit van voorbijgaande aard). Afvlakking en verwijding van het QRS-complex tot buiten de normaalwaarden kunnen een aanwijzing zijn voor door doxorubicine geïnduceerde cardiomyopathie. Verder kunnen tijdens de toediening of enkele uren daarna (sub)acuut linkerventrikelfalen, pericarditis of fataal pericarditis-myocarditis-syndroom optreden. Bij eerste tekenen van een verminderde hartfunctie de behandeling direct staken en heroverwegen. Late complicaties zijn in het algemeen irreversibel en vaak levensbedreigend. Zij treden meestal op aan het einde van de behandeling of 2–3 maanden er na; er zijn echter ook meldingen van complicaties na meerdere maanden of zelfs jaren na beëindiging van de behandeling. Late complicaties zijn cardiomyopathie, pericarditis en myocarditis. De cardiomyopathie manifesteert zich door verlaging van de LVEF en verschijnselen van congestief hartfalen (bv. dyspneu, longoedeem, pleurale effusie, oligurie, ascites, en galopritme, waarbij ook cardiomegalie en hepatomegalie optreden). Levensbedreigend hartfalen door de cardiomyopathie is de dosisbeperkende toxiciteit van doxorubicine. De incidentie van hartfalen wordt geschat op 1–2% bij een cumulatieve dosis van 300 mg/m² (dwz. doxorubicine én equivalente doses van verwante middelen) en loopt langzaam op tot een cumulatieve dosis van 450–550 mg/m² (incidentie dan 5-20%); boven deze cumulatieve dosis stijgt de incidentie sterk. Bij aanwezigheid van risicofactoren voor cardiotoxiciteit en bij kinderen gelden andere maximale cumulatieve doses, zie de rubriek Dosering. Risicofactoren voor het ontstaan van cardiomyopathie zijn gelijktijdige radiotherapie van het mediastinum, een cardiovasculaire aandoening in de voorgeschiedenis, arteriële hypertensie sinds > 5 jaar, eerdere behandeling met antracyclinederivaten/verwante middelen, gelijktijdige behandeling met andere cardiotoxische cytostatica of een leeftijd van ≥ 70 jaar.

Hematologische toxiciteit: voorafgaand aan en tijdens iedere behandelcyclus het bloedbeeld controleren, incl. differentiële telling van witte bloedcellen (WBC). Leukopenie en/of neutropenie is de meest voorkomende acute dosisbeperkende toxiciteit. De nadir ligt tussen dag 10–14 met herstel rond dag 21; als de waarden niet normaliseren, dan dosisreductie of verlenging van het dosisinterval overwegen. Ook trombocytopenie en anemie kunnen voorkomen.

Leverfunctie: de belangrijkste eliminatieroute van doxorubicine is het hepatobiliaire systeem. Daarom voorafgaand aan en tijdens de behandeling het serumbilirubine bepalen; bij verhoogde waarden hiervan vermindert de klaring van doxorubicine en neemt de algehele toxiciteit ervan toe. Een dosisreductie kan nodig zijn (zie de rubriek Dosering). Gebruik bij een serumbilirubine > 85 micromol/l is gecontra-indiceerd.

Radiotherapie: bestraling voor, tijdens of na de behandeling versterkt de cardiotoxiciteit en hepatotoxiciteit (eventueel leidend tot cirrose). Doxorubicine versterkt de (lokale) bijwerkingen van radiotherapie, ook als de behandeling geruime tijd na beëindiging van de radiotherapie aanvangt (radiatie-recallreactie).

Maag-darmkanaal: doxorubicine heeft een hoog emetogeen potentieel; anti-emetische profylaxe wordt aanbevolen. Toediening van doxorubicine bij ontstekingen en/of ulceraties in het maag-darmkanaal en bij diarree wordt sterk afgeraden.

Secundaire leukemie met of zonder pre-leukemische fase is gemeld bij gebruik van antracyclinen. Risicofactoren hiervoor zijn een zware voorbehandeling of gelijktijdige behandeling met cytostatica met schadelijke werking op het DNA of verhoging van de dosis van het antracycline. Secundaire leukemie treedt doorgaans 1–3 jaar na behandeling op.

Bij extravasatie treedt lokaal een stekend of branderig gevoel op, en is er kans op tromboflebitis en ernstige progressieve weefselnecrose. Staak onmiddellijk de toediening; koelen van het gebied gedurende 24 uur kan het ongemak verminderen. Geef binnen 6 uur een i.v. infusie met dexrazoxaan. Als toediening van dexrazoxaan is gecontra-indiceerd dan kan lokaal dimethylsulfoxide (DMSO) worden gebruikt op een gebied tweemaal zo groot als het betroffen gebied, ten minste 14 dagen, driemaal per dag; zie voor meer informatie dimethylsulfoxide. Controleer de patiënt gedurende enkele weken zorgvuldig; operatieve maatregelen kunnen nodig zijn.

Doxorubicine kan de urine rood kleuren.

Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.

Waarschuwingen en voorzorgen

Cardiotoxiciteit: de hartfunctie (incl. meting van de ejectiefractie; LVEF) vóór, tijdens en na behandeling controleren door middel van ECG, echocardiografie en/of scintigrafie (bv. middels MUGA-scan). De cardiotoxiciteit kan zich uiten in vroege en/of late complicaties. Vroege complicaties treden in het algemeen binnen 24–48 uur na start van de behandeling op en uiten zich meestal als sinustachycardie en/of afwijkingen in het ECG, zoals niet-specifieke ST-T-veranderingen. Afvlakking en verwijding van het QRS-complex tot buiten de normaalwaarden kunnen een aanwijzing zijn voor door doxorubicine geïnduceerde cardiomyopathie. Bij eerste tekenen van een verminderde hartfunctie de behandeling direct staken en heroverwegen. Late complicaties zijn in het algemeen irreversibel en vaak levensbedreigend. Zij treden meestal op aan het einde van de behandeling of 2–3 maanden er na; er zijn echter ook meldingen van complicaties na meer maanden of zelfs jaren na beëindiging van de behandeling. Late complicaties zijn cardiomyopathie, pericarditis en myocarditis. De cardiomyopathie manifesteert zich door verlaging van de LVEF en verschijnselen van congestief hartfalen (bv. dyspneu, longoedeem, pleurale effusie, oligurie, ascites, en galopritme, waarbij ook cardiomegalie en hepatomegalie optreden). Levensbedreigend hartfalen door de cardiomyopathie is de dosisbeperkende toxiciteit van doxorubicine. De incidentie van hartfalen loopt langzaam op tot een cumulatieve dosis van 450–550 mg/m² (dwz. conventioneel doxorubicine en equivalente doses van verwante stoffen); boven deze cumulatieve dosis stijgt de incidentie sterk. Bij aanwezigheid van risicofactoren voor cardiotoxiciteit gelden lagere maximale cumulatieve doses. Risicofactoren als leeftijd, bestraling van het mediastinum, een geschiedenis van of bestaand cardiovasculair lijden en voorgaande of gelijktijdige behandeling met verwante antracycline-analogen of andere cardiotoxische middelen.

Controleer in verband met myelosuppressie vóór en tijdens behandeling nauwgezet het volledig bloedbeeld. Niet toedienen bij een absoluut neutrofielenaantal (ANC) < 1,5×109/l of een trombocytenaantal < 100×109/l voorafgaand aan de volgende cyclus. Uitstel van een dosis en verlaging ervan kan nodig zijn.

De leverfunctie (ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, bilirubine) vóór en tijdens behandeling controleren. Een dosisaanpassing kan nodig zijn, zie de rubriek Doseringen.

Bij een verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig omdat doxorubicine grotendeels met de gal en feces wordt uitgescheiden. De farmacokinetiek van Myocet is niet klinisch onderzocht bij patiënten.

Bestraling vóór, tijdens of na de behandeling versterkt de cardiotoxiciteit en hepatotoxiciteit ('radiation recall'-reactie); doxorubicine versterkt de (lokale) bijwerkingen van radiotherapie, ook als de behandeling geruime tijd na beëindiging van de radiotherapie aanvangt.

Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium (in infusievloeistof) bij een natriumbeperkt dieet.

Bij kinderen < 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet onderzocht.

Waarschuwingen en voorzorgen

Cardiotoxiciteit. vóór, tijdens en na iedere behandeling de hartfunctie controleren (ECG, LVEF-bepaling door MUGA-scan of echo). De cardiotoxiciteit kan zich uiten in vroege en/of late complicaties. Vroege complicaties treden meestal binnen 24–48 uur na start van de behandeling op en uiten zich meestal als sinustachycardie en/of afwijkingen in het ECG, zoals niet-specifieke ST-T-veranderingen. Ook kunnen tachy-aritmieën ontstaan (zoals premature ventrikelcontractie of ventriculaire tachycardie), en bradycardie en atrioventriculair of interventriculair blok. Deze symptomen zijn doorgaans geen voorspellers voor vertraagde cardiotoxiciteit, zijn van weinig klinisch belang en bij optreden hoeft de behandeling in het algemeen niet te worden gestaakt. Late complicaties, zoals cardiomyopathie, pericarditis en myocarditis, zijn in het algemeen irreversibel en vaak levensbedreigend. Ze treden meestal op aan het einde van de behandeling of 2–3 maanden daarna, maar er zijn ook meldingen van complicaties die optreden na meerdere maanden of zelfs jaren na beëindiging van de behandeling. De cardiomyopathie manifesteert zich door verlaging van de LVEF en de verschijnselen van congestief hartfalen (CHF) (bv. dyspneu, longoedeem, pleurale effusie, oligurie, ascites). Levensbedreigend hartfalen door cardiomyopathie is de dosisbeperkende toxiciteit van epirubicine. De kans op het ontwikkelen van CHF neemt toe met een cumulatieve dosis > 900 mg/m²; een dergelijke dosis alleen met uiterste voorzichtigheid overschrijden, zie de rubriek Dosering. Maar ook bij lagere cumulatieve doses, al dan niet in aanwezigheid van risicofactoren, kan cardiotoxiciteit optreden. Omdat voor een succesvolle behandeling van deze cardiotoxiciteit een vroegtijdige diagnose van essentieel belang is, bij eerste tekenen van een verminderde hartfunctie de behandeling direct staken en heroverwegen. Risicofactoren voor cardiotoxiciteit zijn een leeftijd jonger dan 15 of ouder dan 70 jaar, actieve of sluimerende hart– en vaatziekten, mediastinumbestraling, voorafgaande of gelijktijdige therapie met verwante antracyclinen of andere cardiotoxische middelen en een hoge cumulatieve dosis epirubicine.

Hematologische toxiciteit: voorafgaand aan en tijdens iedere behandelcyclus het bloedbeeld controleren, incl. differentiële telling van witte bloedcellen. Dosisafhankelijke, reversibele leukopenie en/of neutropenie is de meest voorkomende acute dosisbeperkende toxiciteit. De nadir ligt tussen dag 10–14 met herstel rond dag 21; als de waarden niet normaliseren, dan dosisreductie of verlenging van het dosisinterval overwegen. Ook trombocytopenie en anemie kunnen voorkomen.

Leverfunctie: de belangrijkste eliminatieroute van epirubicine is via het hepatobiliaire systeem. Bij een verminderde leverfunctie bestaat er meer kans op toxiciteit van epirubicine. Daarom voorafgaand aan en tijdens de behandeling het totale serumbilirubine en ASAT-waarden bepalen. Een dosisreductie kan nodig zijn, zie de rubriek Dosering.

Nierfunctie: voorafgaand en tijdens de behandeling de nierfunctie controleren. Pas bij een ernstig verminderde nierfunctie de dosis aan, zie de rubriek Dosering.

Maag-darmkanaal: epirubicine heeft een hoog emetogeen potentieel, anti-emetische profylaxe wordt aanbevolen. Mucositis/stomatitis ontstaat kort na toediening en kan in ernstige gevallen binnen enkele dagen overgaan tot slijmvliesulceraties. Doorgaans herstelt zich dit in de derde week van de therapie.

Tumorlysissyndroom: door lysis van een grote hoeveelheid maligne cellen kan het tumorlysissyndroom optreden met kans op nierfalen met een verminderde diurese en verhoging ureum en creatinine, hyperkaliëmie, hyperurikemie, hyperfosfatemie, hypocalciëmie (met als gevolg convulsies), verhoging LDH, hypo-/hypertensie en ritmestoornissen. Risicofactoren voor het optreden van het syndroom zijn hoge tumorlast (bv. groot tumorvolume, hoge concentraties circulerende maligne cellen), hypovolemie, gestoorde nierfunctie, een verhoogde serumfosfaat, urinezuurspiegel en/of lactaatdehydrogenasespiegel voorafgaand aan de behandeling. Controleer vooral na de eerste behandeling zorgvuldig de bloedconcentraties urinezuur, creatinine, kalium en calciumfosfaat. Vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.

Secundaire leukemie met of zonder pre-leukemische fase is gemeld bij gebruik van antracyclinen. Risicofactoren hiervoor zijn een zware voorbehandeling of gelijktijdige behandeling met cytostatica met schadelijke werking op het DNA, combinatie met radiotherapie of verhoging van de dosis van het antracycline. Secundaire leukemie treedt doorgaans 1–3 jaar na behandeling op.

Extravasatie: Epirubicine is een zeer irritatieve stof: bij extravasatie treedt lokaal een stekend of branderig gevoel op en is er kans op tromboflebitis en ernstige progressieve weefselnecrose. Meerdere maatregelen zijn noodzakelijk, zie de NVZA Crashkaart Oncolytica rev. 6.1 (pdf 0,1 MB).

Epirubicine kan de urine rood verkleuren gedurende 1–2 dagen na systemische toediening.

Ouderen: een dosisaanpassing kan nodig zijn, vanwege mogelijk meer kans op cardiotoxiciteit.

Kinderen < 18 jaar: de veiligheid en werkzaamheid is bij hen niet vastgesteld.

Voor behandeling van vruchtbare mannen en vrouwen, zie de rubriek Zwangerschap.

Overdosering

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met doxorubicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met epirubicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Antracycline antibioticum met oncolytische werking, geïsoleerd uit een stam van Streptomyces peucetius. Het werkingsmechanisme van doxorubicine is niet geheel bekend. Aangenomen wordt dat het via de volgende cytotoxische mechanismen werkt: intercalatie in DNA, remming van topo-isomerase II en vorming van reactieve zuurstofverbindingen ('reactive oxygen species', ROS) zoals het hydroxylradicaal. Daarmee heeft het een schadelijk effect op de DNA-synthese via remming van alle RNA- en DNA-polymerasen en door het introduceren van breuken in enkele en dubbele strengen van de DNA-helix. Verstoort het mitoseproces; de vroege profase bij lage doses, de mitose bij hoge doses. Oraal toegediend is het niet werkzaam. Een belangrijke oorzaak van het falen van een behandeling met doxorubicine is de ontwikkeling van resistentie. Kruisresistentie tussen antracyclinederivaten is mogelijk.

Kinetische gegevens

V d 0,4 l/kg; 682 l/m².
Overig wijd verspreid in weefsels gedistribueerd, incl. longen, lever, nieren, hart, milt, lymfeklieren, beenmerg; tevens in ascitesvocht, waar het hogere concentraties bereikt dan in plasma. Passeert de intacte bloed-hersenbarrière niet; bij hersenmetastasen kunnen wel hogere spiegels in de liquor worden bereikt.
Metabolisering snel maar gedeeltelijk, via CYP450 iso-enzym 3A4 in de lever tot o.a. het werkzame doxorubicinol. Bij kankerpatiënten wordt doxorubicine ook door NADPH-afhankelijke aldo-ketoreductasen in (alle) weefsels omgezet tot het cytotoxische werkzame adriamycinol, dat in de weefsels verder wordt gemetaboliseerd door microsomale glycosidasen tot inactieve metabolieten.
Eliminatie voornamelijk met de feces (waarvan ca. de helft onveranderd), ca. 10% met de urine.
T 1/2el ca. 30 uur (doxorubicine), 29 uur (doxorubicinol), langer bij patiënten met overgewicht (bv. > 130% van het ideale gewicht).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

In liposomen ingekapseld doxorubicine-citraatcomplex. Antracycline antibioticum met oncolytische werking, geïsoleerd uit een stam van Streptomyces peucetius. Verstoort het mitoseproces; de vroege profase door lage doses, de mitose door hoge doses. De nucleïnezuursynthese (DNA, RNA) wordt geremd.

Kinetische gegevens

Overig Liposomaal doxorubicine verdeelt zich hoofdzakelijk extracellulair, in tegenstelling tot doxorubicine dat een uitgebreide weefseldistributie heeft. Daardoor wordt bij liposomaal doxorubicine een hogere plasmaconcentratie aan totaal doxorubicine bereikt, maar een lagere plasmaconcentratie dan vrij doxorubicine. Vrij doxorubicine ontstaat na extravasatie van de liposomen in het weefselcompartiment.
V d 0,8 ± 0,9 l/kg (totaal doxorubicine).
Metabolisering gedeeltelijk, via CYP450 in de lever tot o.a. het werkzame doxorubicinol.
Eliminatie vnl. via de gal en feces.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Antracycline antibioticum met oncolytische werking. Epirubicine is een stereo-isomeer van doxorubicine. Aangenomen wordt dat het via de volgende cytotoxische mechanismen werkt: intercalatie in DNA, remming van topo-isomerase II en vorming van reactieve zuurstofverbindingen ('reactive oxygen species', ROS) zoals het hydroxylradicaal. Daarmee heeft het een schadelijk effect op de DNA-synthese via remming van alle RNA- en DNA-polymerasen en door het introduceren van breuken in enkele en dubbele strengen van de DNA-helix, met als gevolg apoptose. Kruisresistentie tussen antracyclinederivaten is mogelijk.

Kinetische gegevens

Overig Dringt snel in de cel door. Epirubicine heeft een relatief groot verdelingsvolume. Passeert de bloed-hersenbarrière niet.
Metabolisering Uitgebreid in de lever, tot o.a. het minder werkzame epirubicinol.
Eliminatie vnl. met de feces (40% in 72 uur in gal), 9–10% binnen 48 uur met de urine.
T 1/2el ca. 40 uur, langer bij gestoorde leverfunctie.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

doxorubicine hoort bij de groep antracyclinederivaten.

  • daunorubicine (L01DB02) Vergelijk
  • doxorubicine in gepegyleerde liposomen (L01DB01) Vergelijk
  • doxorubicine in niet-gepegyleerde liposomen (L01DB01) Vergelijk
  • epirubicine (L01DB03) Vergelijk
  • idarubicine (L01DB06) Vergelijk
  • mitoxantron (L01DB07) Vergelijk
  • pixantron (L01DB11) Vergelijk

Groepsinformatie

doxorubicine in niet-gepegyleerde liposomen hoort bij de groep antracyclinederivaten.

  • daunorubicine (L01DB02) Vergelijk
  • doxorubicine (L01DB01) Vergelijk
  • doxorubicine in gepegyleerde liposomen (L01DB01) Vergelijk
  • epirubicine (L01DB03) Vergelijk
  • idarubicine (L01DB06) Vergelijk
  • mitoxantron (L01DB07) Vergelijk
  • pixantron (L01DB11) Vergelijk

Groepsinformatie

epirubicine hoort bij de groep antracyclinederivaten.

  • daunorubicine (L01DB02) Vergelijk
  • doxorubicine (L01DB01) Vergelijk
  • doxorubicine in gepegyleerde liposomen (L01DB01) Vergelijk
  • doxorubicine in niet-gepegyleerde liposomen (L01DB01) Vergelijk
  • idarubicine (L01DB06) Vergelijk
  • mitoxantron (L01DB07) Vergelijk
  • pixantron (L01DB11) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • antracyclinederivaten

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • antracyclinederivaten

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • antracyclinederivaten

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".