Samenstelling
Vyvgart XGVS Aanvullende monitoring Argenx BV
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 180 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5.6 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Uplizna XGVS Aanvullende monitoring Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij gegeneraliseerde myasthenia gravis heeft efgartigimod alfa een therapeutisch gelijke waarde ten opzichte van eculizumab bij refractaire patiënten die positief zijn voor het anti-acetylcholinereceptor- antilichaam.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van neuromyelitis optica-spectrumstoornis (NMOSD).
Indicaties
- Gegeneraliseerde myasthenia gravis (gMG) bij volwassenen die positief testen op antilichamen tegen acetylcholinereceptoren (AChR) als aanvulling op de standaardtherapie.
Indicaties
- Neuromyelitis optica-spectrumstoornis (NMOSD, 'neuromyelitis optica spectrum disorder') bij volwassenen die seropositief zijn voor anti-aquaporine-4 immunoglobuline G (AQP4-IgG), als monotherapie.
Doseringen
Monitor bij subcutane toediening gedurende 30 minuten na toediening op klinische klachten en injectiereacties. Deze monitoring vindt plaats tijdens de eerste behandelcyclus, en de eerste toediening van de tweede behandelcyclus. Bij een reactie, eventueel passende ondersteunende maatregelen nemen. Volgende injecties voorzichtig toedienen, op basis van klinische evaluatie.
Monitor tijdens intraveneuze infusie en gedurende 1 uur daarna op infusiereacties; bij reactie, infusie onderbreken, staken of de infusiesnelheid verlagen. Voorzichtig hervatten zodra reactie voorbij is, op basis van klinische evaluatie.
Gegeneraliseerde myasthenia gravis (gMG)
Volwassenen (incl. ouderen)
Subcutaan: 1000 mg 1×/ week gedurende cyclus van 4 weken. Volgende cycli starten op basis van klinische evaluatie.
Intraveneus als infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 1×/week gedurende cyclus van 4 weken. Bij ≥ 120 kg lichaamsgewicht: 1200 mg 1×/week gedurende cyclus van 4 weken. Volgende cycli starten op basis van klinische evaluatie.
In onderzoek werd een nieuwe cyclus 7 weken vanaf de eerste toediening van de vorige cyclus gestart; de veiligheid van een eerdere start is niet vastgesteld.
Wisselen tussen de i..v. en s.c. formuleringen kan aan het begin van een nieuwe behandelcyclus.
Verminderde nierfunctie: bij een liche nierfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Voor een matige en een ernstige verminderde nierfunctie zijn geen gegevens beschikbaar.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Gemiste dosis: Als een geplande injectie niet mogelijk is, mag de dosis binnen 3 dagen vóór of na het geplande tijdstip worden toegediend. Daarna het oorspronkelijke doseringsschema hervatten tot de behandelcyclus is voltooid. Als een dosis meer dan 3 dagen moet worden uitgesteld, de dosis niet toedienen om ervoor te zorgen dat twee opeenvolgende doses met een tussenpoos van minimaal 3 dagen worden gegeven.
Toediening
- Het concentraat voor infusievloeistof verdunnen met 0,9% NaCl oplossing en toedienen in 1 uur. Niet als intraveneuze push- of bolusinjectie geven.
- Bij subcutane toediening de aanbevolen injectieplaats (abdomen) rouleren en injecties nooit toedienen in moedervlekken, littekens of op plaatsen waar de huid gevoelig, gekneusd, rood of hard is. De injectie gedurende ongeveer 20 tot 30 seconden toedienen. De injectiesnelheid kan worden vertraagd als de patiënt ongemak ervaart.
Doseringen
Voorafgaand aan de infusie premedicatie geven, die bestaat uit een corticosteroïd (bv. methylprednisolon intraveneus 80-125 mg) ca. 30 min voorafgaand aan inebilizumab, een antihistaminicum en een antipyreticum (bv. paracetamol oraal 500-650 mg) beide 30-60 min voorafgaand aan inebilizumab, ter preventie en bestrijding van infusiegerelateerde reacties.
Controleer patiënt op infusiereacties gedurende en tot ten minste één uur na de infusie.
NMOSD
Volwassenen (incl. ouderen)
I.v. als infusie: oplaaddosis 300 mg, 2 weken later gevolgd door 300 mg. De onderhoudsdosering: 300 mg 1×/6 maanden.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig, omdat IgG-monoklonale antilichamen niet hoofdzakelijk via de renale route worden geklaard.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig, omdat IgG-monoklonale antilichamen niet hoofdzakelijk via de hepatische route worden geklaard.
Gemiste dosis: deze zo spoedig mogelijk toedienen en niet uitstellen tot de volgende geplande dosis.
Toediening
- Voor gebruik het concentraat verdunnen tot een eindconcentratie van 1 mg/ml;
- De bereide oplossing intraveneus toedienen door middel van een infusiepomp met een toenemende snelheid tot het einde (ongeveer 90 minuten); het eerste half uur met 42 ml/uur, het tweede half uur met 125 ml/uur en daarna 333 ml/uur.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfecties. Reacties op de injectieplaats (zoals uitslag, erytheem, jeuk, pijn).
Vaak (1-10%): urineweginfectie. Bronchitis. Misselijkheid. Spierpijn. Hoofdpijn ten gevolge van verrichting.
Gemeld: anafylaxie
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): urineweginfectie, luchtweginfectie, nasofaryngitis, griep. Gewrichtspijn, rugpijn. Immunoglobulinewaarden verlaagd. Infusiereactie (zoals hoofdpijn, misselijkheid, slaperigheid, dyspneu, koorts, myalgie, huiduitslag).
Vaak (1-10%): pneumonie, cellulitis, herpes zoster, sinusitis. Lymfopenie, (vertraagd beginnende) neutropenie.
Soms (0,1-1%): sepsis, subcutaan abces, bronchiolitis.
Interacties
Efgartigimod alfa kan de concentraties verlagen van immunoglobulineproducten, monoklonale antilichamen of antilichaamderivaten die het humane Fc‑domein van de IgG‑subklasse bevatten. Stel behandeling met deze producten indien mogelijk uit tot 2 weken na de laatste toediening van een behandelcyclus met efgartigimod alfa. Controleer bij gelijktijdige behandeling nauwgezet op de werkzaamheidsrespons op deze producten.
Vaccinatie met levende (verzwakte) vaccins in het algemeen wordt afgeraden. Als vaccinatie met levende (verzwakte) vaccins nodig is, deze uiterlijk 4 weken voor de behandeling toedienen en minimaal 2 weken na de laatste dosis efgartigimod alfa. Andere vaccins kunnen zo nodig worden toegediend op elk tijdstip tijdens de behandeling met efgartigimod alfa.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva, waaronder systemische corticosteroïden, kan het risico op infecties verhogen. De effecten van inebilizumab op B-cellen en immunoglobulinen kunnen gedurende 6 maanden of langer na toediening aanhouden. Bij start na andere immunosuppressiva met langdurige immuuneffecten of bij start van andere immunosuppressiva met langdurige immuuneffecten na inebilizumab, rekening houden met de werkingsduur en de werkingswijze van deze geneesmiddelen vanwege mogelijke additieve immunosuppressieve effecten.
Vaccinatie met levende verzwakte of levende vaccins wordt niet aanbevolen tijdens de behandeling en tot B-celrepletie. Immunisaties ten minste 4 weken vóór de start van inebilizumab toedienen.
Zwangerschap
Humane IgG1-antilichamen kunnen de placentabarrière passeren.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Omdat efgartigimod alfa het gehalte aan antilichamen bij de moeder verlaagt en daarmee de overdracht van antilichamen op de foetus vermindert, wordt een afname van de passieve bescherming van de pasgeborene verwacht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Het gebruik kan gevolgen hebben voor vaccinaties voor de zuigeling, zie ook de rubriek Interacties.
Zwangerschap
Inebilizumab passeert de placenta.
Farmacologisch effect: Bij blootstelling tijdens de zwangerschap kan depletie van B-cellen optreden bij pasgeborenen.
Advies: Gebruik ontraden, tenzij strikt noodzakelijk. Pasgeborenen die in utero zijn blootgesteld aan inebilizumab, controleren op B-celdepletie. Levende of levende verzwakte vaccins niet toedienen aan zuigelingen van moeders die blootgesteld zijn aan inebilizumab tijdens de zwangerschap, totdat herstel van de B-celtellingen bij de zuigeling is bevestigd. Niet-levende vaccins kunnen worden toegediend vóór herstel van B-celdepletie en verlaging van de Ig-waarden, controleer of een beschermende immuunrespons wordt bereikt.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In het algemeen gaan monoklonale antilichamen (IgG) over in de moedermelk. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Uitscheiding van IgG-antilichamen in de moedermelk vindt plaats tijdens de eerste dagen na de geboorte, maar dit neemt daarna snel af tot lage concentraties. Een nadelig effect bij de zuigeling gedurende deze korte periode kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- ernstige actieve infectie, waaronder actieve chronische infectie zoals hepatitis B;
- actieve of onbehandelde latente tuberculose;
- voorgeschiedenis van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML);
- ernstig immuungecompromitteerde toestand;
- actieve maligniteiten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op symptomen van infectie tijdens de behandeling. Efgartigimod alfa kan door een tijdelijke daling van IgG-concentraties het risico op infecties verhogen. Overweeg de behandeling uit te stellen als een klinisch belangrijke actieve infectie optreedt, totdat deze is verdwenen.
De invloed van antilichamen tegen efgartigimod alfa op de klinische werkzaamheid of veiligheid, farmacokinetiek en farmacodynamiek is niet vastgesteld vanwege de lage incidentie van neutraliserende antilichamen.
Controleer op tekenen van exacerbatie als therapieën met niet‑steroïde immunosuppressiva, corticosteroïden en anticholinesterasen worden verminderd of stopgezet.
Efgartigimod alfa werd niet onderzocht bij gMG-patiënten met Myasthenia Gravis Foundation of America (MGFA-) klasse V.
Bij kinderen < 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór het starten van de behandeling de volgende testen uitvoeren:
- Kwantitatieve serumimmunoglobulinen, telling van B-cellen en volledige bloedtelling, waaronder differentiële tellingen;
- Screening op hepatitis B-virus (HBV);
- Screening op hepatitis C-virus (HCV), evt. behandeling hiervan beginnen vóór het starten van inebilizumab;
- Screening op (latente) tuberculose.
Infusiegerelateerde - en overgevoeligheidsreacties kunnen optreden, zoals hoofdpijn, misselijkheid, slaperigheid, dyspneu, koorts, myalgie, huiduitslag of andere symptomen. Infusiegerelateerde reacties kwamen het vaakst voor bij de eerste infusie, maar ook bij volgende infusies. Geef vóór start van infusie premedicatie en controleer tijdens infusie op reacties (zie rubriek Doseringen). Staak behandeling definitief bij levensbedreigende infusiereacties, en geef een passende ondersteunende behandeling. Bij minder ernstige infusiereacties de infusie tijdelijk stoppen , de infusiesnelheid verlagen en/of een symptomatische behandeling toedienen.
De gevoeligheid voor infecties kan verhoogd zijn door verlaging van het aantal lymfocyten en van de Ig-gehalten in het perifere bloed. Beoordeel een volledige bloedtelling vóór start, waaronder differentiële tellingen en immunoglobulinen, en periodiek tijdens en na stopzetting van de behandeling tot B-celrepletie. Het is niet bekend wanneer B-celrepletie wordt bereikt. B-celdepletie beneden de ondergrens van de normaalwaarde werd behouden bij 94% van de patiënten gedurende ten minste 6 maanden na de behandeling. Controleer op een klinisch belangrijke infectie voorafgaand aan elke infusie. Bij een infectie de infusie uitstellen totdat de infectie verdwenen is. Instrueer patiënten om bij symptomen van een infectie dit onmiddellijk te melden. Overweeg stopzetting van de behandeling bij een ernstige opportunistische infectie of recidiverende infecties als de Ig-gehalten op een verzwakt immuunsysteem wijzen.
Bepaal neutrofielen bij aanwijzingen voor een infectie. Gevallen van vertraagd beginnende neutropenie zijn gemeld (meestal graad 1 of 2) ten minste 4 weken na de infusie.
Niet toedienen bij patiënten met actieve hepatitis B-infectie die positief zijn voor hepatitis B-oppervlakteantigeen (HBsAg) of hepatitis B-core-antilichaam (HBcAb). Risico op HBV-reactivering is waargenomen met andere antilichamen die B-celdepletie veroorzaken. Patiënten die chronische dragers van HBV [HBsAg+] zijn, dienen een gespecialiseerde arts op het gebied van leverziekten te raadplegen vóór het starten van en tijdens de behandeling.
Controleer vóór start op (latente) tuberculose; behandel een latente tuberculose.
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Een JCV-infectie die leidt tot PML is waargenomen bij patiënten die werden behandeld met andere antilichamen die B-celdepletie veroorzaken. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Zorg voor benodigde immunisaties ten minste 4 weken vóór start van de behandeling. Vaccinatie met levende verzwakte of levende vaccins ontraden tijdens de behandeling en tot B-celrepletie. De werkzaamheid en veiligheid van immunisatie met levende of levende verzwakte vaccins na behandeling met inebilizumab is niet onderzocht.
Immuunmodulerende geneesmiddelen kunnen het risico op maligniteiten verhogen. Beperkte gegevens lijken niet te wijzen op een verhoogd risico op maligniteiten.
Bij verlies van werkzaamheid door vermoedelijk immunogeniciteit, de B-celtellingen volgen als directe maatstaf van klinische impact.
De veiligheid en werkzaamheid zijn niet onderzocht bij patiënten met een ernstig verminderde nier- of leverfunctie, bij kinderen tot 18 jaar, bij patiënten met een bekende congenitale of verworven immunodeficiëntie, waaronder een HIV-infectie of splenectomie en niet in combinatie met andere immunosuppressiva.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met efgartigimod alfa contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met inebilizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Efgartigimod alfa is een humaan IgG1‑antilichaamfragment met een verhoogde affiniteit voor de neonatale Fc‑receptor (FcRn). Het bindt aan FcRn, wat leidt tot een daling van de circulerende IgG‑spiegels met inbegrip van de pathogene IgG‑autoantilichamen. IgG‑autoantilichamen zijn de onderliggende oorzaak van de pathogenese van MG. Ze verstoren de neuromusculaire transmissie door te binden aan acetylcholinereceptoren (AChR), spierspecifiek tyrosinekinase (muscle specific tyrosine kinase – MuSK) of low density-lipoproteïnereceptor-gerelateerd proteïne 4 (LRP4).
Kinetische gegevens
F | ca. 77% |
V d | 18 l. |
Metabolisering | door proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | 3-5 dagen |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Inebilizumab is een recombinant gehumaniseerd IgG1-monoklonaal antilichaam dat specifiek bindt aan CD19, een celoppervlakteantigeen dat aanwezig is op pre-B- en rijpe B-cellymfocyten, waaronder plasmablasten en bepaalde plasmacellen. Binding aan het celoppervlak op B-cellymfocyten leidt tot antilichaam-afhankelijke cellulaire cytolyse en fagocytose. Er wordt verondersteld dat B-cellen een centrale rol spelen bij de pathogenese van NMOSD. Het therapeutische effect van inebilizumab houdt waarschijnlijk verband met B-celdepletie en mogelijk met de onderdrukking van de afgifte van antilichamen, antigeenpresentatie, interactie tussen B-cellen en T-cellen, en de productie van ontstekingsmediatoren.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,04 l/kg (centraal en perifeer). |
Metabolisering | door proteolytische enzymen die uitgebreid in het lichaam verdeeld zijn. |
Eliminatie | via het reticulo-endotheliale systeem. |
T 1/2el | ca. 18 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
efgartigimod alfa hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- inebilizumab (L04AG10) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- rozanolixizumab (L04AG16) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
- zilucoplan (L04AJ06) Vergelijk
Groepsinformatie
inebilizumab hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- efgartigimod alfa (L04AA58) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- rozanolixizumab (L04AG16) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
- zilucoplan (L04AJ06) Vergelijk