Samenstelling
Padcev XGVS Aanvullende monitoring Astellas Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 20 mg, 30 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Trodelvy Aanvullende monitoring Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 200 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Na reconstitutie bevat 1 ml oplossing, 10 mg sacituzumab govitecan.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor advies van de commissie BOM: enfortumab vedotine als derdelijnsbehandeling bij het lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom.
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM nvmo.org (onder sacituzumab govitecan).
Indicaties
Urotheelcarcinoom
- Niet-reseceerbaar of gemetastaseerd urotheelcarcinoom als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor platina-bevattende chemotherapie. Geef in combinatie met pembrolizumab;
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom als monotherapie bij volwassenen die eerder zijn behandeld met chemotherapie die platina bevat én een PD-1-remmer of PD-L1-remmer.
Indicaties
Als monotherapie voor:
- Inoperabel of gemetastaseerd triple-negatief mammacarcinoom (mTNBC) bij volwassenen die twee of meer eerdere systemische therapieën hebben gekregen, waaronder ten minste één voor gevorderde ziekte.
- Inoperabel of gemetastaseerd hormoonreceptor (HR)-positief, HER2-negatief mammacarcinoom bij volwassenen die endocriene therapie hebben gekregen, en ten minste twee aanvullende systemische therapieën voor gevorderde ziekte.
Doseringen
Derdelijnsbehandeling lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: 1,25 mg/kg lichaamsgewicht (max. 125 mg bij lichaamsgewicht ≥ 100 kg) via i.v.-infusie op dag 1, 8 en 15 van een 28-daagse cyclus. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Combinatietherapie: 1,25 mg/kg lichaamsgewicht (max. 125 mg) mg via i.v.-infusie op dag 1 en 8 van elke 21-daagse cyclus; in combinatie met pembrolizumab#doseringen. Indien beide middelen op dezelfde dag worden toegediend, eerst enfortumab vedotine geven. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (huidreacties, hyperglykemie, perifere neuropathie, pneumonitis/interstitiële longziekte) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2); zie hiervoor onder 'zie ook'.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij een licht tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). Er zijn geen gegevens over het gebruik bij eindstadium nierfalen (creatinineklaring < 15 ml/min).
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1–1,5 × ULN met elke ASAT, of totaal bilirubine ≤ ULN met ASAT > ULN). Bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege relatief weinig gegevens.
Toediening: als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Niet toedienen als i.v. push- of bolusinjectie.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling premedicatie en anti-emetica geven ter preventie van resp. infusiegerelateerde reacties en misselijkheid en braken, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
i.v. 10 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie op dag 1 en 8 van een behandelcyclus van 21 dagen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Bij ernstige bijwerkingen: ernstige neutropenie of ernstige niet-neutropenische toxiciteit, waaronder infusiegerelateerde reacties, zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en rubriek 4.4).
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (bilirubine ≤ 1,5 bovengrens van de normaalwaarde (ULN) en ASAT/ALAT < 3 ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Vermijd het gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie (serumbilirubine > 1,5 ULN, of ASAT of ALAT > 3 ULN bij patiënten zonder levermetastasen, of ASAT of ALAT > 5 ULN bij patiënten met levermetastasen) omdat de veiligheid niet is vastgesteld.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). De toepassing is niet onderzocht bij een creatinineklaring < 15 ml/min.
Toediening: het poeder voor concentraat voor infusievloeistof vooraf reconstitueren en verdunnen. Uitsluitend als i.v.-infusie toedienen. De eerste infusie gedurende 3 uur toedienen, als deze goed wordt verdragen de daaropvolgende infusies gedurende 1-2 uur.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): anemie. Hyperglykemie, verminderde eetlust. Perifere neuropathie (sensorisch), dysgeusie. Droge ogen. Diarree, braken, misselijkheid. Alopecia, jeuk, huiduitslag (waaronder maculopapuleus), droge huid. Vermoeidheid. Stijging ALAT, ASAT in het bloed, gewichtsverlies.
Vaak (1-10%): sepsis. Perifere neuropathie (motorisch, sensomotorisch), paresthesie, hypo-esthesie, loopstoornis, spierzwakte. Pneumonitis. Geneesmiddeleneruptie, huidexfoliatie, conjunctivitis, bulleuze dermatitis, blaarvorming, stomatitis, hand-voetsyndroom, eczeem, erytheem, huiduitslag (erythemateus, maculeus, papuleus, vesiculeus). Extravasatie op de infusieplaats. Stijging lipase-spiegel. Infusiegerelateerde reactie.
Soms (0,1-1%): demyeliniserende polyneuropathie, polyneuropathie, neurotoxiciteit, motorische disfunctie, dysesthesie, spieratrofie, neuralgie, perineale zenuwverlamming, gevoelsverlies, brandend gevoel (van de huid). Interstitiële longziekte. Dermatitis (waaronder gegeneraliseerde exfoliatieve, allergische, contacteczeem, stasis dermatitis), erythema multiforme, huiduitslag (exfoliatief, maculovesiculair), pemfigoïd, intertrigo, huidirritatie, bloedblaar.
Verder zijn gemeld: (febriele) neutropenie, daling neutrofielentelling. Diabetische ketoacidose. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom, epidermale necrose, symmetrische geneesmiddelgerelateerde intertrigineus en flexuraal exantheem.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): urineweginfectie, bovensteluchtweginfectie. Neutropenie, anemie, leukopenie, lymfopenie. Overgevoeligheid. Verminderde eetlust, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie. Slapeloosheid. Hoofdpijn, duizeligheid. Dyspneu, hoesten. Diarree, braken, misselijkheid, obstipatie, buikpijn. Alopecia, huiduitslag, jeuk. Rugpijn, artralgie. Vermoeidheid.
Vaak (1-10%): sepsis, pneumonie, griep, bronchitis, nasofaryngitis, sinusitis, orale herpes. Febriele neutropenie, trombocytopenie. Dehydratie, hyperglykemie, hypofosfatemie, hypocalciëmie, hyponatriëmie. Angst. Dysgeusie. Hypotensie. Bloedneus, productieve hoest, rinorroe, neusverstopping. (Neutropene) colitis, stomatitis, dyspepsie, bovenbuikpijn, gastro-oesofageale refluxziekte, abdominale distensie. Maculopapuleuze huiduitslag, huidhyperpigmentatie, acneïforme dermatitis, droge huid. Niet-cardiale pijn op de borst, spierspasmen. Hematurie, proteïnurie, dysurie. Pijn, koude rillingen. Gewichtsverlies, stijging alkalische fosfatase in het bloed, verlenging geactiveerde partiële tromboplastinetijd, stijging lactaatdehydrogenase in het bloed.
Soms (0,1-1%): enteritis. Infusiegerelateerde reactie.
Interacties
MMAE wordt in vitro gemetaboliseerd door CYP3A4. Bij gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-remmer (zoals claritromycine, cobicistat, itraconazol, posaconazol, ritonavir, voriconazol) de patiënt nauwlettend controleren op tekenen van toxiciteit. Wees voorzichtig bij gelijktijdige gebruik van overige CYP3A4-remmers.
Sterke CYP3A4-inductoren (zoals rifampicine, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) kunnen de blootstelling aan ongeconjugeerde MMAE met matig effect verminderen.
Interacties
SN-38, het kleine molecuulgedeelte van sacituzumab govitecan, wordt gemetaboliseerd via uridinedifosfaat-glucuronosyltransferase (UGT1A1).
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met UGT1A1-remmers (bv. propofol, ketoconazol, EGFR-tyrosinekinaseremmers), omdat de systemische blootstelling aan SN-38 kan toenemen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van UGT1A1-inductoren (bv. carbamazepine, fenytoïne, rifampicine, ritonavir) omdat de systemische blootstelling van SN-38 kan afnemen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (foetale toxiciteit).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Vruchtbare vrouwen en mannen dienen effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en ten minste 6 maanden (vrouw) of 4 maanden (man) na de therapie. Adviseer een vruchtbare vrouw 7 dagen voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest te doen.
Vruchtbaarheid: Behandeling bij de man kan leiden tot gedeeltelijk reversibele testiculaire toxiciteit. Raad een vruchtbare man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens.
Farmacologisch effect: Op basis van het werkingsmechanisme kan sacituzumab govitecan leiden tot teratogeniteit en/of embryofoetale letaliteit, omdat het de genotoxische component SN-38 bevat, die zich richt op snel delende cellen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: voorafgaand aan de behandeling een zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare man of vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 6 maanden (vrouw) of 3 maanden (man) na de therapie.
Vruchtbaarheid: op basis van bevindingen bij dieren kan sacituzumab govitecan de vruchtbaarheid bij vrouwen verminderen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minste 6 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Geef geen borstvoeding gedurende en tot ten minste 1 maand na de therapie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Huidreacties, waaronder ernstige huidreacties als Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN), kunnen optreden als gevolg van binding van enfortumab vedotine aan nectine-4, wat in de huid tot expressie komt. Controleer patiënten gedurende de gehele behandeling op huidreacties. In klinische onderzoeken was de mediane tijd tot de aanvang van ernstige huidreacties 0,6 maanden (bereik: 0,1 tot 6,4), en deze deden zich voornamelijk voor tijdens de eerste 5 behandelcycli. Informeer de patiënt direct contact op te nemen bij eerste tekenen van ernstige huidreacties, zoals koorts of griepachtige klachten. Bij vermoeden van een ernstige huidreactie de behandeling direct onderbreken. Bij bevestigde graad 4 SJS of TEN, of recidiverende ernstige huidreacties de behandeling definitief staken. Bij graad 2 verslechtering, graad 2 met koorts en graad 3 huidreacties de behandeling onderbreken tot graad ≤ 1 is bereikt. Hervat de behandeling met dezelfde dosis of overweeg een dosisverlaging.
Pneumonitis/interstitiële longziekte (ILD), waaronder ernstige en fatale gevallen, zijn gemeld. Controleer op tekenen en symptomen van pneumonitis/ILD, zoals hypoxie, hoesten, dyspneu of interstitiële infiltraten bij radiologisch onderzoek. Onderbreek enfortumab vedotine bij pneumonitis/ILD graad 2 en overweeg dosisverlaging. Staak de behandeling definitief bij pneumonitis/ILD graad ≥ 3.
Hyperglykemie en diabetische ketoacidose, waaronder fatale gevallen, zijn gemeld bij patiënten met en zonder reeds bestaande diabetes mellitus. Controleer de bloedglucosewaarden voorafgaand aan en periodiek gedurende de behandeling, zoals klinisch geïndiceerd bij patiënten met (een risico op) diabetes mellitus of hyperglykemie. Als de bloedglucosewaarde is verhoogd tot > 13,9 mmol/l (> 250 mg/dl), de behandeling onderbreken totdat de bloedglucosewaarde ≤ 13,9 mmol/l (≤ 250 mg/dl) is. Hyperglykemie deed zich vaker voor bij patiënten met reeds bestaande hyperglykemie of een hoge 'body mass index' (≥ 30 kg/m² ). Patiënten met HbA1c ≥ 8% bij baseline werden uitgesloten van deelname aan klinische onderzoeken.
Ernstige infecties, zoals (fatale) sepsis zijn gemeld; controleer hier zorgvuldig op tijdens de behandeling.
Perifere neuropathie, met name perifere sensorische neuropathie (incl. ernstige reacties), is gemeld. Controleer patiënten op symptomen van nieuwe of verergerende perifere neuropathie; uitstel, dosisverlaging of staken van enfortumab vedotine nodig kan zijn. Staak de behandeling definitief bij perifere neuropathie graad ≥ 3. Patiënten met reeds bestaande graad ≥ 2 perifere neuropathie werden uitgesloten van deelname aan klinische onderzoeken.
Oculaire aandoeningen, met name droge ogen, zijn gemeld. Controleer patiënten gedurende de behandeling op oculaire aandoeningen. Overweeg indien oculaire symptomen niet verdwijnen of indien ze verergeren, kunsttranen als profylaxe tegen droge ogen en verwijzing voor een oogheelkundige beoordeling.
Extravasatie op de infusieplaats is gemeld. Zorg voor een goede veneuze toegang voordat de behandeling begint en controleer op eventuele extravasatie op de infusieplaats tijdens de toediening. Indien zich extravasatie voordoet, het infuus staken en controleren op bijwerkingen.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: er zijn respectievelijk relatief weinig en geen gegevens over het gebruik bij een matig en ernstig verminderde leverfunctie. Tevens zijn er geen gegevens over het gebruik bij terminaal nierfalen (creatinineklaring < 15 ml/min). Er is geen toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Sacituzumab govitecan kan ernstige of levensbedreigende neutropenie veroorzaken, met mogelijk fatale infecties tot gevolg. Controleer het bloedbeeld zoals klinisch aangewezen. Sacituzumab govitecan niet toedienen als de absolute neutrofielentelling < 1500/mm³ is op dag 1 van een behandelcyclus, of < 1000/mm³ op dag 8, of bij neutropene koorts. Bij ernstige neutropenie kan behandeling met granulocyt-koloniestimulerende factor en dosisaanpassing van sacituzumab govitecan nodig zijn.
Ernstige diarree, soms leidend tot dehydratie en daaropvolgend acuut nierletsel, is gemeld. Sacituzumab govitecan niet toedienen bij graad 3-4 diarree op het moment van een geplande dosis; de behandeling alleen voortzetten als de symptomen zijn verminderd tot ≤ graad 1 (zie rubriek 4.2 en 4.8). Bij de eerste manifestaties van diarree en als er geen infectieuze oorzaak kan worden vastgesteld, een behandeling met loperamide starten, en aanvullende maatregelen (bv. substitutie van vocht en elektrolyten) overwegen. Start bij een overmatige cholinerge respons op behandeling met sacituzumab govitecan (bv. buikkramp, diarree, speekselvloed, etc.) een passende behandeling (bv. atropine) voor daaropvolgende toedieningen van sacituzumab govitecan.
Sacituzumab govitecan kan ernstige of levensbedreigende overgevoeligheid, waaronder anafylactische shock, veroorzaken. Voorafgaand aan de behandeling premedicatie geven, waaronder antipyretica, H1- en H2-blokkers of corticosteroïden. Controleer nauwlettend op infusiegerelateerde reacties tijdens infusie en gedurende ten minste 30 minuten na voltooiing van elke infusie. Bij optreden van een infusiegerelateerde reactie, de infusiesnelheid verlagen of de infusie onderbreken. Bij levensbedreigende infusiegerelateerde reactie sacituzumab govitecan definitief staken.
Sacituzumab govitecan is emetogeen. Voor preventie van door chemotherapie veroorzaakte misselijkheid en braken, preventief een anti-emetische behandeling geven met twee of drie geneesmiddelen (bv. dexamethason met ofwel een 5HT3-antagonist of een neurokinine-antagonist, Sacituzumab govitecan niet toedienen bij graad 3 misselijkheid of graad 3-4 braken op het moment van een geplande dosis. De behandeling mag alleen worden voortgezet met aanvullende ondersteunende maatregelen als de misselijkheid en braken zijn verholpen tot ≤ graad 1.
Patiënten die homozygoot zijn voor het UGT1A1*28-allel nauwlettend controleren op toxiciteit. Zij lopen een verhoogde kans op (febriele) neutropenie en andere bijwerkingen van sacituzumab govitecan. De UGT1A1-status hoeft niet bekend te zijn, omdat de behandeling, incl. dosisaanpassingen, niet anders is dan voor andere patiënten met dezelfde bijwerkingen.
Onderzoeksgegevens: er zijn relatief weinig gegevens over toepassing bij ouderen ≥ 75 jaar. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet onderzocht bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met enfortumab vedotine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergifiting met sacituzumab govitecan contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Enfortumab vedotine bestaat uit een volledig humaan IgG1-κ-antilichaam dat door middel van een protease-splitsbare maleimidocaproyl-valine-citrulline-linker geconjugeerd is aan het microtubuli-ontregelende middel monomethylauristatine E (MMAE). Enfortumab vedotine is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat (ADC) dat zich richt op nectine-4, een adhesie-eiwit dat zich bevindt op het oppervlak van de urotheelcarcinoomcellen. Na binding van ADC aan cellen die nectine-4 tot expressie brengen, wordt het ADC-nectine-4-complex geïnternaliseerd in de cel en proteolytisch gesplitst. Hierbij komt MMAE vrij, dat het netwerk van microtubuli in de cel ontregelt. Dit leidt tot remming van de celdeling en induceert apoptose van de cel.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,18 l/kg |
Metabolisering | wordt via katabolisme afgebroken in peptiden en het antimitotische MMAE. Een klein deel van MMAE wordt gemetaboliseerd via oxidatie door CYP3A4. |
Eliminatie | MMAE wordt voornamelijk uitgescheiden in de feces (72%), en in mindere mate in de urine. |
T 1/2el | ADC: ca. 3,6 dagen. MMAE: ca. 2,6 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Monoklonaal antilichaam en antilichaam-geneesmiddelconjugaat. Sacituzumab govitecan bindt aan tumorcellen die 'Trop-2' (trophoblastic cell-surface antigen-2) tot expressie brengen en wordt geïnternaliseerd, waarna afgifte van SN-38 plaatsvindt. SN-38 is een topo-isomerase I-remmer, die covalent aan het antilichaam is gebonden via een hydrolyseerbare linker. SN-38 interageert met topo-isomerase I en voorkomt herligatie van door topo-isomerase I geïnduceerde enkelstrengse breuken. De resulterende DNA-schade leidt tot apoptose en celdood.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,051 l/kg. |
T 1/2el | sacituzumab govitecan: ca. 23,4 uur. Vrij SN-38: ca. 17,6 uur. |
Metabolisering | na binding aan Trop-2 wordt sacituzumab govitecan geïnternaliseerd in de cel en afgebroken door hydrolyse, wat leidt tot vrijkomen van SN-38. SN-38 wordt voornamelijk door UGT1A1 (UDP glucuronosyltransferase 1A1) geglucuronideerd tot de inactieve metaboliet SN-38G en vervolgens waarschijnlijk gehydrolyseerd in de darmen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
enfortumab vedotine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
- zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk
Groepsinformatie
sacituzumab govitecan hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
- zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk