Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Noxafil Merck Sharp & Dohme bv

Toedieningsvorm
Suspensie voor oraal gebruik
Sterkte
40 mg/ml
Verpakkingsvorm
105 ml
Toedieningsvorm
Tablet, maagsapresistent
Sterkte
100 mg

Noxafil XGVS Merck Sharp & Dohme bv

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
18 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 16,7 ml

Posaconazol Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
18 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 16,7 ml
Toedieningsvorm
Suspensie voor oraal gebruik
Sterkte
40 mg/ml
Verpakkingsvorm
105 ml
Toedieningsvorm
Tablet, maagsapresistent
Sterkte
100 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Profylaxe tegen Aspergillose is controversieel (risico van ontstaan van verminderd gevoelige stammen). Indien wordt gekozen voor profylaxe tegen Aspergillus, is posaconazol het enige bewezen effectieve middel. Bij de behandeling van aspergillose en zeldzaam voorkomende schimmelinfecties met de species Scedosporium en Fusarium komt posaconazol in aanmerking als behandeling met amfotericine B, itraconazol en fluconazol heeft gefaald. De effectiviteit van posaconazol is hierbij vergelijkbaar met die van voriconazol. Voriconazol heeft de voorkeur op basis van ervaring. Een uitzondering hierop vormt zygomycose, waarbij posaconazol, in tegenstelling tot voriconazol, werkzaam is.

Kies bij een eenmalige ongecompliceerde orofaryngeale Candida-infectie bij een volwassene of ouder kind met klachten, voor lokale behandeling met miconazol orale gel. Bij (ernstig) immuungecompromitteerden gaat de voorkeur uit naar systemische behandeling met fluconazol. Overweeg bij (herhaalde) recidieven, intermitterende behandeling of onderhoudsbehandeling met fluconazol. Behandel spruw bij zuigelingen met vermoedelijke pijnklachten, al dan niet in combinatie met pijn tijdens of na het voeden bij de moeder, met een lokaal antimycoticum. Kies bij zuigelingen < 4 maanden voor nystatine. Bij zuigelingen ≥ 4 maanden gaat de voorkeur uit naar het effectievere miconazol, mits het op de juiste wijze wordt aangebracht. Behandel daarnaast de tepels van de moeder met miconazolcrème, om herinfectie bij het kind te voorkomen.

De standaardbehandeling van mucormycose bestaat uit het gebruik van liposomaal amfotericine B (ten minste 5 mg/kg) in combinatie met chirurgisch debridement en correctie van onderliggende risicofactoren (bv. immuunsuppressie, ketoacidose). Als de behandeling faalt of de patiënt niet met liposomaal amfotericine B behandeld kan worden vanwege intolerantie, kan behandeling met posaconazol (offlabel) of isavuconazol worden overwogen.

Indicaties

  • Behandeling van invasieve aspergillose bij volwassenen.
  • Behandeling van invasieve schimmelinfecties bij ongevoeligheid óf bij intolerantie voor de standaardbehandeling bij volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar:
    • invasieve aspergillose die ongevoelig* is voor amfotericine B of itraconazol óf indien deze middelen niet worden verdragen;
    • fusariose die ongevoelig* is voor amfotericine B óf indien dit middel niet wordt verdragen;
    • chromoblastomycose en mycetoom die ongevoelig* zijn voor itraconazol óf indien dit middel niet wordt verdragen;
    • coccidioïdomycose die ongevoelig* is voor amfotericine B, itraconazol of fluconazol óf indien deze middelen niet worden verdragen.

* Ongevoeligheid volgens de fabrikant: progressie van de infectie, of uitblijven van verbetering na een minimum van 7 dagen therapeutische doses van doeltreffende antifungale therapie.

  • Behandeling van orofaryngeale candidiasis (alleen de suspensie) bij volwassenen als eerstelijnsbehandeling bij ernstig zieke of immuungecompromitteerde patiënten, bij wie verwacht wordt dat de respons op lokale therapie zwak is.
  • Profylaxe van invasieve schimmelinfecties bij volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar met een hoog risico op het ontwikkelen van deze infecties bij:
    • patiënten die remissie-inductie chemotherapie krijgen voor acute myeloïde leukemie (AML) of myelodysplastische syndromen (MDS), waarbij die therapie naar verwachting leidt tot aanhoudende neutropenie;
    • patiënten die een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) ontvangen hebben en die hooggedoseerde immunosuppressieve therapie ondergaan voor graft-versus-host-ziekte (GVHD).

Gerelateerde informatie

Doseringen

Let op! de suspensie en de maagsapresistente tabletten zijn onderling niet uitwisselbaar. De tabletten zijn het voorkeurspreparaat voor optimalisering van de plasmaconcentratie en bieden over het algemeen een hogere blootstelling aan posaconazol.

Klap alles open Klap alles dicht

Behandeling van invasieve aspergillose

Volwassenen

Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Schakel over op de orale toediening ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Zo nodig kan gewisseld worden tussen orale ( tablet) en intraveneuze toediening. Behandelduur: 6–12 weken.

Behandeling van invasieve schimmelinfecties bij ongevoeligheid óf bij intolerantie voor de eerstelijnsbehandeling

Volwassenen

Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Schakel over op de orale toediening ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Zo nodig kan gewisseld worden tussen orale ( tablet) en intraveneuze toediening. Suspensie: 400 mg (10 ml) 2×/dag. Indien een maaltijd of voedingssupplement niet wordt verdragen: 200 mg (5 ml) 4×/dag. Behandelduur: Deze is afhankelijk van de ernst van de onderliggende aandoening, het herstel van immuunsuppressie en het klinische effect.

Kinderen ≥ 2 jaar

Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht, 2×/dag, max. 300 mg per keer. Daarna 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag, max 300 mg per keer. Schakel over op de orale toediening ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. Behandelduur: Deze is afhankelijk van de ernst van de onderliggende aandoening, het herstel van immuunsuppressie en het klinische effect.

Kinderen ≥ 2 jaar met een lichaamsgewicht > 40 kg

Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Zo nodig kan gewisseld worden tussen orale ( tablet) en intraveneuze toediening. Behandelduur: Deze is afhankelijk van de ernst van de onderliggende aandoening, het herstel van immuunsuppressie en het klinische effect.

Orofaryngeale candidiasis

Volwassenen

Oraal: Suspensie: dag 1: oplaaddosis van 200 mg (5 ml) 1×/dag, daarna 100 mg (2,5 ml) 1×/dag gedurende 13 dagen.

Profylaxe van invasieve schimmelinfecties

Volwassenen

Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Schakel over op de orale toediening ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Suspensie: 200 mg (5 ml) 3×/dag. Behandelduur: Baseer deze op het herstel van neutropenie of immuunsuppressie. Bij acute myeloïde leukemie (AML) of myelodysplastische syndromen (MDS) de profylaxe enkele dagen voor het verwachte optreden van neutropenie starten en gedurende 7 dagen voortzetten nadat het aantal neutrofielen meer dan 500 per mm³ bedraagt.

Kinderen ≥ 2 jaar

Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht, 2×/dag, max. 300 mg per keer. Daarna 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag, max 300 mg per keer. Schakel over op de orale toediening ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. Behandelduur: Baseer deze op het herstel van neutropenie of immuunsuppressie. Bij acute myeloïde leukemie (AML) of myelodysplastische syndromen (MDS) de profylaxe enkele dagen voor het verwachte optreden van neutropenie starten en gedurende 7 dagen voortzetten nadat het aantal neutrofielen meer dan 500 per mm³ bedraagt.

Kinderen ≥ 2 jaar met een lichaamsgewicht > 40 kg

Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Behandelduur: Baseer deze op het herstel van neutropenie of immuunsuppressie. Bij acute myeloïde leukemie (AML) of myelodysplastische syndromen (MDS) de profylaxe enkele dagen voor het verwachte optreden van neutropenie starten en gedurende 7 dagen voortzetten nadat het aantal neutrofielen meer dan 500 per mm³ bedraagt.

Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig. De fabrikant adviseert bij matig ernstige of ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) bij voorkeur de orale preparaten te gebruiken. De infusievloeistof alleen op strikte indcatie gebruiken vanwege mogelijke accumulatie van de hulpstof natriumsulfobutylether ß-cyclodextrine (SBECD); controleer nauwgezet het serumcreatinine.

Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, echter wees voorzichtig vanwege een mogelijk hogere plasmablootstelling.

Toediening

  • Intraveneus:
    • Na verdunning van het concentraat, de infusievloeistof langzaam toedienen via een centrale veneuze lijn (of PICC) gedurende 90 min. Als toediening via zo'n lijn niet mogelijk is, dien dan een enkele infusie toe via een perifere veneuze katheter, gedurende 30 min. Een langere infusieduur vergroot de kans op tromboflebitis en andere infusieplaatsreacties.
  • Oraal:
    • Suspensie: elke dosis toedienen tijdens of direct na de maaltijd, of direct na een voedingssupplement bij patiënten die geen voedsel verdragen. De suspensie goed schudden voor gebruik.
    • De tabletten in hun geheel (zonder kauwen, breken of verpulveren) innemen met water; de tabletten kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.

Vaak (1-10%): hypertensie. Paresthesie, duizeligheid, slaperigheid, hoofdpijn. Buikpijn, diarree, obstipatie, flatulentie, droge mond, dyspepsie, braken. Anorexie. Huiduitslag, jeuk. Koorts, vermoeidheid, asthenie. Neutropenie. Verstoring elektrolytenbalans (waaronder hypokaliëmie, hypomagnesiëmie). Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, γGT) en bilirubinewaarde.

Soms (0,1-1%): allergische reactie. Hypotensie, bradycardie, palpitaties, verlenging QT-interval, supraventriculaire tachycardie, abnormaal ECG. Tachypneu, hoesten, de hik, (pijnlijke) pleuritis, bloedneus, verstopte neus. Hypo-esthesie, tremor, neuropathie, convulsies, afasie, slapeloosheid. Nervositeit, verwardheid, abnormale dromen, slaapstoornis. Troebel zicht, fotofobie. Zweertjes in de mond, mondoedeem. (Acuut) nierfalen, verhoogde creatininespiegel. Gastro-oesofageale refluxziekte, oprispingen, enteritis, abdominale distensie. Hepatomegalie, hepatitis, cholestatische hepatitis, cholestase, geelzucht. Pancreatitis. Miltinfarct. Lymfadenopathie. Dermatitis, erytheem, petechiën. Vasculitis. Haaruitval. Rugpijn, nekpijn, spierpijn. Menstruatiestoornis. Oedeem, tongoedeem, gezichtsoedeem, koude rillingen, malaise, pijn op de borst, slijmvliesontsteking. Anemie, leukopenie, trombocytopenie, eosinofilie. Hyperglykemie, hypoglykemie. Verlaagde bloedwaarde fosfor. Afwijkende thoraxfoto.

Zelden (0,01-0,1%): tachycardie, 'torsade de pointes', cardio-respiratoire stilstand, myocardinfarct, diepveneuze trombose, longembolie, cerebrovasculair accident, pulmonale hypertensie, hartfalen. Interstitiële pneumonie, pneumonitis. Syncope, encefalopathie. Dubbelzien, scotomen. Overgevoeligheidsreactie, oedeem van de tong en gelaat, vesiculeuze huiduitslag, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS). Gehoorbeschadiging. Psychose, depressie. Bijnierschorsinsufficiëntie. Gastro-intestinale bloeding, ileus. Renale tubulaire acidose, interstitiële nefritis. Hepatosplenomegalie, pijnlijke lever, leverfalen, asterixis. Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS), trombotische trombocytopenische purpura (TTP), pancytopenie, stollingsstoornis. Pseudohyperaldosteronisme. Verlaagde gonadotropinespiegel, pijnlijke borsten.

Verder zijn gemeld: ernstige leverreacties met fatale afloop. Tromboflebitis (bij infusie).

Interacties

Posaconazol is een krachtige CYP3A4–remmer. Gecontra-indiceerd is daarom het gelijktijdig gebruik van:

  • ergot-alkaloïden, omdat door stijging van de plasmaconcentratie van (dihydro)ergotamine (via CYP3A4) ergotisme kan ontstaan;
  • de CYP3A4-substraten pimozide, artemether/lumefantrine of kinidine, omdat verhoogde plasmaconcentraties van deze middelen kunnen leiden tot verlenging van het QTc-interval met in zeldzame gevallen het optreden van 'torsade de pointes';
  • statinen die in belangrijke mate door CYP3A4 worden gemetaboliseerd (simvastatine en atorvastatine), vanwege een aanzienlijke stijging van de plasmaspiegels van deze middelen met een risico op myopathie en rabdomyolyse;
  • venetoclax tijdens de start- en dosistitratiefase bij patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL), vanwege meer kans op het tumorlysissyndroom en neutropenie.

Ook de plasmaspiegels van andere geneesmiddelen die voor een belangrijk deel substraat zijn van CYP3A4, kunnen worden verhoogd tot toxische spiegels. Verlaag de dosering van het CYP3A4-substraat en/of controleer de bloedspiegel ervan nauwkeurig. Vermijd combinatie met de volgende CYP3A4-substraten:

  • alprazolam en midazolam; cave verlengde sedatie en mogelijk ademhalingsdepressie;
  • atazanavir;
  • non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI's);
  • de calciumantagonisten diltiazem, nifedipine en verapamil;
  • sirolimus, als gelijktijdig gebruik onvermijdelijk is verlaag dan de dosering van sirolimus sterk en controleer de dalconcentraties ervan in volbloed zeer frequent;
  • ciclosporine en tacrolimus, of verlaag de dosering van deze immunosuppressiva.

Posaconazol verhoogt de blootstelling aan rifabutine met ca. 72%. Vermijd deze combinatie, als dit niet mogelijk is de patiënt controleren op ernstige bijwerkingen van rifabutine (bv. bloedbeeldafwijkingen, uveïtis). Vermijd combinatie met vinca-alkaloïden (zoals vincristine, vinblastine), omdat posaconazol de blootstelling aan deze middelen kan verhogen door CYP3A4-remming. Hierdoor kunnen ernstige bijwerkingen optreden, zoals neurotoxiciteit, convulsies, perifere neuropathie, syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH) en paralytische ileus. Controleer op bijwerkingen en toxiciteit van antiretrovirale middelen die CYP3A4-substraten zijn (o.a. HIV-proteaseremmers). Controleer bij gelijktijdig gebruik van tretinoïne de serumcalciumspiegel (vanwege hypercalciëmie) en overweeg een dosisaanpassing van tretinoïne tijdens de therapie met posaconazol en tijdens de eerstvolgende dagen erna.

Geneesmiddelen die CYP3A4 induceren (o.a. rifampicine, rifabutine, efavirenz, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en primidon) verlagen de plasmaspiegels van posaconazol; vermijd deze combinaties bij voorkeur vanwege kans op falen van de therapie.

Posaconazol is een substraat voor p-glycoproteïne (Pgp). Geneesmiddelen die het Pgp beïnvloeden kunnen de biologische beschikbaarheid en eliminatie van posaconazol veranderen; vermijd deze combinaties. Het combineren met sterke Pgp-remmers (zoals ciclosporine, kinidine en verapamil) en matig sterke Pgp-remmers (zoals amiodaron, claritromycine, ketoconazol en itraconazol) vergroot de blootstelling aan posaconazol. Sint-janskruid, rifampicine, rifabutine zijn Pgp-inductoren en kunnen de biologische beschikbaarheid van posaconazol verminderen. Toediening van andere azolen gelijktijdig met digoxine is geassocieerd met een verhoging van de plasmaconcentratie van digoxine; controleer digoxinespiegels bij het opstarten of staken van de behandeling met posaconazol.

H2-receptorantagonisten (bv. cimetidine) en protonpompremmers (bv. esomeprazol) verlagen bij gebruik van de suspensie de plasmaconcentratie van posaconazol aanzienlijk, waarschijnlijk door verlaging van de zuurproductie (= verhoging van de pH) in de maag; vermijd deze combinaties bij voorkeur. Voor de maagsapresistente tabletten is deze interactie niet van toepassing; hierbij is dit effect niet aangetoond.

Bij gelijktijdig gebruik met glipizide (een sulfonylureumderivaat) is een daling van de glucoseconcentraties waargenomen.

Fosamprenavir kan de blootstelling aan posaconazol verlagen met ca. 23%.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in therapeutische dosering schadelijk gebleken (malformaties van het skelet, verminderde postnatale levensvatbaarheid).

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptie toe te passen gedurende de behandeling. Benzylalcohol (in sommige suspensies) kan zich ophopen en leiden tot metabole acidose.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Overig: Benzylalcohol (in sommige suspensies) kan zich ophopen en leiden tot metabole acidose.

Contra-indicaties

Zie de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig bij overgevoeligheid voor andere azolen, vanwege mogelijke kruisovergevoeligheid.

Verricht leverfunctietesten bij de start van en tijdens de therapie. Bij afwijkende leverfunctiewaarden is regelmatige controle noodzakelijk, bij tekenen van leverziekte overwegen deze therapie te staken.

Wees voorzichtig bij risicofactoren voor 'torsade de pointes' zoals sinusbradycardie, cardiomyopathie, bestaande symptomatische aritmieën en aangeboren of verworven verlenging van het QTc-interval. Controleer op elektrolytenstoornissen (kalium, magnesium, calcium) en corrigeer deze waar nodig vóór en tijdens deze therapie.

Glucoseconcentraties kunnen beïnvloed worden door inname van posaconazol; bij diabetes de bloedglucosewaarden extra controleren.

Wegens variabiliteit in de blootstelling bij een ernstige nierfunctiestoornis en daarnaast bij patiënten met ernstige gastro-intestinale stoornissen (bv. ernstige diarree) extra letten op doorbraakschimmelinfecties. Andere aandachtspunten:

  • Bij gebruik van de tabletten is het mogelijk dat zwaardere patiënten (> 120 kg) een lagere blootstelling aan posaconazol hebben; controleer op doorbraakschimmelinfecties.
  • Bij gebruik van de tabletten hebben patiënten met een laag lichaamsgewicht (< 60 kg) en die posaconazol na een hematopoëtische stamceltransplantatie krijgen, meer kans op hogere plasmaconcentraties en dus meer bijwerkingen.
  • Ook bij ouderen ≥ 80 jaar neemt de blootstelling iets (ca. 11%) toe; controleer nauwlettend op bijwerkingen.
  • Posaconazol plasmaconcentraties kunnen bij sommige patiënten na verloop van tijd hoger worden na toediening van posaconazol. Wees alert op bijwerkingen; een verlenging van het QT-interval is niet uit te sluiten. Na toediening van de tabletten zijn de plasmaconcentraties over het algemeen hoger dan die verkregen met de suspensie. Na toediening van de infusievloeistof zijn de plasmaconcentraties in het algemeen hoger dan die bij de suspensie.

De veiligheid en werkzaamheid van posaconazol bij kinderen tot 2 jaar zijn niet vastgesteld, er zijn geen klinische gegevens beschikbaar.

Hulpstoffen

  • Benzylalcohol, in sommige suspensies, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken, wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
  • Wees voorzichtig met natrium, in het concentraat voor infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.

Overdosering

Symptomen

Tijdens klinisch onderzoek ondervonden patiënten geen bijwerkingen bij orale doses tot 1600 mg/dag. Bij een accidentele overdosis bij één patiënt die 1200 mg tweemaaldaags kreeg gedurende 3 dagen werden geen bijwerkingen vastgesteld door de onderzoeker.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met posaconazol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Triazoolderivaat. Posaconazol remt het enzym lanosterol 14α-demethylase (CYP51), dat bij gisten en schimmels een essentiële stap in de biosynthese van ergosterol katalyseert. Hierdoor beschadigt de plasmamembraan van de gist of schimmel, waardoor de membraanpermeabiliteit verandert en essentiële celbestanddelen verloren gaan. Het voornaamste resistentiemechanisme is het verkrijgen van substituties in het doelenzym, CYP51.

Doorgaans gevoelig zijn (in vitro):

  • Aspergillus spp. (waaronder A. fumigatus, A. flavus, A. terreus, A. nidulans, A. niger en A. ustus);
  • Candida spp. (waaronder C. albicans, C. glabrata, C. krusei, C. parapsilosis, C. tropicalis, C. dubliniensis, C. famata, C. inconspicua, C. lipolytica, C. norvegensis en C. pseudotropicalis);
  • Coccidioides immitis, Fonsecaea pedrosoi en sommige species van Fusarium.

Tevens is in vivo werkzaamheid tegen bovenstaande micro-organismen aangetoond in klinische studies bij de geregistreerde indicaties, na gebleken in vitro gevoeligheid van het kweekmateriaal.

Daarnaast suggereren microbiologische gegevens dat posaconazol werkzaam is tegen Rhizomucor, Mucor en Rhizopus; echter de klinische gegevens zijn bij deze verwekkers te beperkt om in vivo werkzaamheid vast te stellen. Verder zijn er de volgende in-vitro gegevens, waarvan de klinische relevantie onbekend is. In een surveillanceonderzoek naar > 3000 klinische schimmelisolaten, vertoonde 90% van de volgende schimmels de volgende minimale remmende concentratie (MIC) in vitro:

  • Mucorales 1 mg/ml;
  • Scedosporium apiospermum/S. boydii 2 mg/ml;
  • Exophiala dermatiditis 0,5 mg/ml;
  • Purpureocillium lilacinum 1 mg/ml.

Kinetische gegevens

Resorptie langzaam, significant hoger bij inname met (vetrijk) voedsel; de Cmax en blootstelling (AUC0-72u) nemen toe met resp. 16% en 51% vergeleken met nuchtere toestand. De Cgem neemt toe met 20% bij een maaltijd, vergeleken met nuchtere toestand.
T max ca. 3 uur (suspensie), 4–5 uur (tablet).
V d 25,3 l/kg (suspensie), 5,6 l/kg (tablet), 3,7 l/kg (infuus).
Eiwitbinding > 98% (vnl. aan serumalbumine).
Metabolisering ca. 17%, vnl. via glucuronidering.
Eliminatie vnl. met de feces (77%), vnl. onveranderd; met de urine (14%), vnl. als metabolieten. Posaconazol wordt niet door hemodialyse verwijderd uit de circulatie.
Overig De klaring van posaconazol is gerelateerd aan het lichaamsgewicht; > 120 kg is de Cgem 25% lager, < 50 kg is de Cgem 19% hoger.
Overig Voor Aspergillus-infecties is de kritische verhouding AUC/MIC ongeveer 200.
T 1/2el suspensie ca. 35 uur (spreiding 20–66 uur), tablet ca. 29 uur (spreiding 26–31 uur), infuus ca. 27 uur. De t½ neemt toe bij leverinsufficiëntie.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd