Samenstelling
Imbruvica XGVS Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 140 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 140 mg, 280 mg, 420 mg, 560 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Xalkori XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 200 mg, 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tyverb (als ditosylaatmonohydraat) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Vargatef (als esilaat) XGVS Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 100 mg, 150 mg
Bevat tevens: soja-lecithine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Het Zorginstituut is tot de conclusie gekomen dat ibrutinib aan de stand van de wetenschap en praktijk voldoet bij fitte patiënten ≤65-70 jaar zonder del17p of TP53 mutatie met een ongemuteerd IGHV, fitte patiënten >65-70 jaar zonder del17p of TP53 mutatie en niet fitte patiënten zonder del17p of TP53 mutatie (meer informatie via de links naar de ZIN-rapporten hieronder).
De geldende behandelrichtlijn voor chronische lymfatische leukemie (CLL), morbus Waldenström en mantelcellymfoom (MCL) staan op hovon.nl.
Advies
Voor crizotinib bij ALK-positieve, gemetastaseerde NSCLC als eerstelijnsbehandeling en bij ALK-positieve, gemetastaseerde NSCLC als tweedelijnstherapie staan de adviezen van commissie BOM op NVMO.org.
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van lapatinib daarbij.
Advies
Zie voor het advies van de NVMO-commissie BOM: Nintedanib en docetaxel als tweedelijnsbehandeling voor lokaal gevoerderd of gemetastaseerd niet-kleincellig loncarcinoom (2016).
Zie verder richtlijnendatabase.nl voor de geldende behandelrichtlijn van niet-kleincellig longcarcinoom.
Indicaties
Behandeling van volwassenen met B-cel lymfomen:
- als monotherapie óf in combinatie met obinutuzumab of rituximab of venetoclax bij chronische lymfatische leukemie (CLL) die niet eerder behandeld is.
- als monotherapie óf in combinatie met bendamustine en rituximab bij chronische lymfatische leukemie (CLL) die ten minste één keer eerder behandeld is.
- bij macroglobulinemie van Waldenström (WM):
- in combinatie met rituximab.
- als monotherapie bij ziekte die ten minste één keer eerder is behandeld óf als eerstelijnsbehandeling indien chemo-immunotherapie niet geschikt is.
- als monotherapie bij gerecidiveerd of refractair mantelcellymfoom (MCL).
Indicaties
- ALK (anaplastisch lymfoom kinase)–positief, gevorderd of gemetastaseerd niet–kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen als monotherapie:
- als eerstelijnsbehandeling;
- na eerdere behandeling voor ALK-positief gevorderd of gemetastaseerd NSCLC.
- ROS1–positief, gevorderd of gemetastaseerd niet–kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen als monotherapie.
- Gerecidiveerd of refractair ALK-positief anaplastisch grootcellig lymfoom (ALCL) bij kinderen ≥ 6 jaar als monotherapie.
- Gerecidiveerde of refractair ALK-positieve niet-reseceerbare inflammatoire myofibroblastaire tumor (IMT) bij kinderen ≥ 6 jaar als monotherapie.
Indicaties
Als onderdeel van een combinatiebehandeling bij mammacarcinoom met HER2-overexpressie bij volwassenen in combinatie met:
- capecitabine bij gevorderde of gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met een antracyclinederivaat, een taxaan en trastuzumab;
- trastuzumab bij hormoonreceptornegatieve gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met trastuzumab in combinatie met chemotherapie;
- een aromataseremmer (aromataseremmers) bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve gemetastaseerde ziekte, die op dit moment niet in aanmerking komen voor chemotherapie. Zie voor kenmerken van de onderzochte patiëntenpopulatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoekgegevens.
Indicaties
- lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met adenocarcinoom-histologie bij volwassenen, in combinatie met docetaxel na eerstelijns-chemotherapie.
Doseringen
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Chronische lymfatische leukemie (CLL) en macroglobulinemie van Waldenström (WM)
Volwassenen (incl. ouderen)
420 mg 1×/dag, al dan niet in combinatie met obinutuzumab, rituximab of venetoclax. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. In combinatie met venetoclax bij niet eerder behandeld CLL, ibrutinib toedienen als monotherapie gedurende 3 cycli van 28 dagen, gevolgd door 12 cycli combinatietherapie.
Mantelcellymfoom
Volwassenen (incl. ouderen)
560 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6): 280 mg 1×/dag; bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9): 140 mg 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring > 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig.
Bij combinatie met een matige CYP3A4-remmer (zie Interacties) de dosis verlagen tot 280 mg 1×/dag. Bij combinatie met een sterke CYP3A4-remmer de dosis verlagen tot 140 mg 1×/dag, of het gebruik van ibrutinib gedurende maximaal 7 dagen onderbreken.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hartfalen, hartaritmiën, neutropenie graad ≥ 3 met infectie of koorts, hematologische toxiciteit graad 4, nieuwe of verergerende niet-hematologische toxiciteit graad ≥ 3) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk op dezelfde dag innemen en de volgende dag doorgaan met het normale schema.
Toediening
- De capsules of tabletten op een vast tijdstip van de dag innemen met een glas water. De capsules of tabletten heel doorslikken (zonder te breken of kauwen, zonder de capsules te openen).
- Vermijd in verband met het verhogen van de blootstelling aan ibrutinib het nuttigen van grapefruit- of pompelmoessap of pomerans (zure sinaasappel) tijdens de behandeling.
Doseringen
Indien gespecificeerd voor de indicatie, vóór starten van de behandeling de ALK-positieve of ROS1-positieve status vaststellen met een hiervoor gevalideerde test.
Voorafgaand aan de behandeling bij kinderen anti-emetica geven om misselijkheid en braken te voorkomen.
ALK-positieve of ROS1-positieve, gevorderd of gemetastaseerd NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen)
250 mg 2×/dag continu.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 - < 90 ml/min) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) zonder hemodialyse of peritoneale dialyse de dosering verlagen naar 250 mg 1×/dag. Eventueel de dosering na ten minste 4 weken verhogen tot 200 mg 2×/dag. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij patiënten die gedialyseerd worden.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (ASAT > 'upper limit of normal' (ULN) en totaal bilirubine ≤ ULN óf elke ASAT-waarde en totaal bilirubine > ULN, maar ≤ 1,5 × ULN) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Bij een matig verminderde leverfunctie (elke ASAT-waarde en totaal bilirubine > 1,5 × ULN en ≤ 3 × ULN) de dosering verlagen naar 200 mg 2×/dag. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (elke ASAT-waarde en totaal bilirubine > 3 × ULN) de dosering verlagen naar 250 mg 1×/dag. De aanpassing van de dosis volgens de Child-Pugh-classificatie is niet onderzocht.
ALK-positief ALCL of ALK-positieve IMT
Kinderen ≥ 6 jaar
280 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt. Als startdosis geldt:
lichaamsoppervlak 0,60–0,80 m²: 200 mg 2×/dag;
lichaamsoppervlak 0,81–1,16 m²: 250 mg 2×/dag;
lichaamsoppervlak 1,17–1,51 m²: 400 mg 2×/dag;
lichaamsoppervlak 1,52–1,69 m²: 450 mg 2×/dag;
lichaamsoppervlak ≥ 1,70 m²: 500 mg 2×/dag;
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 – < 90 ml/min) is een aanpassing van de startdosis niet nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) zonder hemodialyse of peritoneale dialyse geef de dosering zoals in de kolom 'tweede dosisverlaging' van tabel 4 in de officiële productinformatie van CBG/EMA rubriek 4.2. Eventueel de dosering na ten minste 4 weken verhogen tot de dosering vermeld in de kolom 'eerste dosisverlaging' van tabel 4. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij patiënten die gedialyseerd worden. De adviezen bij kinderen zijn gebaseerd op onderzoek bij volwassenen.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (ASAT > 'upper limit of normal' (ULN) en totaal bilirubine ≤ ULN óf elke ASAT-waarde en totaal bilirubine > ULN, maar ≤ 1,5 × ULN) is een aanpassing van de startdosis niet nodig. Bij een matig verminderde leverfunctie (elke ASAT-waarde en totaal bilirubine > 1,5 × ULN en ≤ 3 × ULN) of ernstig verminderde leverfunctie (elke ASAT-waarde en totaal bilirubine > 3 × ULN) respectievelijk een eerste dosisverlaging of tweede dosisverlaging instellen op basis van het lichaamsoppervlak volgens tabel 4 van de officiële productinformatie van CBG/EMA rubriek 4.2. De adviezen bij kinderen zijn gebaseerd op onderzoek bij volwassenen.
Bij ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. hematologische bijwerkingen, stijging van leverenzymwaarden, interstitiële longziekte, QT-verlenging, bradycardie of een oogaandoening) de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 2 t/m 6).
Een gemiste dosis meteen innemen, tenzij het minder dan 6 uur duurt tot de volgende dosis. Niet twee doses tegelijk innemen om een gemiste dosis in te halen.
Toediening: de capsules heel innemen met water. Géén grapefruit-/pompelmoessap gebruiken. Kan met of zonder voedsel worden ingenomen. Bij kinderen vooraf nagaan of zij in staat zijn de capsules in hun geheel in te nemen.
Doseringen
Lapatinib alleen toepassen bij HER2-positieve tumoren (tumoren met HER2-overexpressie of met een HER2-genamplificatie, aangetoond in een gevalideerde assay).
Mammacarcinoom met HER2-overexpressie
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met capecitabine: 1250 mg (= 5 tabletten) 1×/dag. Capecitabine: 1000 mg/m² lichaamsoppervlak elke 12 uur op dagen 1–14 bij een cyclusduur van 21 dagen.
In combinatie met trastuzumab: 1000 mg (= 4 tabletten) 1×/dag continu. Trastuzumab: i.v. 4 mg/kg lichaamsgewicht als oplaaddosis, gevolgd door i.v. 2 mg/kg per week.
In combinatie met een aromataseremmer ( romataseremmers): 1500 mg (= 6 tabletten) 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven voor een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verminderde LVEF, pulmonale toxiciteit, diarree, overige toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4).
Een gemiste dosis mag niet worden ingehaald en de volgende dosis moet op het normale dagelijkse tijdstip worden ingenomen.
Toediening: de dagelijkse dosering in één keer innemen, het mag niet worden verdeeld over de dag. De tabletten minstens 1 uur vóór of 1 uur na de maaltijd innemen; om de variabiliteit te beperken elke dag hetzelfde tijdstip aanhouden in relatie tot voedsel. Tijdens de behandeling het drinken van grapefruitsap vermijden in verband met een grotere blootstelling aan lapatinib.
Doseringen
Lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200 mg 2×/dag (iedere 12 uur) op dag 2 tot en met 21 van de standaard 21-daagse behandelcyclus met docetaxel#doseringen (i.v. 75 mg/m²). Nintedanib niet op dezelfde dag toedienen als docetaxel (= dag 1). De maximale dagelijkse dosis van 400 mg niet overschrijden. De therapie met nintedanib kan worden voorgezet na staken van docetaxel, zolang klinisch voordeel wordt waargenomen of totdat onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosis is niet nodig bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min). Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig; de veiligheid en werkzaamheid van nintedanib zijn niet vastgesteld bij een Child-Pughscore ≥ 7; hierbij wordt de behandeling niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen, diarree, braken, ASAT/ALAT- en bilirubineverhogingen, overige niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Bij het missen van een dosis, de toediening hervatten op de volgende geplande tijd in de aanbevolen dosis.
Toediening: de capsules heel innemen met water (dus niet openen, kauwen of fijnmaken), bij voorkeur samen met voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Pneumonie (mogelijk fataal), bovensteluchtweginfectie. Hoofdpijn, duizeligheid. Hemorragie (bv. blauwe plek). Misselijkheid, braken, stomatitis, diarree, obstipatie, dyspepsie. Perifere neuropathie. Huidinfectie, huiduitslag. Gewrichtspijn, skelet- en spierpijn, spierspasmen. Koorts, perifeer oedeem. Neutropenie, trombocytopenie, lymfocytose. Stijging serumcreatininespiegel.
Vaak (1-10%): sepsis (mogelijk fataal), febriele neutropenie. Atriumfibrilleren, hartfalen. Perifere neuropathie. Interstitiële longziekte (mogelijk fataal), sinusitis. Bloedneus. Niet-melanome huidkanker (basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom), urticaria, erytheem, petechiën, onychoclase. Droge mond. Wazig zien. Acuut nierfalen. Urineweginfectie. Hyperurikemie. Leukocytose.
Soms (0,1-1%): subduraal hematoom, TIA, CVA, ischemische beroerte, ventriculaire tachyaritmie, hartstilstand. Tumorlysissyndroom. Angio-oedeem, panniculitis, neutrofiele dermatosen, pyogeen granuloom, cutane vasculitis. Reactivatie HBV (mogelijk fataal), aspergillose, cryptokokkose, infectie met Pneumocystis jiroveci (mogelijk fataal). Leverfalen.
Zelden (0,01-0,1%): leukostase. Stevens-Johnsonsyndroom
Verder zijn gemeld: gastro-intestinale bloeding, intracraniële bloeding, hematurie. Atriumflutter. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Hepatitis E-infectie.
Bijwerkingen
Bij volwassenen met ALK-positief of ROS1-positief NSCLC
Zeer vaak (> 10%): bradycardie. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Neuropathie ( bv. neuralgie, neuritis, paresthesie, perifere neuropathie (sensorisch en/of motorisch), polyneuropathie, spierzwakte, loopstoornis), duizeligheid, smaakstoornis. Visusstoornis, waaronder wazig zien, diplopie, fotofobie, fotopsie, zien van halo's, zwevende deeltjes in het oog, gezichtsvelduitval. Huiduitslag. Vermoeidheid, oedeem (lokaal en/of gegeneraliseerd). Neutropenie, leukopenie, anemie. Verhoogde waarden van ALAT, ASAT, γ-GT.
Vaak (1–10%): hartfalen (soms met fataal verloop), QT–verlenging, syncope. Interstitiële longziekte zoals pneumonitis, alveolitis en 'acute respiratory distress syndrome' (ARDS). Dyspepsie, oesofagitis. Niercyste, nierabces. Verhoogde creatininewaarde in het bloed, verhoogde AF-waarden. Verlaagde waarden testosteron in bloed. Hypofosfatemie.
Soms (0,1–1%): gastro-intestinale perforatie, waaronder die van het colon. Levertoxiciteit met fatale afloop. (Acuut) nierfalen. Fotosensibilisatie. Verhoogde waarde creatinekinase in het bloed.
Bij kinderen met ALK-positief ALCL of IMT
Zeer vaak (> 10%): neutropenie, anemie, leukopenie, trombocytopenie. Hypofosfatemie, verminderde eetlust. Neuropathie, dysgeusie. Visusstoornis. Bradycardie, duizeligheid. Braken, diarree, misselijkheid, obstipatie, dyspepsie, buikpijn. Stijging transaminasewaarden, stijging alkalische fosfatase in het bloed. Stijging creatinine in het bloed. Oedeem, vermoeidheid.
Vaak (1-10%): QT-verlenging. Oesofagitis. Huiduitslag.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen), misselijkheid, braken, anorexia. Huiduitslag (o.a. acneïforme dermatitis), jeuk, droge huid. Pijn in rug en ledematen, hoofdpijn, vermoeidheid. In combinatie met capecitabine tevens: hand-voetsyndroom (PPE), insomnia, dyspepsie, stomatitis, obstipatie, buikpijn, mucositis. In combinatie met een aromataseremmer tevens: opvliegers, epistaxis, hoesten, dyspneu, alopecia, artralgie, asthenie.
Vaak (1-10%): afname linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF). Hepatotoxiciteit, hyperbilirubinemie. Nagelafwijkingen o.a. paronychia.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte, pneumonitis.
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheidsreacties o.a. anafylaxie.
Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie/'torsade de pointes', QTc-verlenging (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Ernstige cutane reacties incl. Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse (TEN). Pulmonale arteriële hypertensie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bloedingen. Perifere neuropathie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree (ca. 43%). Verminderde eetlust, verstoorde elektrolytenbalans. Mucositis (waaronder stomatitis), huiduitslag, alopecia. Neutropenie. Toename van ASAT, ALAT en alkalische fosfatase in het bloed (bij ca. 43%).
Vaak (1-10%): veneuze trombo-embolie (o.a. longembolie), hypertensie. Abcessen, sepsis. Dehydratie. Hoofdpijn. Gewichtsverlies. Jeuk. Proteïnurie. Hyperbilirubinemie, stijging γ-GT. (Fatale) febriele neutropenie, trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): myocardinfarct. Maag-darmperforatie, pancreatitis. Nierfalen. Leverschade (soms fataal verlopend).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie. Colitis. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom.
Interacties
Matige of sterke CYP3A4-inductoren zoals rifampicine, carbamazepine en fenytoïne kunnen de plasmaconcentratie van ibrutinib verlagen; gelijktijdig gebruik wordt ontraden. Gelijktijdig gebruik van de enzyminductor sint-janskruid is gecontra-indiceerd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers vermijden, omdat de blootstelling aan ibrutinib significant toeneemt; voorbeelden zijn ritonavir, cobicistat, claritromycine, itraconazol, voriconazol, ketoconazol en posaconazol. Indien gelijktijdig gebruik toch noodzakelijk is, de dosering verlagen en nauwlettend controleren op toxiciteit. Bij combinatie met een matige CYP3A4-remmer, zoals atazanavir, fosamprenavir, erytromycine, fluconazol, aprepitant, ciprofloxacine, crizotinib, imatinib, diltiazem, verapamil, amiodaron eveneens de dosering van ibrutinib naar beneden aanpassen, zie de rubriek Dosering.
Hemorragie kan zowel met als zonder trombocytopenie optreden. Bij gelijktijdig gebruik van trombocytenaggregatieremmers of anticoagulantia is er meer kans op bloedingen; gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten wordt ontraden. Vermijd supplementen met visolie en vitamine E.
In theorie kunnen geneesmiddelen die de pH van de maag verhogen (bv. protonpompremmers) de blootstelling aan ibrutinib verlagen, vanwege pH-afhankelijke oplosbaarheid.
In vitro remt ibrutinib Pgp en BCRP en kan daarmee de blootstelling aan substraten van deze transporters verhogen. Vanwege een eventuele remming van intestinaal Pgp of BCRP uit voorzorg (oraal toegediende) geneesmiddelen die Pgp- of BCRP-substraten zijn en een smalle therapeutische breedte hebben (bv. digoxine, colchicine, dabigatran, methotrexaat, rosuvastatine) ten minste 6 uur vóór óf na ibrutinib innemen.
Interacties
Sterke CYP3A–remmers zoals claritromycine, erytromycine, grapefruitsap, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir en voriconazol verhogen de blootstelling aan crizotinib; de combinatie vermijden. Wees voorzichtig met matig-sterke CYP3A4-remmers zoals diltiazem en verapamil. Sterke CYP3A–inductoren zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine en sint–janskruid verlagen de blootstelling aan crizotinib; de combinatie vermijden.
Crizotinib is zelf (ook) een matige remmer van CYP3A. Vermijd gelijktijdige toediening met CYP3A–substraten met een smalle therapeutische breedte zoals alfentanil, fentanyl, alprazolam, ciclosporine, domperidon, ergot–derivaten, midazolam, pimozide, kinidine, sirolimus, tacrolimus, sommige statinen en sommige HIV–proteaseremmers. Indien één van de combinaties toch noodzakelijk is, nauwgezette controle uitvoeren.
In vitro remt crizotinib CYP2B6; voorzichtig bij de combinatie met CYP2B6-substraten zoals bupropion en efavirenz. Mogelijk remt crizotinib organische kationtransporters (OCT's); voorzichtig bij de combinatie met substraten van OCT's zoals metformine. Mogelijk remt crizotinib ook Pgp, en verhoogt het daardoor de blootstelling aan substraten voor Pgp; bij combinatie met substraten voor Pgp met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine, colchicine, dabigatran, paclitaxel, pravastatine, vincristine) nauwkeurige klinische controle uitvoeren. De werkzaamheid van orale anticonceptiva kan mogelijk verminderen.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, ibutilide, methadon, kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica. Er is meer kans op bradycardie bij de combinatie met geneesmiddelen die bradycardie als bijwerking geven zoals β-blokkers, clonidine, digoxine, diltiazem, ivabradine, verapamil, mefloquine, cholinesteraseremmers en pilocarpine.
Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen met een bekend risico van gastro-intestinale perforatie (zoals NSAID's).
Wees voorzichtig met de combinatie met nefrotoxische of hepatotoxische geneesmiddelen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, voriconazol, grapefruitsap) vermijden omdat de plasmaconcentratie van lapatinib kan worden verhoogd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, sint-janskruid) vermijden omdat deze de plasmaconcentratie van lapatinib kunnen verlagen.
Lapatinib is tevens een substraat voor de transporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP). Remmers van deze transporteiwitten (o.a. ketoconazol, itraconazol, kinidine, verapamil, ciclosporine, erytromycine) en inductoren (rifampicine, sint-janskruid) van deze eiwitten kunnen de plasmaconcentratie en/of distributie van lapatinib veranderen.
De oplosbaarheid van lapatinib is pH–afhankelijk; vermijd combinatie met stoffen die de pH in de maag verhogen.
Lapatinib remt in vitro CYP3A4 en CYP2C8; gelijktijdige toediening van geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die substraten zijn van CYP3A4 (bv. pimozide en kinidine) of CYP2C8 (bv. repaglinide) vermijden. Lapatinib remt ook Pgp; dosisreductie van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine) wordt aanbevolen.
Wees voorzichtig met combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele azoolantimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Wees voorzichtig met combinatie met andere hepatotoxische geneesmiddelen.
Gelijktijdige toediening van lapatinib met irinotecan resulteert in toename van de actieve metaboliet van irinotecan, overweeg daarom een dosisreductie van irinotecan.
Bij combinatie met paclitaxel treedt vaker en ernstiger diarree en neutropenie op.
Interacties
Nintedanib is een substraat voor Pgp. Bij gelijktijdig gebruik met sterke Pgp-remmers (bv. ciclosporine, claritromycine, erytromycine, itraconazol, kinidine) nauwgezet controleren op mogelijk meer bijwerkingen van nintedanib. Sterke Pgp-inductoren (bv. sint-janskruid, rifampicine, carbamazepine, fenytoïne) kunnen de blootstelling aan nintedanib verlagen; gelijktijdige toediening zorgvuldig overwegen.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten regelmatig de INR controleren. Er is geen interactie waargenomen met laaggedoseerde laagmoleculairgewicht heparinen of acetylsalicylzuur.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in supratherapeutische doses schadelijk gebleken (verhoogd post-implantatieverlies, verhoogd aantal malformaties van de viscerae (hart- en grootste bloedvaten), skeletvariaties).
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (vergroot postimplantatieverlies, afgenomen foetaal lichaamsgewicht en bij hogere dosering verminderde botvorming in groeiende lange botten).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Niet–klinische veiligheidsbevindingen laten een aantasting van de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid zien. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over behoud van vruchtbaarheid.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 90 dagen na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren alleen in hogere dosering schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren ook bij (sub)therapeutische spiegels schadelijk gebleken (afwijkingen aan de grote slagaderen en het axiale skelet).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie. De werkzaamheid van orale hormonale anticonceptiva kan verminderd zijn na braken en/of diarree of andere aandoeningen die de absorptie beïnvloeden. Adviseer vrouwen met dergelijke aandoeningen een alternatieve adequate anticonceptiemethode te gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Bij ratten, groeiachterstand.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate (bij dieren). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor pinda's of soja.
Waarschuwingen en voorzorgen
Lever: gevallen van hepatotoxiciteit, hepatitis E en reactivatie van HBV, waaronder met fatale gevolgen, zijn gemeld. De tijd tot het ontstaan van hepatitis-B-reactivatie is variabel, zonder duidelijk patroon. Controleer voorafgaand aan de behandeling de leverfunctie en op een HBV-infectie. Controleer tijdens de behandeling periodiek op veranderingen in leverfunctieparameters. Consulteer een hepatoloog voor de behandeling van patiënten bij wie een levervoorval is vastgesteld. Toepassing bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) wordt niet aangeraden vanwege een aanzienlijk verhoogde blootstelling aan ibrutinib.
Nieren: er is geen onderzoek gedaan in geval van ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij dialysepatiënten. Bij lichte tot matige nierinsufficiëntie extra letten op voldoende hydratie en regelmatig de serumcreatininewaarde controleren.
Voer maandelijks een complete bloedtelling uit vanwege de bijwerkingen anemie, neutropenie en trombocytopenie. Leukostase is gemeld; bij een groot aantal circulerende lymfocyten (> 400 × 109/l) overwegen de behandeling tijdelijk te staken en pas zonodig hydratie en/of cytoreductie ('debulking') toe.
Controleer tevens op tekenen van (bacteriële, virale of schimmel-) infectie; in aanwezigheid van neutropenie kunnen deze fataal verlopen. Overweeg een profylactische behandeling bij een vergroot risico op opportunistische infecties.
Cardiovasculaire effecten:fatale en ernstige hartaritmiën en hartfalen zijn gemeld. Met name ouderen met een ECOG-performancestatus ≥ 2 hebben een verhoogde kans hierop. Atriumfibrilleren, atriumflutter, ventriculaire tachyaritmie en hartfalen kunnen met name optreden bij acute infecties, hypertensie, cardiale risicofactoren en bij atriumfibrilleren in de voorgeschiedenis. Controleer alle patiënten periodiek op tekenen van klinische achteruitgang van de hartfunctie en behandel indien nodig. Overweeg verder onderzoek (bv. ECG) indien aangewezen. Bij ontstaan van atriumfibrilleren alleen bij veel kans op trombo-embolische ziekten en indien alternatieven voor ibrutinib niet geschikt zijn, een behandeling met antitrombotica overwegen; dit in verband met het bloedingsrisico van ibrutinib. Bij symptomen van ventriculaire tachyaritmie de behandeling (tijdelijk) staken. Na dosisverlaging of staken verdween of verbeterde hartfalen in enkele gevallen. Er is geen onderzoek gedaan bij patiënten met ernstige cardiovasculaire ziekten.
Tijdens de therapie zijn ischemische aandoeningen zoals CVA en TIA gemeld met of zonder gelijktijdig atriumfibrilleren en/of hypertensie, meestal treden deze ischemische aandoeningen na enkele maanden op. Controleer regelmatig op verschijnselen hiervan.
Vanwege de kans op hypertensie de bloeddruk regelmatig controleren tijdens de behandeling en zo nodig antihypertensieve therapie instellen of aanpassen.
Hemorragie kan zowel met als zonder trombocytopenie optreden; het mechanisme hierachter is niet helemaal duidelijk. De toediening bij voorkeur ten minste 3–7 dagen voorafgaand aan een operatie staken, vanwege meer kans op bloedingen.
Monitor op longklachten die kunnen duiden op een interstitiële longziekte (ILD). Indien deze optreden de behandeling onderbreken en de ILD behandelen. Weeg baten en risico's af vóór een eventuele herstart van de behandeling met ibrutinib en volg bij herstarten de richtlijnen voor dosisaanpassingen (zie de rubriek Doseringen).
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Tijdens de therapie kan niet-melanome huidkanker optreden. Controleer regelmatig op verschijnselen hiervan.
Informeer de patiënt dat tijdens de therapie (fatale) hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) kan optreden door pathologische immuunactivering met symptomen van extreme systemische ontsteking, gekenmerkt door koorts, hepatosplenomegalie, hypertriglyceridemie, een hoog serumferritine en cytopenieën. Evalueer direct bij vroege manifestaties van pathologische immuunactivering en overweeg de diagnose HLH.
Na het staken van de behandeling met ibrutinib is miltruptuur gemeld. Controleer bij onderbreking of staken zorgvuldig de ziektestatus en miltgrootte (bv. met klinisch onderzoek, echografie). Overweeg een miltruptuur bij pijn in de linker bovenbuik of aan de schouderpunt.
Toepassing bij kinderen < 18 jaar ontraden omdat de werkzaamheid niet is vastgesteld. Er zijn geen gegevens bij:
- ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij dialyse;
- ernstige cardiovasculaire ziekte;
- congenitale hemorragische diathese.
Waarschuwingen en voorzorgen
Er is weinig informatie over het gebruik bij ALK–positief of ROS1-positief NSCLC met histologie van niet–adenocarcinoom, waaronder plaveiselcelcarcinoom.
Levertoxiciteit: gedurende de eerste twee maanden van de behandeling elke week ALAT, ASAT en totaal bilirubine bepalen, daarna eenmaal per maand en vaker bij afwijkingen van graad 2, 3 of 4 (CTCAE). Bij optreden van verhoogde transaminasenwaarden kan onderbreken of definitief staken van de behandeling nodig zijn.
Interstitiële longziekte (ILD): behandelinggerelateerde pneumonitis kan ernstig zijn en fataal verlopen. Interstitiële longziekten treden doorgaans binnen 2 maanden op. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (LD de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging; bij aanwezigheid van niet te behandelen risicofactoren regelmatig elektrolyten, nierfunctie en ECG bepalen. Bij optreden van QT-verlenging kan onderbreken of definitief staken van de behandeling nodig zijn.
Een eventuele bradycardie ontwikkelt zich mogelijk pas enkele weken na starten van de behandeling volledig; controleer regelmatig hartslag en bloeddruk en vermijd andere geneesmiddelen die bradycardie kunnen geven (zie de rubriek Interacties). Bij optreden van bradycardie kan onderbreken of definitief staken van de behandeling nodig zijn.
Hartfalen: behandeling met crizotinib bij volwassenen kan verder aanleiding geven tot de ontwikkeling van hartfalen, die ernstig kan zijn en soms met fatale afloop, zowel bij patiënten met als zonder pre-existente hartaandoeningen. Controleer nauwgezet op symptomen van hartfalen (bv. dyspneu, oedeem, snelle gewichtstoename) en overweeg gepaste maatregelen bij het ontstaan hiervan zoals dosisonderbreking, dosisverlaging of staken van de behandeling. Er zijn gevallen bekend waarbij de symptomen verdwenen na staken van de behandeling.
(Acuut) nierfalen is gemeld, waarvan sommige met fatale afloop en sommige waarbij hemodialyse noodzakelijk was of met een hyperkaliëmie graad 4. Daarom vóór de behandeling én regelmatig tijdens de behandeling de nierfunctie controleren, vooral bij risicofactoren voor óf een voorgeschiedenis van nierinsufficiëntie.
Gastro-intestinale toxiciteit: is bij kinderen met ALCL of IMT zeer vaak gemeld; braken en diarree traden in klinisch onderzoek respectievelijk bij 95% en 85% van de patiënten op. Geef anti-emetica voorafgaand aan de behandeling om misselijkheid en braken te voorkomen. Behandel gastro-intestinale toxiciteit met anti-emetica en antidiarreemiddelen. Als kinderen misselijkheid graad 3 ontwikkelen die langer dan 3 dagen aanhoudt of diarree of braken graad 3 of 4 ondanks maximale therapie, de behandeling onderbreken totdat symptomen zijn verdwenen. Hervat crizotinib met een lager dosisniveau. Op klinische indicatie ondersteunende behandeling, zoals hydratie en aanvulling van elektrolyten, overwegen.
Wees in verband met de kans op gastro-intestinale perforatie voorzichtig bij risicofactoren hiervoor zoals (een voorgeschiedenis van) diverticulitis, metastasen in het maag-darmkanaal en bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met een bekend risico op gastro-intestinale perforatie (zoals NSAID's); laat de patiënt zich direct melden wanneer eerste symptomen van een gastro-intestinale perforatie zich voordoen.
Op indicatie een compleet bloedbeeld inclusief differentiële telling van leukocyten uitvoeren. Herhaal dit regelmatig bij afwijkingen van graad 3 of 4 of bij optreden van koorts of een infectie.
Optreden van ernstig verlies van het gezichtsvermogen kan mogelijk komen door een stoornis van de N. opticus. Bij kinderen met ALCL of IMT voorafgaand aan de behandeling een oogheelkundig onderzoek verrichten, met een follow-up (incl. onderzoek van de retina) binnen 1 maand, en daarna om de 3 maanden of bij nieuwe symptomen van een visusstoornis. Bij een visusstoornis graad 2 de patiënt controleren en een dosisverlaging overwegen. Staak de behandeling en laat oogheelkundig onderzoek verrichten indien een ernstige visusstoornis (graad 3 of 4) optreedt. Er is onvoldoende informatie beschikbaar over het herhaalrisico bij hervatten van de behandeling; weeg hierbij het mogelijke voordeel van de patiënt af tegen de risico's.
Fotosensibilisatie: is gemeld. Adviseer langdurige blootstelling aan de zon te vermijden gedurende de behandeling en om in de buitenlucht beschermende maatregelen te nemen, bv. beschermende kleding of zonnebrandcrème.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.) met ALK-positieve of ROS1-positieve NSCLC, bij kinderen < 3 jaar met gerecidiveerd of refractair systemische ALK-positieve ALCL en bij kinderen < 2 jaar met niet-reseceerbare, recidiverende of refractaire ALK-positieve IMT.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatotoxiciteit: wees voorzichtig bij een vooraf bestaande matige tot ernstige leverfunctiestoornis, vanwege een verhoogde plasmaspiegel hierbij. Vóór en tijdens de behandeling ten minste maandelijks de leverwaarden controleren (ASAT, ALAT, AF, bilirubine). Hepatotoxiciteit kan enkele dagen tot enkele maanden na de start van de behandeling optreden. Indien zich ernstige wijzigingen voordoen in de leverfunctie, de behandeling staken en niet meer hervatten. Patiënten die drager zijn van de HLA-allelen DQA1*02:01 en DRB1*07:01 hebben meer kans op het ontstaan van hepatotoxiciteit.
Cardiotoxiciteit: vóór de behandeling vaststellen dat de linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF) binnen de normaalwaarden ligt en ook tijdens de behandeling de LVEF controleren. Wees voorzichtig bij aandoeningen die het QT-interval kunnen verlengen zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, cardiale aritmie, congenitaal of verworven QT-syndroom of gebruik van andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen (zie ook rubriek Interacties), omdat een concentratie-afhankelijke QTc-verlenging is aangetoond. Corrigeer hypokaliëmie en hypomagnesiëmie vóór aanvang van de behandeling. Maak een elektrocardiogram (i.v.m. QT-meting) vóór gebruik van lapatinib en 1-2 weken na het begin van de behandeling en verder tijdens de behandeling indien klinisch geïndiceerd.
Diarree treedt doorgaans aan het begin van de behandeling op en duurt gewoonlijk 4–5 dagen. De diarree kan echter ook levensbedreigend zijn als deze samengaat met dehydratie, een verstoorde elektrolytenbalans, nierinsufficiëntie en/of neutropenie. Bij het begin van de behandeling de voor de patiënt normale stoelgang en eventuele symptomen (bv. koorts, krampende pijn, misselijkheid, braken, duizeligheid en dorst) vaststellen om veranderingen tijdens de therapie tijdig te kunnen opmerken. Profylactische behandeling met anti-diarreemiddelen wordt aanbevolen; bij ernstige diarree de therapie onderbreken of staken en zonodig vocht, elektrolyten en antibiotica (vooral bij diarree > 24 uur, koorts of neutropenie graad 3–4 CTCAE) toedienen.
Interstitiële longziekte (o.a. pneumonitis) zijn gemeld. Controleer op de symptomen kortademigheid, hoesten en koorts. Staak de behandeling bij een pulmonale toxiciteit van graad 3 of hoger.
Ernstige cutane reacties zijn gemeld. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen hiervan en staak de behandeling bij vermoeden van een dergelijke reactie, bv. erythema multiforme, Stevens-Johnson-syndroom of toxische epidermale necrolyse.
Onderzoeksgegevens: deelnemers aan registratiestudies naar de combinatiebehandeling lapatinib met een aromataseremmer, waren niet eerder behandeld met trastuzumab of een aromataseremmer. Voor deze patiëntenpopulatie is niet bekend wat de werkzaamheid is van een combinatie van lapatinib en een aromataseremmer vergeleken met een combinatie van trastuzumab en een aromataseremmer Er is geen ervaring met gebruik van lapatinib bij een ernstige nierfunctiestoornis. Wees voorzichtig met toepassing bij een verminderde leverfunctie; bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore resp. 7–9 en ≥ 10) nam bij een klein onderzoek na een eenmalige orale dosis van 100 mg de blootstelling aan lapatinib toe met respectievelijk 56% en 85%. Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 j.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer bij relevante gastro-intestinale bijwerkingen de elektrolytbalans; in geval van dehydratie is toediening van elektrolyten en vloeistoffen vereist. Ook kunnen antidiarrhoica en geneesmiddelen met anti-emetische eigenschappen nodig zijn. Een dosisverlaging, onderbreken of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Het volledige bloedbeeld frequent controleren, vooral bij de combinatiecycli: bij het begin van elke behandelcyclus en rond de laagst gemeten waarde, en zoals klinisch geïndiceerd na de toediening van de laatste combinatiecyclus.
Gebruik bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–15) wordt ontraden, omdat er onvoldoende (Child-Pughscore 7–9) en geen (Child-Pughscore 10–15) gegevens beschikbaar zijn. Ernstige leverschade met overlijden is gemeld. Transaminase-, alkalische fosfatase- en bilirubinespiegels controleren vóór aanvang van de behandeling, bij het begin van elke behandelcyclus met docetaxel en maandelijks in het geval dat nintedanib wordt voortgezet als monotherapie na staken van docetaxel. Risicofactoren voor stijging van de leverenzymwaarden zijn een laag lichaamsgewicht (< 65 kg), een hogere leeftijd, het vrouwelijk geslacht en een Aziatische afkomst. De verhogingen zijn meestal reversibel.
Wees voorzichtig bij patiënten met een hoger cardiovasculair risico; overweeg onderbreking van de behandeling bij symptomen van acute myocardischemie. Patiënten met een voorgeschiedenis van myocardinfarct of beroerte zijn niet in het klinisch onderzoek meegenomen. Meer kans op arteriële trombo-embolische complicaties is waargenomen bij patiënten met idiopathische pulmonale fibrose tijdens monotherapie met nintedanib.
Er is ook meer kans op veneuze trombo-embolie, waaronder diep-veneuze trombose. Controleer tijdens de therapie nauwgezet op trombo-embolische complicaties.
Bloedingen: VEGFR-remming geeft meer kans op bloedingen. Postmarketing zijn er niet-ernstige en ernstige bloedingen gemeld, zowel bij patiënten mét als zonder antistollingsmiddelen. De bloedingen betroffen o.a. het maag-darmkanaal en het ademhalingsstelsel (meest voorkomend, vooral bloedneus). De meeste fatale bloedingen waren tumorgerelateerd. Patiënten met een recente longbloeding (> 2,5 ml rood bloed) of centraal gelegen tumoren met lokale invasie van de grote bloedvaten of holtevormende of necrotische tumoren, werden uitgesloten van de klinische studies. Patiënten met stabiele hersenmetastasen nauwgezet controleren op tekenen van cerebrale bloedingen. Patiënten met actieve hersenmetastasen zijn niet meegenomen in de klinische onderzoeken; gebruik van nintedanib wordt bij hen ontraden.
Aneurysma en arteriële dissectie: hierop is meer kans bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg bij aanwezigheid van risicofactoren, zoals hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma, vóór start van de behandeling het risico zorgvuldig af.
Gastro-intestinale perforatie en ischemische colitis, mogelijk fataal, zijn gemeld. Wees extra voorzichtig bij patiënten met een eerdere buikoperatie of recente geschiedenis van perforatie van een hol orgaan. Daarom nintedanib ten minste 4 weken na een zware operatie starten. De therapie definitief staken bij optreden van een gastro-intestinale perforatie. Bij optreden van ischemische colitis nintedanib staken. Zodra de ischemische colitis volledig is verdwenen en na zorgvuldige beoordeling van de toestand van de patiënt, kan nintedanib in uitzonderlijke gevallen worden herstart.
Nefrotoxiciteit: nierinsufficiëntie en nierfalen (soms met fataal verloop) zijn gemeld. Controleer regelmatig de nierfunctie en vaker bij aanwezigheid van risicofactoren voor nierinsufficiëntie/nierfalen, zoals hoge leeftijd, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, dehydratie/hypovolemie, een bestaande nierfunctiestoornis en comedicatie met nefrotoxische geneesmiddelen. Overweeg bij tekenen van het nefrotisch syndroom, zoals proteïnurie, de behandeling te staken.
Wondgenezing: na een operatie nintedanib pas starten of hervatten na adequate wondgenezing. Wees voorzichtig na een eerdere buikoperatie of een recente geschiedenis van een perforatie van een hol orgaan; start nintedanib pas na minstens 4 weken na een zware operatie.
Onderzoeksgegevens: bij een lichaamsgewicht van < 50 kg, óf een hogere leeftijd, vaker controleren, omdat de nintedanib-blootstelling doorgaans hoger is. De blootstelling is ook hoger (33–50%) bij Chinese, Taiwanese en Indiase patiënten, bij Japanse patiënten (ca. 16%) en lager (16–22%) bij Koreaanse patiënten. Er zijn weinig veiligheidsgegevens bij negroïde en Afro-Amerikaanse patiënten. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij een matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9), er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) of een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min); behandeling met nintedanib bij deze patiënten wordt niet aanbevolen. De werkzaamheid en veiligheid van nintedanib bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Voor informatie over een vergiftiging met ibrutinib neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
bij doseringen tot 5000 mg werden naast de voor lapatinib bekende bijwerkingen, soms ook pijn aan de hoofdhuid en/of mucositis waargenomen. Na toediening van een dosering tot 9000 mg werd sinustachycardie (met normaal ECG) gemeld.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met lapatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nintedanib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Ibrutinib remt irreversibel Bruton’s tyrosinekinase (Btk). Btk behoort tot de Tec-kinase-familie en is betrokken bij de activatie van routes die noodzakelijk zijn voor de circulatie, chemotaxis en adhesie van B-cellen. Ibrutinib remt de proliferatie en overleving van maligne B-cellen.
Kinetische gegevens
T max | 1–2 uur. |
F | ca. 2,9%, verdubbeld bij inname met een maaltijd. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
V d | ca. 142,9 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk door CYP3A4 tot een dihydroxydiolmetaboliet die nauwelijks actief is. |
Eliminatie | voornamelijk als metaboliet; met de feces 80% (ca. 1% onveranderd), met de urine < 10%. |
T 1/2el | 4–13 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Crizotinib remt ALK–receptor–tyrosinekinase (ALK–RTK) en de oncogene varianten hiervan (ALK–fusies en bepaalde ALK–mutaties). Remt tevens de hepatocyt–groeifactorreceptor (HGFR, c–Met)– tyrosinekinase en de ROS1-tyrosinekinase. Crizotinib vertoont een sterke groeiremmende activiteit en induceert apoptose in tumorcellijnen met expressie van ALK–fusie (bv. EML4–ALK, NPM–ALK), ROS1-fusies of met amplificatie van het ALK– of MET–genlocus.
Kinetische gegevens
T max | 4–6 uur. |
F | ca. 43%. |
V d | ca. 25,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 91%. |
Metabolisering | gedeeltelijk, voornamelijk door CYP3A4/5. |
Eliminatie | ca. 63% met de feces (53% van de dosis onveranderd), 22% (2% onveranderd) met de urine. |
T 1/2el | ca. 42 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Lapatinib remt de intracellulaire tyrosinekinase-activiteit van zowel EGFR (epidermale groeifactorreceptor)-(ErbB1) als HER2 ('human epidermal growth factor receptor 2')-(ErbB2) receptoren. Lapatinib remt hiermee (in vitro) ErbB-gemedieerde tumorcelgroei.
Kinetische gegevens
Resorptie | voedsel verhoogt de absorptie; de systemische blootstelling kan toenemen met een factor 2–4. |
F | onvolledig en variabel. |
T max | na ca. 4 uur. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | uitgebreid, voornamelijk door CYP3A4/5. |
Eliminatie | met de feces, waarvan ca. 27% onveranderd. Met de urine < 2%. |
T 1/2el | ca. 24 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Drievoudige angiokinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren van vasculaire endotheliale groeifactor (VEGFR 1–3), receptoren van aan bloedplaatjes afgeleide groeifactor (PDGFR-α en -β) en fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR 1–3). Hiermee remt nintedanib de intracellulaire signalering die cruciaal is voor de proliferatie en overleving van endotheliale en perivasculaire cellen (pericyten en vasculaire gladde spiercellen): remming tumorangiogenese, met als gevolg remming van de tumorgroei of het tot stilstand komen daarvan. Daarnaast worden Fms-achtig tyrosine-eiwitkinase (Flt)-3, lymfocytspecifiek tyrosine-eiwitkinase (Lck) en proto-oncogeen tyrosine-eiwitkinase Src (Src) geremd.
Kinetische gegevens
F | ca. 5%, door o.a. een 'first pass'-effect. Na inname van voedsel neemt de blootstelling met ca. 20% toe. |
T max | ca. 2 uur (nuchter), ca. 4 uur (gevoede toestand). |
V d | ca. 15 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | vnl. via hydrolytische splitsing door esterasen tot een niet-werkzame metaboliet, daarna glucuronidering. |
Eliminatie | via de feces ca. 93%, via de urine < 1%. |
T 1/2el | 10–15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ibrutinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
crizotinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
lapatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
nintedanib (bij maligne aandoening) hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk