Samenstelling
Lorviqua XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Iclusig (als hydrochloride) XGVS Incyte Biosciences Benelux BV
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 15 mg, 30 mg, 45 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tyverb (als ditosylaatmonohydraat) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ofev (als esilaat) Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 100 mg, 150 mg
Bevat tevens: soja-lecithine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie (CML) en acute lymfoblastische leukemie (ALL) de geldende behandelrichtlijnen op hovon.nl.
Advies
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van lapatinib daarbij.
Advies
Op basis van relatief weinig klinische gegevens is het aannemelijk dat nintedanib een vergelijkbaar effect heeft als pirfenidon voor de behandeling van idiopathische pulmonale fibrose (IPF), waarbij nintedanib ook geregistreerd is voor patiënten met ernstige IPF. Nintedanib remt de afname van de geforceerde expiratoire vitale capaciteit (FVC) met 50% en vermindert de kans op een acute IPF-exacerbatie. Behandeling met nintedanib dient te worden ingesteld door artsen die ervaren zijn in de diagnostiek en behandeling van IPF.
Indicaties
Gevorderd of gemetastaseerd, anaplastisch lymfoomkinase (ALK)-positief niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC), als monotherapie bij volwassenen die niet eerder zijn behandeld met een ALK-remmer óf bij wie ziekteprogressie optrad na
- alectinib of ceritinib als de eerste behandeling met een ALK-tyrosinekinaseremmer (TKI); óf
- crizotinib en ten minste één andere ALK-TKI.
Indicaties
-
Volwassenen met chronische myeloïde leukemie (CML) in de chronische fase, acceleratiefase of blastaire fase die:
- resistent zijn voor dasatinib of nilotinib;
- intolerant zijn voor dasatinib of nilotinib en voor wie een vervolgbehandeling met imatinib niet is aangewezen;
- de T315I-mutatie hebben.
-
Volwassenen met Philadelphia–chromosoom–positieve acute lymfoblastische leukemie (Ph+–ALL) die:
- resistent zijn voor dasatinib;
- intolerant zijn voor dasatinib en voor wie een vervolgbehandeling met imatinib niet is aangewezen;
- de T315I-mutatie hebben.
Indicaties
Als onderdeel van een combinatiebehandeling bij mammacarcinoom met HER2-overexpressie bij volwassenen in combinatie met:
- capecitabine bij gevorderde of gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met een antracyclinederivaat, een taxaan en trastuzumab;
- trastuzumab bij hormoonreceptornegatieve gemetastaseerde ziekte met progressie na eerdere behandeling met trastuzumab in combinatie met chemotherapie;
- een aromataseremmer (aromataseremmers) bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve gemetastaseerde ziekte, die op dit moment niet in aanmerking komen voor chemotherapie. Zie voor kenmerken van de onderzochte patiëntenpopulatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoekgegevens.
Indicaties
- Idiopathische pulmonale fibrose (IPF) en andere progressief fibroserende interstitiële longziekten (ILD's) bij volwassenen;
- Systemische sclerose gerelateerde interstitiële longziekte (SSc-ILD) bij volwassenen.
Doseringen
Test voorafgaand aan de behandeling op ALK-positief NSCLC.
Gevorderd of gemetastaseerd, ALK-positief niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen (< 65 j.)
100 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Ouderen (≥ 65 j.): er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt een lagere dosis aanbevolen, bv. 75 mg 1×/dag. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij dialysepatiënten.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Vanwege onvoldoende gegevens wordt gebruik niet aanbevolen bij een ALAT of ASAT > 2,5 × ULN, óf indien er sprake is van een onderliggende maligniteit: ASAT of ALAT > 5,0 × ULN óf met een totaalbilirubine van > 1,5 × ULN.
In combinatie met sterke CYP3A4/5-remmers (zie ook de rubriek Interacties): indien combinatie onvermijdbaar is: startdosis verlagen naar 75 mg 1×/dag. Bij staken van de sterke CYP3A4/5-remmer, na een 'wash out'-periode van 3–5 (eliminatie)halfwaardetijden van de remmer, de dosis van lorlatinib ophogen naar die werd gebruikt vóór het inzetten van de sterke remmer.
Ernstige bijwerkingen: Algemeen: bij eerste dosisverlaging wordt de dagdosis 75 mg 1×/dag, bij een tweede dosisverlaging 50 mg 1×/dag. Als 50 mg 1×/dag niet wordt verdragen, de behandeling definitief staken. Zie verder voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verlenging PQ-interval/AV-blok, pneumonitis, effecten op het centrale zenuwstelsel, hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie, stijging van lipase/amylase-spiegels, overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1).
Gemiste dosis: deze zo spoedig mogelijk alsnog innemen, tenzij het minder dan 4 uur is vóór de volgende dosis; dan de dosis overslaan en doorgaan met die volgende dosis.
Toediening: de tablet in zijn geheel (zonder breken, kauwen of vermalen) innemen met of zonder voedsel, elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip.
Doseringen
CML of Philadelphia chromosoom positief ALL
Volwassenen
Begindosering 45 mg 1×/dag. De behandeling verder voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Overweeg de behandeling te staken, indien na 3 maanden geen complete hematologische respons is opgetreden. Wanneer er bij CP-CML een majeure cytogenetische respons is bereikt overwegen de dosis te verlagen naar 15 mg 1×/dag, indien er risicofactoren zijn voor arteriële occlusie (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Na verlagen dosis de respons nauwlettend controleren. Bij responsverlies kan de dosis opnieuw worden verhoogd tot een eerder getolereerde dosis van 30-45 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: start met de normale aanbevolen dosering, maar wees alert op levertoxiciteit, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde nierfunctie: start met de normale aanbevolen dosering bij een creatinineklaring ≥ 50 ml/min; wees in verband met onvoldoende gegevens voorzichtig bij een creatinineklaring < 50 ml/min.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (myelosuppressie, vasculaire occlusie, pancreatitis, levertoxiciteit, asymptomatische verhogingen van serumlipase/amylase en andere bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (de rubrieken 4.2 (o.a. de tabellen 1, 2 en 3) en 4.4).
Toediening: de tablet heel innemen (niet vergruizen of oplossen). Innemen kan zowel met, als zonder voedsel.
Doseringen
Lapatinib alleen toepassen bij HER2-positieve tumoren (tumoren met HER2-overexpressie of met een HER2-genamplificatie, aangetoond in een gevalideerde assay).
Mammacarcinoom met HER2-overexpressie
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met capecitabine: 1250 mg (= 5 tabletten) 1×/dag. Capecitabine: 1000 mg/m² lichaamsoppervlak elke 12 uur op dagen 1–14 bij een cyclusduur van 21 dagen.
In combinatie met trastuzumab: 1000 mg (= 4 tabletten) 1×/dag continu. Trastuzumab: i.v. 4 mg/kg lichaamsgewicht als oplaaddosis, gevolgd door i.v. 2 mg/kg per week.
In combinatie met een aromataseremmer ( romataseremmers): 1500 mg (= 6 tabletten) 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven voor een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verminderde LVEF, pulmonale toxiciteit, diarree, overige toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4).
Een gemiste dosis mag niet worden ingehaald en de volgende dosis moet op het normale dagelijkse tijdstip worden ingenomen.
Toediening: de dagelijkse dosering in één keer innemen, het mag niet worden verdeeld over de dag. De tabletten minstens 1 uur vóór of 1 uur na de maaltijd innemen; om de variabiliteit te beperken elke dag hetzelfde tijdstip aanhouden in relatie tot voedsel. Tijdens de behandeling het drinken van grapefruitsap vermijden in verband met een grotere blootstelling aan lapatinib.
Doseringen
Interstitiële longziekten
Volwassenen
150 mg 2×/dag met tussenpozen van ca. 12 uur. Max. 300 mg per dag.
Bij ouderen ≥ 75 jaar kan een dosisverlaging tot 100 mg 2×/dag nodig zijn.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min ) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is de aanbevolen dosis 100 mg 2×/dag. Bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) kan geen doseeradvies worden gegeven vanwege het ontbreken van gegevens. Bij vermindering van de leverfunctie tijdens de behandeling: zie onder '(Ernstige) bijwerkingen' hieronder.
(Ernstige) bijwerkingen: indien de normale dosis niet wordt verdragen (ondanks ondersteunende behandeling bij diarree, misselijkheid en/of braken), de behandeling tijdelijk onderbreken en/of de dosering verlagen naar 100 mg 2×/dag. Als de aangepaste dosis ook niet wordt verdragen of bij aanhoudende ernstige diarree, misselijkheid en/of braken ondanks ondersteunende behandeling, de behandeling staken. Bij een stijging van ASAT of ALAT tot > 3× de ULN, de behandeling (tijdelijk) staken. Bij herstel de behandeling hervatten met een verlaagde dosering van 100 mg 2×/dag, die vervolgens weer verhoogd kan worden tot de normale dosering:150 mg 2×/dag. Zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Een vergeten dosis niet alsnog innemen.
Toediening: de capsules heel innemen bij de maaltijd, niet openmaken of fijnmalen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, diarree, obstipatie. Hypertensie. Perifere neuropathie (bv. paresthesie, neuralgie, verlamming van de N. peroneus, spierzwakte, loopstoornis, carpale-tunnelsyndroom), hoofdpijn, cognitieve effecten (bv. geheugenstoornis, aandachtsstoornis, dementie en meer psychische effecten zoals hyperactiviteit, desoriëntatie, verwardheid, delier, leesstoornis). Stemmingseffecten (bv. prikkelbaarheid, affectieve stoornis, agitatie, agressie, angst, depressie, euforie, manie, persoonlijkheidsverandering). Visusstoornis (bv. wazig zien, diplopie, fotofobie, fotopsie, 'mouches volantes'). Huiduitslag (bv. pruritisch, maculopapuleus; acneïforme dermatitis). Artralgie, myalgie. Oedeem, vermoeidheid. Toename lichaamsgewicht. Anemie. Hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie. Stijging lipase- en/of amylase-spiegel.
Vaak (1-10%): pneumonitis. Spraakstoornis. Hallucinaties. Hyperglykemie. Proteïnurie.
Soms (0,1-1%): PQ-verlenging/AV-blok op het ECG.
Verder is gemeld: verlaging van de linkerventrikelejectiefractie (LVEF).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Hoofdpijn, duizeligheid. Hypertensie. Bovensteluchtweginfectie, dyspneu, hoesten. Huiduitslag, droge huid, jeuk. Botpijn, gewrichtspijn, spierpijn, spierspasmen, pijn in de ledematen, rugpijn. Slapeloosheid, vermoeidheid, asthenie, perifeer oedeem, koorts. Trombocytopenie (graad 3 of 4; bij ca. 40%), leukopenie (graad 3 of 4; 25%) waaronder neutropenie (graad 3 of 4; 34%) en lymfopenie (17%), anemie (20%). Verhoogde spiegel lipase, ALAT, ASAT.
Vaak (1-10%): (congestief) hartfalen, acuut coronair syndroom (incl. myocardinfarct), angina pectoris, pericardiale effusie, atriumfibrilleren, atriumflutter, verlaagde ejectiefractie. TIA, CVA, perifere neuropathie, lethargie, migraine, hyperesthesie, hypo-esthesie, paresthesie. Diepveneuze trombose, perifere arteriële occlusieve ziekte (waaronder stenose), perifere ischemie, claudicatio intermittens, opvliegers, blozen. Longembolie, pleurale effusie, pulmonale hypertensie, longontsteking, epistaxis, dysfonie. Sepsis. Stomatitis, droge mond, gastro-oesofageale refluxziekte, dyspepsie, maagbloeding, opgezwollen buik, ongemak in de buik, pancreatitis. Visusstoornis (o.a. wazig zicht), droge ogen, conjunctivitis, ooglidoedeem, periorbitaal oedeem. Cellulitis, folliculitis, exfoliatieve huiduitslag (waaronder exfoliatieve dermatitis), schilfering van de huid, hyperkeratose, erytheem, alopecia, (nachtelijk) zweten, petechiën, ecchymose, hyperpigmentatie, pijnlijke huid. Nekpijn. Erectiestoornis. Koude rillingen, griepachtige ziekte, non-cardiale pijn op de borst, gezichtsoedeem. Hypothyroïdie. Leukopenie, lymfopenie, febriele neutropenie, pancytopenie. Verhoogd serumamylase, bilirubine, AF en/of γ-GT. Uitdroging, hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie, hyperglykemie, hypertriglyceridemie, hyperurikemie, gewichtsafname.
Soms (0,1-1%): tumorlysissyndroom. Hersenslagaderstenose, nierarteriestenose. Ischemische cardiomyopathie, coronair arteriospasme, linkerventrikeldisfunctie. Hypertensieve crisis, miltinfarct. Trombose van de netvliesaders, occlusie van de netvlies(slag)aders. Hepatotoxiciteit, leverinsufficiëntie, geelzucht. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Zelden (0,1-0,01%): panniculitis (incl. erythema nodosum).
Verder zijn gemeld: re-activatie van HBV, ook leidend tot acuut leverfalen of fulminante hepatitis (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Ernstige huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom. Aneurysma, arteriële dissectie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen), misselijkheid, braken, anorexia. Huiduitslag (o.a. acneïforme dermatitis), jeuk, droge huid. Pijn in rug en ledematen, hoofdpijn, vermoeidheid. In combinatie met capecitabine tevens: hand-voetsyndroom (PPE), insomnia, dyspepsie, stomatitis, obstipatie, buikpijn, mucositis. In combinatie met een aromataseremmer tevens: opvliegers, epistaxis, hoesten, dyspneu, alopecia, artralgie, asthenie.
Vaak (1-10%): afname linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF). Hepatotoxiciteit, hyperbilirubinemie. Nagelafwijkingen o.a. paronychia.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte, pneumonitis.
Zelden (0,01–0,1%): overgevoeligheidsreacties o.a. anafylaxie.
Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie/'torsade de pointes', QTc-verlenging (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Ernstige cutane reacties incl. Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse (TEN). Pulmonale arteriële hypertensie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, buikpijn, diarree (ca. 62-76%). Verminderde eetlust. Verhoogde waarden van ALAT.
Vaak (1-10%): hypertensie, bloedingen (mogelijk fataal), epistaxis. Gewichtsverlies. Hoofdpijn. Huiduitslag. Geneesmiddel-geïnduceerde leverschade (DILI). Verhoogde waarden van ASAT, γ-GT, alkalische fosfatase (AF).
Soms (0,1-1%): myocardinfarct. Nierfalen, proteïnurie. Pancreatitis, colitis. Dehydratie. Jeuk, alopecia. Hyperbilirubinemie. Trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: toegenomen kans op (ernstige) bloedingen (soms met fataal verloop). Aneurysma en arteriële dissectie. Maag-darmperforatie.
Interacties
Lorlatinib wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A4/5 en UGT1A4. Combinatie met sterke CYP3A4/5-inductoren (bv. rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, enzalutamide, mitotaan en sint-janskruid) verlaagt in belangrijke mate de blootstelling aan lorlatinib en is daarom gecontra-indiceerd. Vermijd combinatie met matige CYP3A4/5-inductoren zoals oxcarbazepine, rifabutine, efavirenz. Denk eraan dat het effect van inductoren geleidelijk intreedt (dagen/weken) en na staken lang kan aanhouden (enkele weken).
Vermijd bij voorkeur combinatie met sterke CYP3A4/5 remmers zoals claritromycine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir, cobicistat, saquinavir en grapefruit-/pompelmoessap; indien combinatie met een sterke CYP3A4/5-remmer noodzakelijk is, dan wordt een dosisverlaging voor lorlatinib aanbevolen (zie de rubriek Dosering).
Lorlatinib is zelf een matige CYP3A4/5-inductor. Vermijd combinatie met geneesmiddelen die voornamelijk door dit enzymsysteem worden omgezet en een smalle therapeutische breedte hebben zoals alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanil, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE-5-remmers (bv. sildenafil), sommige calciumantagonisten en sommige HIV–proteaseremmers; de bloedspiegel van deze geneesmiddelen kan worden verlaagd.
Lorlatinib is een matige inductor van P-glycoproteïne (Pgp). Wees in combinatie met lorlatinib voorzichtig bij gebruik van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte, zoals digoxine en dabigatran, omdat de plasmaconcentratie van deze middelen kan dalen.
In vitro-onderzoeken duiden erop dat lorlatinib tevens de volgende transporters in klinisch relevante concentraties kan remmen: BCRP, OATP1B1, OATP1B3, OCT1, MATE1 en OAT3. Wees vooralsnog alert op mogelijke interacties met geneesmiddelen die in belangrijke mate gebruik maken van deze enzymsystemen en transporters.
Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die bradycardie geven of bekend zijn met AV-blok als mogelijke bijwerking zoals β-blokkers, clonidine, digoxine, diltiazem, ivabradine, verapamil, amiodaron, propafenon, mefloquine, cholinesteraseremmers en pilocarpine.
Lorlatinib kan hormonale anticonceptiva ineffectief maken; een niet-hormonale anticonceptiemethode wordt aanbevolen.
Interacties
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die een invloed uitoefenen op de stolling; vooral bij risicofactoren voor bloedingen voorzichtig zijn met antistollingsmiddelen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van matige en sterke CYP3A-remmers, omdat de blootstelling aan ponatinib kan toenemen; dit zijn o.a. ritonavir, saquinavir, ketoconazol, itraconazol, voriconazol, posaconazol, fluconazol, claritromycine, erytromycine, diltiazem, verapamil, amiodaron, aprepitant, imatinib en grapefruitproducten. Vermijd gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-inductoren, omdat de blootstelling aan ponatinib significant kan dalen; dit zijn o.a. rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine, oxcarbazepine, sint–janskruid. Houd er rekening mee dat het enzyminducerende effect tot twee weken na het staken kan aanhouden.
In vitro is ponatinib een remmer van Pgp en BCRP; bij combinatie met substraten hiervan die een kleine therapeutische breedte hebben, zoals digoxine, dabigatran, colchicine, pravastatine, methotrexaat, rosuvastatine en sulfasalazine, nauwkeurig letten op verschijnselen van toxiciteit van deze middelen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, voriconazol, grapefruitsap) vermijden omdat de plasmaconcentratie van lapatinib kan worden verhoogd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, sint-janskruid) vermijden omdat deze de plasmaconcentratie van lapatinib kunnen verlagen.
Lapatinib is tevens een substraat voor de transporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP). Remmers van deze transporteiwitten (o.a. ketoconazol, itraconazol, kinidine, verapamil, ciclosporine, erytromycine) en inductoren (rifampicine, sint-janskruid) van deze eiwitten kunnen de plasmaconcentratie en/of distributie van lapatinib veranderen.
De oplosbaarheid van lapatinib is pH–afhankelijk; vermijd combinatie met stoffen die de pH in de maag verhogen.
Lapatinib remt in vitro CYP3A4 en CYP2C8; gelijktijdige toediening van geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die substraten zijn van CYP3A4 (bv. pimozide en kinidine) of CYP2C8 (bv. repaglinide) vermijden. Lapatinib remt ook Pgp; dosisreductie van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. digoxine) wordt aanbevolen.
Wees voorzichtig met combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele azoolantimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Wees voorzichtig met combinatie met andere hepatotoxische geneesmiddelen.
Gelijktijdige toediening van lapatinib met irinotecan resulteert in toename van de actieve metaboliet van irinotecan, overweeg daarom een dosisreductie van irinotecan.
Bij combinatie met paclitaxel treedt vaker en ernstiger diarree en neutropenie op.
Interacties
Nintedanib is een substraat voor Pgp. Bij gelijktijdig gebruik van sterke Pgp-remmers (zoals ketoconazol, itraconazol, kinidine, ciclosporine, claritromycine, erytromycine) kan de blootstelling aan nintedanib toenemen; controleer nauwgezet op mogelijk meer bijwerkingen van nintedanib. Bij gelijktijdig gebruik van sterke Pgp-inductoren (zoals sint-janskruid, rifampicine, carbamazepine) kan de blootstelling aan nintedanib afnemen; gelijktijdige toediening zorgvuldig overwegen.
Bij comedicatie met corticosteroïden of NSAID's is er meer kans op een maag-darmperforatie.
Wees vanwege de kans op bloedingen voorzichtig bij comedicatie met antistollingsmiddelen, corticosteroïden of NSAID's.
Wees voorzichtig met de combinatie met nefrotoxische geneesmiddelen vanwege meer kans op achteruitgang van de nierfunctie en nierfalen.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend bij de mens. Bij dieren bij (supra)therapeutische doseringen schadelijk gebleken, waargenomen zijn misvormingen (zoals gedraaide ledematen, polydactylie, gastroschisis, verwijde hersenventrikels, hooggewelfd gehemelte, misvormde nieren), een verhoogde embryoletaliteit en een lager foetaal gewicht.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn bij het mannelijk geslacht in therapeutische doseringen seminifere tubulaire degeneratie en/of atrofie in de testes en epididymale veranderingen waargenomen en in de prostaat minimale tot lichte glandulaire atrofie. Deze veranderingen waren gedeeltelijk tot volledig reversibel. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en na de therapie; een vrouw tot 35 dagen, een man tot 14 weken na afronding van de therapie. Een vrouw dient een niet-hormonale anticonceptiemethode toe te passen (zie ook de rubriek Interacties). Een man met een vrouwelijke partner die zwanger is óf kan worden, dient een condoom toe te passen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij maternaal niet–toxische doses schadelijk gebleken (afwijkingen in weke delen en skelet van de foetus).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij vrouwelijke ratten is bij therapeutische doses een vermindering van de vruchtbaarheid waargenomen (verlies van embryo's vóór en na de implantatie); de klinische relevantie voor de mens is onbekend.
Overig: Een vruchtbare man of vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie. Omdat onbekend is of ponatinib invloed heeft op de effectiviteit van hormonale anticonceptiva, een alternatieve of additionele anticonceptiemethode gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren alleen in hogere dosering schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren ook bij (sub)therapeutische spiegels schadelijk gebleken (afwijkingen aan de grote slagaderen en het axiale skelet).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie. Bij braken en/of diarree kan de werkzaamheid van orale hormonale anticonceptiva verminderd zijn; adviseer in dat geval een alternatieve effectieve anticonceptiemethode.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tot een week na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Bij ratten, groeiachterstand.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en ten minste 5 dagen na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, in geringe mate (bij dieren).
Farmacologisch effect: Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra–indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor pinda's of soja.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hyperlipidemie: bepaal vóór aanvang van de behandeling en na 2, 4 en 8 weken na de start ervan en regelmatig daarna de serumwaarden van cholesterol en triglyceriden. Het aanvangen of aanpassen van een lipidenverlagende behandeling kan aangewezen zijn. Ook kan dosisverlaging of onderbreking van de behandeling met lorlatinib nodig zijn. De mediane tijd tot het optreden van een ernstige stijging van de serumcholesterolwaarde is ca. 201 dagen (spreiding 42–518 dagen) en van de serumtrigyceridenwaarde 127 dagen (spreiding 15–358 dagen). Ernstige hypertriglyceridemie is een risicofactor voor het ontstaan van pancreatitis.
Effecten op het centrale zenuwstelsel (CZS) zijn gemeld, zoals psychotische effecten en veranderingen in de cognitieve functie, stemming, psychische gesteldheid of spraak. Bij optreden hiervan kan een dosisverlaging of staken van de therapie noodzakelijk zijn.
Cardiotoxiciteit: een verlenging van het PQ-interval (AV-blok) komt soms voor. Controleer het ECG voorafgaand aan de behandeling en maandelijks daarna, vooral wanneer sprake is van aandoeningen die predisponeren voor klinisch significante cardiale aandoeningen; let tevens op de elektrolytenhuishouding en op predisponerende comedicatie. Dosisverlaging, tijdelijk of definitief staken van de therapie kan nodig zijn. Een afname van de linkerventrikelejectiefractie (LVEF) is eveneens gemeld; een causaal verband is nog niet vastgesteld. Overweeg bij aanwezigheid van cardiale risicofactoren voorafgaand aan en tijdens de behandeling de LVEF te controleren. Overweeg bij het optreden van relevante cardiale klachten/symptomen hartbewaking en/of bepaling van de LVEF.
Hypertensie: voor aanvang van de behandeling dient de bloeddruk onder controle te zijn. Controleer de bloeddruk 2 weken na aanvang van de behandeling en vervolgens minimaal iedere maand gedurende de therapie. Bij hypertensie graad 3 of 4 de behandeling staken en daarna ofwel met een lage dosis hervatten of definitief staken.
Hyperglykemie: bepaal voorafgaand aan de behandeling de nuchtere serumglucosewaarden en controleer deze vervolgens periodiek. Bij hyperglykemie graad 3 of 4 de behandeling staken en daarna ofwel met een lage dosis hervatten ofwel definitief staken.
Stijging van lipase en/of amylase komt zeer vaak voor. Controleer vóór aanvang van de behandeling en regelmatig daarna de lipase- en amylasespiegels. Onderbreking van de behandeling en dosisverlaging kunnen nodig zijn. De mediane tijd tot optreden van de verhoogde spiegels zijn voor lipase ca. 70 dagen (spreiding 7–696 dagen) en voor amylase ca. 41 dagen (spreiding 7–489 dagen). Laat de patiënt zich onmiddellijk melden bij eerste tekenen van pancreatitis zoals vooral aanhoudende buikpijn, die ernstig kan zijn en naar de rug kan uitstralen, en misselijkheid en braken. Ernstige hypertriglyceridemie is een risicofactor voor de ontwikkeling van acute pancreatitis.
Pneumonitis: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling onderbreken en de oorzaak onderzoeken; het definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen en vrouwen zie ook de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij dialysepatiënten. Patiënten met op baseline een ALAT of ASAT > 2,5 × ULN (upper limit of normal), óf indien er sprake was van een onderliggende maligniteit: ASAT of ALAT > 5,0 × ULN óf met een totaalbilirubine van > 1,5 × ULN, werden uitgesloten van deelname aan de klinische onderzoeken.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vasculaire occlusie (arterieel of veneus, incl. fataal myocardinfarct, beroerte, retinale vasculaire occlusies (soms met permanente visuele beperking of visusverlies), stenose van grote arteriële vaten in de hersenen, nierarteriestenose, ernstig perifeer vaatlijden, veneuze trombose (incl. longembolie)) en de noodzaak van spoedprocedures ter revascularisatie kunnen bij alle patiënten vóórkomen, dus ook die zonder cardiovasculaire risicofactoren. De kans op vóórkomen is echter groter bij hogere leeftijd en bij een voorgeschiedenis van ischemie, hypertensie, diabetes of hyperlipidemie en voor veneuze occlusie vooral ook bedlegerigheid, trauma, recente grote operatieve ingreep, maligniteiten en stollingsstoornissen. De mediane tijd tot de eerste cardiovasculaire, cerebrovasculaire en perifeer vasculaire arteriële complicaties was 12–20 maanden. Vóór starten van de behandeling de cardiovasculaire status beoordelen en eventuele risicofactoren actief behandelen. Bij een geschiedenis van myocardinfarct, voorafgaande revascularisatie of beroerte ponatinib vermijden en eerst andere behandelmogelijkheden overwegen. Tijdens de behandeling bij alle patiënten de cardiovasculaire status voortdurend controleren. De behandeling onderbreken indien hypertensie niet onder controle kan worden gehouden of symptomen van hartfalen ontstaan. Overweeg bij een verergerende, labiele of therapieresistente hypertensie te controleren op nierarteriestenose. Bij ontwikkeling van ernstig hartfalen de behandeling definitief staken. Bij nieuwe of verergerende visusklachten direct een oftalmologisch onderzoek laten uitvoeren en zonodig de behandeling onderbreken of definitief staken. Ook bij aanwijzingen voor trombo-embolie de behandeling onmiddellijk onderbreken.
De kans op ernstige bloedingscomplicaties (graad 3 en 4 CTCAE) is groter bij CML in de acceleratiefase (AP-CML) of in de blastaire fase (BP-CML) en bij Philadelphia–chromosoom–positieve ALL. De vaakst gerapporteerde graad 3 en 4 bloedingen zijn gastro-intestinale bloedingen en subduraal hematoom. De meeste gevallen komen voor bij een graad 3 of 4 trombocytopenie.
Aneurysma's en arteriële dissectie: de kans hierop is groter bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg voor aanvang van de behandeling af of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met ponatinib is geïndiceerd.
Levertoxiciteit: het eerste voorval van levertoxiciteit treedt doorgaans op tijdens het eerste behandeljaar. Leverinsufficiëntie (ook met fataal verloop) is waargenomen. Daarom vóór aanvang van de behandeling en periodiek tijdens de behandeling de leverfunctie controleren (ALAT, ASAT, AF en bilirubine).
Bij patiënten die chronisch drager zijn van HBV is re-activatie van HBV voorgekomen tijdens én na de behandeling met BCR-ABL tyrosinekinaseremmers. Sommige gevallen resulteerden in acuut leverfalen of fulminante hepatitis, leidend tot levertransplantatie of overlijden. Daarom vóór aanvang van de behandeling testen op een HBV-infectie. Bij positieve HBV serologie en bij een positieve test op een HBV-infectie tijdens de behandeling een expert raadplegen op het gebied van leverziekten en de behandeling van HBV. Controleer alle patiënten (en HBV-dragers in het bijzonder) nauwkeurig op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie tijdens de behandeling en gedurende enkele maanden na het beëindigen van de behandeling.
Myelosuppressie: de meeste patiënten ontwikkelen een ernstige anemie, neutropenie of trombocytopenie binnen de eerste 3 maanden van de behandeling. Controleer bij alle patiënten het totale bloedbeeld: in de eerste 3 maanden iedere 2 weken, daarna maandelijks of zoals klinisch aangewezen. Ernstige myelosuppressie (graad 3 of 4) komt vaker voor bij CML in de acceleratiefase (AP-CML) of in de blastaire fase (BP-CML)/Ph+ALL dan in de chronische fase (CP-CML). Myelosuppressie is doorgaans reversibel indien tijdig maatregelen genomen worden (dosisverlaging of tijdelijk staken van de behandeling).
De kans op het ontstaan van pancreatitis is het grootst tijdens de eerste 2 maanden van de behandeling. Controleer het serumlipase daarom in de eerste 2 maanden iedere 2 weken, daarna periodiek. Bij een verhoogd serumlipase in combinatie met abdominale symptomen de behandeling onderbreken en pancreatitis uitsluiten. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis of alcoholmisbruik en bij ernstige hypertriglyceridemie, deze behandelen om de kans op pancreatitis te verlagen.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) is gemeld met als symptomen o.a. stuipen, hoofdpijn, verminderde alertheid, visusstoornissen. Staak de behandeling bij optreden van PRES in ieder geval tot de symptomen zijn verdwenen.
Onderzoeksgegevens: wees in verband met onvoldoende klinische gegevens voorzichtig bij een gestoorde leverfunctie (eliminatie via de lever is de belangrijkste eliminatieweg voor ponatinib) en bij een gestoorde nierfunctie met een creatinineklaring < 50 ml/min. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatotoxiciteit: wees voorzichtig bij een vooraf bestaande matige tot ernstige leverfunctiestoornis, vanwege een verhoogde plasmaspiegel hierbij. Vóór en tijdens de behandeling ten minste maandelijks de leverwaarden controleren (ASAT, ALAT, AF, bilirubine). Hepatotoxiciteit kan enkele dagen tot enkele maanden na de start van de behandeling optreden. Indien zich ernstige wijzigingen voordoen in de leverfunctie, de behandeling staken en niet meer hervatten. Patiënten die drager zijn van de HLA-allelen DQA1*02:01 en DRB1*07:01 hebben meer kans op het ontstaan van hepatotoxiciteit.
Cardiotoxiciteit: vóór de behandeling vaststellen dat de linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF) binnen de normaalwaarden ligt en ook tijdens de behandeling de LVEF controleren. Wees voorzichtig bij aandoeningen die het QT-interval kunnen verlengen zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, cardiale aritmie, congenitaal of verworven QT-syndroom of gebruik van andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen (zie ook rubriek Interacties), omdat een concentratie-afhankelijke QTc-verlenging is aangetoond. Corrigeer hypokaliëmie en hypomagnesiëmie vóór aanvang van de behandeling. Maak een elektrocardiogram (i.v.m. QT-meting) vóór gebruik van lapatinib en 1-2 weken na het begin van de behandeling en verder tijdens de behandeling indien klinisch geïndiceerd.
Diarree treedt doorgaans aan het begin van de behandeling op en duurt gewoonlijk 4–5 dagen. De diarree kan echter ook levensbedreigend zijn als deze samengaat met dehydratie, een verstoorde elektrolytenbalans, nierinsufficiëntie en/of neutropenie. Bij het begin van de behandeling de voor de patiënt normale stoelgang en eventuele symptomen (bv. koorts, krampende pijn, misselijkheid, braken, duizeligheid en dorst) vaststellen om veranderingen tijdens de therapie tijdig te kunnen opmerken. Profylactische behandeling met anti-diarreemiddelen wordt aanbevolen; bij ernstige diarree de therapie onderbreken of staken en zonodig vocht, elektrolyten en antibiotica (vooral bij diarree > 24 uur, koorts of neutropenie graad 3–4 CTCAE) toedienen.
Interstitiële longziekte (o.a. pneumonitis) zijn gemeld. Controleer op de symptomen kortademigheid, hoesten en koorts. Staak de behandeling bij een pulmonale toxiciteit van graad 3 of hoger.
Ernstige cutane reacties zijn gemeld. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen hiervan en staak de behandeling bij vermoeden van een dergelijke reactie, bv. erythema multiforme, Stevens-Johnson-syndroom of toxische epidermale necrolyse.
Onderzoeksgegevens: deelnemers aan registratiestudies naar de combinatiebehandeling lapatinib met een aromataseremmer, waren niet eerder behandeld met trastuzumab of een aromataseremmer. Voor deze patiëntenpopulatie is niet bekend wat de werkzaamheid is van een combinatie van lapatinib en een aromataseremmer vergeleken met een combinatie van trastuzumab en een aromataseremmer Er is geen ervaring met gebruik van lapatinib bij een ernstige nierfunctiestoornis. Wees voorzichtig met toepassing bij een verminderde leverfunctie; bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore resp. 7–9 en ≥ 10) nam bij een klein onderzoek na een eenmalige orale dosis van 100 mg de blootstelling aan lapatinib toe met respectievelijk 56% en 85%. Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 j.
Waarschuwingen en voorzorgen
Gastro-intestinale toxiciteit: diarree is de meest gemelde bijwerking. De diarree is meestal licht tot matig van ernst en treedt doorgaans op tijdens de eerste 3 maanden van de behandeling. Overweeg bij optreden van aanhoudende of matig ernstige diarree, misselijkheid en/of braken de behandeling te onderbreken en na herstel zonodig de dosis te verlagen; anti-emetica en/of loperamide kunnen nodig zijn. Ernstige diarree heeft geleid tot dehydratie en elektrolytstoornissen. Bij ernstige en aanhoudende klachten de behandeling staken. Wees voorzichtig bij patiënten met een eerdere buikoperatie, omdat er mogelijk meer kans is op maag-darmperforaties of ischemische colitis; nintedanib op zijn vroegst 4 weken na een buikoperatie starten. Tevens is er meer kans op een maag-darmperforatie of ischemische colitis bij een voorgeschiedenis van peptische ulcera of divertikelziekte en bij comedicatie met corticosteroïden of NSAID's. Bij ontwikkeling van een maag-darmperforatie of ischemische colitis de behandeling definitief staken. In uitzonderlijke gevallen, na zorgvuldige beoordeling, kan opnieuw worden gestart met nintedanib indien de patiënt volledig is hersteld van de ischemische colitis.
Hepatotoxiciteit: ernstige leverschade (incl. fataal verloop) is waargenomen bij gebruik van nintedanib. Meestal treedt dit op tijdens de eerste drie maanden van de behandeling. Controleer transaminase- en bilirubinespiegels vóór aanvang van de behandeling en daarna periodiek of wanneer klinisch aangewezen. Stijging van leverenzymwaarden is meestal omkeerbaar door dosisverlaging of onderbreking van de behandeling (zie ook de rubriek Dosering). Er is meer kans op de stijging van leverenzymwaarden bij een lichaamsgewicht < 65 kg, naarmate de leeftijd hoger is, bij vrouwen en bij Aziaten; bij deze patiënten extra controleren. Staak de behandeling permanent bij stijging van leverenzymwaarden in combinatie met klinische tekenen van leverschade (zoals geelzucht). Nintedanib en metabolieten worden voornamelijk uitgescheiden via de gal/feces. Daarom bij licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) de dosis aanpassen (zie de rubriek Dosering); gebruik bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) wordt vanwege het ontbreken van gegevens, ontraden.
Cardio-vasculaire complicaties: vanwege de kans op hypertensie, de bloeddruk periodiek controleren. Arteriële en veneuze trombo-embolische complicaties kunnen optreden. Wees voorzichtig bij een toegenomen cardiovasculair risico, zoals bij patiënten met coronair vaatlijden; overweeg onderbreking van de behandeling bij eerste symptomen van acute myocardischemie. Van enkele tyrosinekinaseremmers is bekend dat zij de QT-tijd verlengen; wees voorzichtig bij patiënten die meer kans hebben om een verlengde QT-tijd te ontwikkelen. Blokkade van de vasculaire endotheliale groeifactor-receptor (VEGFR) kan leiden tot meer kans op bloedingen; bloedingen zijn gemeld met betrekking tot het maag-darmkanaal, ademhalingsstelsel en het centrale zenuwstelsel, waarvan sommige met fatale afloop. Wees daarom voorzichtig bij patiënten met een pre-existent verhoogd bloedingsrisico; bij hen nintedanib alleen op strikte indicatie toepassen. Blokkade van de VEGFR kan ook de vorming van aneurysma's en/of arteriële dissecties bevorderen. Bij aanwezigheid van risicofactoren, zoals hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma, vóór start van de behandeling het risico zorgvuldig afwegen.
Nefrotoxiciteit: achteruitgang van de nierfunctie en nierfalen (soms met fataal verloop) zijn gemeld. Controleer daarom regelmatig de nierfunctie, vooral bij bestaande risicofactoren voor achteruitgang van de nierfunctie zoals hoge leeftijd, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, dehydratie/hypovolemie, een bestaande nierfunctiestoornis, rabdomyolyse en comedicatie met nefrotoxische geneesmiddelen. Daarnaast is ook proteïnurie in het nefrotisch bereik met of zonder nierfunctiebeperking gemeld. Overweeg de behandeling te onderbreken bij symptomen van het nefrotisch syndroom. In zeer zeldzame gevallen is trombotische miroangiopathie (TMA) gemeld; bij optreden hiervan de behandeling staken. Gebruik van nintedanib bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt ontraden vanwege het ontbreken van gegevens.
Nintedanib kan op basis van het werkingsmechanisme de wondgenezing verstoren. Na een operatie nintedanib pas starten of hervatten ná adequate wondgenezing.
Onderzoeksgegevens: bij lichte leverinsufficiëntie is de kans op bijwerkingen toegenomen, vanwege een verhoogde blootstelling. Gebruik bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–15) en bij een ernstige nierfunctiestoornis wordt ontraden, omdat er geen gegevens beschikbaar zijn. Nintedanib mag niet worden gebruikt bij kinderen < 18 jaar. . Er zijn geen gegevens over het gebruik bij patiënten die een recent myocardinfarct of beroerte hebben doorgemaakt of bij patiënten met een verhoogd bloedingsrisico.
Overdosering
Symptomen
Mogelijk verlenging van het PQ-interval; controle van het ECG wordt aanbevolen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met lorlatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met ponatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
bij doseringen tot 5000 mg werden naast de voor lapatinib bekende bijwerkingen, soms ook pijn aan de hoofdhuid en/of mucositis waargenomen. Na toediening van een dosering tot 9000 mg werd sinustachycardie (met normaal ECG) gemeld.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met lapatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nintedanib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Lorlatinib is een selectieve, adenosinetrifosfaat(ATP-)competitieve remmer van ALK en c-ros oncogeen 1 (ROS1)-tyrosinekinasen. In dierproeven vertoonde lorlatinib aanzienlijke antitumoractiviteit bij tumoren die 'echinoderm microtubule-associated protein-like 4' (EML4)-fusies met ALK-variant 1 tot expressie brengen, waaronder ALK-mutaties L1196M, G1269A, G1202R en I1171T. Van de ALK-mutanten G1202R en I1171T is bekend dat ze resistentie bieden tegen alectinib, brigatinib, ceritinib en crizotinib.
Kinetische gegevens
F | ca. 81%. |
T max | 1–2 uur. |
Overig | passeert de bloed-hersenbarrière. |
Metabolisering | door oxidatie en glucuronidering, voornamelijk door CYP3A4 en UGT1A4 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine ca. 48% (vnl. als metaboliet), met de feces ca. 41% (ca. 9% van de toegediende dosis als onveranderde stof). |
T 1/2el | ca. 24 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Ponatinib remt de activiteit van BCR-ABL-kinase, waaronder die met de T315I-mutatie. In vitro is ponatinib werkzaam bij resistentie voor imatinib, dasatinib en nilotinib. Vertoont ook cellulaire activiteit tegen RET, FLT3 en KIT, en de kinasen FGFR, PDGFR en VEGFR.
Kinetische gegevens
T max | ca. 4 uur. |
V d | ca. 15,7 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | door esterasen en/of amidasen tot een inactief carbonzuur en door CYP3A4 tot weinig actieve N–desmethylmetaboliet. |
Eliminatie | met de feces ca. 87% (24% onveranderd), met de urine ca. 5% (< 1% onveranderd). |
T 1/2el | ca. 22 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Lapatinib remt de intracellulaire tyrosinekinase-activiteit van zowel EGFR (epidermale groeifactorreceptor)-(ErbB1) als HER2 ('human epidermal growth factor receptor 2')-(ErbB2) receptoren. Lapatinib remt hiermee (in vitro) ErbB-gemedieerde tumorcelgroei.
Kinetische gegevens
Resorptie | voedsel verhoogt de absorptie; de systemische blootstelling kan toenemen met een factor 2–4. |
F | onvolledig en variabel. |
T max | na ca. 4 uur. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | uitgebreid, voornamelijk door CYP3A4/5. |
Eliminatie | met de feces, waarvan ca. 27% onveranderd. Met de urine < 2%. |
T 1/2el | ca. 24 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Klein-moleculaire tyrosinekinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren, zoals de van bloedplaatjes afgeleide groeifactorreceptoren (PDGFR) α en β, de fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR) 1–3 en de vasculaire endotheliale groeifactoren (VEGFR) 1–3. Hierdoor remt nintedanib de activatie van FGFR- en PDGFR-signaalroutes die essentieel zijn voor de proliferatie, migratie en differentiatie van longfibroblasten/myofibroblasten. Hiermee wordt de hermodellering van fibrotisch weefsel bij interstitiële longziektes geremd.
Kinetische gegevens
T max | ca. 2 uur (nuchter), ca. 4 uur (gevoede toestand). |
F | ca. 5% door onder andere een 'first pass'-effect. Na inname van voedsel neemt de blootstelling met ca. 20% toe. |
V d | ca. 15 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | vnl. via hydrolyse tot een niet-werkzame metaboliet, daarna glucuronidering. |
Eliminatie | via de feces ca. 93%, via de urine < 1%. |
T 1/2el | 10–15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lorlatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
ponatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
lapatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
nintedanib (bij interstitiële longziekte) hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk