Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Nebilet (als hydrochloride) Menarini Benelux nv

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
5 mg

Nebivolol (als hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
2,5 mg, 5 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.

Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.

Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.

Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.

Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.

Indicaties

  • Essentiële hypertensie;
  • Stabiel mild en matig chronisch hartfalen, als aanvulling op standaardbehandelingen bij patiënten ≥ 70 jaar.

Gerelateerde informatie

Doseringen

De tablet van 5 mg heeft 2 breukgleuven, voor verdeling in 4 gelijke delen; de tablet van 2,5 mg kan verdeeld worden in twee gelijke delen.

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie

Volwassenen

5 mg 1×/dag. Bij nierinsufficiëntie of bij leeftijd > 65 jaar is de begindosering 2,5 mg per dag, indien nodig verhogen naar 5 mg per dag.

Mild en matig chronisch hartfalen (NYHA–klasse II–III)

Volwassenen (incl. ouderen)

Begindosering 1,25 mg 1×/dag. Daarna zo mogelijk de dosering stapsgewijs met intervallen van één à twee weken verhogen tot achtereenvolgens 2,5 mg, 5 mg en maximaal 10 mg 1×/dag. Bij intolerantie of verergering van hartfalen de dosering stap voor stap verlagen (wekelijks halveren) of zo nodig onmiddellijk staken. Vanwege het ontbreken van ervaring wordt toepassing bij ernstige nierinsufficiëntie niet aanbevolen.

Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 1–2 weken.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, paresthesie. Diarree, obstipatie, misselijkheid. Dyspneu, oedeem.

Soms (0,1-1%): bradycardie, vertraagde AV-geleiding/AV-blok, hypotensie, hartfalen, (toename van) claudicatio intermittens. Afgenomen traanvorming, verminderd gezichtsvermogen. Impotentie. Depressie, nachtmerries. Dyspepsie, flatulentie, braken. Bronchospasme. Jeuk, erythemateuze uitslag.

Zeer zelden (< 0,01%): syncope, verergering van psoriasis.

Verder zijn ook gemeld: angio-oedeem, urticaria.

Bij sommige β-blokkers zijn verder gemeld: hallucinaties, psychosen, verwardheid, koude/cyanotische extremiteiten, fenomeen van Raynaud.

Toegepast bij mild tot matig chronisch hartfalen kwamen zeer vaak (> 10%) voor: bradycardie en duizeligheid en vaak (1-10%): verergering hartfalen, orthostatische hypotensie, eerstegraads AV-blok, oedeem in de benen.

Interacties

Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken en een reflextachcyardie onderdrukken.

β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. anti-aritmica) kunnen elkaars effect versterken.

Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem) moet wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel worden vermeden.

Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden; er zijn voor nebivolol geen klinische aanwijzingen voor invloed op de kinetiek van digoxine.

Combinatie met andere antihypertensiva, tricyclische antidepressiva, barbituraten, fenothiazinen (chloorpromazine) en baclofen kan de bloeddrukdaling versterken; pas zo nodig de dosering van nebivolol aan.

Combinatie met centraal werkende antihypertensiva zoals clonidine kan hartfalen verergeren door verlaging van de centraal sympathische tonus (verlaging hartfrequentie, hartminuutvolume en vasodilatatie). De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen.

Remmers van het CYP2D6-iso-enzym zoals serotonineheropnameremmers (in het bijzonder paroxetine, fluoxetine) en kinidine en stoffen die hoofdzakelijk via CYP2D6 worden gemetaboliseerd kunnen de plasmaspiegel van nebivolol verhogen.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.

Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene groeivertraging, remming van foetale autonome reflexen, intra-uteriene dood, abortus en vroeggeboorte. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat optreden: hypoglykemie, hypotensie, bradycardie, sedatie en ademhalingsproblemen; het pasgeboren kind hierop controleren.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • hypotensie (systolisch < 90 mmHg);
  • cardiogene shock;
  • klinisch relevante sinusbradycardie (< 60 slagen/min voor begin van de behandeling);
  • sick-sinussyndroom (inclusief sinoatriaal blok);
  • tweede- en derdegraads AV-blok (zonder pacemaker);
  • acuut hartfalen, episoden van decompensatie van hartfalen waarbij intraveneuze inotrope behandeling noodzakelijk is;
  • ernstige perifere circulatiestoornissen;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • voorgeschiedenis van bronchospasme en astma bronchiale;
  • leverfunctiestoornis;
  • metabole acidose.

Waarschuwingen en voorzorgen

De selectiviteit neemt af met het hoger worden van de dosering.

Voorzichtig bij eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, chronische nierinsufficiëntie, myasthenia gravis en bij patiënten met Prinzmetal-angina-pectoris.

Bij chronische obstructieve longziekten kan benauwdheid verergeren; eventueel de dosering aanpassen van gelijktijdig toegediende bronchusverwijdende middelen.

Wees eveneens voorzichtig met β-blokkers bij patiënten met psoriasis en bij perifere circulatiestoornissen zoals het fenomeen van Raynaud en claudicatio intermittens, vanwege kans op verergering van de klachten.

Controle: Instelling dient onder controle van de polsslag te geschieden (bv. 1×/w. gedurende 3–4 w.). Indien de hartfrequentie in rust afneemt tot 50–55 slagen/min en/of de patiënt symptomen ervaart die wijzen op een bradycardie de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.

Behandeling met nebivolol bij mild tot matig chronisch hartfalen alleen beginnen indien gedurende de laatste zes weken zich geen acuut hartfalen heeft voorgedaan en de patiënt tijdens de laatste twee weken voor het begin van de behandeling stabiel is ingesteld op de standaardgeneesmiddelen voor chronisch hartfalen. Bij het beginnen van deze behandeling en bij iedere dosisverhoging de patiënt gedurende ten minste twee uur observeren om er zeker van te zijn dat de klinische status van de patiënt stabiel blijft.

β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate.

De continuering van een β-blokker heeft de voorkeur tijdens algehele anesthesie in verband met reductie van de kans op aritmie tijdens inductie en intubatie. De patiënt kan beschermd worden tegen vagale reacties die kunnen optreden bij de continuering van de β-blokker middels atropine iv. Houd tijdens algehele anesthesie rekening met een veranderde hemodynamische respons op stress.

Voorzichtigheid is geboden bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat vooral niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactische reacties kunnen doen toenemen.

Behandeling staken: Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.

Onderzoeksgegevens: Toepassing bij kinderen en adolescenten < 18 jaar wordt ontraden door het ontbreken van ervaring. Bij ouderen > 75 jaar bestaat weinig ervaring en is nauwlettende controle aangewezen.

Overdosering

Symptomen

bradycardie, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, bronchospasmen, hypoglykemie, hyperkaliëmie, gegeneraliseerde convulsies en coma.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met nebivolol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Selectieve lipofiele β1-receptor-antagonist (β-blokker) zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit. Tevens heeft het een systemisch vaatverwijdend effect, mogelijk als gevolg van een interactie met de L-arginine/stikstofmonoxidebaan. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt. Nebivolol is een racemisch mengsel van de twee enantiomeren l- en d-nebivolol. Het β1-blokkerend effect wordt grotendeels aan d-nebivolol toegeschreven. Nebivolol vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Antihypertensieve werking: na 1–2 weken, soms na 4 weken.

Kinetische gegevens

F bij de meeste patiënten (ultra-rapid metabolizers, CYP2D6) laag en variabel, gem. 12%; bij poor metabolizers bijna volledig. Bij poor metabolizers is de piekplasmaspiegel actieve stof (onveranderd + actieve metabolieten) 1,3–1,4× zo hoog en kan met een lagere dosis worden volstaan.
Eiwitbinding 98% (l- en d-nebivolol).
Metabolisering via CYP2D6 tot o.a. actieve hydroxymetabolieten.
Eliminatie 38% met de urine, 48% met de feces, vnl. als metabolieten.
T 1/2el bij ultra-rapid metabolizers 10 uur (nebivolol), 24 uur (hydroxymetabolieten); bij poor metabolizers 30–50 uur (nebivolol), 48 uur (hydroxymetabolieten).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd