Samenstelling
Tasigna (als hydrochloride) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 150 mg, 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Giotrif (als dimaleaat) XGVS Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg, 30 mg, 40 mg, 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Vizimpro XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 15 mg, 30 mg, 45 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Rydapt XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 25 mg
Bevat tevens: ethanol 83 mg per capsule, en macrogolglycerolhydroxystearaat.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie de CML-richtlijn via hovon.nl.
Advies
Voor afatinib bij gemetastaseerd EGFR-mutatiepositief NSCLC en bij gevorderd plaveiselcelcarcinoom van de long staan de adviezen van commissie BOM op NVMO.org.
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom(NSCLC) de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Voor de behandeling van acute myeloïde leukemie staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
Behandeling van Philadelphia-chromosoom positieve chronische myeloïde leukemie (Ph+ CML)
- nieuw gediagnosticeerd en zich bevindend in de chronische fase (bij volwassenen en kinderen);
- in de chronische of acceleratiefase na falen van andere geneesmiddelen, waaronder imatinib, als gevolg van resistentie of intolerantie (bij volwassenen);
- in de chronische fase na falen van andere geneesmiddelen, waaronder imatinib, als gevolg van resistentie of intolerantie (bij kinderen).
Indicaties
Behandeling (monotherapie) van volwassenen met een lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met:
- één of meer activerende EGFR-mutaties die nog niet eerder met een tegen de epidermale-groeifactorreceptor (EGFR) gerichte tyrosinekinaseremmer zijn behandeld;
- plaveiselcelhistologie en progressie op of na platina-gebaseerde chemotherapie.
Indicaties
- Eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met epidermale groeifactorreceptor (EGFR)-activerende mutaties bij volwassenen als monotherapie.
Indicaties
- Nieuw gediagnosticeerde acute myeloïde leukemie (AML) met FLT3-mutatie bij volwassenen, in combinatie met standaard inductietherapie met daunorubicine en cytarabine en hoge dosis consolidatiechemotherapie met cytarabine, gevolgd door midostaurine als onderhoudsmonotherapie indien een complete respons is bereikt.
- Agressieve systemische mastocytose (ASM), systemische mastocytose met geassocieerde hematologische neoplasie (SM-AHN) of mestcelleukemie (MCL) bij volwassenen als monotherapie.
Doseringen
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie, in de chronische fase
Volwassenen (incl. ouderen)
300 mg 2×/dag (ca. elke 12 uur). De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. Soms is het staken van de behandeling na het bereiken van een aanhoudend diepe moleculaire respons mogelijk, zie in de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Staken van de behandeling.
Kinderen
230 mg/m² 2×/dag (ca. elke 12 uur), max. enkelvoudige dosis is 400 mg. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie, in de chronische of in de acceleratiefase, na het falen van eerdere therapie
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 2×/dag (ca. elke 12 uur). De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. Soms is het staken van de behandeling na het bereiken van een aanhoudend diepe moleculaire respons mogelijk, zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Staken van de behandeling.
Kinderen
230 mg/m² 2×/dag (ca. elke 12 uur), max. enkelvoudige dosis is 400 mg. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig; er is slechts een bescheiden effect op de farmacokinetiek van nilotinib.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is naar verwachting niet nodig; zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoeksgegevens
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking, dosisverlaging of staken van de behandeling bij (ernstige) hematologische bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie) en niet-hematologische bijwerkingen (zoals verhoogde waarden van serumlipase, bilirubine en levertransaminasen) de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een gemiste dosis niet inhalen, maar de volgende geplande dosis nemen.
Toediening: de capsule heel doorslikken met een glas water, 2 uur vóór en minstens 1 uur na de inname van de dosis geen voedsel nuttigen. Bij slikklachten de capsule openen en de inhoud dispergeren in één theelepel appelmoes en onmiddellijk doorslikken. Het dispergeren mag alléén in appelmoes gebeuren.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de EGFR-mutatiestatus middels een gevalideerde methode vaststellen.
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen (incl. ouderen (65–87 j.)
40 mg 1×/dag. Een behandelcyclus duurt 21 dagen voor NSCLC met EGFR-mutatie en 28 dagen voor NSCLC met plaveiselcelhistologie. Indien de behandeling gedurende de eerste cyclus goed wordt verdragen, overwegen de dosis te verhogen tot max. 50 mg 1×/dag. Na een eerdere dosisverlaging, de dosis niet meer verhogen. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Gestoorde nierfunctie: een aanpassing van de startdosis is niet nodig; monitor zorgvuldig bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR 15–29 ml/min/1,73 m²) en verlaag zonodig de dosis in stappen van 10 mg.
Gestoorde leverfunctie: en aanpassing van de startdosis is niet nodig bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9); gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) wordt niet aanbevolen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (bv. ernstige aanhoudende diarree, huidtoxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een gemiste dosis alleen nog innemen indien de volgende dosis > 8 uur later gepland staat.
Toediening: de tabletten heel innemen met water. Ten minste 3 uur vóór tot 1 uur na inname geen voedsel nuttigen. Indien doorslikken van hele tabletten niet mogelijk is: de tablet (ongebroken) dispergeren in ca. 100 ml niet-koolzuurhoudend water, gedurende 15 min af en toe roeren; dit direct opdrinken en het glas naspoelen met nogmaals 100 ml water en óók dit opdrinken. De dispersie kan ook via een maagsonde worden toegediend.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling de EGFR-mutatiestatus vaststellen met een gevalideerde test.
Ter preventie van een droge huid een behandeling met een vochtinbrengend huidmiddel starten. Blootstelling aan zonlicht vermijden. Zie voor meer informatie over huidtoxiciteit de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen (incl. ouderen)
45 mg 1 ×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Vanwege het ontbreken van voldoende gegevens kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) en hemodialyse.
Verminderde leverfunctie: bij licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie is de aanbevolen dosis 30 mg 1×/dag. Overweeg na ≥ 4 weken de dosis te verhogen tot 45 mg 1×/dag, op basis van de individuele veiligheid en tolerantie.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (interstitiële longziekte, diarree, huidgerelateerde bijwerkingen, overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2).
Uitbraken of missen van een dosis: géén aanvullende nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met het oorspronkelijke innameschema.
Toediening: de tablet heel innemen met water met of zonder maaltijd, iedere dag op ongeveer hetzelfde tijdstip.
Doseringen
Bij AML eerst de aanwezigheid van de FLT3-mutatie (interne tandemduplicatie of tyrosinekinasedomein) bevestigen met een gevalideerde test alvorens met de behandeling te beginnen.
Profylactisch anti-emetica toedienen (wees voorzichtig met granisetron en ondansetron vanwege mogelijke QT-verlenging, zie rubriek Interacties).
AML
Volwassenen (incl. ouderen)
50 mg 2×/dag (elke 12 uur) op dag 8–21 van de inductie- en consolidatiecycli van de chemotherapie. Bij complete respons daarna monotherapie 50 mg 2×/dag elke dag van een cyclus van 28 dagen als onderhoudstherapie tot recidief optreedt; max. 12 cycli. Indien een hematopoëtische stamceltransplantatie (SCT) nodig is, midostaurine staken 48 uur voorafgaand aan de voorbereidende behandeling voor SCT.
ASM, SM-AHN of MCL
Volwassenen (incl. ouderen)
100 mg 2×/dag (elke 12 uur). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een aanpassing van de dosering niet vereist; er zijn zeer weinig gegevens over toepassing bij een ernstige nierfunctiestoornis (geen gegevens bij eindstadium nierfalen); wees hier voorzichtig mee en controleer op toxiciteit.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is een aanpassing van de dosering niet vereist. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10) is de blootstelling aan midostaurine en de actieve metaboliet lager; er zijn echter te weinig gegevens om te beoordelen of een dosisaanpassing noodzakelijk is.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verlaagd Hb, neutropenie (ANC), verlaagd trombocytenaantal, misselijkheid en/of braken, overige niet-hematologische toxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 2).
Missen of uitbraken van een dosis: bij uitbraken of missen van een ingenomen dosis, geen nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met de volgende geplande dosis.
Toediening: de capsules in hun geheel doorslikken met water tijdens de maaltijd. De capsules niet openen of fijnmaken vanwege onnauwkeurig doseren en een onaangename smaak.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie (incl. faryngitis, nasofaryngitis, rinitis). Anemie, trombocytopenie. Groeivertraging. Hoofdpijn. Hoest. Misselijkheid, pijn in de bovenbuik, obstipatie, diarree, braken. Hyperbilirubinemie (incl. stijging bilirubine in het bloed). Huiduitslag, jeuk, alopecia. Myalgie, artralgie, rugpijn, pijn in de extremiteiten. Vermoeidheid, koorts. Stijging ALAT en lipase in het bloed.
Vaak (1-10%): folliculitis, bronchitis, candidiasis (incl. orale candidiasis), pneumonie, gastro-enteritis, urineweginfectie. Leukopenie, leukocytose, neutropenie, trombocytemie. Hypothyroïdie. Hypomagnesiëmie, hyperkaliëmie, hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypercalciëmie, hyperfosfatemie, diabetes mellitus, hyperglykemie, hypercholesterolemie, hyperlipidemie, hypertriglyceridemie, verminderde eetlust, jicht, hyperurikemie, hypofosfatemie (incl. daling fosfaat in het bloed). Depressie, slapeloosheid, angst. Duizeligheid, hypo-esthesie, paresthesie, migraine. Conjunctivitis, droge ogen, oogirritatie, hyperemie (scleraal, conjectivaal, oculair), wazig zien. Vertigo, oorpijn, oorsuizen. Angina pectoris, aritmie (incl. atrioventriculair blok, cardiaal fladderen, ventriculaire extrasystolen, tachycardie, atriumfibrilleren, bradycardie), palpitaties, verlengd QT-interval, coronaire vaatziekten. Hypertensie, blozen, perifere arteriële occlusieve ziekte. Dyspneu, inspanningsdyspneu, bloedneus, orofaryngeale pijn. Pancreatitis, opgezette buik, flatulentie, buikpijn, dyspepsie, gastritis, gastro-oesofageale reflux, hemorroïden, stomatitis. Leverfunctiestoornis. Nachtzweten, urticaria, hyperhidrose, kneuzing, acne, dermatitis (incl. allergisch, exfoliatief, acneïform), droge huid, erytheem. PIjn op de borst (cardiaal en niet-cardiaal), spierpijn, nekpijn, spierzwakte, spierspasmen, botpijn. Pollakisurie, dysurie. Erectiestoornis, menorragie. Pijn, malaise, asthenie, perifeer oedeem, koude rillingen, influenza-achtige ziekte. Stijging amylase, ASAT, AF, γ-GT, creatinekinase, creatinine en totaal cholesterol in het bloed. Daling hemoglobine in het bloed. Gewichtsdaling, gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): herpesvirusinfectie, anaal of subcutaan abces, furunkel, sepsis, tinea pedis. Huidpapilloom. Eosinofilie, febriele neutropenie, lymfopenie, pancytopenie. Overgevoeligheid. Hyperthyroïdie. Dehydratie, toegenomen eetlust, dyslipidemie, hypoglykemie. Amnesie, verwardheid, desoriëntatie. CVA, intracraniële of cerebrale bloeding. ischemische beroerte, TIA, herseninfarct, bewustzijnsverlies (incl. syncope), tremor, aandachtsstoornis, hyperesthesie, dysesthesie, lethargie, perifere neuropathie, rustelozebenen-syndroom, aangezichtsverlamming. Visusstoornis, conjunctivale bloeding, vermindering in gezichtsscherpte, ooglidoedeem, blefaritis, fotopsie, allergische conjunctivitis, diplopie, oogbloeding, pijn in het oog, jeuk in het oog, oogzwelling, periorbitaal oedeem, fotofobie. Gehoorstoornis. Myocardinfarct, hartruis, pericardiale effusie, hartfalen, diastolische disfunctie, linkerbundeltakblok, pericarditis. Hypertensieve crisis, claudicatio intermittens, stenose van perifere arterie, hematoom, arteriosclerose, hypotensie, trombose. Pulmonaal oedeem, pleurale effusie, interstitiële longziekte, pleurapijn, pleuritis, keelirritatie, dysfonie, pulmonale hypertensie, piepende ademhaling. Maag-darmbloeding, melena, mondzweer, oesofaguspijn, droge mond, verhoogde gevoeligheid van de tanden, dysgeusie, enterocolitis, maagzweer, gingivitis, hernia hiatus, rectale bloeding. Hepatotoxiciteit, hepatitis, geelzucht, cholestase, hepatomegalie. Exfoliatieve huiduitslag, geneesmiddeleneruptie, pijn aan de huid, ecchymose, zwelling in het gelaat, blaarvorming, huidcysten, erythema nodosum, hyperkeratose, petechiën, fotosensibilisatie, psoriasis, huidverkleuring, huidexfoliatie, hyperpigmentatie van de huid, huidhypertrofie, huidulceratie. Spierstijfheid, zwelling van gewrichten, artritis, flankpijn. Mictiedrang, nachtelijke mictie, chromaturie, hematurie, nierfalen, incontinentie.
Zelden (0,01-0,1%): hepatitis B-reactivering. Oraal papilloom, paraproteïnemie. Secundaire hyperparathyroïdie, thyroïditis. Eetluststoornis, tumorlysissyndroom. Dysforie. Basilarisstenose, hersenoedeem, neuritis optica. Chorioretinopathie, papiloedeem. Cyanose, verlaagde ejectiefractie. Hemorragische shock. Faryngolaryngeale pijn. Ulceratieve gastro-intestinale perforatie, hematemese, oesofagusulcus, ulceratieve oesofagitis, retroperitoneale bloedingen, subileus. Erythema multiforme, hand-voetsyndroom, talghyperplasie, huidatrofie. Borstverharding. Plotselinge dood. Verlaagd bloedglucose, verlaagd bloedinsuline, verhoogd bloedinsuline, verlaagd insuline C-peptide.
Verder is gemeld: ventriculaire disfunctie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): stomatitis, mondulceratie, misselijkheid, braken, diarree. Huiduitslag, acneïforme dermatitis, jeuk, droge huid, huidkloven, paronychia (incl. nagel(bed)infectie). Bloedneus. Verminderde eetlust.
Vaak (1-10%): cystitis. Dysgeusie, cheilitis, dyspepsie. Conjunctivitis, droge ogen. Rinorroe. Hand-voetsyndroom, andere nagelaandoeningen zoals nagelverkleuring, nageldystrofie, ribbels of putjes op nagels, nagelbreuk, onychogrypose (uit Latijn: onychogryposis). Spierspasmen. Verminderde nierfunctie, nierfalen. Koorts, gewichtsverlies. Dehydratie, hypokaliëmie. Verhoogde ALAT en ASAT-waarden.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte (bv. pneumonitis, longinfiltraten, allergische alveolitis, ARDS). Pancreatitis, maag-darmperforatie. Keratitis.
Zelden (0,01-0,1%): blaarvorming, bulleuze en exfoliatieve huidafwijkingen, waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: leverfalen met fatale afloop.
Vrouwelijke patiënten en personen met een laag lichaamsgewicht of met een verminderde nierfunctie hebben door een verhoogde blootstelling aan afatinib meer kans op bijwerkingen, met name stomatitis, diarree en huiduitslag/acne.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): stomatitis (bij ca. 70%; incl. droge mond, aften, mondulceratie, cheilitis), misselijkheid, braken, diarree (bij ca. 87%; incl. met fatale afloop). Droge huid, jeuk, huidkloven, huiduitslag (bij ca. 77%, CTCAE graad 3 bij ca. 24%; o.a. erythemateus, maculopapuleus en verder acne, acneïforme dermatitis, erythema multiforme), hand-voetsyndroom, alopecia. nagelafwijking (bij ca. 66%; o.a. nagelverkleuring, nagelinfectie, nagelbedbloeding, nagelbedontsteking, paronychia, onychoclasis, onychomadesis, onycholyse). Conjunctivitis (incl. droge ogen, blefaritis). Vermoeidheid, asthenie. Verminderde eetlust (bij ca. 31%), gewichtsverlies. Hypokaliëmie. Stijging ASAT, ALAT.
Vaak (1–10%): interstitilële longziekte (incl. met fatale afloop). Huidexfoliatie, hypertrichose. Keratitis. Dysgeusie. Dehydratie.
Gemeld is: leverfalen.
Bijwerkingen
Bij AML (combinatietherapie + onderhouds (mono-)therapie
Zeer vaak (> 10%): hypotensie. Interstitiële longziekte, pneumonitis. Dyspneu, keelpijn, bloedneus (bij ca. 28%). Stomatitis, misselijkheid (ca. 83%), braken (ca. 61%), buikpijn, aambeien. Exfoliatieve dermatitis (ca. 62%; bij ca. 14% graad 3/4 CTCAE), hyperhidrose. Hoofdpijn (ca. 46%), slapeloosheid. Gewrichtspijn, rugpijn. Koorts (ca. 35%). Overgevoeligheid. Febriele neutropenie (ca. 83% graad 3/4 CTCAE), lymfopenie, petechiën (ca. 36%). Hyperglykemie. Hypokaliëmie (ca. 62%, ca. 14% graad 3/4 CTCAE), hypernatriëmie, stijging ALAT (bij ca. 84%, graad 3/4 CTCAE bij ca. 19%), ASAT (bij ca. 74%), daling Hb (bij ca. 97%; bij ca. 79% graad 3/4 CTCAE), ANC (bij ca. 87%; graad 3/4 ca. 86%), verlenging APTT, verlenging QT-interval.
Vaak (1–10%): hypertensie, sinustachycardie, pericardeffusie. Pleurale effusie, acuut ademnoodsyndroom (ARDS), infectie van de bovenste luchtwegen (o.a. nasofaryngitis). Syncope, tremor. Botpijn, pijn in extremiteit, nekpijn. Keratitis, ooglidoedeem. Droge huid. Anorectaal ongemak. Gewichtstoename. Kathetergerelateerde trombose. Hyperurikemie. Hypercalciëmie.
Soms (0,1–1%): neutropenische sepsis.
Verder is gemeld: interstitiële longziekte.
Bij AML, de onderhouds (mono-)therapie
de algehele incidentie van bijwerkingen tijdens de onderhoudsfase is in het algemeen lager dan gedurende de inductie- en de consolidatiefase. Tijdens de onderhoudsfase komen met name de volgende bijwerkingen voor: QT-verlenging (bij ca. 12%), misselijkheid (ca. 46%), braken, (ca. 19%), hyperglykemie (bij ca. 20%), afname ANC (bij ca. 21%), leukopenie (bij ca. 8%).
Bij ASM, SM-AHN en MCL (monotherapie)
Zeer vaak (> 10%): pleurale effusie, interstitiële longziekte, pneumonitis, dyspneu, hoest, infectie van de bovenste luchtwegen (o.a. sinusitis), bloedneus. Misselijkheid (bij ca. 82%), braken (ca. 68%), diarree (ca. 51%), obstipatie (ca. 29%). Duizeligheid, hoofdpijn (ca. 26%). Vermoeidheid (ca. 31%), koorts (ca. 27%), perifeer oedeem (ca. 35%). Urineweginfectie. Hyperglykemie (niet nuchter; bij ca. 94%). Daling ANC (bij ca. 59%), absoluut lymfocytenaantal (bij ca. 73%). Stijging ALAT (bij ca. 33%), ASAT (bij ca. 34%), totaal bilirubine (bij ca. 40%), lipase (bij ca. 39%), amylase (bij ca. 20%), verlenging QT-interval.
Vaak (1–10%): hypotensie, hematoom. Bronchitis, pneumonie, orale herpesinfectie, orofaryngeale pijn. Sepsis, herpes zoster. Overgevoeligheid. Dyspepsie, maag-darmbloeding. Vertigo, tremor, aandachtsstoornis. Asthenie, rillingen, oedeem. Gewichtstoename. Cystitis. Erysipelas. Febriele neutropenie.
Soms (0,1–1%): anafylactische shock.
Verder zijn gemeld: hartfalen (soms fataal) en tijdelijke dalingen van de LVEF. Interstitiële longziekte.
Interacties
Nilotinib wordt vnl. gemetaboliseerd door CYP3A4 en is substraat voor Pgp. Vermijd gelijktijdig gebruik met sterke remmers van CYP3A4 en/of Pgp (zoals claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir, voriconazol) omdat dit de blootstelling aan nilotinib kan verhogen. Om dezelfde redenen het gebruik van grapefruit/pompelmoessap tijdens de behandeling vermijden. Het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4 inductoren (zoals efavirenz, nevirapine, rifampicine, rifabutine, carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne, sint-janskruid) wordt sterk afgeraden omdat dit de plasmaconcentratie van nilotinib kan verlagen; rifampicine bv. verlaagt de blootstelling aan nilotinib met ca. 80%. Kies zo mogelijk andere middelen met een lager inductiepotentieel.
De behandeling kan aanleiding geven tot (levensbedreigende) hyperglykemie; een aanpassing van de dosering van bloedglucoseverlagende middelen kan nodig zijn.
Nilotinib is in vitro een relatief sterke remmer van CYP3A4, CYP2C8, CYP2C9, CYP2D6 en UGT1A1. Wees daarom voorzichtig bij het gelijktijdig gebruik van substraten van deze enzymen met een smalle therapeutische breedte (zoals alfentanil, fentanyl, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, ergotamine, kinidine, midazolam, pimozide en sommige statinen).
Bij een therapeutische dosering geeft nilotinib een relatief kleine verlenging van het QT-interval. Wees echter voorzichtig bij combinatie met geneesmiddelen die eveneens het QTc-interval verlengen (o.a. kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, fluorchinolonen, macroliden en enkele azoolantimycotica).
Nilotinib heeft een lagere oplosbaarheid bij een hogere pH. Bij gebruik van een H2-receptorantagonist, deze circa 10 uur vóór of 2 uur na nilotinib toedienen. Antacida circa 2 uur vóór of 2 uur na nilotinib toedienen. Desondanks kan nilotinib zonder restricties gelijktijdig worden gebruikt met een protonpompremmer.
Interacties
Sterke Pgp-remmers (o.a. amiodaron, kinidine, verapamil, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ciclosporine, tacrolimus, ritonavir) kunnen de blootstelling aan afatinib verhogen; deze middelen 6–12 uur vóór of na afatinib toedienen. Sterke Pgp-inductoren (o.a. rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en sint–janskruid) kunnen de blootstelling aan afatinib verminderen; deze vermindering kan enkele weken aanhouden.
Afatinib is een remmer van BCRP en kan mogelijk de blootstelling aan BCRP-substraten (o.a. rosuvastatine en sulfasalazine) verhogen.
Er is meer kans op een maag-darmperforatie bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het maag-darmkanaal (zoals corticosteroïden, NSAID's en anti-angiogenetische middelen).
Interacties
Een hogere zuurgraad in de maag verlaagt de oplosbaarheid van dacomitinib. Combinatie met protonpompremmers verlaagt klinisch relevant de blootstelling aan dacomitinib; de combinatie vermijden. Indien nodig kunnen antacida en H2-receptorantagonisten worden gebruikt; dacomitinib dan 2 uur vóór of ten minste 10 uur na de H2-receptorantagonist innemen. De fabrikant geeft geen advies ten aanzien van de inname van een antacidum.
Dacomitinib kan de blootstelling aan CYP2D6-substraten klinisch relevant verhogen (bij dextramethrofan zelfs met 855%) of die aan actieve metabolieten van CYP2D6-substraten verlagen. Vermijd deze combinatie. Indien dit niet mogelijk is, dan de aanbeveling opvolgen van de fabrikant van het CYP2D6-substraat aangaande gelijktijdige toediening met sterke CYP2D6-remmers.
In vitro is dacomitinib een remmer van Pgp, BCRP en OCT; wees vooralsnog voorzichtig bij de combinatie met geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die deze transporters gebruiken zoals digoxine, aliskiren, colchicine, dabigatran, pravastatine (voor Pgp), methotrexaat, rosuvastatine, sulfasalazine (voor BCRP) en metformine, mirabegron, fampridine (voor OCT).
Interacties
Midostaurine wordt uitgebreid gemetaboliseerd door CYP3A4. Combinatie met sterke CYP3A4-inductoren (bv. carbamazepine, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) is gecontra-indiceerd. Wees voorzichtig met de combinatie met sterke CYP3A4-remmers (bv. claritromycine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, cobicistat, ritonavir en sommige andere HIV-proteaseremmers), omdat de blootstelling aan midostaurine kan toenemen.
Op basis van in vivo gegevens is midostaurine een milde inductor van CYP2B6. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van een CYP2B6-substraat met een smalle therapeutische breedte (bv. bupropion, efavirenz) en pas zo nodig de dosis van het CYP2B6-substraat aan.
Op basis van in vitro gegevens zijn midostaurine en zijn actieve metabolieten remmers en inductoren van CYP1A2. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van een CYP1A2-substraat met een smalle therapeutische breedte (bv. tizanidine) en pas zo nodig de dosis van het CYP1A2-substraat aan.
Midostaurine is een remmer van BCRP. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van een BCRP-substraat met een smalle therapeutische breedte (bv. atorvastatine, rosuvastatine) en pas zo nodig de dosis van het BRCP-substraat aan.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3-receptorantagonisten (granisetron, ondansetron). Overweeg QT-intervalbepalingen aan de hand van een ECG indien combinatie toch noodzakelijk is.
Een dosis van 100 mg midostaurine bevat ca. 14 vol% watervrij ethanol, wat overeenkomt met 333 mg alcohol (= 8,4 ml bier of 3,5 ml wijn). Daarom midostaurine niet combineren met geneesmiddelen die niet met alcohol gebruikt kunnen worden zoals metronidazol en disulfiram.
Zwangerschap
Nilotinib passeert in geringe mate de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, alleen in doses toxisch voor het moederdier, schadelijk gebleken (premature vergroeiing van de aangezichtsbeenderen, viscerale veranderingen, veranderingen in de skeletbeenderen).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 2 weken na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Andere EGFR-remmers zijn bij dieren wel schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 1 maand na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren bij therapeutische doses geen teratogene effecten waargenomen. Gezien het werkingsmechanisme zou dacometinib mogelijk schadelijke effecten bij de foetus kunnen veroorzaken.
Advies: Het gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 17 dagen na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (afname van skeletossificatie en gewicht van foetus). Verder zijn gezien o.a. een verstoorde bevalling, minder jongen per nest en postnatale ontwikkelingsstoornissen zoals versneld openen van de ogen en een latere ontwikkeling van de schrikreflex op geluid.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij dieren is midostaurine geassocieerd met verminderde vruchtbaarheid (testiculaire degeneratie en atrofie, afgenomen motiliteit van sperma, oligo- en aspermie, verminderd aantal zwangerschappen, - innestelingen, - levende embryo's en toegenomen resorpties).
Overig: Vruchtbare vrouwen wordt aangeraden binnen zeven dagen vóór aanvang van gebruik een zwangerschap uit te sluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie. Het is onbekend of midostaurine de effectiviteit van hormonale anticonceptiva kan verlagen; daarom aanvullend een barrièremiddel toepassen. Wees voorzichtig met ethanol in de capsule.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende de behandeling én tot ten minste 2 weken na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Dacometinib wordt oraal goed geabsorbeerd. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren ja (midostaurine en de 2 actieve metabolieten). Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en ten minste 4 maanden na de therapie.
Overig: Wees voorzichtig met ethanol in de capsule.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij chronisch dragerschap van het hepatitis B-virus (HBV) is re-activatie van HBV voorgekomen tijdens én na de behandeling met BCR-ABL tyrosinekinaseremmers. Sommige gevallen resulteerden in acuut leverfalen of fulminante hepatitis, leidend tot levertransplantatie of overlijden. Daarom vóór aanvang van de behandeling testen op een HBV-infectie. Bij positieve HBV-serologie en bij een positieve test op een HBV-infectie tijdens de behandeling een expert raadplegen op het gebied van leverziekten en de behandeling van HBV. Controleer alle patiënten (en HBV-dragers in het bijzonder) nauwkeurig op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie tijdens de behandeling én gedurende enkele maanden ná het beëindigen van de behandeling.
Vóór aanvang van de behandeling het lipidenprofiel controleren, daarna na 3 maanden, 6 maanden en bij chronische behandeling vervolgens jaarlijks. Indien een cholesterolverlagend middel nodig is, kies bij voorkeur een middel dat géén CYP3A4-substraat is (gebruik bv. pravastatine of rosuvastatine) om een interactie (met als gevolg spiertoxiciteit) te vermijden.
Vooral bij nieuw gediagnosticeerde CML zijn vaak cardiovasculaire bijwerkingen gezien (waaronder het optreden van een ischemisch cerebrovasculair accident, ischemische hartziekte en perifere arteriële occlusieve ziekte) en soms plotselinge dood (bij een voorgeschiedenis van hartaandoeningen of bij aanwezigheid van cardiale risicofactoren). Een agressief cardiovasculair risicomanagement is noodzakelijk: beoordeel de cardiovasculaire status voorafgaand en tijdens de behandeling en controleer risicofactoren en behandel deze zo actief mogelijk. Roken is zeer ongewenst: het is een risicofactor voor cardiovasculaire ziekten en daarnaast verhoogt het in sterke mate de progressie naar een blastencrisis. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) of congenitale of verworven QT-verlenging. Hypokaliëmie en hypomagnesiëmie corrigeren voor aanvang van de behandeling en periodiek controleren tijdens de behandeling. Patiënten met significante, of onvoldoende onder controle gebrachte, hartaandoeningen waren niet geïncludeerd in de klinische onderzoeken met nilotinib. Voorbeelden van deze aandoeningen zijn recent myocardinfarct, congestief hartfalen, instabiele angina pectoris of klinisch significante bradycardie.
Tijdens de behandeling kan (levensbedreigende) hyperglykemie optreden; vóór aanvang van de behandeling en tijdens de behandeling (indien klinisch geïndiceerd) het bloedglucoseprofiel controleren.
Cardiopulmonale bijwerkingen/vochtretentie: vanwege de kans op pleurale effusie, pulmonaal oedeem en pericardiale effusie bedacht zijn op een onverwacht snelle toename in lichaamsgewicht en deze zorgvuldig onderzoeken. Deze ernstige vormen van vochtretentie zijn vooral gezien bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde CML.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis en bij leverfunctiestoornissen. Overweeg bv. maandelijks de serumlipasespiegel, bilirubine en levertransaminasewaarden te bepalen en wanneer klinisch geïndiceerd. Bij kinderen is er meer kans op verhoging van bilirubine en transaminasewaarden; controleer bij hen ook. Bij stijging van lipasenwaarden in combinatie met buikklachten, de behandeling onderbreken en pancreatitis uitsluiten.
Bloedbeeldafwijkingen: vanwege de kans op CTCAE graad 3–4 anemie, neutropenie en trombocytopenie de eerste twee maanden van de behandeling iedere twee weken een compleet bloedbeeld bepalen, daarna ten minste maandelijks én op indicatie. Deze bijwerkingen treden vaker op bij patiënten eerder behandeld met imatinib, en dan vooral in de acceleratiefase van CML. Myelosuppressie is doorgaans omkeerbaar door onderbreking van de behandeling of dosisverlaging.
Monitor bij kinderen nauwlettend de groei, vanwege kans op groeivertraging.
Staken van de behandeling: bij geschikte volwassen patiënten in de chronische fase die een aanhoudende diepe moleculaire respons hebben bereikt en bij wie expressie van de typische BCR-ABL transcripten e13a2/b2a2 of e14a2/b3a2 is vastgesteld, kan staken van de behandeling worden overwogen. Patiënten moeten deze specifieke transcripten hebben om kwantificering van BCR-ABL, beoordeling van de diepte van de moleculaire respons en vaststelling van mogelijk verlies van deze respons na het staken van de behandeling, mogelijk te maken. Zie voor het protocol rondom staken van de behandeling en hervatten van de behandeling na verlies van de moleculaire respons de officiële productinformatie (CBG/EMA, rubriek 4.2 en 4.4). Na staken van de behandeling treden vaker klachten aan het skeletspierstelsel op dan tijdens de behandeling, zoals myalgie, artralgie, pijn de extremiteiten, botpijn en/of spinale pijn.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij imatinib-resistente of -intolerante kinderen < 6 jaar. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij:
- kinderen < 2 jaar;
- bij kinderen < 10 jaar met nieuw gediagnosticeerd met Ph+ CML;
- kinderen met Ph+ CML in de acceleratiefase of in een blastaire crisis;
- een verminderde nierfunctie; nilotinib en metabolieten worden echter niet via de nieren uitgescheiden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiotoxiciteit: HER2-remming is geassocieerd met disfunctie van het linkerventrikel. Dit is nog niet gemeld bij gebruik van afatinib. Overweeg desondanks om bij cardiale risicofactoren en bestaande hartaandoeningen voorafgaand en gedurende de behandeling de LVEF te bepalen. Bij ontstaan van klachten en symptomen zonder de aanwezigheid van cardiale risicofactoren eveneens de LVEF monitoren. Bij een LVEF-waarde onder de ondergrens van normaal, zowel een cardiologisch consult als onderbreking of staking van de behandeling overwegen.
Pulmonale toxiciteit: bij nieuwe of verergering van pulmonale symptomen de behandeling onderbreken en pneumonitis/interstitiële longziekte uitsluiten; bij vaststelling van een interstitiële longziekte de behandeling definitief staken. Patiënten met een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte zijn niet meegenomen in de klinische onderzoeken.
Diarree treedt in het algemeen binnen de eerste 2 weken van de behandeling op, graad 3-diarree binnen de eerste 6 weken. Diarree kan leiden tot dehydratie met of zonder nierinsufficiëntie, soms met fatale afloop. Bij de eerste tekenen van diarree direct starten met adequate hydratie en loperamide (zonodig tot de maximaal toegelaten dosis), totdat dunne ontlasting gedurende 12 uur niet meer voorkomt. Bij ernstige diarree kan een onderbreking van de behandeling en een dosisverlaging van afatinib of definitief staken van de behandeling noodzakelijk zijn.
Interstitiële longziekte (ILD): bij acute of verergerende luchtwegsymptomen de behandeling onderbreken en de diagnose ILD uitsluiten. Bij vaststelling van ILD de behandeling permanent staken. Patiënten met een voorgeschiedenis van ILD zijn niet in de klinische onderzoeken geïncludeerd.
Keratitis: bij symptomen zoals acute of verergerende oogontsteking, verhoogde traanproductie, fotofobie, wazig zien of een pijnlijk of rood oog, direct een oogarts raadplegen. Bij vaststelling van keratitis ulcerosa de behandeling onderbreken of staken. Zowel het dragen van contactlenzen als ernstig droge ogen in de anamnese zijn een risicofactor voor keratitis. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van (ulcererende) keratitis.
Hepatotoxiciteit: leverfalen, ook met fatale afloop, is gemeld. Hierbij was sprake van een bestaande leveraandoening en/of comorbiditeiten die verband hielden met verergering van de onderliggende maligniteit. Bij bestaande leveraandoening regelmatig de leverfuncties en de enzymen ASAT en ALAT controleren. Onderbreking van de behandeling kan bij verslechtering van de leverfunctie noodzakelijk zijn. Indien ernstige leverinsufficiëntie ontstaat, de behandeling definitief staken. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet specifiek onderzocht bij ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15); behandeling met afatinib wordt hierbij niet aanbevolen.
Bij optreden van een maag-darmperforatie de behandeling definitief staken. Risicofactoren voor het optreden van een maag-darmperforatie zijn een onderliggende voorgeschiedenis van gastro-intestinale ulceratie, aanwezigheid van divertikels, hogere leeftijd, darmmetastasen op de perforatieplaats en gebruik van bepaalde geneesmiddelen (zie Interacties).
Doorgaans manifesteert de huiduitslag zich als een milde of matige erythemateuze of acneïforme huiduitslag, die ontstaat of verergert op plekken die aan zonlicht worden blootgesteld. Daarom de huid adequaat beschermen tegen UV-stralen. Vroegtijdige interventie met huidcrèmes en zonodig antibiotica kan voortzetting van de behandeling met afatinib mogelijk maken. Vanwege de kans op ernstige huidreacties de behandeling direct onderbreken of definitief staken, wanneer blaas-, blaar- en schilfervormende huidaandoeningen ontstaan.
Verhoogde blootstelling: vrouwelijke patiënten en personen met een laag lichaamsgewicht of met een verminderde nierfunctie hebben door een verhoogde blootstelling aan afatinib meer kans op bijwerkingen (vooral stomatitis, diarree en huiduitslag/acne). Controleer deze patiënten extra op het ontstaan van (ernstige) bijwerkingen.
Onderzoeksgegevens/ervaring: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet specifiek onderzocht bij verminderde nierfunctie. De blootstelling aan afatinib neemt toe bij een matig tot ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m²). Bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR 15–29 ml/min/1,73 m²) de patiënt zorgvuldig monitoren op bijwerkingen en zonodig de dosis verlagen; bij terminale nierinsufficiëntie (eGFR < 15 ml/min/1,73 m²) wordt behandeling met afatinib niet aanbevolen. De blootstelling aan afatinib verandert niet significant bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9). Afatinib is niet onderzocht bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15); behandeling met afatinib hierbij wordt niet aanbevolen. Er is geen relevante toepassing bij kinderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Diarree komt zeer vaak voor en kan ernstig zijn met als gevolg dehydratie met of zonder een nierfunctiestoornis. De mediane tijd tot de eerste episode van diarree (alle graden) was ca. 1 week; de mediane duur van de diarree (alle graden) was ca. 20 weken. Start proactieve behandeling van diarree bij eerste tekenen ervan, vooral binnen de eerste 2 weken, waaronder voldoende hydratie en een diarreeremmer, totdat de losse ontlasting gedurende 12 uur is opgehouden. Intraveneus vocht + elektrolyten kan nodig zijn evenals een onderbreking van de behandeling met dacomitinib en/of een dosisverlaging.
Hepatotoxiciteit: een stijging van ASAT en ALAT komt zeer vaak voor. De mediane tijd tot de eerste episode van verhoogde transaminasen is ca. 12 weken en de mediane duur van de verhoging (alle graden) ca. 11 weken. Er zijn geïsoleerde meldingen van hepatotoxiciteit geweest, waaronder leverfalen. Daarom vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling leverfunctieonderzoek verrichten. Een onderbreking van de behandeling kan nodig zijn bij ernstige verhoging van transaminasen.
Interstitiële longziekte/pneumonitis: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken.
Huidtoxiciteit: ter preventie van een droge huid een behandeling met een vochtinbrengend huidmiddel starten. De mediane tijd tot optreden van de eerste episode van huiduitslag of erythemateuze huidaandoening is ca. 2 weken en de mediane duur ervan (alle graden) is ca. 53 weken. De mediane tijd tot optreden van de eerste episode van een exfoliatieve huidaandoening is ca. 6 weken en de mediane duur ervan (alle graden) is ca. 10 weken. Huiduitslag, erythemateuze en exfoliatieve huidaandoeningen kunnen optreden of verergeren bij blootstelling aan zonlicht; daarom preventief beschermende kleding dragen en een zonnebrandmiddel gebruiken. Bij ontstaan van huiduitslag of erythemateuze huidaandoening de huid behandelen met cutane vormen van antibiotica en corticosteroïden, naast het vochtinbrengende huidmiddel. Bij ontstaan van exfoliatieve huidaandoeningen behandelen met orale vormen van antibiotica en corticosteroïden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Midostaurine is niet onderzocht bij acute promyelocytenleukemie.
QT-verlenging is waargenomen. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging. Zie ook de rubriek Interacties.
Hartfalen: Bij de indicaties ASM, SM-AHN en MCL komen hartfalen (soms fataal) en tijdelijke dalingen van de LVEF voor. Wees zeer voorzichtig bij risicopatiënten en controleer bij aanvang van de behandeling en op klinische indicatie tijdens de behandeling de LVEF. Patiënten met pre-existent symptomatisch hartfalen zijn in de klinische onderzoeken niet geïncludeerd.
Neutropenie en infectierisico: vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling een leukocytendifferentiatie uitvoeren; een onderbreking van de behandeling kan nodig zijn. De behandeling definitief staken bij terugkerende of langdurige, ernstige neutropenie. Eerst een eventuele actieve, ernstige infectie onder controle brengen alvorens met de behandeling te beginnen. Controleer nauwgezet op het ontstaan van tekenen en symptomen van een infectie en neem zonodig passende maatregelen.
Interstitiële longziekte: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) of pneumonitis de behandeling onderbreken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD of een pneumonitis ≥ graad 3 (CTCAE) de behandeling definitief staken.
Maag-darmstoornissen: deze komen zeer vaak voor. Vooral bij de indicaties ASM, SM-AHN en MCL leidden deze bijwerkingen in het klinisch onderzoek tot een dosisaanpassing, onderbreken of staken van de behandeling. Deze bijwerkingen treden vooral op tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling. Overweeg ondersteunende, profylactische geneesmiddelen. Ook de hulpstof macrogolglycerolhydroxystearaat kan maagklachten en diarree veroorzaken.
Bij kinderen mag midostaurine niet worden gegeven in combinatie met intensieve pediatrische combinatiechemotherapie met antracyclinen, fludarabine en cytarabine vanwege de kans op vertraagd hematologisch herstel, zoals aanhoudende ernstige neutropenie en trombocytopenie.
Wees voorzichtig met ethanol in de capsule bij alcoholisme, zwangerschap, lactatie en jonge kinderen.
Onderzoeksgegevens: er zijn zeer weinig gegevens over toepassing bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) en geen gegevens bij eindstadium nierfalen. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15). Er is relatief weinig ervaring bij AML-patiënten van 60–70 jaar en geen ervaring bij patiënten > 70 jaar. In zijn algemeenheid midostaurine alleen gebruiken indien de patiënt met een leeftijd ≥ 60 jaar in aanmerking komt voor intensieve inductiechemotherapie en een adequate performance status (ECOG) hebben, zonder significante comorbiditeiten.
Overdosering
Symptomen
vooral gastro-intestinaal (m.n. diarree) en dermatologisch (huiduitslag, acne) van aard.
Therapie
er bestaat geen specifiek antidotum. Indien van toepassing (recente inname) laten braken of maagspoeling ter absorptievermindering.
Neem voor meer informatie over een overdosering met afatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met dacomitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
(bij enkelvoudige doses van maximaal 600 mg) diarree, buikpijn, braken.
Therapie
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met midostaurine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Nilotinib remt specifiek de activiteit van het BCR-ABL kinase. Hiermee remt het de proliferatie en induceert het apoptose in primaire Philadelphia-chromosoom-positieve leukemiecellen van CML-patiënten. Nilotinib remt tevens de PDGF, KIT en Efrine-receptorkinases. Nilotinib is werkzaam in leukemische cellijnen die representatief zijn voor varianten van imatinibgevoelige én -resistente ziekte.
Kinetische gegevens
Resorptie | na orale toediening zonder voedsel ca. 30%, met voedsel hoger. Mogelijk ca. 48% minder bij een totale of 22% bij een partiële gastrectomie. |
T max | ca. 3 uur. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | gedeeltelijk; in de lever voornamelijk door CYP3A4. |
Eliminatie | ca. 94% met de feces, waarvan ca. 69% onveranderd. |
Overig | binnen 7 dagen wordt > 90% van de dosis uitgescheiden. |
T 1/2el | ca. 17 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
EGFR-tyrosinekinaseremmer. Afatinib blokkeert irreversibel de signaaltransductie van de ErbB-receptor (epidermale groeifactorreceptor (EGFR of ErbB1), HER2 (ErbB2), ErbB3 en ErbB4), wat leidt tot afname van de tumor(groei). Potentiële resistentiemechanismen van tumorcellen voor afatinib zijn de secundaire T790M-mutatie en MET-genamplificatie.
Kinetische gegevens
Resorptie | een vetrijke maaltijd vermindert significant de absorptie. |
T max | 2–5 uur. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | nauwelijks, via enzymgekatalyseerde reacties. |
Eliminatie | met de feces ca. 85%, met de urine ca. 4%, voornamelijk als moederstof. |
T 1/2el | ca. 37 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Dacomitinib is een pan-humane epidermale groeifactorreceptorremmer (EGFR/HER1, HER2 en HER4) met activiteit tegen gemuteerde EGFR met deleties in exon 19 of de L858R-substitutie in exon 21. Dacomitinib bindt selectief en irreversibel aan de HER-familiedoelen, wat een langdurige remming oplevert.
Kinetische gegevens
F | ca. 80%. |
T max | 5–6 uur. |
V d | ca. 27 l/kg. Er is een uitgebreide verdeling in het hele lichaam. |
Metabolisering | in de lever via vooral CYP2D6 (in mindere mate CYP2C9) tot het even werkzame desmethyl-dacomitinib. Via CYP3A4 tot andere (minder belangrijke) metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de feces (ca. 79%), nauwelijks met de urine (3%). |
T 1/2el | 54–80 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Remt de werking van verschillende receptortyrosinekinasen, waaronder FLT3- en KIT-kinase. Door remming van de FLT3-receptorsignalering induceert midostaurine stopzetting van de celcyclus en apoptose in leukemische cellen met expressie van FLT3 ITD- of TDK-gemuteerde receptoren of overexpressie van FLT3-wildtype-receptoren. In vitro remt midostaurine D816V-gemuteerde KIT-receptoren en in veel mindere mate KIT-wildtype-receptoren. Door de remming van D816V-gemuteerde KIT-receptoren remt midostaurine mestcelproliferatie en -overleving en histamineafgifte. Midostaurine remt tevens verscheidene andere receptorkinasen zoals PDGFR, VEGFR2 en leden van de serine/threoninekinasefamilie PKC (proteïnekinase C) met als gevolg een groeistop van cellen. Combinatie met chemotherapie (cytarabine, doxorubicine, idarubicine en daunorubicine) resulteerde in een synergistische remming van de celgroei bij FLT3-ITD-gemuteerde AML-cellijnen.
Kinetische gegevens
Resorptie | bij inname met een standaard maaltijd neemt de absorptie met ca. 22% toe, met een vetrijke maaltijd met ca. 59%; de piekconcentraties nemen met ca. 25% af. |
T max | 1–3 uur. |
Overig | distributie voornamelijk in bloedplasma. |
Eiwitbinding | > 98% (albumine, α1-zuur-glycoproteïne en lipoproteïne). |
Metabolisering | uitgebreid; via CYP3A4 tot o.a. twee actieve metabolieten (samen ca. 66% van de totale plasmablootstelling na 96 uur). De actieve metabolieten worden ook door CYP3A4 gemetaboliseerd. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces voornamelijk als metabolieten (ca. 78%; onveranderd 3%). Met de urine < 4%. |
T 1/2el | ca. 21 uur (midostaurine), 32 uur (actieve metaboliet 1), 471 uur (ca. 20 dagen, actieve metaboliet 2). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
nilotinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
afatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
dacomitinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
midostaurine hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk