Samenstelling
Kuvan (dihydrochloride) BioMarin Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Tablet voor drank
- Sterkte
- 100 mg
Sapropterine (dihydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Sterkte
- 100 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Sterkte
- 500 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Tablet voor drank
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cerdelga (als tartraat) XGVS Aanvullende monitoring Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 84 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Xyrem (natriumzout) UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 500 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- fles 180 ml
Natriumoxybaat (natriumzout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 500 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- fles 180 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Het verdient aanbeveling patiënten met hyperfenylalaninemie bij fenylketonurie of tetrahydrobiopterine-deficiëntie te behandelen met sapropterine. Omdat de meeste patiënten met fenylketonurie ongevoelig zijn voor deze behandeling, dient men vooraf vast te stellen dat de patiënt een responder is. Patiënten met fenylketonurie die met sapropterine worden behandeld, dienen een fenylalanine-dieet te houden en regelmatig klinisch beoordeeld te worden op onder andere de fenylalanine-bloedspiegel.
Advies
De effectiviteit van eliglustat is vergelijkbaar met die van de enzymvervangende therapieën; imiglucerase en velaglucerase α. Schrijf eliglustat voor bij patiënten met de ziekte van Gaucher type 1 op basis van een behandelingsprotocol, gezien de moeilijke indicatiestelling en het feit dat, weliswaar een minderheid van de patiënten, met eliglustat niet het gewenste effect behaalt. In dit laatste geval wordt aanbevolen de patiënt te laten overstappen op een enzymvervangende therapie. Het eerste recept dient van een gespecialiseerde arts, verbonden aan het expertisecentrum te zijn.
Advies
Bij narcolepsie waarbij slaperigheid overdag op de voorgrond staat worden pitolisant, modafinil en solriamfetol geadviseerd. Deze geneesmiddelen hebben verschillende werkingsmechanismen. Wanneer kataplexie op de voorgrond staat is natriumoxybaat de eerste keuze. Pitolisant is zowel werkzaam op de slaperigheid overdag als op de kataplexie en kan dus ook worden voorgeschreven bij kataplexie. Natriumoxybaat heeft ook een positieve invloed op de nachtelijke slaap. De keuze voor de best passende therapie voor de individuele patiënt, is aan de arts.
Indicaties
Hyperfenylalaninemie (HPA) bij:
- volwassenen en kinderen met fenylketonurie (PKU);
- volwassenen en kinderen met tetrahydrobiopterine (BH4)-deficiëntie.
Aangetoond moet zijn dat de patiënt een respons geeft op een dergelijke behandeling.
Indicaties
- Langdurige therapie bij volwassenen met de ziekte van Gaucher type 1 die normal, intermediate of poor metabolizer zijn van CYP2D6.
Indicaties
- Narcolepsie met kataplexie bij volwassenen, adolescenten en kinderen vanaf 7 jaar.
Doseringen
De op grond van het lichaamsgewicht berekende dagdosis moet op een veelvoud van 100 mg worden afgerond.
PKU
Volwassenen en kinderen
Volgens de EU richtlijn 'Key European guidelines for the diagnosis and management of patients with phenylketonuria' (van Spronsen et al., 2017): Start met een 48–uurs 'loading test': 20 mg/kg lichaamsgewicht/dag op twee opeenvolgende dagen, waarbij de fenylalanineconcentratie in bloed vóór en ná de dosis wordt geanalyseerd. Bij neonaten wordt een 24–uurs in plaats van 48-uurs 'loading test' geadviseerd, zodat sneller met het dieet kan worden gestart. Meer dan 30% afname van de fenylalanineconcentratie bij de vóór-ná-test, duidt op potentiële behandelrespons. De proefbehandeling begint bij 10-20 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag, terwijl de natuurlijke eiwitinname wordt verhoogd; dosering aanpassen op geleide van de fenylalanineconcentratie. Staak de behandeling als de fenylalanineconcentratie zich aanhoudend boven het bovenste streefbereik bevindt, en er geen respons is op een verhoging van de dosis. Zie voor meer informatie de EU-richtlijn voor PKU.
BH4-deficiëntie
Volwassenen en kinderen
Startdosis: 2–5 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 2 of 3 giften. Bij onvoldoende afname van de fenylalanine bloedspiegel na een week, de dosering gedurende een maand wekelijks verhogen tot max. 20 mg/kg/dag terwijl de wekelijkse controle van de bloedspiegel wordt voortgezet. Bij onvoldoende effect na een maand de behandeling staken.
Toediening
- Bij PKU de dosis 1×/dag op hetzelfde tijdstip, bij voorkeur in de ochtend innemen. Bij BH4-deficiëntie de totale dagdosis verdelen over 2 of 3 giften op een dag.
- Innemen tijdens de maaltijd, om de opname te bevorderen.
- Vóór gebruik de tabletten of de inhoud van de sachets oplossen:
- bij een lichaamsgewicht ≥ 20 kg: al roerend oplossen in 120 tot 240 ml water, binnen 20 minuten innemen;
- Bij een lichaamsgewicht < 20 kg: maak een oplossing volgens instructies van de fabrikant en bepaal het toe te dienen volume, zie hiervoor de doseertabellen 1 t/m 4 in de officiële productinformatie op de website van CBG/EMA.
Doseringen
Ziekte van Gaucher type 1, CYP2D6 normal metabolizers
Volwassenen
84 mg 2×/dag.
Bij gebruik van een sterke CYP2D6-remmer (bv. bupropion, fluoxetine, paroxetine, kinidine): reductie naar 84 mg 1×/dag overwegen. Let wel, het hierbij toevoegen van een matige of sterke CYP3A-remmer is gecontra-indiceerd (zie rubriek Interacties).
Verminderde leverfunctie: Bij lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is een dosisaanpassing niet nodig; bij matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) wordt eliglustat niet aanbevolen en bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is eliglustat gecontra-indiceerd. Bij lichte of matige leverfunctiestoornis én gelijktijdig gebruik van een matige of sterke CYP2D6-remmer is eliglustat gecontra-indiceerd. Bij lichte leverfunctiestoornis én gelijktijdig gebruik van een zwakke CYP2D6-remmer of een zwakke, matige of sterke CYP3A-remmer: reductie naar 84 mg 1×/dag overwegen.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte tot ernstige nierfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij eindstadium van nierziekte (ESRD) wordt niet aanbevolen.
Ziekte van Gaucher type 1, CYP2D6 intermediate metabolizers
Volwassenen
84 mg 2×/dag.
Bij gebruik van een sterke CYP2D6-remmer (bv. bupropion, fluoxetine, paroxetine, kinidine): reductie naar 84 mg 1×/dag overwegen. Let wel, het hierbij toevoegen van een matige of sterke CYP3A-remmer is gecontra-indiceerd (zie rubriek Interacties).
Bij verminderde leverfunctie of verminderde nierfunctie wordt gebruik van eliglustat niet aanbevolen.
Ziekte van Gaucher type 1, CYP2D6 poor metabolizers
Volwassenen
84 mg 1×/dag. Let wel; het hierbij toevoegen van een sterke CYP3A-remmer is gecontra-indiceerd (zie rubriek Interacties).
Bij verminderde leverfunctie of verminderde nierfunctie wordt gebruik van eliglustat niet aanbevolen.
De individuele respons op alle relevante klinische verschijnselen nauwkeurig volgen. Indien het miltvolume < 20% afneemt na 9 maanden behandeling, een alternatieve behandeling overwegen.
Bij ouderen is geen dosisaanpassing nodig, op basis van beperkte ervaring.
Een gemiste dosis niet meer innemen en doorgaan met de dosis op het volgende geplande tijdstip; de volgende dosis dus niet verdubbelen.
Toediening: De capsules heel innemen met wat water, met of zonder voedsel. Vermijd echter vanwege een mogelijke interactie, het nuttigen van grapefruit- of pompelmoes(sap).
Doseringen
Voorschrijven dient voorbehouden te zijn aan gespecialiseerde artsen met een specifieke deskundigheid in slaap-waakstoornissen.
Narcolepsie met kataplexie
Volwassenen
Begindosering: 4,5 g/nacht verdeeld over twee gelijke doses; de eerste dosis vlak voor het slapen en de tweede dosis 2,5–4 uur later, indien nodig hiervoor een wekker zetten.
Indien nodig op geleide van de werkzaamheid en het kunnen verdragen in stappen van 1,5 g per dag de dagdosering naar boven of beneden bijstellen tot maximaal 9 g/nacht (verdeeld over twee gelijke doses). Tussen de verhogingen in dient een periode van minstens één tot twee weken te zitten. De effecten van staken van de behandeling zijn niet systematisch in studies onderzocht. Nadat de behandeling langer dan 14 dagen is gestaakt, opnieuw met de laagste dosis beginnen.
Bij gelijktijdig gebruik van valproïnezuur: dosis natriumoxybaat met 20% verlagen; begindosis: 3,6 g/dag verdeeld over twee gelijke giften; dosis aanpassen op geleide van de werkzaamheid en het kunnen verdragen.
Bij leverfunctiestoornis: begindosis halveren en de respons op dosisverhoging nauwkeurig volgen.
Kinderen ≥ 7 jaar
Bij een gewicht van 15–20 kg; begindosering: ≤ 1 g/nacht verdeeld over twee gelijke doses; de eerste dosis bij het slapen gaan en de tweede dosis 2,5–4 uur later. Vervolgens op geleide van effect en het kunnen verdragen, in wekelijkse of tweewekelijkse stappen van ≤ 0,5 g titreren tot max. 0,2 g/kg/dag. Bij gelijktijdig gebruik van valproïnezuur: dosis natriumoxybaat met 20% verlagen.
Bij een gewicht van 20–30 kg ; begindosering: ≤ 2 g/nacht verdeeld over twee gelijke doses; de eerste dosis bij het slapen gaan en de tweede dosis 2,5–4 uur later. Vervolgens op geleide van effect en het kunnen verdragen, in wekelijkse of tweewekelijkse stappen van ≤ 1 g titreren tot max. 0,2 g/kg/dag. Bij gelijktijdig gebruik van valproïnezuur: dosis natriumoxybaat met 20% verlagen.
Bij een gewicht van 30–45 kg; begindosering: ≤ 3 g/nacht verdeeld over twee gelijke doses; de eerste dosis vlak bij het slapen gaan en de tweede dosis 2,5–4 uur later. Vervolgens op geleide van effect en het kunnen verdragen, in wekelijkse of tweewekelijkse stappen van ≤ 1 g titreren tot max. 0,2 g/kg/dag. Bij gelijktijdig gebruik van valproïnezuur: dosis natriumoxybaat met 20% verlagen.
Bij een gewicht ≥ 45 kg; begindosering: ≤ 4,5 g/nacht verdeeld over twee gelijke doses; de eerste dosis bij het slapen gaan en de tweede dosis 2,5–4 uur later. Vervolgens op geleide van effect en het kunnen verdragen, in wekelijkse of tweewekelijkse stappen van ≤ 1,5 titreren tot max. 9 g/dag. Bij gelijktijdig gebruik van valproïnezuur: dosis natriumoxybaat met 20% verlagen.
indien kinderen meer dan 8 uur per nacht slapen kan de eerste dosis na het slapengaan worden gegeven terwijl het kind in bed ligt en de tweede dosis 2,5–4 uur later.
Toediening: Beide doses natriumoxybaat op hetzelfde tijdstip voor het naar bed gaan bereiden. Elke dosis moet verdund worden met 60 ml water. Minstens 2-3 uur vóór inname niet eten, omdat voedsel de biologische beschikbaarheid aanzienlijk vermindert. Zorg dat er elke dag evenveel tijd tussen de maaltijd en de eerste inname zit. Doses binnen 24 uur na bereiding innemen of anders weggooien.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, rinorroe.
Vaak (1-10%): faryngolaryngeale pijn, verstopte neus, hoesten. Misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, diarree. Hypofenylalaninemie.
Verder zijn gemeld: (ernstige) overgevoeligheidsreacties en huiduitslag. Gastritis, oesofagitis. Reboundeffect na staken.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, dysgeusie. Palpitaties. Keelirritatie, hoesten. Dyspepsie, misselijkheid, braken, gastro-oesofageale refluxziekte, gastritis, dysfagie, droge mond, buikpijn, buikongemak, winderigheid, diarree, obstipatie. Droge huid, urticaria. Gewrichtspijn, pijn in de uiterste ledematen, rugpijn. Vermoeidheid.
Verder is gemeld: (vasovagaal) syncope, bij patiënten met predisponerende factoren.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, hoofdpijn, misselijkheid (meer bij vrouwen dan bij mannen).
Vaak (1-10%): anorexia, abnormale dromen, verwardheid, desoriëntatie, nachtmerries, slaapwandelen, depressie, slaapstoornis, kataplexie, angst, slaapverlamming, slaperigheid, tremor, evenwichtsstoornis, aandachtstoornis, paresthesie, sedatie, dysgeusie, vertigo, wazig zien, hypertensie, dyspneu, snurken, verstopte neus, braken, buikpijn, diarree, hyperhidrose, huiduitslag, spierkrampen, artralgie, rugpijn, enuresis nocturna, incontinentie, asthenie, vermoeidheid, dronken gevoel, perifeer oedeem, nasofaryngitis, sinusitis, vallen.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid, zelfmoordpoging, psychose, abnormale gedachten, hallucinatie, agitatie, myoklonie, amnesie, rustelozebenen-syndroom, hartkloppingen, uitslag, fecesincontinentie.
Verder zijn gemeld: zelfmoordgedachten, moordgedachte, agressie, euforische gemoedstoestand, slaapgerelateerde eetstoornis, paniekaanval, manische en bipolaire stoornis, waanstoornis, bruxisme, prikkelbaarheid, verhoogd libido, seborroe, urticaria, angio-oedeem, droge mond, tinnitus, slaapapneu, ademhalingsdepressie, dehydratie, pollakisurie, toegenomen eetlust, convulsies, bewustzijnsverlies, dyskinesie.
Bij staken kan kataplexie met een hogere frequentie terugkomen en zijn (zelden) gemeld: onthoudingsverschijnselen als slapeloosheid, hoofdpijn, angst, duizeligheid, slaapstoornis, hallucinatie en psychose.
Bij kinderen: Zeer vaak (> 10%): bedplassen, misselijkheid. Vaak (1-10%): braken, gewichtsverlies, verminderde eetlust, hoofdpijn, duizeligheid, zelfmoordgedachten, acute psychose. Afwijkend gedrag, agressie en stemmingverandering is soms reden het gebruik te stoppen.
Interacties
Gelijktijdige toediening van sapropterine met levodopa kan convulsies, prikkelbaarheid en irritatie veroorzaken.
Dihydrofolaatreductaseremmers zoals methotrexaat en trimethoprim kunnen het metabolisme van BH4 verstoren.
BH4 is een cofactor voor stikstofoxidesynthetase; wees voorzichtig bij combinatie met stikstofoxide-donoren (NO-donoren), zoals fosfodi-esterase-5-remmers, nitraten, minoxidil en nitroprusside.
Interacties
Voor patiënten die intermediate óf normal metabolizer van CYP2D6 zijn is het gebruik van een matige of sterke CYP2D6-remmer (o.a. een aantal SSRI's; meer voorbeelden verderop) samen met een matige of sterke CYP3A-remmer (o.a. HIV-proteaseremmers; verderop meer) gecontra-indiceerd. Voor poor metabolizers van CYP2D6 is het gebruik van een sterke CYP3A-remmer (bv. claritromycine, itraconazol, proteaseremmers als lopinavir, ritonavir, saquinavir; cobicistat, posaconazol, voriconazol) gecontra-indiceerd. In de genoemde situaties worden beide belangrijke metabole routes voor het metabolisme van eliglustat afgeremd met aanzienlijk verhoogde plasmaconcentraties tot gevolg.
Overweeg bij intermediate en normal metabolizers die alléén een sterke CYP2D6-remmer (bupropion, kinidine, fluoxetine, paroxetine) gebruiken, de dosering te verlagen, zie rubriek Dosering. Wees bij deze patiënten ook voorzichtig met het toepassen van een matige CYP2D6-remmer (bv. cinacalcet, duloxetine, moclobemide, mirabegron, terbinafine). Bij poor metabolizers van CYP2D6 leidt het gebruik van een matige CYP3A-remmer (bv. erytromycine, fluconazol, diltiazem, verapamil, grapefruitsap) tot een ca. driemaal verhoogde blootstelling aan eliglustat; dergelijk gelijktijdig gebruik wordt hierom niet aangeraden. Wees voorts voorzichtig met het gebruik van (meerdere) zwakke CYP3A-remmers bij poor metabolizers van CYP2D6. Voorbeelden hiervan zijn: amlodipine, fluvoxamine, isoniazide.
Gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A-inductoren (bv. barbituraten, carbamazepine, oxcarbazepine, fenytoïne, efavirenz, nevirapine, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid) vermindert de blootstelling aan eliglustat aanzienlijk, waardoor de werkzaamheid afneemt; deze gelijktijdige toediening wordt daarom, ongeacht het type metabolizer, niet aangeraden.
Eliglustat zal naar verwachting lichte stijgingen in de ECG-intervallen veroorzaken. Vermijd om deze reden het gelijktijdig gebruik met anti-aritmica van klasse 1A (bv. disopyramide, kinidine) en klasse III (bv. amiodaron en ook sotalol dat klasse III eigenschappen heeft).
In vitro is eliglustat een remmer van CYP2D6 en het transporteiwit Pgp; mogelijk kan de plasmaconcentratie van substraten voor CYP2D6 of Pgp worden verhoogd. Het kan nodig zijn de doses voor stoffen die substraat zijn voor Pgp (bv. digoxine (blootstelling ca. 1,5× hoger), colchicine, dabigatran, fenytoïne, pravastatine) te verlagen. De blootstelling aan metoprolol, als voorbeeld van een CYP2D6-substraat, is ca. 2× hoger. Mogelijk is het nodig de dosering van andere CYP2D6-substraten, met name die met een geringe therapeutische breedte, te verlagen. CYP2D6-substraten, waarbij mogelijk een dosisaanpassing nodig is, omvatten onder andere enkele antidepressiva (TCA's), fenothiazinen (chloorpromazine, levomepromazine), dextromethorfan en atomoxetine.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met opiaten of barbituraten is gecontra-indiceerd.
Niet gebruiken in combinatie met hypnotica (benzodiazepinen) of andere centraal dempende stoffen vanwege meer kans op ademhalingsdepressie en centrale depressie. Alcohol kan de eliminatiehalfwaardetijd verlengen en het centraal-depressieve effect versterken.
Gelijktijdig gebruik van valproïnezuur verhoogt de systemische blootstelling aan natriumoxybaat met circa 25%; bij gelijktijdig gebruik van andere GHB-dehydrogenaseremmers (fenytoïne, ethosuximide) de respons en of het te verdragen is, controleren en indien nodig de dosis aanpassen.
Gelijktijdig gebruik met tricyclische antidepressiva geeft meer kans op bijwerkingen.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van topiramaat; verhoogde GHB-plasmaconcentraties en coma zijn gemeld.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken (wanneer strikte dieetmaatregelen geen adequate verlaging van de fenylalanine-bloedspiegels opleveren). Voor en tijdens de zwangerschap de fenylalaninespiegel nauwgezet controleren.
Overig: Niet onder controle gebrachte fenylalaninespiegel (> 600 μM) bij een vrouw met PKU wordt geassocieerd met een zeer hoge incidentie van neurologische en cardiale afwijkingen, faciale dysmorfie en groeiafwijkingen bij de foetus.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren werd een verhoogde incidentie van gedilateerde hersenventrikels, abnormaal aantal ribben of wervels en verstoorde ossificatie waargenomen, alleen bij doses toxisch voor het moederdier.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, weinig gegevens na blootstelling in het eerste trimester geven aanwijzingen voor een mogelijk toegenomen risico van spontane abortus. In dierstudies is embryonale letaliteit gezien.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: mogelijk verandering in het slaappatroon van het kind
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- CYP2D6 normal metabolizers met ernstige leverfunctiestoornis;
- CYP2D6 normal metabolizers met lichte of matige leverfunctiestoornis, die een matige of sterke CYP2D6-remmer gebruiken;
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- ernstige depressie;
- succinaat semi-aldehyde dehydrogenase (SSADH-)deficiëntie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bepaal de respons door de bloedspiegels van fenylalanine te controleren. Controleer 1–2 weken na elke dosisaanpassing de bloedspiegels van fenylalanine en tyrosine en daarna regelmatig. Zet een beperkt-fenylalaninedieet voort en beoordeel de patiënt regelmatig klinisch. Langdurige blootstelling aan lage bloedspiegels van fenylalanine en tyrosine in de kindertijd is in verband gebracht met een gestoorde neurologische ontwikkeling.
Wees voorzichtig bij aanleg voor convulsies. In klinische onderzoeken bij patiënten met BH4-deficiëntie die sapropterine kregen, werden convulsies en verergering van convulsies gemeld.
Bij staken van de behandeling kan een reboundeffect optreden, gedefinieerd als een toename van de bloedspiegels van fenylalanine tot boven het niveau van vóór de behandeling.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij patiënten ouder dan 65 jaar of met verminderde nier- of leverfunctie.
Hulpstoffen: Houd rekening met de hoeveelheid kalium in de sachets (poeder voor drank) bij een verminderde nierfunctie of bij een gecontroleerd kaliumdieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hartaandoeningen: Het gebruik bij patiënten met bestaande hartaandoeningen is niet onderzocht in de klinische onderzoeken. Vermijd het gebruik bij patiënten met een hartziekte (congestief hartfalen, recent acuut myocardinfarct, bij bradycardie, hartblok, ventriculaire aritmieën, lang QT-syndroom) en in combinatie met bepaalde anti-aritmica, omdat eliglustat lichte stijgingen in de ECG-intervallen kan veroorzaken (zie ook rubriek Interacties).
Leverfunctiestoornis: Geen of weinig gegevens zijn beschikbaar voor CYP2D6 normal metabolizers met matige leverfunctiestoornis, en voor CYP2D6 intermediate of poor metabolizers met iedere mate van leverfunctiestoornis; gebruik van eliglustat wordt niet aanbevolen. Bij CYP2D6 normal metabolizers met lichte leverfunctiestoornis én gelijktijdig gebruik van CYP2D6- of CYP3A4-remmers kan een verdere verhoging van de concentraties eliglustat in het plasma ontstaan, waarbij de mate van het effect afhangt van het enzym dat wordt geremd en de kracht van de remmer; zie voor de doseeradviezen de rubriek Doseringen.
Nierfunctiestoornis: Geen of weinig gegevens zijn beschikbaar voor CYP2D6 normal, intermediate of poor metabolizers met eindstadium nierziekte (ESRD), en voor CYP2D6 intermediate of poor metabolizers met lichte, matige, of ernstige nierfunctiestoornis; gebruik van eliglustat wordt niet aanbevolen.
Controle respons: Indien bij stabiele ziekte wordt overgegaan van enzymvervangende therapie naar eliglustat, de ziekteprogressie controleren op alle ziektekenmerken die er zijn, om de stabiliteit van de ziekte te evalueren (bv. na 6 mnd, gevolgd door regelmatige controle). Herstart enzymvervangende therapie of overweeg een alternatieve therapie indien een suboptimale respons (bv. < 20% afname van miltvolume na 9 mnd.) optreedt.
De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.).
Waarschuwingen en voorzorgen
Misbruik: Voorafgaand aan en tijdens behandeling controleren op risico van verkeerd gebruik en misbruik vanwege het misbruikpotentieel van natriumoxybaat.
Neuropsychiatrische effecten: Bij optreden van neuropsychiatrische symptomen (zoals verwarring, psychose, hallucinaties en agitatie), bij slaapwandelen en bij optreden van urine- of fecesincontinentie is evaluatie aangewezen. Het optreden van depressie en denkstoornissen, zoals gedachten over het plegen van geweld of het toebrengen van letsel aan anderen vereist onmiddellijke evaluatie. Controleer bij een voorgeschiedenis van affectieve stoornissen (depressie, angst-, bipolaire stoornis) extra op depressieve symptomen of suïcidale gedachten.
Porfyrie: Natriumoxybaat is niet veilig bij porfyrie.
Morbiditeit: Wees voorzichtig bij ademhalingsstoornissen (vanwege het risico op ademhalingsdepressie), depressie of suïcidepoging in de anamnese.
Ademhalingsdepressie en slaapapneu: Controleer tijdens de behandeling op klachten van ademhalingsdepressie. Wees voorzichtig bij slaapapneu en onderliggende ademhalingsdepressie; 50% van de patiënten met narcolepsie heeft slaapapneu. Patiënten met een BMI > 40 kg/m² extra controleren vanwege meer kans op slaapapneu.
Natriuminname: Wees voorzichtig met natrium in de drank bij een natriumarm deet; de drank bevat 91,1 mg natrium per ml oplossing. Bij hartfalen, hypertensie en nierfunctiestoornis: overweeg een dieetadvies om de natriuminname te verminderen.
Kinderen
- Controleer bij elke dosisverhoging tijdens de titratie of natriumoxybaat wordt verdragen; instrueer ouders/verzorgers tijdens de eerste 2 uur na de eerste inname te controleren op afwijkingen in de ademhaling. Indien een afwijking in de ademhaling wordt geconstateerd moet men medische hulp inroepen en de tweede dosis niet toedienen. Bij twijfel of ouders/verzorgers in staat zijn tot zorgvuldige bewaking, medisch toezicht regelen of natriumoxybaat niet voorschrijven.
- Controleer het gewicht regelmatig, met name tijdens dosistitratie.
- Controleer voor en tijdens de behandeling op suïcidale of depressieve toestand.
- Wijs erop dat alcohol de centrale remming en ademhalingsdepressie kan versterken, in verband met het risico op alcoholgebruik bij adolescenten.
- Verstrek voorlichtingsmateriaal, over controle op groei- en leervermogen en het melden van alle gedragsveranderingen naast de bijwerkingen door ouders.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn bij kinderen < 7 jaar en die minder wegen dan 15 kg niet vastgesteld. Bij ouderen is de ervaring zeer beperkt en is observatie op tekenen van gestoorde motorische en/of cognitieve functie aangewezen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM. Bij kinderen kan de wachttijd langer zijn dan 6 uur als de verhouding tussen dagdosis en lichaamsgewicht groter is dan 0,1 g/kg/dag.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met sapropterine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
hypotensie, bradycardie, verstoord evenwicht, misselijkheid en braken (n=1; 21× de voorgeschreven dosis).
Voor meer informatie over een vergiftiging met eliglustat, neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Verlaagd bewustzijn met snelle fluctuaties tussen verwardheid en agitatie met ataxie en coma. Hogere doses leiden tot diepere coma, tonisch-klonische aanvallen, levensbedreigende ademhalingsdepressie en bewusteloosheid met bradycardie en hypothermie en spierhypotonie.
Therapie
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Sapropterine is een synthetische versie van het natuurlijk voorkomende 6R-tetrahydrobiopterine (BH4). Bij een aantal patiënten met verminderde activiteit van fenylalanine-hydroxylase (PAH), al dan niet door deficiëntie van BH4, verbetert sapropterine de PAH-activiteit en daarmee de omzetting van fenylalanine naar tyrosine. Dit voorkomt of vermindert fenylalaninestapeling en de schadelijke gevolgen hiervan. Werking: maximaal na 3 weken (verlaging fenylalaninespiegel).
Kinetische gegevens
Resorptie | bij inname met een vetrijke en calorierijke maaltijd wordt een 40–85% hogere maximale bloedconcentratie bereikt. |
T max | 3–4 uur, 4–5 na inname met een vetrijke en calorierijke maaltijd. |
Overig | vooral distributie naar nieren, bijnieren en lever. |
Metabolisering | m.n. in de lever tot dihydrobiopterine en biopterine. |
Eliminatie | vooral via de feces. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Krachtige en specifieke remmer van glucosylceramidesynthase (= glucosyltransferase) en remt hiermee de vorming van glucosylceramide. Bij de lysosomale stapelingsziekte de ziekte van Gaucher type 1 (GD1) is er een defect in het enzym glucocerebrosidase wat leidt tot stapeling van glucocerebrosiden, een product van de vetstofwisseling. De klinische verschijnselen worden vooral veroorzaakt door ophoping van glucosylceramide (ook wel glucocerebroside of GL-1). Deze therapie wordt ook wel substraatreductietherapie (SRT) genoemd. Met behulp van SRT wordt de synthesesnelheid van GL-1 verlaagd, zodat deze in overeenstemming is met de verstoorde katabolismesnelheid bij patiënten met GD1. Eliglustat verkleint de omvang van lever en milt, verbetert of normaliseert de anemie en trombocytopenie en heeft een positief effect op de botziekte.
Kinetische gegevens
F | < 5% door groot 'first pass'-effect. |
T max | ca. 1,5–6 uur. |
V d | ca. 11,7 l/kg. |
Overig | hoge mate van distributie naar weefsels incl. beenmerg, passeert de bloed-hersenbarrière echter niet. |
Metabolisering | in hoge mate, hoofdzakelijk door CYP2D6 en in mindere mate door CYP3A4. |
Eliminatie | met de feces (ca. 51%), met de urine (ca. 42%), voornamelijk als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 4–7 uur bij CYP2D6 intermediate en normal metabolizers, ca. 9 uur bij poor metabolizers. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Lichaamseigen neurotransmitter met bij narcolepsie een anti-kataplexische werking. Het bindt aan de GABAB- en hydroxyboterzuurreceptoren. Het effect wordt toegeschreven aan een bevordering van de diepe slaap en versterking van de nachtslaap. Natriumoxybaat (= γ-hydroxyboterzuur, GHB) valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang. De werking is maximaal na 30–60 min.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en bijna volledig; vertraagd en verminderd door een vetrijke maaltijd. |
F | ca. 88%. |
T max | 0,5–2 uur. |
V d | 0,2–0,4 l/kg lichaamsgewicht. |
Metabolisering | in de lever wordt het door GHB-dehydrogenase gemetaboliseerd tot succinaat. Verder wordt het via β-oxidatie gemetaboliseerd. |
Eliminatie | < 5% onveranderd met de urine. |
T 1/2el | 0,5–1 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sapropterine hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.
Groepsinformatie
eliglustat hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.
Groepsinformatie
natriumoxybaat hoort bij de groep middelen voor het zenuwstelsel, overige.