Samenstelling
Foscan XGVS Biolitec Pharma
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 3 ml, 6 ml
Conserveermiddel: propyleenglycol 560 mg/ml. Bevat tevens: ethanol 376 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kyprolis XGVS Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg, 30 mg, 60 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Talzenna (als tosilaat) XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- capsule, hard
- Sterkte
- 0,25 mg, 1 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn (2019) op hovon.nl.
Advies
Zie voor het advies: Talazoparib bij een lokaal gevorderd of gemetastaseerd HER2-negatief mammacarcinoom met een BRCA-kiembaanmutatie van de commissie BOM (2019).
Zie voor de behandeling van borstkanker (mammacarcinoom) de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl .
Indicaties
Palliatieve behandeling van gevorderd plaveiselcelcarcinoom in het hoofd-halsgebied, indien eerdere therapie onvoldoende effectief was en radiotherapie, chirurgie óf systemische chemotherapie niet in aanmerking komt.
Indicaties
- Multipel myeloom bij volwassenen die ten minste één andere behandeling hebben gehad, in combinatie met:
- daratumumab en dexamethason óf
- lenalidomide en dexamethason óf
- alléén dexamethason.
Indicaties
- HER2-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom, als monotherapie bij volwassenen met BRCAI/2-kiembaanmutaties die indien mogelijk eerder zijn behandeld met een antracycline en/of een taxaan in de (neo)adjuvante of gemetastaseerde setting. Bij hormoonreceptor (HR)-positief mammacarcinoom moet eerst progressie vertoond zijn tijdens of na eerdere endocriene therapie, tenzij deze therapie niet in aanmerking kwam.
- Gemetastaseerde castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC) bij volwassenen bij wie chemotherapie niet geïndiceerd is. Geef in combinatie met enzalutamide.
Doseringen
Gevorderd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied:
Volwassenen:
i.v. 0,15 mg/kg lichaamsgewicht. Na 96 uur (> 90 en max. 110 uur na injectie) de te behandelen plaats belichten met licht van 652 nm uit een goedgekeurde laserbron. Het gehele tumoroppervlak met een goedgekeurde microlens-vezellichtgeleider belichten en waar mogelijk 0,5 cm voorbij de randen van de tumor. De dosering van het invallend licht is 20 J/cm², afgeleverd aan het tumoroppervlak met een stralingsintensiteit van 100 mW/cm², ofwel een belichtingstijd van ongeveer 200 s. Het weefsel buiten het doelgebied volledig afschermen om fotoactivering door verstrooid of gereflecteerd licht te vermijden. Elk veld slechts éénmaal belichten, er kunnen wel meerdere elkaar niet-overlappende velden worden belicht. Geen enkel weefselgebied mag meer dan de voorgeschreven lichtdosering ontvangen.
Afhankelijk van het oordeel van de behandelend arts kan een tweede behandelkuur worden gegeven met een interval van minimaal 4 weken tussen de behandelingen.
Temoporfine onverdund toedienen als een enkele langzame i.v.-injectie met een duur van minimaal 6 min via een verblijfscanule in een grote ader in het proximale gedeelte van een extremiteit, bij voorkeur in de fossa cubitalis. Neem alle mogelijke voorzorgsmaatregelen tegen extravasatie. Uit voorzorg het meegeleverde filter gebruiken, omdat het niet mogelijk is de injectievloeistof op het oog te controleren op deeltjes.
Doseringen
Vóór en naar behoefte na de toediening in cyclus 1 zorgen voor een voldoende hydratie, vooral bij een grote kans op het tumorlysissyndroom of renale toxiciteit. Hierbij wel waken voor volume-overbelasting, vooral bij een risico van hartfalen. Orale of intraveneuze hydratie naar behoefte voortzetten in de volgende cycli. In combinatie met i.v. daratumumab en dexamethason is hydratie niet nodig op dagen waarop i.v. daratumumab wordt gegeven.
Voorafgaand aan de combinatie met zowel daratumumab als dexamethason pre-medicatie geven om de kans op infusiegerelateerde reacties te verkleinen.
Multipel myeloom
Volwassenen (incl. ouderen)
Een behandelcyclus bedraagt 28 dagen en bestaat uit: toedieningen van carfilzomib op dag 1, 2, 8, 9, 15 en 16, gevolgd door een rustperiode van 12 dagen (dag 17 t/m 28). Indien carfilzomib wordt gecombineerd met zowel lenalidomide als dexamethason, dan vervallen de toedieningen op de dagen 8 en 9 bij cyclus 13 en volgende cycli.
In combinatie met daratumumab en dexamethason: Aanvangsdosis: i.v. als infusie: 20 mg/m² lichaamsoppervlak (max. 44 mg) op dag 1 en 2 van cyclus 1. Bij goed verdragen de dosis op dag 8 verhogen tot 56 mg/m² (max. 123 mg). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
In combinatie met lenalidomide en dexamethason: Aanvangsdosis: i.v. als infusie: 20 mg/m² (max. 44 mg) op dag 1 en 2 van cyclus 1. Bij goed verdragen de dosis op dag 8 verhogen tot 27 mg/m² (max. 60 mg). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Er zijn slechts weinig gegevens over de verdraaglijkheid/toxiciteit bij toepassing van > 18 cycli.
In combinatie met alleen dexamethason: Aanvangsdosis: i.v. als infusie: 20 mg/m² (max. 44 mg) op dag 1 en 2 van cyclus 1. Bij goed verdragen de dosis op dag 8 verhogen tot 56 mg/m² (max. 123 mg). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Zie voor het toedieningsschema en de doseringen van, daratumumab, dexamethason en/of lenalidomide de officiële productinformatie CBG/EMA van Kyprolis (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Verminderde nierfunctie: op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een aanpassing van de aanvangsdosis niet nodig is. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Nierfunctie. De klaring van carfilzomib is niet onderzocht tijdens dialyse; daarom carfilzomib toedienen ná de dialysesessie.
Verminderde leverfunctie: op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een aanpassing van de aanvangsdosis niet nodig is bij een licht (bilirubine > 1–1,5 × ULN of ASAT > ULN, maar bilirubine ≤ ULN) tot matig (bilirubine > 1,5–3 × ULN; elke ASAT-waarde) verminderde leverfunctie, er is echter wel meer kans op levertoxiciteit en ≥ graad 3 bijwerkingen. Er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 3 × ULN; enige ASAT-waarde) vanwege het ontbreken van farmacokinetische gegevens. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Leverfunctie.
(Ernstige) bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische toxiciteit en niet-hematologische (bv. renale) toxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 en 5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. Zie verder ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening: carfilzomib toedienen als i.v.-infusie gedurende 10 minuten (bij de cycli met zowel lenalidomide als dexamethason) óf gedurende 30 minuten (bij de cycli met zowel daratumumab als dexamethason óf alléén dexamethason). Dexamethason (oraal of i.v.) 30 minuten tot 4 uur vóór carfilzomib toedienen. Carfilzomib mag niet als snelle i.v.-injectie of bolus worden toegediend. Niet samen met andere geneesmiddelen infunderen.
Doseringen
Bij mammacarcinoom vóór aanvang van de behandeling de BRCA-kiembaanmutatie vaststellen op basis van een gevalideerde analysemethode.
HER2-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
1 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
gemetastaseerde castratieresistent prostaatcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
0.5 mg 1×/dag, in combinatie met enzalutamide#doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 60–90 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–60 ml/min) is de startdosering bij mammacarcinoom 0,75 mg 1×/dag, en bij prostaatcarcinoom 0,35 mg 1×/dag. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 15–30 ml/min) is de startdosering bij mammacarcinoom 0,5 mg 1×/dag en bij prostaatcarcinoom 0,25 mg 1×/dag. Gebruik bij een creatinineklaring < 15 ml/min of bij hemodialyse ontraden vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik ontraden in combinatie met enzalutamide bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10), vanwege een gebrek aan gegevens.
In combinatie met een sterke Pgp-remmer:
- Mammacarcinoom: 0,75 mg 1×/dag, zie ook de rubriek Interacties. Bij staken van de Pgp-remmer de dosis talazoparib verhogen (na 3,5 halfwaardetijden van de Pgp-remmer) tot de dosis die voor het instellen van de Pgp-remmer werd gebruikt.
- Prostaatcarcinoom: gelijktijdig gebruik met Pgp-remmer vermijden, vanwege gebrek aan gegevens.
Bij ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (myelosuppressie of niet-hematologische toxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 t/m 3), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Bij braken of een gemiste dosis: de volgende normale dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen; géén extra dosis innemen.
Toediening: de capsule geheel doorslikken (zonder openmaken of oplossen). Met of zonder voedsel innemen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pijn, oedeem en littekenvorming in het gefotosensibiliseerde gebied (bv. aangezichtspijn, hoofdpijn, gezichtsoedeem, tongoedeem). Hemorragie. Dysfagie, necrotiserende stomatitis, obstipatie.
Vaak (1-10%): gelokaliseerde infectie in het gebied van de fotoactivering zoals faryngitis en stomatitis. Mondulceratie, misselijkheid, braken. Trismus (als gevolg van lokaal oedeem). Fotosensibilisatie, thermische verbranding, erytheem, blaarvorming, huidnecrose, hyperpigmentatie. Duizeligheid, branderig gevoel. Koorts, oedeem, pijn op de injectieplaats. Anemie.
Verder zijn gemeld: luchtwegobstructie (door lokaal oedeem). Sepsis (als gevolg van een lokale infectie). Bloedvatruptuur (bij tumoren groeiend in of nabij een groot bloedvat). Fistelvorming (in gefotosensibiliseerde gebied).
Bijwerkingen
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Pneumonie, luchtweginfectie. Dyspneu, hoesten. Duizeligheid, hoofdpijn, perifere neuropathie. Slapeloosheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Spierspasmen, rugpijn, gewrichtspijn, pijn in extremiteit. Vermoeidheid, asthenie, koorts, koude rillingen, perifeer oedeem. Verminderde eetlust. Hypokaliëmie, hyperglykemie. Trombocytopenie, neutropenie, leukopenie, lymfopenie, anemie. Verhoging creatininespiegel.
Vaak (1-10%): hartfalen, verlaagde ejectiefractie, myocardinfarct, tachycardie, atriumfibrilleren, hartkloppingen. Hypotensie, diepveneuze trombose, overmatig blozen. Pulmonale hypertensie, longoedeem, longembolie bronchitis, piepende ademhaling, dysfonie, bloedneus, nasofaryngitis, rinitis. Sepsis, infectie met influenza, herpes zoster. (Acuut) nierfalen, verminderde nierfunctie, urineweginfectie. Paresthesie, hypo-esthesie. Angst, verwardheid. Wazig zien, cataract. Oorsuizen. Spierpijn, spierzwakte, botpijn. Dyspepsie, gastro-enteritis, maag-darmbloeding, tandpijn. Huiduitslag, erytheem, jeuk, hyperhidrose. Infusiereactie, reactie op de infusieplaats, pijn op de borst, griepachtige verschijnselen, malaise. Secundaire maligniteit. Febriele neutropenie. Dehydratie, hyperurikemie, hyperkaliëmie, hypercalciëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, hyponatriëmie, hypofosfatemie, hypoalbuminemie. Verhoogde waarden van ALAT, ASAT, γ–GT, bilirubine. Verhoogd c-reactieve proteïne.
Soms (0,1-1%): myocardischemie, cardiomyopathie, hartstilstand, pericarditis, pericardeffusie, ventriculaire tachycardie. Hypertensieve crisis (soms fataal). intracraniële hemorragie, CVA. Bloedingen op andere locaties. Acute respiratoire insufficiëntie (waaronder ARDS), interstitiële longziekte, pneumonitis, pulmonale hemorragie. Maag-darmperforatie, colitis door Clostridioides difficile, acute pancreatitis. Reactivatie van hepatitis B-virus (HBV), infectie met cytomegalovirus. Tumorlysissyndroom. Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS). Leverfalen (soms fataal), cholestase. 'Multiple organ disfunction syndrome' (MODS). Overgevoeligheid.
Zelden (0,1-0,01%): posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Trombotische microangiopathie, waaronder trombotische trombocytopenische purpura (TTP). Angio-oedeem.
Bij ouderen (≥ 75 j.) kunnen de volgende bijwerkingen vaker voorkomen: dyspneu, hartaritmieën, hartfalen, leukopenie en trombocytopenie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): alopecia. Duizeligheid, hoofdpijn. Vermoeidheid (waaronder asthenie). Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Verminderde eetlust. Trombocytopenie (ca. 30%, waarvan ca. 13% CTCAE graad 3 en 4% graad 4), anemie (ca. 50%, waarvan ca. 35% CTCAE graad 3), neutropenie (ca. 30%, waarvan ca. 16% CTCAE graad 3 en ca. 2% graad 4), leukopenie (ca. 16%, waarvan ca. 5% CTCAE graad 3).
Vaak (1-10%): dysgeusie. Stomatitis, dyspepsie. Lymfopenie.
Soms (0,1-1%): myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie.
Interacties
Combinatie met andere geneesmiddelen die fotosensibilisatie veroorzaken (bv. 5-fluoro-uracil, tetracyclinen) is gecontra-indiceerd.
Foscan bevat 376 mg ethanol en kan per dosis 4,2 g bevatten, equivalent aan 84 ml bier of 35 ml wijn en daarnaast propyleenglycol. Tijdens en gedurende ten minste 48 uur na beëindiging van een behandeling met metronidazol temoporfine vermijden vanwege de mogelijkheid van een disulfiram-achtige reactie met versnelde hartslag, rood aanlopen, hevige transpiratie, hoofdpijn en braken. Indien disulfiram is gebruikt kunnen deze symptomen na alcoholinname optreden tot 14 dagen na de laatste dosis disulfiram.
Interacties
Carfilzomib wordt niet of nauwelijks gemetaboliseerd door het CYP450-enzymsysteem. Het heeft zelf geen remmende activiteit op dit enzymsysteem. Het is onduidelijk of carfilzomib een inducerend effect heeft. Wees daarom voorzichtig met de combinatie met substraten voor dit enzymsysteem die een smalle therapeutische breedte hebben.
De behandeling kan aanleiding geven tot hyperkaliëmie (zeer vaak) of hypokaliëmie (vaak). Houd hier rekening mee bij de combinatie met geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij een significante invloed hebben op de kaliumspiegel.
Tijdens de behandeling treedt zeer vaak hyperglykemie op; een aanpassing van bloedglucoseregulerende geneesmiddelen kan nodig zijn.
Het is niet vastgesteld of orale anticonceptiva minder betrouwbaar worden. Verder is het aan te raden hormonale anticonceptiva die in verband zijn gebracht met een toegenomen kans op trombose, niet te combineren met carfilzomib, dat zelf ook meer kans hierop geeft. Wees ook voorzichtig met andere geneesmiddelen die trombo-embolische complicaties kunnen geven zoals erytropoëtische groeifactoren en immunoglobulinen.
In vitro remt carfilzomib Pgp; de blootstelling aan digoxine kan met ca. 25% stijgen.
Interacties
Talazoparib is een substraat voor de geneesmiddeltransporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP).
Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke Pgp-remmers, zoals amiodaron, carvedilol, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, lapatinib en verapamil; In combinatie met een sterke Pgp-remmer nam de blootstelling aan talazoparib met 45% toe in vergelijking met talazoparib alleen. Wanneer vermijden niet mogelijk is de dosis aanpassen, zie de rubriek Dosering.
Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke BCRP-remmers, zoals ciclosporine. Wanneer vermijden niet mogelijk is de patiënt extra controleren op bijwerkingen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren is bij therapeutische blootstellingen vergelijkbaar met die bij de mens een toename van verlies van de vrucht bij de vroege postimplantatie gezien.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptie toe te passen tijdens en gedurende 3 maanden ná de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren in subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Carfilzomib moet soms echter gegeven worden in combinatie met o.a. lenalidomide, dat gecontra-indiceerd is bij zwangerschap.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en na de therapie; vrouwen gedurende 1 maand en mannen gedurende 3 maanden na de therapie (indien hun partner zwanger is of kan worden). Voor lenalidomide gelden andere voorschriften. Hormonale anticonceptiva zijn minder geschikt (zie rubriek Interacties); schakel over op een andere anticonceptiemethode.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken (waaronder embryofoetale dood, ernstige oogmisvormingen, gespleten borstbeen, vergroeide cervicale wervelkolom). Gezien het werkingsmechanisme van talazoparib wordt schade aan de foetus verwacht bij inname door een zwangere vrouw.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Uit dieronderzoek is een deels reversibele verminderde mannelijke vruchtbaarheid gebleken.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten bij alle pre-menopauzale vrouwen. Vrouwen en mannen (ook na een vasectomie) dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 7 maanden (vrouw) of 4 maanden (man) na de behandeling. Overweeg bij vrouwen met hormoon-afhankelijk mammacarcinoom om twee niet-hormonale anticonceptiemethoden toe te laten passen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden gedurende en ten minste één maand ná de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Lactatie is gecontra-indiceerd tijdens en tot ten minste 2 dagen na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de behandeling.
Contra-indicaties
- tumoren groeiend in een groot bloedvat in of aangrenzend aan de te belichten plaats;
- porfyrie of andere aandoening die door licht wordt verergerd;
- overgevoeligheid voor porfyrinen;
- een geplande operatieve ingreep binnen de eerstvolgende 30 dagen (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen);
- een oogaandoening waarvoor waarschijnlijk binnen 30 dagen een onderzoek met een spleetlamp nodig is;
- zie voor andere contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Er gelden strenge voorzorgsmaatregelen om de blootstelling van de huid en ogen aan direct zonlicht of aan felle binnenverlichting gedurende de eerste 15 dagen na de injectie te vermijden. Langdurige, directe blootstelling aan de zon van de geïnjecteerde arm gedurende 6 maanden vermijden. Omdat de lichtgevoeligheidsreacties worden veroorzaakt door zichtbaar licht, bieden UV-filters in zonnebrandcrèmes geen bescherming. Gewenning aan normaal licht dient geleidelijk te gebeuren. Zie voor alle voorzorgsmaatregelen en het schema voor de geleidelijke gewenning aan normaal daglicht de productinformatie (SmPC) van de fabrikant (rubriek 4.4).
Neem alle maatregelen om extravasatie op de plaats van de injectie te voorkómen. Indien toch extravasatie optreedt het gebied gedurende ten minste 3 maanden tegen het licht beschermen. Er is geen antidotum beschikbaar.
De dag na de belichting treedt pijn op die gewoonlijk 2 tot 4 weken aanhoudt. Pijn (anders dan op de injectieplaats) zo nodig behandelen met NSAID’s of opiaatanalgetica.
Belichting in de buurt van de luchtwegen kan gepaard gaan met complicaties zoals dyspneu of zelfs luchtwegobstructie waardoor intubatie of tracheotomie nodig is. Overweeg daarom in deze gevallen profylactische behandeling met corticosteroïden.
Indien binnen 30 dagen na de toediening van temoporfine alsnog een onverwachte operatie noodzakelijk is, dan directe belichting van de patiënt met operatielampen vermijden en hoofdlampen gebruiken.
Sommige pulse-oximeters produceren ook licht met een golflente in de buurt van 652 nm; daarom deze oximeters ten minste elke 10–15 min verplaatsen om de kans op lokale verbrandingsverschijnselen te voorkómen.
Er is geen relevante toepassing bij kinderen.
De hulpstof propyleenglycol kan bij langdurig gebruik en/of gebruik van hoge doses, ernstige bijwerkingen geven, vooral bij een verlaagd metabolisme ervan, zoals bij jonge kinderen. Er gelden doseringslimieten; zie de informatie van de EMA: Questions and answers on propylene glycol (pdf 0,2 MB) hierover.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire toxiciteit: wees zeer voorzichtig bij patiënten met hartfalen (NYHA-klasse III of IV), een recente voorgeschiedenis van myocardinfarct (laatste 4 maanden), niet-gereguleerde angina pectoris of hartaritmieën. Indien bij hen na uitgebreide medische controle toch wordt gekozen voor een behandeling met carfilzomib, deze patiënten nauwlettend volgen en speciale aandacht schenken aan bloeddruk- en vochtregulering. Verder bij alle patiënten regelmatig de bloeddruk controleren; indien deze niet onder controle kan worden gebracht, de dosering verlagen. Staak bij een hypertensieve crisis de behandeling tot er herstel is of terugkeer tot de beginwaarde en evalueer of de behandeling kan worden hervat. Bij optreden of verergering van dyspneu evalueren op cardiopulmonale aandoeningen (waaronder hartfalen en pulmonale syndromen).
Trombo-embolische complicaties (zoals longembolie en diep-veneuze trombose) komen vaak voor. Minimaliseer beïnvloedbare risicofactoren voor trombo-embolie zoals hypovolemie, hypertensie, hyperlipidemie en roken. Vermijd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de kans op trombose vergroten (zie de rubriek Interacties). Breng de patiënt op de hoogte van de mogelijke symptomen van trombose, zoals unilaterale pijn en/of zwelling van het been, hevige pijn op de borst, ademnood, plotseling optredend hoesten, een 'acute buik', ernstige langdurige hoofdpijn, afasie, hemiparese, diplopie, (partiële) gezichtsvelduitval, collaps met eventueel focale epilepsie. Overweeg zonodig tromboseprofylaxe, waarbij bedacht moet worden dat carfilzomib ook aanleiding kan geven tot bloedingen.
Bloedingen: carfilzomib veroorzaakt trombocytopenie, waarbij het laagste trombocytengetal wordt waargenomen rond dag 8 of 15 van elke cyclus van 28 dagen, met terugkeer naar de uitgangswaarde bij aanvang van de volgende cyclus. Diverse bloedingen (o.a. gastro-intestinale, pulmonale en intracraniële bloedingen, waarvan enkele met een fatale afloop) zijn gemeld, vaak in samenhang met trombocytopenie. Controleer regelmatig het aantal bloedplaatjes; verlaag zo nodig de dosis of staak de behandeling. Controleer tevens regelmatig op symptomen van TTP/HUS. Staak de behandeling bij vermoeden hiervan en onderzoek of sprake is van TTP/HUS. Het is niet bekend of het veilig is de behandeling te herstarten bij patiënten die TTP/HUS hebben doorgemaakt.
Leverfunctie: Controleer de leverenzymwaarden en bilirubinewaarden bij aanvang van de behandeling en maandelijks gedurende de behandeling, ongeacht de uitgangswaarden. Bij optreden van toxiciteit de dosis aanpassen. Gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie is niet onderzocht in de klinische onderzoeken; de farmacokinetiek is niet bestudeerd bij een ernstig verminderde leverfunctie. Daarom zeer alert zijn bij gebruik bij matig en ernstig verminderde leverfunctie.
Nierfunctie: controleer voorafgaande aan de behandeling en ten minste maandelijks tijdens de behandeling de nierfunctie. Doe dit vaker bij een lagere baseline creatinineklaring vanwege meer kans op niertoxiciteit. Bij optreden van toxiciteit de dosis aanpassen. Gebruik bij matig of ernstig verminderde nierfunctie is wel onderzocht bij de combinatie carfilzomib+dexamethason, maar niet bij de combinatie carfilzomib+lenalidomide+dexamethason. Bij die laatste combinatie zijn er weinig gegevens over het gebruik bij een creatinineklaring < 50 ml/min; overweeg een verlaging van de aanvangsdosis van lenalidomide. In de klinische onderzoeken met carfilzomib+dexamethason bleek de kans op acuut nierfalen groter bij een lagere creatinineklaring bij baseline. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een creatinineklaring < 30 ml/min.
Water- en elektrolyten: vóór en naar behoefte na de toediening in cyclus 1 zorgen voor een voldoende hydratie, vooral bij een grote kans op het tumorlysissyndroom of renale toxiciteit. Hierbij wel waken voor volume-overbelasting, vooral bij een risico van hartfalen. Orale of intraveneuze hydratie naar behoefte voortzetten in de volgende cycli. De behandeling met carfilzomib geeft vaak tot zeer vaak elektrolytstoornissen; controleer deze (en vooral kalium) voorafgaande aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling (kalium ten minste maandelijks of vaker, afhankelijk van de baselinewaarde, comorbiditeit en comedicatie).
Staak de behandeling bij vermoeden van PRES (posterieur reversibel encefalopathie syndroom) met symptomen zoals epileptische aanval, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, blindheid, bewustzijnsveranderingen en andere visuele en neurologische stoornissen in combinatie met hypertensie.
Controleer op tekenen van PML (progressieve multifocale leuko-encefalopathie) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Hepatitis B: screen alle patiënten voorafgaand aan de behandeling op hepatitis B, omdat gevallen van reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) tijdens of na de behandeling zijn gemeld. Controleer en behandel patiënten met een HBV-infectie volgens de huidige klinische richtlijnen.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer het volledige bloedbeeld bij aanvang van én gedurende de behandeling maandelijks en op klinische indicatie, het volledige bloedbeeld. Start de behandeling alléén bij normale waarden voor hemoglobine-, trombocyten- en neutrofielenconcentratie of CTCAE-graad 1. Bij ontstaan van hematologische toxiciteit de behandeling onderbreken en na herstellen van de bloedwaarden de behandeling voortzetten met een lagere dosis.
De incidentie van myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie in klinische onderzoeken met talazoparib was < 1%. Mogelijke risicofactoren voor de ontwikkeling van myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie zijn o.a. eerdere behandeling met platinabevattende chemotherapie, andere DNA-verstorende middelen en/of radiotherapie. Bij ontstaan van deze aandoeningen de behandeling met talazoparib staken.
Bij de combinatie met enzalutamide bij prostaatcarcinoom werd meer kans op veneuze trombo-embolische voorvallen gemeld. Controleer de patiënt op symptomen en klachten van veneuze trombo-embolie of longembolie en behandel indien klinisch aangewezen.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: de effectiviteit en veiligheid zijn niet onderzocht bij kinderen < 18 jaar, bij een patiënten met een creatinineklaring < 15 ml/min of die hemodialyse ondergaan, en bij de indicatie prostaatcarcinoom bij patiënten met een verminderde leverfunctie.
Overdosering
Symptomen
in reactie op de laserbehandeling een diepere necrose van de tumor dan bedoeld. Verlenging van de mate en duur van de fotosensibilisatie. Zonder de laserbehandeling zijn er geen specifieke systemische symptomen bij overdosering. Bij dieren is een daling gezien van het aantal trombocyten, erytrocyten en van hemoglobine en een stijging van het aantal neutrofielen en van fibrinogeen, bilirubine, triglyceride en cholesterol.
Therapie
afwegen: de tumor alsnog belichten of ten minste 4 weken wachten voor een nieuwe toediening van temoporfine.
Voor meer informatie over een vergiftiging met temoporfine neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met carfilzomib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergifitiging met talazoparib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Fotosensibiliserende stof als onderdeel van een fotodynamische behandeling. Na belichting met niet-thermisch licht van 652 nm ontstaat intracellulair een interactie van temoporfine met licht en zuurstof, waarbij sterk reactieve vormen van zuurstof ontstaan. Hierdoor treedt beschadiging van tumorweefsel op die resulteert in een acute ontstekingsreactie met oedeem en pijn, gevolgd door necrose.
Kinetische gegevens
T max | 2–4 uur na injectie. |
V d | groter dan het extracellulaire compartiment, maar kleiner dan het totale volume lichaamsvocht. |
Overig | geen cumulatie in weefsel. |
Metabolisering | bij de mens onbekend. Bij dieren conjugatie in de lever. |
Eliminatie | bij de mens onbekend. Bij dieren uitsluitend via de gal met de feces (zonder enterohepatische kringloop). |
T 1/2el | ca. 65 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteasoomremmer. Carfilzomib bindt selectief en irreversibel aan actieve domeinen van het 20S-eiwit-subunit (het proteolytische kerndeeltje in het 26S-proteasoom). Carfilzomib heeft antiproliferatieve en pro-apoptotische activiteit in hematologische tumoren, waaronder multipel myeloom.
Kinetische gegevens
V d | 0,4 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever, voornamelijk via (epoxide)hydrolyse en door peptidasen. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine als metabolieten. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Talazoparib is een remmer van poly-(ADP-ribose)-polymerase-enzymen (PARP-1, PARP-2). Deze enzymen zijn nodig voor een efficiënt herstel van enkelstrengs DNA-breuken (ESBs). Remming van PARP leidt tot de ophoping van ESBs, die uiteindelijk dubbelstrengs DNA-breuken (DSBs) worden wanneer de cellen proberen te delen. Kankercellen zonder functionele genen BRCA1 of 2 zijn niet in staat om deze DSBs te repareren, aangezien ze geen functioneel homoloog recombinatie-reparatiemechanisme hebben. Dit leidt tot een verhoogde genomische instabiliteit, wat resulteert in celdood.
Bij de behandeling van prostaatcarcinoom in combinatie met enzalutamide (androgeenreceptor (AR)-blokker) onderdrukt remming van AR-signalering de expressie van homologe recombinatie reparatie (HRR)-genen, waaronder BRCA1. Dit leidt tot een verhoogde gevoeligheid van de kankercel voor PARP-remming. PARP1-activiteit is nodig voor een maximale werking van de AR. Remming van PARP door talazoparib vermindert de AR-signalering en verhoogt de gevoeligheid voor AR-blokkers. Klinische resistentie tegen AR-blokkade gaat soms gepaard met co-deletie van RB1 en BRCA2, wat gepaard gaat met een verhoogde gevoeligheid voor PARP-remming.
Kinetische gegevens
F | minimaal 41%. |
T max | 1–2 uur, 4 uur bij gelijktijdige inname van een vetrijke, calorierijke maaltijd (mate van blootstelling ongewijzigd). |
V d | 6 l/kg. |
Metabolisering | in zeer geringe mate in de lever. |
Eliminatie | ca. 69% met de urine (waarvan 55% onveranderd) en ca. 20% met de feces (waarvan 14% onveranderd). Talazoparib is substraat voor Pgp en BCRP. |
T 1/2el | gem. 90 uur (32–148). |
Overig | De 'steady state'-plasmaconcentratie wordt bij monotherapie bereikt binnen 2–3 weken, en in combinatie met enzalutamide binnen ca. 9 weken. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
temoporfine hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
carfilzomib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
talazoparib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk