betamethason (cutaan)
Samenstelling
Betamethason (als valeraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Crème (0,1 %)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor cutaan gebruik (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 60 ml
- Toedieningsvorm
- Zalf (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Betnelan (als valeraat) GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Huidemulsie (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Vloeistof voor cutaan gebruik (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 ml
- Toedieningsvorm
- Zalf (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Diprosone (als dipropionaat) Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Crème (0,05%)
- Sterkte
- 0,5 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g, 100 g
- Toedieningsvorm
- Lotion (0,05%)
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 30 ml, 100 ml
- Toedieningsvorm
- Zalf (0,05%)
- Sterkte
- 0,5 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g, 100 g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
betamethason (cutaan) vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Identificeer bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergenen, irritantia) en adviseer deze zoveel mogelijk te vermijden. Dagelijks gebruik van een indifferente (vet)crème of zalf meerdere keren per dag, vormt de basis van de behandeling en werkt tevens preventief. Dermatocorticosteroïden zijn de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van contacteczeem naast de basisbehandeling. Bij contacteczeem op locaties elders dan de handen kan in milde gevallen veelal een indifferente (vet)crème, en bij matig contacteczeem een klasse 1- of 2-corticosteroïd volstaan. Bij mild tot matig contacteczeem aan de handen altijd starten met een klasse 2-corticosteroïd. Bij ernstig contacteczeem heeft starten met een klasse 3- of (in de tweedelijnszorg) met klasse 4-corticosteroïd de voorkeur. Bij onvoldoende effect, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Indicaties
Steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen, zoals:
- Psoriasis vulgaris;
- Lichen planus;
- Lichen sclerosus et atrophicus;
- Granuloma annulare;
- Pustulosis palmaris et plantaris;
- Lupus erythematodes discoides;
- Gelichenificeerd eczeem.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De crème is bestemd voor nattende, de zalf voor droge, verdikte of schilferige huidaandoeningen. De huidemulsie kan worden toegepast op gebieden die voor de crème of zalf moeilijk in te smeren zijn, met inbegrip van de behaarde huid, of indien een dunne laag voor een groot huidoppervlak moet worden aangebracht. De oplossing, lotion en vloeistof voor cutaan gebruik (allemaal oplossingen met dezelfde basissamenstelling) zijn bestemd voor de behaarde (hoofd)huid.
De huidemulsie, lotion, oplossing en vloeistof voor cutaan gebruik zijn brandbaar; kom tijdens en direct na gebruik (tot de vloeistof is ingetrokken) niet in de nabijheid van open vuur (niet roken) en gebruik in die periode geen föhn.
Steroïdgevoelige niet-infectieuze dermatosen
Volwassenen en kinderen
betamethasondipropionaat: crème, zalf, lotion: 1–2×/dag aanbrengen op de aangedane huid, bij verbetering dosering verlagen tot enkele malen per week. Kinderen vanaf 2 jaar max. 50 g per week, volwassenen max. 100 g per week gebruiken. De behandeling moet geleidelijk worden afgebouwd.
Kinderen > 1 jaar
betamethasonvaleraat: crème, zalf, huidemulsie: inductietherapie: 1–2×/dag aanbrengen op de aangedane huid, bij verbetering dosering verlagen tot enkele malen per week. Kinderen vanaf 2 jaar max. 50 g per week, volwassenen max. 100 g per week gebruiken. Als de conditie verergert of niet verbetert binnen 2-4 weken, moeten de diagnose en behandeling worden geëvalueerd. Bij volwassenen kan bij meer therapieresistente laesies, zoals verdikte psoriasisplaques op ellebogen en knieën, (nachtelijke) occlusie het effect versterken; bij verbetering van de symptomen kan de behandeling eventueel zonder occlusie worden voortgezet. De behandeling moet geleidelijk worden afgebouwd.
Periodieke onderhoudsdosering bij frequent recidiverende aandoeningen: betamethasonvaleraat: crème, zalf, huidemulsie: 2×/week 1×/dag aanbrengen, zonder occlusie, op alle eerder aangedane huidoppervlakken. Deze behandeling bij voorkeur combineren met het dagelijks gebruik van een indifferent middel.
Voor meer informatie betreffende de behandeling van eczeem en psoriasis bij volwassenen en kinderen zie de NHG-standaarden.
Steroïdgevoelige dermatosen van de hoofdhuid zoals psoriasis
Volwassenen en kinderen > 1 jaar
betamethasonvaleraat: lotion, oplossing en vloeistof voor cutaan gebruik: aanvankelijk 2×/dag, bij verbetering 1×/dag of minder frequent aanbrengen. Maximaal twee opeenvolgende weken behandelen met de maximale dosering. Bij het aanbrengen de oplossing voorzichtig inwrijven op het aangedane huidgedeelte.
Bij verminderde nierfunctie minimale hoeveelheden en niet langdurig gebruiken vanwege een groter risico op systemische effecten.
Bij ouderen, kinderen en een verminderde leverfunctie minimale hoeveelheden en niet langdurig gebruiken vanwege een groter risico op systemische effecten.
Toediening
- Doseer aan de hand van vingertopeenheden (VTE) om zowel over- als onderdosering te voorkomen; zie tabel 9 op p. 23 van de NVDV-Leidraad Dermatocorticosteroïden (2019).
- Vermijd contact met de ogen en was de handen na gebruik. Zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen;
- Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.
Bijwerkingen
Lokaal
Vaak (1-10%): huidklachten (jeuk, irritatie, branderigheid, pijn).
Zeer zelden (< 0,01%): lokale overgevoeligheid (roodheid, huiduitslag, urticaria, allergisch contacteczeem), rosacea en periorale dermatitis, dermatitis, verergering van onderliggende symptomen, psoriasis pustulosa, depigmentatie, huidatrofie, striae, droge huid, huidveroudering, teleangiëctasieën, purpura, hypertrichose, trichorrhexis, alopecia.
Systemisch
Zeer zelden (0,01%): groeihormooninsufficiëntie en vertraagde gewichtstoename bij kinderen, hypercortisolisme, bijnierschorsinsufficiëntie, osteoporose, hyperglykemie, hypertensie, obesitas. Wazig zien, glaucoom, cataract (het is niet bekend of dit een lokaal of systemisch effect betreft).
Verder is gemeld: opportunistische infectie.
De kans op lokale effecten bij gebruik van dermatocorticosteroïden is het grootst bij gebruik op het gelaat, genitaliën, in huidplooien of gebruik onder occlusie.
De kans op systemische effecten bij gebruik van dermatocorticosteroïden is het grootst bij gebruik bij kinderen, gebruik onder occlusie, gebruik op grote huidoppervlakken of huidplooien en gelijktijdig gebruik van penetratiebevorderende geneesmiddelen (zoals salicylzuur, ureum, propyleenglycol).
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid. Bij dieren zijn corticosteroïden in hoge systemische doses schadelijk gebleken (schisis).
Farmacologisch effect: Bij cutane toediening van corticosteroïden is de te verwachten systemische blootstelling minimaal. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling toe. Bij uitgebreid gebruik van klasse 3 en 4 dermatocorticosteroïden bestaat er kans op het optreden van intra-uteriene groeivertraging en op bijnierschorsinsufficiëntie bij de neonaat.
Advies: Gebruik op strikte indicatie, vermijd langdurig gebruik of gebruik op grote oppervlakken. Controleer indien uitgebreid gebruik onvermijdelijk is tijdens de zwangerschap de groei van het ongeboren kind en na de geboorte de bijnierschorsfunctie van de baby.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling bij de moeder toe. Bij uitgebreid gebruik van klasse 3 en 4 dermatocorticosteroïden zijn effecten op de zuigeling via de moedermelk niet uit te sluiten.
Advies: Kan bij kortdurend en beperkt gebruik waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Vermijd langdurig gebruik of gebruik op grote oppervlakken.
Overig: Bij toepassing op de borst, het gebied rond de tepel vóór het voeden goed schoon maken.
Contra-indicaties
- huidinfecties primair veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, gist of parasiet;
- ulcereuze huidaandoeningen en wonden;
- bijwerkingen door corticosteroïden (dermatitis perioralis, striae atrophicae);
- ichtyose, acne vulgaris, rosacea, juveniele plantaire dermatose, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
- perianale- en genitale jeuk;
- overgevoeligheid voor corticosteroïden.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Toediening: vermijd contact met en rond de ogen en was de handen na gebruik, vanwege het risico van contaminatie van de conjunctiva met kans op het ontstaan van glaucoma simplex of subcapsulair cataract. De lotion, huidemulsie, oplossing en vloeistof voor cutaan gebruik bevatten isopropylalcohol dat oogirritatie kan veroorzaken; bij contact met de ogen, direct spoelen met een ruime hoeveelheid water. Wees voorzichtig bij gebruik in huidplooien, op het gelaat en op de genitaliën vanwege de toegenomen kans op lokale bijwerkingen; het wordt aanbevolen voor deze toepassingen zwak tot matig sterk werkende corticosteroïden te gebruiken. Niet gebruiken onder occlusie bij behandeling van de behaarde hoofdhuid. Wees voorzichtig bij het gebruik onder occlusie elders op het lichaam (niet gebruiken onder luiers), in huidplooien en op grote en beschadigde huidoppervlakken vanwege de toegenomen kans op systemische bijwerkingen.
Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op de symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt; wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreactie indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. De behandeling staken als ernstige irritatie of overgevoeligheid optreedt.
Om reboundeffecten te voorkomen, langdurige lokale behandeling met dermatocorticosteroïden geleidelijk afbouwen.
Huidinfecties: het (onjuist) gebruik van corticosteroïden kan bacteriële-, parasitaire-, virus- en schimmelinfecties maskeren. Bacteriële infecties worden bevorderd door warme, vochtige condities (zoals in huidplooien of onder occlusie); zorg voor een gereinigde huid voordat een nieuw verband wordt aangebracht. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie de behandeling met corticosteroïden staken.
De behandeling van psoriasis met dermatocorticosteroïden zorgvuldig controleren vanwege kans op recidieven (tolerantie), het ontstaan van gegeneraliseerde pustuleuze psoriasis en de ontwikkeling van lokale en/of systemische toxiciteit (a.g.v. verminderde huidbarrière).
Systemische bijwerkingen: wees bedacht op systemische bijwerkingen en (reversibele) onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as mogelijk gepaard gaande met glucocorticosteroïde-insufficiëntie na het (abrupt) stopzetten van langdurige behandeling van met name (zeer) sterk werkende dermatocorticosteroïden. Langdurige behandeling met (zeer) sterk werkzame dermatocorticosteroïden geleidelijk staken of overstappen op een minder sterk werkend corticosteroïd.
Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (met name sterk werkende) dermatocorticosteroïden, om door te verwijzen naar een oogarts ter beoordeling van mogelijke oorzaken waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR) die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.
Kinderen hebben een relatief groot huidoppervlak en dunne huid. Langdurig gebruik op grote oppervlakken kan bij hen sneller leiden tot systemische bijwerkingen, bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig gebruik op grote oppervlakken wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen. Betamethasonvaleraat niet gebruiken bij dermatosen bij kinderen < 1 jaar.
Eigenschappen
Betamethason (als valeraat en als dipropionaat) voor cutane toepassing is een sterk werkend corticosteroïd, klasse 3. Dermatocorticosteroïden hebben een anti-inflammatoire, antiproliferatieve en vasoconstrictieve werking. Ze onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Verder remmen ze de celdelingen van de epidermis en de aanmaak van bindweefselcomponenten. Het effect kan door het aanbrengen onder een afsluitend (occlusief) verband worden versterkt als gevolg van een verhoogde penetratie (met ca. factor 10) van het stratum corneum.
Kinetische gegevens
Resorptie | kan systemisch worden opgenomen via een intacte, gezonde huid. Occlusie en pathogene processen als ontsteking en beschadiging van de huid verhogen de percutane absorptie. |
Eliminatie | vnl. via urine. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
betamethason (cutaan) hoort bij de groep corticosteroïden, cutaan/oromucosaal.
- betamethason in propyleenglycol (D07AC01) Vergelijk
- clobetasol (cutaan) (D07AD01) Vergelijk
- clobetasol (oromucosaal) (A01AC) Vergelijk
- clobetason (D07AB01) Vergelijk
- desoximetason (D07AC03) Vergelijk
- flumetason (D07AB03) Vergelijk
- fluticason (cutaan) (D07AC17) Vergelijk
- hydrocortison (cutaan) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonbutyraat (D07AB02) Vergelijk
- mometason (cutaan) (D07AC13) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (cutaan) (D07AB09) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (oromucosaal) (A01AC01) Vergelijk