Geneesmiddelenoverzicht corticosteroïden, cutaan/oromucosaal

Deze hoofdrubriek bevat 7 rubrieken:

corticosteroïden, cutaan/oromucosaal

Werking

Werkingsmechanisme

Anti-inflammatoir

  • remmen de accumulatie van afweercellen in het ontstoken weefsel;
  • verminderen de hechting van leukocyten aan capillair endotheel;
  • remmen de productie van ontstekingsmediatoren zoals prostaglandinen, leukotriënen, cytokinen en histamine.

Vasoconstrictief

  • remmen het vrijkomen van mediatoren met vasoactieve werking zoals cytokinen, histamine en catecholaminen;
  • werken mogelijk ook direct constrictief op capillairen.

Antiproliferatief

  • remmen de celdeling in epidermis en de aanmaak van bindweefselcomponenten.

Antiprurigineus

  • remmen het ontstekingsproces waardoor de jeuk afneemt;
  • werken direct op vrije zenuwuiteinden in de huid.

Effect

  • verdwijnen of verminderen van ontstekingsverschijnselen;
  • vermindering van de symptomen van verschillende huidaandoeningen.

In tabel 1 is de indeling van de dermatocorticosteroïden in sterkten/klassen aangegeven zoals die in Nederland* gehanteerd wordt: klasse 1 (zwak werkend), klasse 2 (matig-sterk werkend), klasse 3 (sterk werkend) en klasse 4 (zeer sterk werkend).

Indeling dermatocorticosteroïden Vergroot tabel

Meer informatie

* Dermatocorticosteroïden worden in Nederland en in veel Europese landen naar sterkte ingedeeld in vier klassen. In deze indeling is de invloed van de farmaceutische vorm op de werkingssterkte niet mee genomen. In het classificatiemodel van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is deze farmaceutische vorm wel opgenomen. Dit classificatiemodel hanteert zeven klassen, waarbij klasse I het sterkst werkend is en klasse VII het zwakstwerkend. Zo is volgens dit model triamcinolonacetonide in zalfvorm een sterk werkend dermatocorticosteroïd (klasse 3); alleen in crèmevorm wordt het beschouwd als een matig sterk werkend dermatocorticosteroïd (klasse 2). Volgens de NVDV-Leidraad Dermatocorticosteroïden zijn alle indelingen grotendeels gebaseerd op surrogaatuitkomsten of intermediaire eindpunten en niet op klinische effecten. De in Nederland toegepaste indeling op basis van 4 klassen kan daarom gehandhaafd worden. Met deze kennis kan de voorschrijver echter wel voorzichtigheid hanteren bij het gebruik van triamcinolonacetonide in een zalfbasis. 1

Typerende bijwerkingen

Relatief frequent

  • atrofie van dermis en epidermis, teleangiëctasieën;
  • striae (vooral bij adolescenten; m.n. in liezen, oksels, binnenzijde bovenbenen en -armen);
  • papulopustuleuze periorale en/of perioculaire dermatitis;
  • maskeren van schimmelinfecties;
  • contactallergie m.n. bij langdurig gebruik;
  • bij oromucosale toepassing: atrofie mucosa, mondinfecties zoals spruw (na meerdere weken gebruik).

Minder frequent

  • Lokaal:

    • steroïdrosacea en -acne;
    • purpura, ecchymosen;
    • verergering van bestaande huidinfecties;
    • vertraagde wondgenezing;
    • hypopigmentatie;
    • hypertrichose;
    • gluteale granulomen bij luierdermatitis.
  • Systemisch:

    • syndroom van Cushing;
    • bijnierschorsinsufficiëntie;
    • osteoporose;
    • groeiremming.

Meer informatie

Bij dagelijks gebruik van een klasse 1-corticosteroïd of intermitterend gebruik van klasse 2- of klasse 3-corticosteroïden, treden lokale bijwerkingen zelden op. Bijwerkingen ontstaan meestal bij langdurig én continu gebruik van dermatocorticosteroïden; indien in de onderhoudsfase intermitterend wordt behandeld is er minder kans op bijwerkingen, ook na lange tijd. De meeste kans op lokale bijwerkingen is bij gebruik op plaatsen waar het stratum corneum dunner is, zoals in het gelaat, op de oogleden, in huidplooien en op de genitaliën of bij gebruik onder occlusie.

Systemische bijwerkingen kunnen voorkomen bij langdurig en overmatig gebruik (dosering > aanbevolen hoeveelheid per week) van m.n. klasse 3- of klasse 4-corticosteroïden. De meeste kans op systemische effecten is bij het gebruik bij kinderen, gebruik onder occlusie, gebruik op grote huidoppervlakken of huidplooien en bij gelijktijdig gebruik van penetratiebevorderende geneesmiddelen (zoals salicylzuur, ureum, propyleenglycol). Dit geldt ook voor huidaandoeningen waarbij de huidbarrière verstoord is, zoals bij constitutioneel eczeem.

Kinderen: het gebruik van (zeer) sterk werkende corticosteroïden bij kinderen zoveel mogelijk vermijden of beperken. Kinderen hebben een relatief groot huidoppervlak en dunne huid. Gebruik bij hen kan sneller leiden tot systemische bijwerkingen, bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie. Bijnierschorsinsufficiëntie wordt bij kinderen vooral gezien bij overmatig gebruik van sterk werkende dermatocorticosteroïden. Bij combinatie van dermatocorticosteroïden met inhalatie- en nasale corticosteroïden is er meer kans op bijniersuppressie. Groeiremming kan gezien worden na langdurig gebruik; bij langdurig gebruik wordt daarom aanbevolen regelmatig de groeicurve te controleren.

Kosten

Kosten laden…

Vergelijken

corticosteroïden, cutaan/oromucosaal vergelijken met een andere geneesmiddelgroep.

Zie ook

Indicaties

Bronnen