empagliflozine

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Jardiance Bijlage 2 Boehringer Ingelheim bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
10 mg, 25 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

empagliflozine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.

SGLT2-remmers (dapagliflozine, empagliflozine, canagliflozine) hebben aangetoonde gunstige effecten op harde eindpunten (cardiovasculair en renaal) bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ. Van ertugliflozine is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond. Er is relatief weinig ervaring met canagliflozine.

Wees alert op het mogelijk optreden van ernstige bijwerkingen, namelijk (euglykemische) ketoacidose, amputatie aan de onderste ledematen en Fournier-gangreen. Van ketoacidose is een causaal verband aangetoond.

Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.

Bij symptomatisch chronisch hartfalen met verminderde ejectiefractie (LVEF ≤ 40%) kan in de tweedelijnszorg toevoeging van empa- of dapagliflozine aan de standaardbehandeling worden overwogen bij patiënten met NYHA-klasse II t/m IV. Dit lijkt de mortaliteit en de kans op verslechtering van hartfalen bij deze patiëntenpopulatie te verlagen. Bij symptomatisch chronisch hartfalen met een matige of behouden ejectiefractie (LVEF > 40%) wordt empagliflozine aanbevolen bij patiënten met NYHA-klasse II t/m IV. Empagliflozine lijkt het aantal ziekenhuisopnames voor hartfalen te verminderen, maar heeft over het geheel geen effect op de mortaliteit of kwaliteit van leven.

Aan de vergoeding van empagliflozine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

Volwassenen met:

  • Onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging:
    • als monotherapie, wanneer metformine niet geschikt is vanwege intolerantie;
    • als aanvulling op andere bloedglucoseverlagende middelen.
  • Symptomatisch chronisch hartfalen.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2

Volwassenen

Begindosering 10 mg 1×/dag. Indien deze dosering wordt verdragen, een striktere bloedglucoseregulatie nodig is en de creatinineklaring ≥ 60 ml/min is, kan de dosering worden verhoogd tot 25 mg 1×/dag (maximale dagdosis).

Bij gebruik in combinatie met insuline of een sulfonylureumderivaat: overweeg een lagere dosis insuline of sulfonylureumderivaat te geven, om de kans op hypoglykemie te verminderen.

Verminderde nierfunctie: De glucoseverlagende werkzaamheid is verminderd bij een GFR < 60 ml/min en waarschijnlijk afwezig bij ernstige nierinsufficiëntie. Bij een GFR 30-59 ml/min: 10 mg 1×/dag ter vermindering van het cardiovasculaire risico. Overweeg zo nodig een aanvullende glucoseverlagende behandeling. Bij een GFR < 30 ml/min: gebruik ontraden.

Hartfalen

Volwassenen

10 mg 1×/dag.

Verminderde nierfunctie bij een patiënt met of zonder diabetes mellitus type 2: Bij een creatinineklaring ≥ 20 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Bij een creatinineklaring < 20 ml/min gebruik ontraden, wegens onvoldoende gegevens.

Verminderde leverfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie ontraden, wegens verhoogde blootstelling en onvoldoende ervaring.

Ouderen: Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.

Bij vergeten van een dosis, deze innemen zodra eraan wordt gedacht; echter geen dubbele dosis op dezelfde dag innemen.

Toediening: De tablet heel doorslikken met water, met of zonder voedsel.

Bijwerkingen

Toon bijwerkingen per frequentieToon bijwerkingen per tractus.

Zeer vaak

Stofwisseling en voeding

  • Hypoglykemie bij combinatie met insuline of sulfonylureumderivaat
  • Volumedepletie

Vaak

Algemeen en toedieningsplaats

  • Dorst

Huid en onderhuid

  • Gegeneraliseerde pruritus
  • Pruritus
  • Rash

Infecties

  • Genitale infectie
  • Urineweginfectie
  • Vaginale candidiasis
  • Vulvovaginitis

Maagdarmstelsel

  • Obstipatie

Nieren en urinewegen

  • Mictiefrequentie verhoogd

Onderzoeken

  • Lipiden verhoogd

Voortplantingsstelsel en borst

  • Balanitis

Soms

Huid en onderhuid

  • Angio-oedeem
  • Urticaria

Nieren en urinewegen

  • Dysurie

Onderzoeken

  • Bloed creatinine verhoogd
  • Glomerulaire filtratiesnelheid verlaagd
  • Hematocriet verhoogd

Stofwisseling en voeding

  • Diabetische ketoacidose

Zelden

Infecties

  • Fournier-gangreen

Zeer zelden

Nieren en urinewegen

  • Tubulo-interstitiële nefritis

Beschreven, met onbekende frequentie

Infecties

  • Pyelonefritis
  • Urosepsis

Algemeen en toedieningsplaats (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)

Dorst Vaak

Huid en onderhuid (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)

Gegeneraliseerde pruritus Vaak
Pruritus
Rash
Angio-oedeem Soms
Urticaria

Infecties (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)

Genitale infectie Vaak
Urineweginfectie
Vaginale candidiasis
Vulvovaginitis
Fournier-gangreen Zelden
Beschreven, met onbekende frequentie
Pyelonefritis
Urosepsis

Maagdarmstelsel (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)

Obstipatie Vaak

Nieren en urinewegen (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)

Mictiefrequentie verhoogd Vaak
Dysurie Soms
Tubulo-interstitiële nefritis Zeer zelden

Onderzoeken (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)

Lipiden verhoogd Vaak
Bloed creatinine verhoogd Soms
Glomerulaire filtratiesnelheid verlaagd
Hematocriet verhoogd

Stofwisseling en voeding (In meer dan 10% van de gevallen)

Hypoglykemie bij combinatie met insuline of sulfonylureumderivaat Zeer vaak
Volumedepletie
Diabetische ketoacidose Soms

Voortplantingsstelsel en borst (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)

Balanitis Vaak

Toelichting

  • Volumedepletie: met inbegrip van dehydratie, hypovolemie, (orthostatische) hypotensie en syncope. Treedt vooral op bij ouderen ≥ 75 jaar.
  • Mictiefrequentie verhoogd: met inbegrip van polyurie, pollakisurie, nycturie.
  • Diabetische ketoacidose: waaronder levensbedreigende en fatale gevallen; in een aantal gevallen een atypische presentatie met alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden.

Interacties

Het diuretisch effect van thiazide- en lisdiuretica kan toenemen en daarmee de kans op dehydratie en hypotensie. Wees met name bij ouderen voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die tot volumedepletie kunnen leiden (bv. diuretica, ACE-remmers).

Empagliflozine wordt voornamelijk gemetaboliseerd door UGT-enzymen; combinatie met UGT-inducerende middelen (zoals rifampicine of fenytoïne) ontraden, omdat de werkzaamheid van empagliflozine mogelijk afneemt. Indien de combinatie toch noodzakelijk is, de respons op empagliflozine beoordelen middels controle van de bloedglucoseregulatie.

Empagliflozine kan de renale lithiumexcretie verhogen, waardoor de lithiumconcentratie in bloed afneemt. Controleer de lithiumspiegel vaker na het starten met empagliflozine en na dosisaanpassingen.

Bij gebruik van een SGLT2-remmer worden metingen van 1,5-anhydroglucitol (1,5-AG) onbetrouwbaar; gebruik van een 1,5-AG assay voor het bepalen van de bloedglucoseregulatie ontraden.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in supratherapeutische doses schadelijk gebleken (verminderde postnatale gewichtstoename).

Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens). Ja (bij dieren).

Farmacologisch effect: Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Verminderde nierfunctie: De glucoseverlagende werkzaamheid is verminderd bij een GFR < 60 ml/min en waarschijnlijk afwezig bij ernstige nierinsufficiëntie. Overweeg zo nodig toevoeging van andere bloedglucoseverlagende middelen. Het gebruik bij diabetes mellitus type 2 ontraden bij een creatinineklaring < 30 ml/min. Het gebruik bij hartfalen ontraden bij een creatinineklaring < 20 ml/min, wegens onvoldoende gegevens.

Controleer de nierfunctie voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling (ten minste jaarlijks). Controleer tevens bij start van geneesmiddelen die de nierfunctie kunnen verminderen (zoals antihypertensiva of NSAID's).

Wees in verband met de diuretische werking van empagliflozine voorzichtig bij patiënten bij wie een bloeddrukdaling riskant kan zijn (bv. bij cardiovasculaire ziekten, hypotensie in de anamnese of bij ouderen ≥ 75 j.). In geval van omstandigheden die kunnen leiden tot vochtverlies (zoals bij maag-darmziekte en vooral bij ouderen, warm weer), de volumestatus en elektrolytenbalans zorgvuldig monitoren. Overweeg tijdelijke onderbreking van de behandeling totdat het vloeistofverlies is gecorrigeerd.

Er zijn meldingen van gecompliceerde urineweginfecties; overweeg bij optreden hiervan een tijdelijke onderbreking van de behandeling.

Er zijn meldingen van diabetische ketoacidose bij behandeling met SGLT2-remmers, soms bij alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor diabetische ketoacidose, zoals een lage bètacelfunctiereserve, aandoening die leidt tot beperkte inname van voedsel of ernstige uitdroging, koolhydraatbeperkt of ketogeen dieet, dosisverlaging van insuline of een verhoogde insulinebehoefte als gevolg van acute ziekte, operatie of alcoholmisbruik. Onderzoek de patiënt direct op ketoacidose bij het optreden van symptomen hiervan, ongeacht de bloedglucosespiegel (o.a. misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, extreme dorst, ademhalingsproblemen, verwardheid, ongewone vermoeidheid en slaperigheid). Bij verdenking op een diabetische ketoacidose de behandeling met empagliflozine direct staken, en niet meer herstarten indien geen andere duidelijke oorzaak van de diabetische ketoacidose is gevonden.

Onderbreek de behandeling bij ziekenhuisopname voor een grote operatieve ingreep of ernstige acute ziekte. Monitoring van de ketonwaarde (bij voorkeur in bloed) wordt aanbevolen. Herstart de behandeling met empagliflozine als de toestand van de patiënt stabiel is, en de ketonwaarde normaal.

Er zijn meldingen van Fournier-gangreen (necrotiserende fasciitis van het perineum) bij gebruik van SGLT2-remmers. Een urogenitale infectie of perineaal abces kan hieraan voorafgaan. Adviseer de patiënt met spoed medische hulp in te roepen bij symptomen als hevige pijn, gevoeligheid, erytheem of zwelling in het genitale of perineale gebied, in combinatie met koorts of malaise. Bij vermoeden van Fournier-gangreen het gebruik van de SGLT2-remmer staken en direct behandeling beginnen (incl. antibiotica en chirurgisch debridement).

Niet onderzocht: Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie, terminale nierziekte en dialysepatiënten; gebruik ontraden. De werkzaamheid is niet vastgesteld bij patiënten met infiltratieve ziekte of met takotsubocardiomyopathie. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met empagliflozine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Oraal bloedglucoseverlagend middel. Remt reversibel en selectief de natrium/glucose-cotransporter 2 (SGLT2) in de nier. Vermindert de renale glucosereabsorptie, wat leidt tot uitscheiding van glucose via de urine en osmotische diurese. De mate van bloedglucosedaling is afhankelijk van de bloedglucoseconcentratie en de glomerulaire filtratiesnelheid. Werkt onafhankelijk van insuline.

Empagliflozine verhoogt de afgifte van natrium aan de distale tubulus, zodat de tubuloglomerulaire terugkoppeling toeneemt en de intraglomerulaire druk afneemt. Dit in combinatie met osmotische diurese leidt tot een afname van intravasculair volume, verlaagde bloeddruk en lagere voor- en nabelasting ('pre- en afterload') van het hart.

Kinetische gegevens

T max ca. 1,5 uur.
V d ca. 1,1 l/kg.
Metabolisering gedeeltelijk, in de lever vnl. via glucuronidering.
Eliminatie met de feces ca. 41% (vnl. onveranderd), met de urine ca. 54% (ca. de helft onveranderd).
T 1/2el ca. 12,4 uur.
Overig Bij milde, matige en ernstige nierinsufficiëntie (GFR < 30 - < 90 ml/min) stijgt de blootstelling aan empagliflozine (AUC) met respectievelijk ca. 18%, 20% en 66% in vergelijking met een normale nierfunctie.
Overig Bij milde, matige en ernstige leverinsufficiëntie volgens de Child-Pugh-classificatie stijgt de blootstelling aan empagliflozine (AUC) met respectievelijk ca. 23%, 47% en 75% in vergelijking met een normale leverfunctie.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

empagliflozine hoort bij de groep SGLT2-remmers.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links