Samenstelling
Fabrazyme XGVS Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 35 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Elfabrio XGVS Aanvullende monitoring Chiesi Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2,5 ml, 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van de ziekte van Fabry staat naast symptoombestrijding (o.a. voor zenuwpijn) enzymvervangende therapie (ERT) centraal. ERT is erop gericht de symptomen te verminderen en de ziekteprogressie te vertragen. De behandeling van de ziekte van Fabry wordt in Nederland uitsluitend uitgevoerd door het SPHINX Lysosome center in het Amsterdam-UMC. Daar worden de behandelkeuze, de behandelduur en de geplande evaluatiemomenten op individueel niveau beoordeeld door de multidisciplinaire indicatiecommissie.
Advies
Bij de behandeling van de ziekte van Fabry staat naast symptoombestrijding (o.a. voor zenuwpijn) enzymvervangende therapie (ERT) centraal. ERT is erop gericht de symptomen te verminderen en de ziekteprogressie te vertragen. De behandeling van de ziekte van Fabry wordt in Nederland uitsluitend uitgevoerd door het SPHINX Lysosome center in het Amsterdam-UMC. Daar worden de behandelkeuze, de behandelduur en de geplande evaluatiemomenten op individueel niveau beoordeeld door de multidisciplinaire indicatiecommissie. Pegunigalsidase α heeft een gelijke therapeutische waarde als agalsidase β. Het is aannemelijk dat pegunigalsidase α ook een gelijke therapeutische waarde heeft als agalsidase α.
Indicaties
Chronische enzym-substitutietherapie bij patiënten ≥ 8 jaar met een bevestigde diagnose van de ziekte van Fabry.
Indicaties
Langdurige enzymvervangende therapie bij volwassenen met een bevestigde diagnose van de ziekte van Fabry (α-galactosidasedeficiëntie).
Doseringen
Ziekte van Fabry
Volwassenen en kinderen ≥ 8 jaar
I.v. als infusie: 1 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken. De infusiesnelheid mag in het begin niet hoger zijn dan 0,25 mg/min (= 15 mg/uur). Nadat de tolerantie bij de patiënt is vastgesteld, en het lichaamsgewicht is minimaal 30 kg, mag de infusiesnelheid bij opeenvolgende infusies geleidelijk worden verhoogd, in stappen van 0,05 tot 0,083 mg/min (oftewel stappen van 3 tot 5 mg/uur). Voor kinderen die < 30 kg wegen, moet de max. infusiesnelheid 0,25 mg/min blijven. De infusiesnelheid verlagen bij infusiegerelateerde reacties.
Bij verminderde nierfunctie hoeft de dosis niet te worden aangepast.
Bij goed verdragen van de infusies, kan toediening thuis worden overwogen. De doseer- en infusiesnelheid moeten thuis constant worden gehouden. In geval van bijwerkingen direct stoppen met de infusie en de arts raadplegen.
Doseringen
Passende medische ondersteuning moet direct beschikbaar zijn als een patiënt nog geen behandeling heeft gehad, of eerder ernstige overgevoeligheidsreacties vertoonde op pegunigalsidase α of een andere enzymvervangende therapie.
Overweeg premedicatie met een antihistaminicum en/of corticosteroïd bij een voorgeschiedenis van overgevoeligheidsreacties op pegunigalsidase α of een andere enzymvervangende therapie.
Ziekte van Fabry
Volwassenen
Als intraveneus infuus: 1 mg/kg lichaamsgewicht 1× per 2 weken.
Bij overstappen van een behandeling met agalsidase α of -β: behoud gedurende de eerste 3 maanden (6 infusies) de vorige behandeling; daarbij stapsgewijs afbouwen op geleide van de respons, en uiteindelijk staken.
Bij een verminderde nierfunctie is dosisaanpassing niet nodig.
Bij een verminderde leverfunctie is dosisaanpassing niet nodig.
Toediening
- Na bereiding de verdunning toedienen via intraveneuze infusie en gefilterd door een inlinefilter van 0,2 microm. met lage eiwitbinding;
- De eerste infusie in minimaal 3 uur toedienen, daaropvolgende infusies in minimaal 1,5 uur; de infusieduur is afhankelijk van of het te verdragen is door de patiënt. Raadpleeg voor de infusievolumes en -snelheden rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA;
- Niet met andere producten in dezelfde intraveneuze lijn toedienen;
- Als infusiegerelateerde reacties optreden, zoals overgevoeligheids- of anafylactische reacties, de infusie direct stoppen en passende behandeling inzetten;
- De patiënt na de infusie gedurende twee uur observeren op infusiegerelateerde reacties;
- Thuisinfusie is mogelijk voor patiënten die de infusies goed verdragen en gedurende een paar maanden geen matige of ernstige infusiegerelateerde bijwerkingen hebben gehad. De voorwaarden staan vermeld in de officiële productinformatie CBG/EMA.
Bijwerkingen
Infusie-gerelateerde bijwerkingen treden zeer vaak op. De meeste van deze bijwerkingen worden toegeschreven aan de vorming van IgG-antistoffen en/of complementactivering. Het gaat voornamelijk om koorts en koude rillingen, en verder ook oedeem in het gezicht, angio-oedeem, blozen, dyspneu, bronchospasmen, tachypneu, piepende ademhaling, hypoxie, ongemakkelijk gevoel op de borst, beklemd gevoel op de keel, rinitis, hypertensie, hypotensie, tachycardie, hartkloppingen, buikpijn, misselijkheid, braken, pijn in ledematen, spierpijn, hoofdpijn, jeuk en urticaria.
Zeer vaak (> 10%): paresthesie en koud gevoel.
Vaak (1-10%): (draai-)duizeligheid, slaperigheid, lethargie, (orale) hypo-esthesie, brandend gevoel, syncope. Tranenvloed. Oorsuizen. Bleekheid, bradycardie, opvliegers. Exacerbatie van dyspneu, hoesten, verstopte neus, nasofaryngitis. Diarree, last van de maag. (Maculopapuleuze) huiduitslag, erytheem. Rugpijn, gewrichtspijn, stijve of strakke spieren, spierspasmen. Vermoeidheid, asthenie, heet gevoel, hyperthermie, perifeer oedeem, pijn op de borst.
Verder zijn gemeld: anafylactische reacties en leukocytoclastische vasculitis.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): (type I-)overgevoeligheid. Agitatie. Paresthesie, duizeligheid, hoofdpijn. Vertigo. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Huiduitslag, erytheem, jeuk. Gewrichtspijn, skelet- en spierpijn. Asthenie, koude rillingen, niet-cardiale pijn op de borst, pijn in extremiteiten. Infusiegerelateerde reactie*. Supraventriculaire extrasystolen.
Soms (0,1-1%): slapeloosheid. Rustelozebenensyndroom, perifere neuropathie, neuralgie, brandend gevoel, tremor. Blozen, hypo- of hypertensie, lymfoedeem. Bronchospasme, dyspneu, keelirritatie, verstopte neus, niezen. Gastro-oesofageale refluxziekte, gastritis, dyspepsie, flatulentie. Hypohidrose. Membrano-proliferatieve glomerulonefritis, chronische nieraandoening, proteïnurie. Tepelpijn. Extravasatie op de infusieplaats, oedeem, griepachtige ziekte, pijn op de infusieplaats. Stijging lichaamstemperatuur, stijging leverenzymwaarde, stijging eiwit/creatinine ratio in urine, positieve test leukocyten in urine, stijging urinezuur in bloed, gewichtstoename. Bradycardie, hypertrofie van linkerventrikel.
* Infusiegerelateerde reacties (IRR's) treden op tijdens of binnen 2 uur na infusie; de meest voorkomende symptomen zijn overgevoeligheid, koude rillingen, misselijkheid, duizeligheid, huiduitslag, jeuk en spierpijn. Deze reacties treden vooral op binnen het eerste jaar van behandeling.
Interacties
Niet combineren met chloroquine, amiodaron of gentamicine vanwege een theoretische kans op remming van intracellulaire activiteit van α-galactosidase.
Interacties
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar interacties. Op basis van het metabolisme zijn CYP-enzyminteracties niet waarschijnlijk.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik bij voorkeur ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Eerder voorgekomen levensbedreigende overgevoeligheid voor agalsidase β.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij lichte tot matige infusiegerelateerde reacties kan de behandeling worden voortgezet na het verlagen van de infusiesnelheid (~0,15 mg/min; 10 mg/uur) en/of profylactische behandeling met een antihistaminicum, ibuprofen, paracetamol en/of een corticosteroïd.
Bij ernstige overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken. Hierna kan de behandeling voorzichtig worden voortgezet met een lage dosis (50% van therapeutische dosis) en een lage infusiesnelheid (4% van standaard infusiesnelheid). Vervolgens op geleide van de tolerantie verhogen.
Immunogeniciteit: Het merendeel van de patiënten ontwikkelt binnen 3 maanden na start van de behandeling IgG-antistoffen tegen agalsidase β; in de loop van de tijd kunnen deze weer verdwijnen of afnemen, maar bij ca. 35% (in klinische onderzoeken) blijven ze in dezelfde mate aanwezig. Patiënten met antistoffen hebben meer kans op het ontstaan van infusiegerelateerde reacties. Controleer de antilichaamstatus regelmatig.
Er is geen onderzoek uitgevoerd bij patiënten met leverinsufficiëntie. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 8 jaar en ouderen > 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties (IRR's) kunnen optreden tijdens en tot 2 uur na afloop van de infusie. De behandeling van lichte tot matig ernstige reacties kan bestaan uit het verlagen van de infusiesnelheid en behandelen met antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden. Premedicatie met antihistaminica en/of corticosteroïden kan reacties in het vervolg voorkomen, hoewel bij sommige patiënten dan alsnog IRR's optraden.
Bij ernstige allergische reacties of anafylaxie de toediening direct staken en de huidige richtlijnen voor spoedbehandeling volgen. Opnieuw toedienen van pegunigalsidase α na anafylaxie of ernstige allergische respons alleen na zorgvuldige afweging van de risico's en voordelen, en uitsluitend in een klinische omgeving.
Immunogeniciteit: in klinisch onderzoek ontwikkelde 16% van de patiënten bij een dosering van 1 mg/kg door de behandeling geïnduceerde antistoffen tegen het geneesmiddel (‘anti-drug antibodies’, ADA’s). Patiënten met ADA's hebben mogelijk meer kans op infusiegerelateerde reacties, en de kans dat ernstige IRR’s optreden is ook groter. Monitor patiënten die infusie- of immuunreacties ontwikkelen tijdens de behandeling. Monitor ook patiënten die ADA-positief zijn voor een andere enzymvervangende therapie, patiënten die overgevoeligheidsreacties hebben gehad en patiënten die overstappen op pegunigalsidase α.
Tijdens behandeling met enzymvervangende therapie kan neerslag van immuuncomplexen optreden als manifestatie van een immunologische respons op het product. In klinisch onderzoek is membrano-proliferatieve glomerulonefritis gemeld. Dit voorval leidde tot een tijdelijke afname van de nierfunctie, die verbeterde na staken van het geneesmiddel.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar en ouderen > 65 jaar.
Eigenschappen
Agalsidase β is een recombinante vorm van het enzym α-galactosidase. Het wordt na toediening snel opgenomen in de lysosomen van vasculaire endotheelcellen en van parenchymcellen, waarschijnlijk via de receptoren voor mannose-6-fosfaat, mannose en asialoglycoproteïne. Bij de ziekte van Fabry is er een tekort aan α-galactosidase. Verminderde of afwezige activiteit van dit enzym leidt tot ophoping van GL-3 in de lysosomen van veel celtypen waaronder endotheel- en parenchymcellen, wat uiteindelijk leidt tot nier-, hart- en cerebrovasculaire complicaties. Door substitutietherapie met agalsidase β wordt het ophopende GL-3 afgebroken.
Kinetische gegevens
V d | 0,12–0,57 l/kg. |
Metabolisering | door hydrolyse. |
T 1/2el | 80–120 min bij 1 mg/kg in 300 min toegediend. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Pegunigalsidase α is een gepegyleerde recombinante vorm van het humane enzym α-galactosidase A en is vervaardigd in een cellijn van plantencellen (BY2-cellen van Nicotiana tabacum). Het is een covalent conjugaat van prh-α-GAL-A met polyethyleenglycol (PEG). Het enzym α-galactosidase A katalyseert de hydrolyse van de terminale α-galactosyldelen van oligosacchariden en polysacchariden in het lysosoom, waarbij de hoeveelheid geaccumuleerde globotriaosylceramide (Gb3) en globotriaosylsfingosine (Lyso-Gb3) bij de ziekte van Fabry wordt gereduceerd.
Kinetische gegevens
Metabolisering | via peptidehydrolyse. |
T 1/2el | 53–134 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
agalsidase bèta hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- avalglucosidase alfa (A16AB22) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- cipaglucosidase alfa (A16AB23) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- pegunigalsidase alfa (A16AB20) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk
Groepsinformatie
pegunigalsidase alfa hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- agalsidase bèta (A16AB04) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- avalglucosidase alfa (A16AB22) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- cipaglucosidase alfa (A16AB23) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk