Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

brivaracetam

anti-epileptica N03AX23

Sluiten

zonisamide

anti-epileptica N03AX15

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Briviact UCB Pharma bv

Toedieningsvorm
Tablet, filmomhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg, 75 mg, 100 mg
Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
300 ml

Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens per ml: 240 mg sorbitol, max. 5,5 mg propyleenglycol.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Zonegran Eisai

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
25 mg, 50 mg, 100 mg

De capsules bevatten gehydrogeneerde olie van sojabonen.

Zonisamide Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
25 mg, 50 mg, 100 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Middelen van tweede keus zijn brivaracetam, clobazam (alleen als ‘add-on’), gabapentine, perampanel, pregabaline, topiramaat en zonisamide.

Gebruik van brivaracetam als adjuvans bij behandeling met levetiracetam, dat een gelijk werkingsmechanisme heeft, blijkt geen voordeel te hebben.

  • Farmacotherapeutisch rapport 2016 brivaracetam Briviact® partiële epilepsie

Advies

Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Middelen van tweede keus zijn brivaracetam, clobazam (alleen als ‘add-on’), gabapentine, perampanel, pregabaline, topiramaat en zonisamide. Zonisamide kan leiden tot (ernstige) huidreacties.

Indicaties

  • Adjuvante therapie voor de behandeling van focale (voorheen partiële) aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen vanaf 4 jaar met epilepsie.

Gerelateerde informatie

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Indicaties

  • Monotherapie van focale (voorheen partiële) epilepsie met of zonder secundair gegeneraliseerde aanvallen bij volwassenen;
  • Adjuvante behandeling van focale epilepsie met of zonder secundair gegeneraliseerde aanvallen bij volwassenen en kinderen van 6 jaar en ouder.

Gerelateerde informatie

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Dosering

Men kan de behandeling met zowel orale als i.v.-toediening beginnen. I.v.-toediening is een tijdelijk alternatief voor patiënten als orale toediening niet mogelijk is. Met i.v.-toediening is de maximale ervaring slechts 4 dagen. Bij overschakelen van oraal naar i.v. of andersom is de totale dagdosis en de toedieningsfrequentie gelijk.

Klap alles open Klap alles dicht

'Add-on' bij focale epilepsie:

Volwassenen (incl. ouderen):

Oraal en i.v.: Startdosis is 50 mg/dag of 100 mg/dag (bv. 5 ml of 10 ml drank of injectievloeistof) verdeeld over twee gelijke doses, eenmaal ’s ochtends en eenmaal ’s avonds. Afhankelijk van de individuele respons en het kunnen verdragen, de dosis aanpassen tot onderhoudsdosering 50–200 mg/dag (bv. 5–20 ml drank of injectievloeistof).

Kinderen ≥ 4 jaar en met een gewicht ≥ 50 kg:

Oraal en i.v.: Startdosis is 50 mg/dag of 100 mg/dag (bv. 5 ml of 10 ml drank of injectievloeistof) verdeeld over twee gelijke doses, eenmaal ’s ochtends en eenmaal ’s avonds. Afhankelijk van de individuele respons en verdraaglijkheid, de dosis aanpassen tot 50–200 mg/dag (bv. 5–20 ml drank of injectievloeistof); aanbevolen onderhoudsdosis: 100 mg/dag (bv. 10 ml drank of injectievloeistof).

Kinderen ≥ 4 jaar en met een gewicht < 50 kg:

Oraal en i.v.: Startdosis is 1 mg/kg/dag of 2 mg/kg/dag verdeeld over twee gelijke doses, eenmaal ’s ochtends en eenmaal ’s avonds. Afhankelijk van de individuele respons en verdraaglijkheid, de dosis aanpassen tot 1-4 mg/kg/dag; aanbevolen onderhoudsdosis: 2 mg/kg/dag.

Bij nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig. Brivaracetam niet gebruiken bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie die dialyse ondergaan, omdat er onvoldoende gegevens zijn.

Bij leverfunctiestoornis: Oraal en i.v.: volwassenen en kinderen met een gewicht ≥ 50 kg: (overweeg) een startdosis van 50 mg/dag (bv. 5 ml drank of injectievloeistof); voor alle stadia van de leverfunctiestoornis; max. dosis 150 mg/dag (bv. 15 ml drank of injectievloeistof), verdeeld over 2 doses. Kinderen < 50 kg lichaamsgewicht: startdosis 1 mg/kg/dag; max. 3 mg/kg/dag. Er ziin geen klinische gegevens over kinderen met een leverfunctiestoornis.

Staken: bij stoppen de behandeling geleidelijk af bouwen door de dosis wekelijks met 50 mg/dag te verlagen; na 1 week behandeling met 50 mg/dag, in de laatste week een dosis van 20 mg/dag aanhouden.

Vergeten doses: Bij één of meer vergeten doses, de gebruikelijke enkele dosis innemen en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip ’s morgens of ’s avonds.

Toedieningsinformatie: de tabletten met of zonder voedsel innemen en in hun geheel doorslikken met wat vloeistof.

De drank verdund in water of vruchtensap en met of zonder voedsel innemen. De drank kan ook via een nasogastrische sonde of een gastrostomiesonde toegediend worden.

I.v.-injectie onverdund als een bolusinjectie geven óf verdund als i.v.-infuus van 15 min.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Als monotherapie:

Volwassenen:

begindosis in week 1 en 2: 100 mg 1×/dag; week 3 en 4: 200 mg 1×/dag; week 5 en 6 en als onderhoudsdosering: 300 mg 1×/dag; indien een hogere dosis nodig is in stappen van 100 mg met tussenpozen van 2 weken verhogen tot max. 500 mg 1×/dag.

Als adjuvans:

Volwassenen:

begindosis: 25 mg 2×/dag; na 1 week verhogen tot 2×/dag 50 mg en vervolgens titreren op geleide van het klinische effect in stappen van max. 100 mg met tussenpozen van 1 week (een tussenpoos van 2 weken bij nier- of leverfunctiestoornis en als geen CYP3A4-induceerders worden gebruikt). Gebruikelijke onderhoudsdosering: 300 tot 500 mg per dag verdeeld over 1–2 giften; sommigen, vooral degenen die geen CYP3A4 inducerende stoffen gebruiken of bij een nier- of leverfunctiestoornis, reageren mogelijk op een lagere dosis.

Kinderen van 6 jaar en ouder:

begindosis: 1 mg/kg 1×/dag; na 1 week titreren op geleide van het klinische effect in stappen van 1 mg/kg met tussenpozen van 1 week (een tussenpoos van 2 weken als geen CYP3A4-induceerders worden gebruikt). Gebruikelijke onderhoudsdosering: bij een lichaamsgewicht van 20–55 kg: 6 tot 8 mg/kg 1×/dag; bij een lichaamsgewicht > 55 kg: 300–500 mg 1×/dag; maximale dosis van 500 mg/dag; sommigen, vooral degenen die geen CYP3A4 inducerende stoffen gebruiken, reageren mogelijk op een lagere dosis. Afbouwschema bij staken van de behandeling: bij een lichaamsgewicht van 20–28 kg de dosering met tussenpozen van een week verlagen in stappen van 25–50 mg/dag; bij 29–41 kg in stappen van 50–75 mg/dag met tussenpozen van een week; bij > 42 kg in stappen van 100 mg/dag met tussenpozen van een week.

Monitor het gewicht van een kind en herzie de dosis bij gewichtsveranderingen tot een gewicht van 55 kg. Er zijn relatief weinig gegevens uit klinische onderzoeken bij patiënten met een lichaamsgewicht van minder dan 20 kg. Daarom dient men voorzichtig te zijn met het behandelen van kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan 20 kg.

Bijwerkingen

Zeer vaak (≥ 10%): duizeligheid, slaperigheid.

Vaak (1-10%): griep, afgenomen eetlust. Depressie, angst, slapeloosheid, prikkelbaarheid. Convulsie, draaiduizeligheid. Infectie van de bovenste luchtwegen, hoest. Misselijkheid, braken, obstipatie. Vermoeidheid. Bij i.v.-toediening: pijn op de plaats van het infuus.

Soms (0,1–1%): Neutropenie, type 1 hypersensitiviteit. Zelfmoordgedachten, psychotische stoornis, agressie, agitatie.

Bij kinderen: Zelfmoordgedachten en gedragsstoornissen (24,8%) zijn vaker gemeld dan bij volwassenen. Vaak psychomotorische hyperactiviteit.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, duizeligheid, verminderd geheugen, anorexie, agitatie, prikkelbaarheid, verwardheid, depressie, ataxie, verlaagd bicarbonaat, diplopie.

Vaak (1-10%): ecchymose, overgevoeligheid, emotionele instabiliteit, angst, slapeloosheid, psychose, concentratiestoornis, nystagmus, paresthesie, spraakstoornis, tremor, buikpijn, obstipatie, diarree, misselijkheid, braken, huiduitslag, jeuk, alopecia, nierstenen, vermoeidheid, griepachtige symptomen, pyrexie, perifeer oedeem, gewichtsverlies, verhoogde waarden alanineaminotransferase en aspartaataminotransferase.

Soms (0,1%-1%): longontsteking, urineweginfectie, hypokaliëmie, woede, agressie, zelfmoordgedachten, en -poging, convulsie, cholecystitis, (acute) cholelithiase, ecchymose.

Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, aplastische anemie, leukocytose, leukopenie, lymfadenopathie, pancytopenie, trombocytopenie, geneesmiddelgeïnduceerd overgevoeligheidssyndroom (DIHS), geneesmiddel exantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), metabole acidose, hallucinatie, amnesie, coma, tonisch-klonische aanval, myastheen syndroom, maligne antipsychotica syndroom, status epilepticus, gesloten-kamerhoekglaucoom, oogpijn, myopie, wazig zien, minder scherp zien, dyspneu, aspiratiepneumonie, ademhalingsstoornis, overgevoeligheidspneumonitis, pancreatitis, hepatocellulaire beschadiging, anhidrose, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, rhabdomyolysis, hydronefrose, nierinsufficiëntie, verhoogde waarden creatinekinase, creatinine en ureum, abnormale leverfunctietesten, hitteberoerte. Geïsoleerde gevallen van plotseling onverklaarbaar overlijden (SUDEP= plotseling onverklaarbaar overlijden van epilepsiepatiënten).

Er zijn aanwijzingen dat bij patiënten van 65 jaar en ouder, het Stevens-Johnsonsyndroom en het door geneesmiddel geïnduceerde overgevoeligheidssyndroom met een hogere frequentie optreden; ook perifeer oedeem en jeuk is bij ouderen vaker gemeld.

Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot een maand na de behandeling; zie ook de rubriek Zwangerschap.

Bij kinderen zijn longontsteking, dehydratie, verminderde transpiratie, abnormale uitkomst leverfunctietest, otitis media, faryngitis, sinusitis en infectie van de bovenste luchtwegen, hoesten, epistaxis en rinitis, buikpijn, braken, uitslag en eczeem en koorts vaker gemeld dan bij volwassenen en amnesie, verhoogde waarden creatinine, lymfadenopathie en trombocytopenie minder vaak.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Algemene informatie:

  • Van comedicatie met levetiracetam is in studies geen effect van brivaracetam waargenomen; evenmin is een voordeel van comedicatie te verwachten omdat levetiracetam ook bindt aan SV2A en toevoegen van brivaracetam daarna geen extra effect meer heeft.

  • Mede omdat brivaracetam de enzymen van CYP450 niet, of beperkt, beïnvloedt, is er theoretisch weinig kans op geneesmiddeleninteracties door beïnvloeding van de klaring. Er zijn geen farmacokinetische interacties waargenomen met andere anti-epileptica waarvoor aanpassing van de dosering nodig is. De belangrijkste afbraakroute van brivaracetam is via CYP-onafhankelijke hydrolyse en daarnaast is brivaracetam (in mindere mate) een substraat van CYP2C19.

Voorzichtig:

  • bij patiënten die een behandeling met rifampicine beginnen of stoppen omdat de sterke enzyminductor rifampicine (600 mg/dag gedurende 5 dagen) een daling geeft van 45% van het gebied onder de plasmaconcentratiecurve; overweeg aanpassing van de dosis brivaracetam.

  • bij gebruik van sterke enzyminductoren (zoals sint-janskruid) omdat die de systemische blootstelling aan brivaracetam verminderen.

Overige interacties:

  • De plasmaconcentraties van geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door CYP2C19 (bv. lansoprazol, omeprazol, diazepam) kunnen toenemen.

  • Brivaracetam 200 mg/dag kan zorgen voor een stijging van de plasmaconcentraties van geneesmiddelen die getransporteerd worden door OAT3.

  • Sterke CYP2C19-remmers (bv. fluconazol, fluvoxamine) kunnen plasmaconcentraties van brivaracetam verhogen, maar toch is er slechts een geringe kans op klinisch relevante CYP2C19-gemedieerde interacties.

  • Sorbitol in de drank kan de biologische beschikbaarheid van andere oraal toegediende geneesmiddelen beïnvloeden.

Interacties

Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van een krachtige CYP3A4-inductor als rifampicine en pas de dosis van zonisamide naar behoefte omdat zonisamide deels wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. CYP3A4-remmers en andere CYP3A4-inductoren schijnen geen klinisch relevante invloed te hebben bij gelijktijdig gebruik; alleen als de CYP3A4-inductor worden gestaakt, kan aanpassing van de dosering zonisamide nodig zijn.

Bij volwassenen is bij gelijktijdig gebruik van koolzuuranhydraseremmers zoals topiramaat of acetazolamide, voorzichtigheid geboden, omdat er onvoldoende gegevens zijn om een interactie uit te sluiten. Vanwege de kans op hitteberoerte bij kinderen, het gebruik van koolzuuranhydraseremmers of anticholinergica (clomipramine, hydroxyzine, haloperidol, imipramine, oxybutynine) vermijden.

Zonisamide is een zwakke remmer van P-glycoproteïne (Pgp); bij gelijktijdig gebruik van Pgp-substraten (digoxine, kinidine) is voorzichtigheid geboden.

Zwangerschap

Passeert de placenta (bij dieren).

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren zijn er geen aanwijzing voor schadelijkheid.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken. Bij gebruik van anti-epileptica is er 2–3× meer kans op aangeboren afwijkingen.

Farmacologisch effect: meldingen van verlaagd geboortegewicht en vroegtijdige geboorte.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken als gebruik tijdens zwangerschap het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigt. Informeer de vrouw voor de mogelijke schade voor de foetus; zorg voor een minimaal effectieve dosering en voor zorgvuldige controle.

Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot een maand na de behandeling. Zij moet worden geïnformeerd over de risico's. Overleg met vrouwen die zwanger willen worden of ze de behandeling willen voortzetten of een andere behandeling willen overwegen.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja (bij ratten).

Advies: Borstvoeding wordt ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja in grote hoeveelheden, terwijl de relatieve kinddosis 30–35% is en de halfwaardetijd 63 uur is.

Advies: Borstvoeding wordt ontraden gedurende en tot een maand na de behandeling.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor pyrrolidonderivaten (zoals levetiracetam).

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor sulfonamiden;
  • allergie voor pinda's of sojabonen (vanwege de aanwezigheid van olie van sojabonen in de capsules).

Waarschuwingen en voorzorgen

Tijdens behandeling controleren op tekenen van suïcidale gedachten en -gedrag.

Bij staken de behandeling geleidelijk afbouwen volgens protocol. (Zie de rubriek Doseringen).

Onderzoeksgegevens: Brivaracetam niet gebruiken bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie die dialyse ondergaan, omdat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een leverfunctiestoornis; bij een chronische leverziekte is een verhoogde blootstelling aan brivaracetam gezien. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 4 jaar zijn nog niet vastgesteld. De klinische ervaring bij ouderen (≥ 65 j.) is beperkt.

Waarschuwingen en voorzorgen

Ernstige huiduitslag (o.a. Stevens-Johnsonsyndroom) is opgetreden; bij ontwikkeling van een onverklaarbare uitslag overwegen de behandeling te staken. Omdat de stof een sulfonamidegroep bevat, moet rekening worden gehouden met diverse allergische reacties en hematologische stoornissen, waaronder aplastische anemie, dat incidenteel fataal kan zijn. Omdat er weinig gegevens zijn over gebruik bij patiënten met nierfunctiestoornissen is voorzichtigheid geboden; bij een klinisch significante verhoging van de serumcreatinine de behandeling staken. Bij een mild tot matig gestoorde leverfunctie is voorzichtigheid geboden; bij een ernstig gestoorde leverfunctie wordt gebruik afgeraden.

Bij staken van de behandeling zonisamide langzaam afbouwen om de kans op rebound-aanvallen te verkleinen. Na een succesvolle instelling op zonisamide, zijn er onvoldoende gegevens over stoppen met gelijktijdig toegediende, andere anti-epileptica.

Wees voorzichtigheid bij een voorgeschiedenis van oogaandoeningen. Bij optreden van een syndroom dat bestaat uit acute myopie met secundair gesloten-kamerhoekglaucoom, de behandeling zo snel mogelijk staken en de intraoculaire druk verlagen. Symptomen (acuut minder scherp zien en/of oogpijn) kunnen binnen uren tot weken na het begin van de behandeling optreden.

Tijdens behandeling is controle op tekenen van suïcidale gedachten en -gedrag aangewezen.

Vroeg in de behandeling is er een kans op hyperchloremische 'non-anion gap' metabole acidose; met name bij kinderen, jongere patiënten komt metabole acidose vaker voor en is het ernstiger. Bij kinderen en bij aanwijzingen voor metabole acidose of bij risicofactoren ervoor bicarbonaatspiegel vervolgen. Bij aanhoudende metabole acidose vanwege de kans op osteopenie overwegen de behandeling te staken, de dosering te verlagen of te behandelen met alkali. Met name bij risicofactoren voor nierstenen (familie-anamnese, hypercalciurie) kunnen een verhoogde vloeistofinname en urineproductie helpen het risico van steenvorming te verkleinen.

Vanwege de kans op hitteberoerte en uitdroging, dat bij kinderen kan leiden tot hersenbeschadiging en overlijden, dient men bij kinderen de volgende voorzorgen te nemen: bij zeer warm weer het kind koel houden en inspannende lichaamsbeweging vermijden; het kind veel koud water laten drinken; gebruik van koolzuuranhydraseremmers en anticholinergica vermijden. Als het kind heet aanvoelt met weinig of geen transpiratie, of het kind raakt verward of heeft spierkrampen, of als de hartslag of de ademhaling versnelt: het kind naar een koele plek brengen, de huid koelen met water en koud water te drinken geven.

Bij ontwikkeling van symptomen van pancreatitis de pancreatische lipase- en amylasespiegels controleren. Bij onverklaarbare pancreatitis, bij aanwijzingen voor onverklaarbare spierbeschadiging, dehydratie, oligohidrose, verhoogde lichaamstemperatuur, een probleem met de lever of bij aanzienlijk, ongewenst gewichtsverlies overwegen de behandeling te staken.

Niet gebruiken bij kinderen met een te laag gewicht (definitie conform de door de WHO op leeftijd aangepaste BMI-categorieën) of met minder eetlust. Het effect van gewichtsverlies bij kinderen of van een lage bicarbonaatspiegel op groei en ontwikkeling op de lange termijn is niet bekend. In een placebo-gecontroleerd onderzoek bij kinderen, was het aantal patiënten met aangetaste cognitie in de zonisamidegroep numeriek hoger vergeleken met de placebogroep. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 6 jaar of met een lager gewicht dan 20 kg zijn niet vastgesteld.

Wees voorzichtig bij ouderen, omdat er weinig informatie over het gebruik bij deze groep beschikbaar is.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met brivaracetam contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor een vergiftiging met zonisamide contact op met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Anti-epilepticum met een hoge en selectieve affiniteit voor het synaptische vesikel-eiwit 2A (SV2A), dat de exocytose van neurotransmitters moduleert. Men neemt aan dat de binding aan SV2A het primaire mechanisme is voor de anticonvulsieve werking van brivaracetam.

Kinetische gegevens

F 100%.
T max ca. 1 uur (mediaan); bij inname van een tablet met een vetrijke maaltijd 3 uur (mediaan).
V d ca. 0,5 l/kg.
Metabolisering tot inactieve metabolieten via hydrolyse van de amidecomponent en hydroxylering op de propylzijketen, hoofdzakelijk gemedieerd door CYP2C19.
Eliminatie vnl. met de urine als metabolieten, < 10% onveranderd met de urine, < 1% in de feces.
T 1/2el ca. 9 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Anti-epilepticum met een zwakke koolzuuranhydrase-activiteit. Het heeft een benzisoxazoolstructuur, dat een sulfonamide groep bevat. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend; het werkt op spanningsgevoelige natrium- en calciumkanalen en op GABA-gemedieerde neuronale remming.

Kinetische gegevens

F nagenoeg 100%.
T max 2–5 uur.
V d 1,1–1,7 l/kg. Plasmaspiegel is bijna lineair aan de dosering.
Metabolisering deels door CYP3A4 en ook door N-acetylering.
Eliminatie vnl. met de urine, 15–30% als onveranderd.
T 1/2el 60 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

brivaracetam hoort bij de groep anti-epileptica.

  • carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
  • chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
  • clonazepam (N03AE01) Vergelijk
  • ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
  • felbamaat (N03AX10) Vergelijk
  • fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
  • fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
  • gabapentine (N03AX12) Vergelijk
  • lacosamide (N03AX18) Vergelijk
  • lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
  • levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
  • oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
  • perampanel (N03AX22) Vergelijk
  • pregabaline (N03AX16) Vergelijk
  • primidon (N03AA03) Vergelijk
  • rufinamide (N03AF03) Vergelijk
  • stiripentol (N03AX17) Vergelijk
  • topiramaat (N03AX11) Vergelijk
  • valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
  • vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
  • zonisamide (N03AX15) Vergelijk

Groepsinformatie

zonisamide hoort bij de groep anti-epileptica.

  • brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
  • carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
  • chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
  • clonazepam (N03AE01) Vergelijk
  • ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
  • felbamaat (N03AX10) Vergelijk
  • fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
  • fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
  • gabapentine (N03AX12) Vergelijk
  • lacosamide (N03AX18) Vergelijk
  • lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
  • levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
  • oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
  • perampanel (N03AX22) Vergelijk
  • pregabaline (N03AX16) Vergelijk
  • primidon (N03AA03) Vergelijk
  • rufinamide (N03AF03) Vergelijk
  • stiripentol (N03AX17) Vergelijk
  • topiramaat (N03AX11) Vergelijk
  • valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
  • vigabatrine (N03AG04) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • anti-epileptica

Indicaties

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • anti-epileptica

Indicaties

  • epilepsie, onderhoudsbehandeling

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".