epilepsie, onderhoudsbehandeling
Advies
Let op: deze tekst is in revisie1
Bij alle vormen van focale (voorheen partiële) epilepsie zijn carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Middelen van tweede keus zijn brivaracetam, cenobamaat, clobazam (alleen als ‘add on’), gabapentine, perampanel, pregabaline, topiramaat en zonisamide.
Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen zonder myoklonieën zijn lamotrigine, levetiracetam en valproïnezuur middelen van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Levetiracetam en valproïnezuur zijn middelen van eerste keus bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën. Clobazam (alleen als ‘add on’), perampanel en topiramaat zijn bij gegeneraliseerde epilepsie alternatieven bij contra-indicaties voor de eerstekeusmiddelen of als deze onvoldoende effectief zijn.
Bij kinderen met absences is ethosuximide het middel van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Bij een toegenomen kans op gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen bij kinderen of als ethosuximide niet wordt verdragen heeft valproïnezuur de voorkeur.
Bij jongens met juveniele myoclonus epilepsie is een lage dosis valproïnezuur het middel van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Als valproïnezuur onvoldoende effect heeft kan het gecombineerd worden met levetiracetam. Bij meisjes heeft monotherapie met lamotrigine, levetiracetam of topiramaat de voorkeur. Als het middel van eerste keus onvoldoende effect heeft kan het gecombineerd worden met levetiracetam.
Behandelplan
In deze tekst zijn de onderstaande stappenplannen voor de onderhoudsbehandeling van epilepsie opgenomen:
- focale aanvallen;
- gegeneraliseerde epilepsie en niet-classificeerbare epileptische aanvallen;
- kinderen met absences;
- juveniele myoclonusepilepsie.
Algemeen beleid bij de onderhoudsbehandeling
De (onderhouds)behandeling van epilepsie gebeurt door de neuroloog.
De keuze voor wel of niet starten met een onderhoudsbehandeling gebeurt in overleg met de patiënt en zijn of haar familie of verzorgers. De keuze is afhankelijk van het type epilepsie of epilepsiesyndroom, de ernst en frequentie van de aanvallen, de prognose, het leefpatroon van de patiënt en de voor- en nadelen van de medicamenteuze behandeling. Hierdoor kan de keuze vallen op een ander anti-epilepticum en niet op het meest effectieve [1].
Bij de start van de onderhoudsbehandeling heeft monotherapie de voorkeur. Indien een eerste anti-epilepticum faalt vanwege bijwerkingen of onvoldoende aanvalscontrole, voeg dan een tweede anti-epilepticum toe. Dit wordt ingeslopen tot een adequate of maximaal te verdragen dosis. Indien het tweede anti-epilepticum effectief is, het eerste anti-epilepticum geleidelijk afbouwen. Wanneer het tweede anti-epilepticum tijdens de insluipfase ook faalt, in principe óf het eerste óf het tweede anti-epilepticum geleidelijk afbouwen voordat met een volgend anti-epilepticum wordt gestart. Soms wordt combinatietherapie gegeven. Wanneer combinatietherapie onvoldoende effect heeft, dient terug gegaan te worden naar het regime (monotherapie of combinatietherapie) dat het meest acceptabel was voor de patiënt voor wat betreft de balans tussen aanvalsreductie en het optreden van bijwerkingen.
Niet opgenomen in deze tekst
Voor benigne Rolandische epilepsie (benigne kinderepilepsie met centrotemporale pieken), het Panayiotopoulos-syndroom, zie de NVN-richtlijn. Voor koortsconvulsies, zie koortsconvulsies.
De richtlijn Epilepsie van de NVN adviseert om kinderen met (verdenking op) epileptische encefalopathiesyndromen, zoals het syndroom van West of Lennox-Gastaut, te verwijzen naar een expertisecentrum.
Gebruik van anti-epileptica bij (wens tot) zwangerschap
- Voorkom aanvallen geheel.
Probeer aanvallen geheel te voorkomen, zowel vóór als tijdens de zwangerschap (met name bij vrouwen en meisjes met gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen) [1].
- Streef naar monotherapie.
De NVN-richtlijn adviseert te streven naar monotherapie met een anti-epilepticum met een zo klein mogelijk risico van aangeboren afwijkingen (met bv. lamotrigine). Neem in alle gevallen de laagst mogelijk effectieve dosis anti-epilepticum. Streef verder naar spreiding van de dosering over de dag, al dan niet met een preparaat met gereguleerde afgifte [1].
- Lareb: voorkeur lamotrigine of levetiracetam.
LAREB geeft voor de behandeling van epilepsie tijdens de zwangerschap de voorkeur aan lamotrigine of levetiracetam, waarbij lamotrigine als meest veilig wordt beschouwd omdat daar meer ervaring mee is [3].
- Vermijd gebruik valproïnezuur.
Vermijd gebruik van valproïnezuur tijdens de zwangerschap en probeer bij vrouwen die van plan zijn zwanger te worden om hen vóór de conceptie op een geschikte andere behandeling over te zetten. Valproïnezuur valt onder het zwangerschapspreventieprogramma vanwege een sterk verhoogd risico op aangeboren afwijkingen en ontwikkelingsstoornissen [4]. Valproïnezuur komt alleen in aanmerking als andere behandelingen niet effectief zijn of niet worden verdragen. Vermijd dan hogere doseringen valproïnezuur (> 700 mg/dag) en polytherapie vanwege meer kans op afwijkingen [1].
- Ook bij voorkeur geen carbamazepine, topiramaat en fenytoïne.
Ook het gebruik van carbamazepine, topiramaat en fenytoïne tijdens de zwangerschap leidt tot meer kans op aangeboren afwijkingen, maar het risico is minder groot dan bij valproïnezuur [3].
- Overige anti-epileptica: onvoldoende gegevens.
Over de andere epileptica (felbamaat, gabapentine, lacosamide, oxcarbazepine, perampanel, pregabaline, rufinamide, tiagabine, stiripentol, vigabatrine en zonisamide) zijn onvoldoende gegevens bekend om een uitspraak te doen over de mogelijke risico's [3].
- Controleer regelmatig spiegels.
LAREB adviseert in het algemeen de plasmaspiegels van anti-epileptica regelmatig te controleren tijdens de zwangerschap en de dosering op geleide van de plasmaspiegel aan te passen. Omdat tijdens de zwangerschap de farmacokinetiek verandert, kunnen de plasmaspiegels van anti-epileptica in de loop van de zwangerschap dalen. Dit kan leiden tot verminderde aanvalscontrole. Stel ook na de geboorte de dosering tijdig bij.[3] De NVN-richtlijn geeft specifieke aanbevelingen voor de controle van een aantal anti-epileptica: bepaal bij vrouwen die lamotrigine of oxcarbazepine gebruiken de serumspiegel vóór het begin van de zwangerschap. Controleer de serumspiegel bij deze vrouwen minimaal maandelijks tijdens de zwangerschap en ook post partum, met name de eerste twee weken. Pas de dosering post-partum bij te ver oplopende spiegels of optreden van bijwerkingen aan. Bepaal ook bij vrouwen die fenytoïne gebruiken tijdens de zwangerschap regelmatig de serumspiegel (inclusief vrije fractie) en pas waar nodig de dosering aan. Controleer de serumspiegel (inclusief vrije fractie) tot 8–12 weken post partum om intoxicatie te voorkomen. Bepaal de serumspiegel van andere anti-epileptica alleen als het aantal epileptische aanvallen stijgt [1].
- Let op: gebruik foliumzuur bij zwangerschapswens.
Let op: voor vrouwen die anti-epileptica gebruiken en een actuele zwangerschapswens hebben, gelden de gangbare richtlijnen voor foliumzuur
Interacties
Let op: Diverse anti-epileptica kunnen enzym-systemen (als CYP450) induceren of remmen of worden daardoor omgezet. Hou er rekening mee dat bij comedicatie diverse anti-epileptica niet of minder werkzaam kunnen zijn, aanleiding kunnen geven tot meer bijwerkingen en toxiciteit en/of verandering van het effect van de comedicatie (bv. bij DOAC's). Voor sommige subgroepen als bij ouderen en bij vrouwen die anticonceptie gebruiken heeft dit geleid tot aangepaste behandeladviezen; deze worden hieronder besproken. Voor de overige interacties die hierdoor kunnen optreden verwijzen we naar de geneesmiddelteksten.
Anti-epileptica en anticonceptie
Gebruik van CYP3A4-enzyminducerende anti-epileptica kan de uitscheiding van ethinylestradiol en progestagenen verhogen, waardoor de betrouwbaarheid van de anticonceptiepil kan afnemen. Fenobarbital, fenytoïne, carbamazepine en primidon geven een sterke CYP3A4-enzyminductie, oxcarbazepine, perampanel, topiramaat en felbamaat een milde enzyminductie. Er zijn aanwijzingen dat topiramaatdoseringen onder de 200 mg per dag geen invloed hebben op hormonale anticonceptie. Voor een goede anticonceptie bij gebruik van een CYP3A4-enzyminducerend anti-epilepticum geeft de NVN-richtlijn Epilepsie de voorkeur aan een levonorgestrelbevattend spiraaltje of een koperhoudend spiraaltje. Het gebruik van uitsluitend progestageenbevattende orale anticonceptie, een progestageenbevattende implantatiestift (etonogestrel), de vaginale ring (ethinylestradiol/etonogestrel) en de anticonceptiepleister (ethinylestradiol/norelgestromine) in combinatie met CYP3A4-enzyminducerende anti-epileptica wordt ontraden. Indien toch gekozen wordt voor een oraal anticonceptivum, adviseer dan een pil met een hogere dosering progestageen (bv. twee tabletten ethinylestradiol 30 µg/levonorgestrel 150 microg/dag), bij voorkeur in combinatie met gebruik van een condoom [1].
Gebruik van anti-epileptica bij ouderen
Bij ouderen gaat de voorkeur uit naar een anti-epilepticum met zo min mogelijk relevante interacties. De NVNrichtlijn geeft bij ouderen (≥ 60 j.) de voorkeur aan lamotrigine en levetiracetam als eerstekeusmiddelen. Als tweedekeusmiddelen geeft de richtlijn de voorkeur aan gabapentine, lacosamide, pregabaline en valproïnezuur. Wees bij dosisverhoging bij ouderen alert op (cognitieve) bijwerkingen. Start met een lagere begindosering en bouw deze langzamer op dan bij jongeren, omdat ouderen gevoeliger kunnen zijn voor bijwerkingen.
Focale aanvallen
-
Start anti-epilepticum (monotherapie)
Kies één van de volgende middelen o.b.v. effectiviteit, bijwerkingen, comorbiditeit, comedicatie, leeftijd, geslacht, leefpatroon of gebruiksgemak:
Eerste keus
- lamotrigine (voorkeur)
- levetiracetam (voorkeur)
Waarschuwing: Kies valproïnezuur niet bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
Ga naar de volgende stap bij onvoldoende effect.
Let op
Valproaat is gecontra-indiceerd bij (jonge) meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Vanwege sterk toegenomen kans op teratogeniteit bij voortgezet gebruik van valproïnezuur tijdens de zwangerschap hebben de andere eerstekeusmiddelen de voorkeur bij (jonge) meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd; valproïnezuur komt bij vrouwen alleen in de vruchtbare leeftijd in aanmerking als andere middelen niet effectief zijn of niet worden verdragen.
Toelichting
De NICE richtlijn (2012) geeft lamotrigine als eerste keus. De werkgroep van NVN volgt dit advies maar beschouwt levetiracetam ook als eerstekeusmiddel vanwege het gebruiksgemak, het snel kunnen insluipen en het ontbreken van farmacokinetische interacties.
-
Stap over op ander eerstekeusmiddel (monotherapie)
Kies een ander middel: zie stap 1.
Toelichting
Bij falen, vanwege onvoldoende effect of bijwerkingen van het eerste middel, bij voorkeur overgaan op monotherapie met één van de andere middelen; overweeg pas daarna combinatietherapie. Een tweede anti-epilepticum geleidelijk opbouwen tot een adequate of maximaal te verdragen dosis. Indien het tweede anti-epilepticum effectief is, het eerste anti-epilepticum geleidelijk afbouwen.
-
Voeg middel toe (combinatietherapie)
Eerste keus: zie stap 1.
Overweeg als tweede keus middel:
- brivaracetam
- cenobamaat
- clobazam (alleen als add-on)
- gabapentine
- perampanel
- pregabaline
- topiramaat
- zonisamide
Zie de afzonderlijke geneesmiddelteksten voor advies voor gebruik als mono- of combinatietherapie.
Gegeneraliseerde epilepsie en niet-classificeerbare epileptische aanvallen
-
Start anti-epilepticum (monotherapie)
-
Eerste keus
Gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen ZONDER myoklonieën en niet-classificeerbare aanvallen:
- valproinezuur (voorkeur) of
- lamotrigine of
- levetiracetam
Gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen MET myoklonieën:
- valproinezuur (voorkeur) of
- levetiracetam
Waarschuwing: Kies valproïnezuur niet bij (jonge) meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
-
Tweede keus
Geef bij contra-indicatie of onvoldoende werkzaamheid 1e keus middel:
- clobazam (alleen als add-on) of
- perampanel (niet bij niet-classificeerbare aanvallen) of
- topiramaat
-
Derde keus
Geef bij contra-indicatie of onvoldoende werkzaamheid tweedekeus middel:
Let op
Vanwege sterk toegenomen kans op teratogeniteit bij voortgezet gebruik van valproïnezuur tijdens de zwangerschap hebben de andere eerstekeusmiddelen de voorkeur bij (jonge) meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd; valproïnezuur komt bij vrouwen alleen in de vruchtbare leeftijd in aanmerking als andere middelen niet effectief zijn of niet worden verdragen.
Toelichting
Valproïnezuur wordt in de richtlijn beschouwd als voorkeursmiddel, behalve bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
Bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën (liever) geen lamotrigine geven omdat het myoklonieën kan verergeren.
Overweeg clonazepam of zonisamide (in alfabetische volgorde) wanneer zowel eerstekeusmiddelen als clobazam, perampanel en topiramaat ineffectief of gecontra-indiceerd zijn.
Overweeg bij niet-classificeerbare aanvallen verwijzing naar de derde lijn om tot een juiste classificatie te kunnen komen na het falen van twee anti-epileptica.
Gebruik bij gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen met myoklonieën of absences geen carbamazepine, fenytoïne, gabapentine, oxcarbazepine en pregabaline, omdat ze een averechts effect kunnen hebben bij deze typen aanvallen.
Kinderen met absences
-
Start anti-epilepticum (monotherapie)
-
Eerste keus
Bij verhoogde kans op ontwikkelen van tonisch-klonische aanvallen of niet-verdragen van ethosuximide:
Ga naar stap 1b bij nietverdragen van deze middelen. Ga naar stap 2 bij onvoldoende effect.
-
Bij niet-verdragen eerstekeusmiddel
-
Stap over op ander eerstekeusmiddel (monotherapie)
Ga naar de volgende stap bij onvoldoende effect.
-
Geef combinatietherapie
Toelichting
Monotherapie heeft de voorkeur boven combinatietherapie, omdat bij monotherapie in het algemeen minder bijwerkingen optreden. In het geval van absence epilepsie van de kinderleeftijd is echter geen studie verricht waaruit blijkt dat wisselen van monotherapie de voorkeur heeft boven het toevoegen van een tweede medicament of waarin combinaties worden vergeleken. Als behandeling met twee eerstekeusmedicamenten niet effectief is gebleken, wordt over het algemeen geadviseerd om een combinatie van deze medicijnen te gebruiken [1].
Gebruik bij kinderen met een absence-epilepsie geen carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, gabapentine, oxcarbazepine, pregabaline en vigabatrine. Deze middelen kunnen absences doen toenemen.
Juveniele myoclonusepilepsie
-
Start anti-epilepticum (monotherapie)
Bij jongens:
Bij meisjes of als alternatief voor valproïnezuur:
- lamotrigine of
- levetiracetam of
- topiramaat.
Waarschuwing: Kies valproïnezuur niet bij (jonge) meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
Ga naar de volgende stap bij onvoldoende effect.
Let op
Valproïnezuur is gecontra-indiceerd bij (jonge) meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Vanwege sterk toegenomen kans op teratogeniteit bij voortgezet gebruik van valproïnezuur tijdens de zwangerschap hebben de andere eerstekeusmiddelen de voorkeur bij (jonge) meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd; valproïnezuur komt bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd alleen in aanmerking als andere middelen niet effectief zijn of niet worden verdragen.
Lamotrigine kan de frequentie van myoklonieën doen toenemen.
Toelichting
De richtlijn geeft als overweging dat in de keuze aanvalsvrijheid, het optreden van bijwerkingen en wens om op (korte) termijn zwanger te worden in de afweging moeten worden meegenomen.
-
Voeg levetiracetam toe
Voeg toe aan valproïnezuur, lamotrigine of topiramaat:
Ga naar de volgende stap bij onvoldoende effect.
Toelichting
Er zijn aanwijzingen dat wanneer de behandeling met valproïnezuur niet tot aanvalscontrole leidt, overstappen op monotherapie met een ander anti-epilepticum niet zinvol is, maar combinatie wel.
-
Vervang levetiracetam
Vervang levetiracetam door:
Carbamazepine en oxcarbazepine niet gebruiken, omdat ze de frequentie van myoklonieën en/of absences doen toenemen.
Fenytoïne, gabapentine, pregabaline en vigabatrine niet gebruiken, omdat ze de aanvalsfrequentie doen toenemen of de aanvallen verergeren.
Achtergrond
Definitie
Epilepsie is een verzamelnaam voor aandoeningen waarbij herhaaldelijk een insult optreedt, door veranderingen in de elektrische activiteit in de hersenen. Epilepsie is gedefinieerd door één van de volgende condities:
- minstens twee ongeprovoceerde (zonder voorafgaande prikkel) óf minstens twee reflexinsulten (opgewekt door een externe prikkel) met een interval tussen de aanvallen van meer dan 24 uur;
- één ongeprovoceerd insult of één reflexinsult met een kans op recidief gelijk aan het herhalingsrisico (minstens 60%) gedurende de komende 10 jaar zoals in de situatie van twee ongeprovoceerde aanvallen;
- de diagnose van een epilepsiesyndroom.
Een epileptische aanval is een abnormale ontlading in de hersenen, die tijdelijk de normale hersenfunctie onderbreekt. Epilepsie wordt onderverdeeld in:
- focale epilepsie (=lokalisatiegebonden of voorheen partiële epilepsie);
- gegeneraliseerde epilepsie;
- epilepsie waarvan niet vaststaat of zij lokalisatiegebonden of gegeneraliseerd is;
- speciale epilepsiesyndromen.
Bij focale epilepsie is de oorsprong in elk geval plaatselijk, in een deel van een hersenhemisfeer gelegen. Er is sprake van lokale hersenbeschadiging, dat wil zeggen een symptomatische vorm zoals na een CVA. Afhankelijk van waar zich de epileptische haard bevindt verschillen de aanvallen van karakter. De aanvallen bij focale epilepsie behoeven zich niet te beperken tot de disfunctie van één hersengebied, maar kunnen zich uitbreiden en zelfs leiden tot een secundair gegeneraliseerde tonisch-klonische aanval.
Bij gegeneraliseerde epilepsie kunnen zich bij eenzelfde patiënt één of verschillende gegeneraliseerde aanvalsvormen voordoen. Er kan sprake zijn van absences, myoklonische aanvallen, klonische aanvallen, tonische aanvallen, tonisch-klonische aanvallen, of val-aanvallen. Welke aanvalstypen zich voordoen en op welke leeftijd de epilepsie debuteert, wordt bepaald door het type epilepsie of epilepsiesyndroom.
Epileptische aanvallen worden vaak onderverdeeld naar oorzaak:
- acuut symptomatisch: met een acute oorzaak (< 1 week), dit is geen epilepsie;
- laat symptomatisch: met een aanwijsbare oorzaak, zoals een langer bestaande hersenbeschadiging;
- waarschijnlijk symptomatisch: van onbekende en/of verborgen oorsprong (dit heette vroeger cryptogeen);
- idiopatisch: zonder aanwijsbare oorzaak en mogelijk met een genetische achtergrond.
Maligne kinderepilepsiesyndromen, zoals de syndromen van Dravet, West en van Lennox-Gastaut behoren tot de symptomatische vorm van secundaire gegeneraliseerde epilepsie. Deze syndromen zijn moeilijk behandelbaar en leiden bij een groot deel van de kinderen tot chronische epilepsie en blijvende ernstige (verstandelijke) functiestoornissen. De oorzaken voor deze maligne kinderepilepsiesyndromen zijn zeer divers en soms gaan syndromen met het voortschrijden van de leeftijd in elkaar over.
Symptomen
Een epileptische aanval veroorzaakt meestal een veranderd bewustzijn, abnormale sensaties, focale onvrijwillige bewegingen, of convulsies (wijdverbreide krachtige onvrijwillige contracties van de willekeurige spieren).
Focale aanvallen uiten zich als motorische, (somato)sensorische, autonome, of hogere-cerebrale-functie-/ psychische verschijnselen.
Bij gegeneraliseerde aanvallen is er altijd een verstoring van het bewustzijn. Bij absences zijn er kortdurende aanvallen van bewustzijnsverlies. Bij myoklonische aanvallen zijn er met name spierschokken in de benen; klonische aanvallen beginnen gelijk met schokken in armen en benen; bij tonische aanvallen spierverkramping; bij tonisch-klonische aanvallen spierverkramping en schokken. Een val-aanval treedt op door verslapping van spieren.
Behandeldoel
Het doel van de onderhoudsbehandeling van epilepsie is vermindering van het aantal epilepsie-aanvallen.
Uitgangspunten
Circa 60% van de patiënten met een nieuw gediagnosticeerde focale epilepsie wordt aanvalsvrij met monotherapie. Verder bereikt 10–20% dit met een combinatie van meerdere anti-epileptica. Circa 30% van de patiënten met focale epilepsie is refractair voor behandeling. Deze patiënten met therapieresistente focale epilepsie blijven ondanks medicatie aanvallen houden en worden zelden aanvalsvrij.
Vanwege de kans op ernstige bijwerkingen zijn felbamaat (bloeddyscrasieën en hepatotoxiciteit) en vigabatrine (concentrische gezichtsveldbeperking) de laatste medicamenteuze opties, zogenaamde derdekeusmiddelen.
Overzicht van de meest gebruikte anti-epileptica en indicaties
Barbituraten
- fenobarbital: derdekeusmiddel voor gegeneraliseerde en focale epilepsie; bij pasgeborenen is fenobarbital eerste keus bij neonatale convulsies
- primidon: derdekeusmiddel voor gegeneraliseerde en focale epilepsie
Benzodiazepinen
- clobazam: tweedekeusmiddel voor focale en gegeneraliseerde epilepsie alleen als 'add on'
- clonazepam: status epilepticus/couperen aanvalsexacerbatie; derdekeusmiddel voor focale en gegeneraliseerde epilepsie
- diazepam: eerste-/tweede keusmiddel status epilepticus/couperen aanvalsexacerbatie
- midazolam: eerstekeusmiddel status epilepticus/couperen aanvalsexacerbatie
- nitrazepam: syndroom van West en syndroom van Lennox.
Overige anti-epileptica
- brivaracetam: tweedekeus 'add on'-middel voor focale epilepsie
- cannabidiol: derdekeus 'add on'-middel voor Lennox-Gastautsyndroom of het syndroom van Dravet
- cenobamaat: tweedekeus 'add on'-middel voor focale epilepsie
- carbamazepine: eerstekeusmiddel voor focale epilepsie / tweedekeusmiddel voor primair GTKA* (behalve bij patiënten die ook last hebben van gegeneraliseerde absences of myoklonieën)
- ethosuximide: eerstekeusmiddel bij kinderen met absences
- felbamaat: laatste keus 'add-on'-middel voor Lennox-Gastautsyndroom
- fenytoïne: tweede-/derdekeusmiddel voor focale epilepsie
- gabapentine: tweedekeus 'add on'-middel voor focale epilepsie
- lacosamide: eerstekeus 'add on'-middel voor focale epilepsie
- lamotrigine: eerstekeusmiddel voor focale epilepsie / tweedekeusmiddel voor gegeneraliseerde epilepsie; als adjuvans voor Lennox-Gastautsyndroom
- levetiracetam: eerstekeusmiddel focale epilepsie en GTKA*
- oxcarbazepine: eerstekeusmiddel voor focale epilepsie en tweede keus voor GTKA* (behalve bij patiënten die ook last hebben van gegeneraliseerde absences of myoklonieën)
- perampanel: tweedekeus 'add on'-middel voor focale epilepsie en GTKA*
- pregabaline: tweede keus 'add on'-middel voor focale epilepsie
- rufinamide: tweede-/derdekeus 'add on'-middel voor Lennox-Gastautsyndroom
- stiripentol: als 'add on'-behandeling bij clobazam en valproïnezuur voor GTKA* bij ernstige juveniele myoklonische epilepsie (syndroom van Dravet)
- topiramaat: tweedekeusmiddel voor focale en gegeneraliseerde epilepsie en als adjuvans voor Lennox-Gastautsyndroom
- valproïnezuur: eerstekeusmiddel voor gegeneraliseerde en focale epilepsie (incl. absences), behalve bij meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
- vigabatrine: eerstekeusmiddel voor syndroom van West (in het bijzonder bij tubereuze sclerose), laatstekeusmiddel voor focale epilepsie
- zonisamide: tweedekeusmiddel voor focale epilepsie
* GTKA = gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen
Geneesmiddelen
anti-epileptica Toon kosten
- brivaracetam
- cannabidiol
- carbamazepine
- cenobamaat
- clonazepam
- ethosuximide
- felbamaat
- fenobarbital
- fenytoïne
- gabapentine
- lacosamide
- lamotrigine
- levetiracetam
- oxcarbazepine
- perampanel
- pregabaline
- primidon
- rufinamide
- stiripentol
- topiramaat
- valproïnezuur
- vigabatrine
- zonisamide
benzodiazepine agonisten Toon kosten
Literatuur
- Nederlandse Vereniging voor Neurologie. Richtlijnen Epilepsie, 2019 via epilepsie.neurologie.nl. Let op: de meest recente richtlijn is nog niet verwerkt in deze tekst, zie hiervoor de Herziene richtlijn Epilepsie 2022, via richtlijnendatabase.nl.
- Zorginstituut Nederland. FT-rapport brivaracetam (Briviact®) bij partieel beginnende epileptische aanvallen in het GVSadvies, 2016. Via zorginstituutnederland.nl.
- Lareb. Diverse anti-epileptica tijdens de zwangerschap. Geraadpleegd oktober 2019 via lareb.nl.
- CBG Samenvatting van productkenmerken Topamax. Via geneesmiddeleninformatiebank.nl
- Zorginstituut Nederland. FT-rapport cenobamaat (Ontozry®) bij focale epilepsie in het GVS-advies, 2022. Via zorginstituutnederland.nl