Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

canagliflozine

SGLT2-remmers A10BK02

Sluiten

empagliflozine

SGLT2-remmers A10BK03

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Invokana Bijlage 2 Janssen-Cilag bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
100 mg, 300 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Jardiance Bijlage 2 Boehringer Ingelheim bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
10 mg, 25 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl.

Bij diabetes type 2 zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten (zonder voorgeschiedenis van HVZ, hartfalen of chronische nierschade) is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Voeg bij onvoldoende resultaat gliclazide toe, of eventueel een GLP1-agonist bij een BMI ≥ 30 kg/m2 of een SGLT2-remmer bij ≥ 4 cardiovasculaire risicofactoren. Vanaf de volgende stap is de keuze voor medicatie afhankelijk van de gewenste HbA1c-daling en van kenmerken en voorkeuren van de patiënt (opties zijn een DPP4-remmer, gliclazide, GLP1-agonist, (middel)langwerkende insuline of SGLT2-remmer).

Bij diabetes type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten (blijkend uit een voorgeschiedenis van HVZ of hartfalen, en/of chronische nierschade met bijkomend matig tot sterk verhoogd cardiovasculair risico) is het advies te starten met een SGLT2-remmer of bij een contra-indicatie voor een SGLT2-remmer, een GLP1-agonist. Voeg bij onvoldoende resultaat eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist als deze nog niet wordt gebruikt.

Bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ zijn de SGLT2-remmers canagliflozine, dapagliflozine en empagliflozine effectief op harde eindpunten (cardiovasculair en renaal). Van ertugliflozine is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond. Wees alert op het mogelijk optreden van ernstige (zeldzame) bijwerkingen, namelijk euglykemische ketoacidose, Fournier-gangreen en noodzaak tot amputatie aan de onderste ledematen. Van ketoacidose is een causaal verband aangetoond.

Canagliflozine heeft niet de voorkeur, omdat de kosten van de aanvangsdosering relatief hoog zijn.

Aan de vergoeding van canagliflozine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

  • ZIN-rapport 2018 SGLT2-remmers canagliflozine Invokana® DM2 niet gereguleerd met basaalbolus insuline
  • ZIN-rapport 2021 SGLT2-remmers canagliflozine Invokana® bij volwassenen met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten

Advies

Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl.

Bij diabetes type 2 zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten (zonder voorgeschiedenis van HVZ, hartfalen of chronische nierschade) is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Voeg bij onvoldoende resultaat gliclazide toe, of eventueel een GLP1-agonist bij een BMI ≥ 30 kg/m2 of een SGLT2-remmer bij ≥ 4 cardiovasculaire risicofactoren. Vanaf de volgende stap is de keuze voor medicatie afhankelijk van de gewenste HbA1c-daling en van kenmerken en voorkeuren van de patiënt (opties zijn een DPP4-remmer, gliclazide, GLP1-agonist, (middel)langwerkende insuline of SGLT2-remmer).

Bij diabetes type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten (blijkend uit een voorgeschiedenis van HVZ of hartfalen, en/of chronische nierschade met bijkomend matig tot sterk verhoogd cardiovasculair risico) is het advies te starten met een SGLT2-remmer of bij een contra-indicatie voor een SGLT2-remmer, een GLP1-agonist. Voeg bij onvoldoende resultaat eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist als deze nog niet wordt gebruikt.

Bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ zijn de SGLT2-remmers canagliflozine, dapagliflozine en empagliflozine effectief op harde eindpunten (cardiovasculair en renaal). Van ertugliflozine is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond.

Wees alert op het mogelijk optreden van ernstige (zeldzame) bijwerkingen, namelijk euglykemische ketoacidose, Fournier-gangreen en noodzaak tot amputatie aan de onderste ledematen. Van ketoacidose is een causaal verband aangetoond.

Start bij chronisch hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) bij tekenen van overvulling met een lisdiureticum, en start daarnaast met een ACE-remmer (alternatief ARB) en SGLT2-remmer. Voeg een selectieve β-blokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Start bij hartfalen met behouden (‘preserved’) ejectiefractie (HFpEF) een SGLT2-remmer en daarnaast bij tekenen van overvulling een lisdiureticum.

Bij chronisch hartfalen gaat bij keuze voor een SGLT2-remmer de voorkeur uit naar dapagliflozine of empagliflozine, omdat deze bewezen effectief zijn bij chronisch hartfalen en voor deze indicatie zijn geregistreerd.

Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).

Het toevoegen van empagliflozine aan de behandeling van chronische nierschade kan worden overwogen. Dit middel remt de achteruitgang van de nierfunctie en verlaagt de kans op cardiovasculaire sterfte.

Offlabel: Bij patiënten met glycogeenstapelingsziekte type Ib kunnen symptomen van neutropenie en neutrofiele disfunctie behandeld worden met empagliflozine. Indicaties, uitkomsten en mogelijke bijwerkingen dienen nauwlettend individueel gemonitord te worden. Het is te overwegen om bij neutropenie en neutrofiele disfunctie eerst empagliflozine te starten voorafgaand aan behandeling met koloniestimulerende factor (granulocyte colony-stimulating factor; G-CSF).

Offlabel: Bij patiënten met glycogeenstapelingsziekte type XI kunnen symptomen van proximale niertubulopathie behandeld worden met empagliflozine. Indicaties, uitkomsten en mogelijke bijwerkingen dienen nauwlettend individueel gemonitord te worden.

Aan de vergoeding van empagliflozine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

  • ZIN-rapport 2018 SGLT2-remmers empagliflozine Jardiance® DM2 niet gereguleerd met basaalbolus insuline
  • ZIN-rapport 2021 empagliflozine Jardiance® bij volwassenen met symptomatisch chronisch hartfalen met een verminderde ejectiefractie
  • ZIN-rapport 2021 SGLT2-remmers empagliflozine Jardiance® bij volwassenen met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten
  • ZIN-rapport 2023 empagliflozine Jardiance® bij symptomatisch chronisch hartfalen met een linkerventrikelejectiefractie groter dan 40%
  • ZIN-rapport 2023 empagliflozine Jardiance® uitbreiding indicatie
  • ZIN-rapport 2024 empagliflozine Jardiance® uitbreiding nadere voorwaarden

Indicaties

Onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2 bij volwassenen, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging:

  • als monotherapie, wanneer metformine niet geschikt is vanwege intolerantie of contra-indicaties;
  • in combinatie met andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes.

Gerelateerde informatie

  • diabetes mellitus type 2

Indicaties

  • Volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar met onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging:
    • als monotherapie, wanneer metformine niet geschikt is vanwege intolerantie;
    • als aanvulling op andere bloedglucoseverlagende middelen.
  • Symptomatisch chronisch hartfalen.
  • Chronische nierschade.

Offlabel

  • symptomen van neutropenie en neutrofiele disfunctie bij glycogeenstapelingsziekte type Ib (GSD-Ib; ziekte van Von Gierke);
  • symptomen van proximale niertubulopathie bij glycogeenstapelingsziekte type XI (GSD-XI).

Gerelateerde informatie

  • chronische nierschade
  • diabetes mellitus type 2
  • hartfalen, chronisch

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2

Volwassenen

Begindosering 100 mg 1×/dag. Indien deze dosering wordt verdragen en een striktere bloedglucoseregulatie nodig is, én de creatinineklaring ≥ 60 ml/min is, kan de dosering worden verhoogd tot 300 mg 1×/dag.

Bij toevoegen aan bloedglucoseverlagende middelen met een hoog risico op hypoglykemie (sulfonylureumderivaat en/of insuline), kan dosisaanpassing nodig zijn van het sulfonylureumderivaat of insuline; raadpleeg hiervoor de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2, tabel h9.

Verminderde nierfunctie

  • creatinineklaring 30-59 ml/min: 100 mg 1×/dag;
  • creatinineklaring < 30 ml/min, met UACR (albumine/creatinine-ratio in urine) > 300 mg/g: start canagliflozine niet. Indien al in gebruik, ga verder met 100 mg 1×/dag tot aan dialyse of niertransplantatie;
  • NB: de glucoseverlagende werkzaamheid is minder bij een verminderde nierfunctie. Bij onvoldoende effect, overweeg toevoeging van andere bloedglucoseverlagende middelen.

Toediening

  • De tablet voorafgaand aan de eerste maaltijd van de dag innemen en heel doorslikken;
  • Bij vergeten van een dosis, deze innemen zodra eraan wordt gedacht; echter geen dubbele dosis op dezelfde dag innemen.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2

Volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar

Begindosering 10 mg 1×/dag. Indien deze dosering wordt verdragen en een striktere bloedglucoseregulatie nodig is, kan de dosering worden verhoogd tot max. 25 mg 1×/dag.

Bij toevoegen aan bloedglucoseverlagende middelen met een hoog risico op hypoglykemie (sulfonylureumderivaat en/of insuline), kan dosisaanpassing nodig zijn van het sulfonylureumderivaat of insuline; raadpleeg hiervoor de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2, tabel h9.

Verminderde nierfunctie bij volwassenen: bij een eGFR < 60 ml/min: 10 mg 1×/dag. Behandeling niet starten bij een eGFR < 20 ml/min, wegens beperkte ervaring. Overweeg bij een eGFR < 45 ml/min zo nodig een aanvullende glucoseverlagende behandeling, omdat de glucoseverlagende werkzaamheid is verminderd.

Hartfalen

Volwassenen

10 mg 1×/dag.

Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Starten van de behandeling bij een eGFR < 20 ml/min ontraden, wegens beperkte ervaring.

Chronische nierschade

Volwassenen

10 mg 1×/dag. Starten van de behandeling bij een eGFR < 20 ml/min ontraden, wegens beperkte ervaring.

Offlabel: glycogeenstapelingsziekte type Ib

Kinderen 0 tot 18 jaar

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: zie de pagina empagliflozine.

Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie ontraden, wegens verhoogde blootstelling en onvoldoende ervaring.

Ouderen: er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.

Bij vergeten van een dosis, deze innemen zodra eraan wordt gedacht; echter geen dubbele dosis op dezelfde dag innemen.

Toediening: de tablet heel doorslikken met water, met of zonder voedsel.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): vulvovaginale candidiasis. Hypoglykemie bij combinatie met sulfonylureumderivaat of insuline.

Vaak (1-10%): balanitis of balanopostitis, urineweginfectie. Dorst, droge mond, polydipsie, misselijkheid, obstipatie. Polyurie, pollakisurie, dringende urinelozing, nachtelijke mictie. Dyslipidemie, stijging hematocriet.

Soms (0,1-1%): dehydratie. Houdingsafhankelijke duizeligheid, syncope. (Orthostatische) hypotensie. Fotosensibilisatie, huiduitslag, urticaria. Botbreuk. Nierfalen (voornamelijk in de context van volumedepletie). Stijging bloedwaarden van creatinine, ureum, kalium en fosfaat. Amputatie van onderste ledemaat, met name van de teen en middenvoet, vooral bij patiënten met (meer kans op) cardiovasculaire ziekte.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. (Euglykemische) diabetische ketoacidose, incl. levensbedreigende en fatale gevallen. Angio-oedeem.

Verder zijn gemeld: Fournier-gangreen (necrotiserende fasciitis van het perineum). Pyelonefritis, urosepsis.

Bij ouderen ≥ 75 jaar en/of personen met een verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 60 ml/min) komen bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie (bv. houdingsafhankelijke duizeligheid, hypotensie) vaker voor.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie bij combinatie met sulfonylureumderivaat of insuline. Volumedepletie.

Vaak (1-10%): vaginale candidiase, vulvovaginitis, balanitis, genitale infectie, urineweginfectie. Dorst. Obstipatie. (Gegeneraliseerde) jeuk, huiduitslag. Vaker plassen (incl. polyurie, pollakisurie, nycturie). Stijging serumlipiden.

Soms (0,1-1%): (diabetische) ketoacidose. Urticaria, angio-oedeem. Dysurie. Verhoogde bloedspiegel creatinine en verlaagde glomerulaire filtratiesnelheid, verhoogd hematocriet.

Zelden (0,01-0,1%): Fournier-gangreen (necrotiserende fasciitis van het perineum).

Zeer zelden (< 0,01%): tubulo-interstitiële nefritis.

Verder zijn gemeld: pyelonefritis, urosepsis, (verworven) fimose met gelijktijdige genitale infectie.

Toelichting

  • Volumedepletie: met inbegrip van dehydratie, hypovolemie, (orthostatische) hypotensie en syncope. Treedt vooral op bij ouderen ≥ 75 jaar.
  • (Diabetische) ketoacidose: waaronder levensbedreigende en fatale gevallen; in een aantal gevallen een atypische presentatie met alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Er zijn ook gevallen van ketoacidose gemeld bij patiënten zonder diabetes mellitus. Verder is diabetische ketoacidose gemeld na een gastric bypass, enkele dagen tot weken erna.
  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Het effect van diuretica kan toenemen en daarmee de kans op dehydratie en hypotensie, combinatie met lisdiuretica wordt daarom niet aanbevolen.

De blootstelling aan Pgp–substraten (zoals digoxine, dabigatran) kan toenemen.

Een middel dat UGT-enzymen en transporteiwitten (Pgp en BCRP) induceert, kan de blootstelling aan canagliflozine verlagen; voorbeelden zijn rifampicine, barbituraten, fenytoïne, carbamazepine, ritonavir, efavirenz en sint-janskruid. Bij gelijktijdige toediening de bloedglucoseregulatie monitoren en zo nodig de dosering verhogen (tot max. 300 mg per dag).

Niet gebruiken binnen 1 uur vóór of 4–6 uur ná toediening van een galzuurbindend middel, vanwege mogelijke verstoring van de absorptie.

Canagliflozine kan de renale lithiumexcretie verhogen, waardoor de lithiumconcentratie in bloed afneemt. Controleer de lithiumspiegel vaker na het starten met canagliflozine en na dosisaanpassingen.

Bij gebruik van een SGLT2-remmer worden metingen van 1,5-anhydroglucitol (1,5-AG) onbetrouwbaar; gebruik van een 1,5-AG assay voor het bepalen van de bloedglucoseregulatie ontraden.

Interacties

Het diuretisch effect van thiazide- en lisdiuretica kan toenemen en daarmee de kans op dehydratie en hypotensie. Wees met name bij ouderen voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die tot volumedepletie kunnen leiden (bv. diuretica, ACE-remmers).

Empagliflozine wordt voornamelijk gemetaboliseerd door UGT-enzymen; combinatie met UGT-inducerende middelen (zoals rifampicine of fenytoïne) ontraden, omdat de werkzaamheid van empagliflozine mogelijk afneemt. Indien de combinatie toch noodzakelijk is, de respons op empagliflozine beoordelen middels controle van de bloedglucoseregulatie.

Empagliflozine kan de renale lithiumexcretie verhogen, waardoor de lithiumconcentratie in bloed afneemt. Controleer de lithiumspiegel vaker na het starten met empagliflozine en na dosisaanpassingen.

Bij gebruik van een SGLT2-remmer worden metingen van 1,5-anhydroglucitol (1,5-AG) onbetrouwbaar; gebruik van een 1,5-AG assay voor het bepalen van de bloedglucoseregulatie ontraden.

Zwangerschap

Canagliflozine passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (verminderde botvorming en afgenomen lichaamsgewicht).

Advies: Gebruik ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Empagliflozine passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in supratherapeutische doses schadelijk gebleken (verminderde postnatale gewichtstoename).

Advies: Gebruik ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).

Farmacologisch effect: Bij dieren is bij hoge doses een verlaagd lichaamsgewicht waargenomen.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens). Ja (bij dieren).

Farmacologisch effect: Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Bij een verminderde nierfunctie neemt de glucoseverlagende werkzaamheid af. Ongeacht de creatinineklaring vóór de behandeling, treedt binnen de eerste 6 weken van de behandeling een (doorgaans geringe) daling van de creatinineklaring op, die daarna weer verbetert. Controleer de nierfunctie voorafgaand aan de behandeling en daarna ten minste jaarlijks. Controleer ook vóór start van geneesmiddelen die de nierfunctie kunnen verminderen (zoals antihypertensiva of NSAID's) en regelmatig daarna.

Gebruik wordt niet aanbevolen bij volumedepletie (bv. door gebruik van lisdiuretica of bij acute ziekte), wegens de diuretische werking van canagliflozine. Wees voorzichtig bij patiënten bij wie een bloeddrukdaling riskant kan zijn (bv. bij cardiovasculaire ziekten, hypotensie in de anamnese of bij ouderen). Monitor zorgvuldig de volumestatus en elektrolytenbalans bij omstandigheden die kunnen leiden tot volumedepletie (zoals maag-darmziekte).

Er zijn meldingen van diabetische ketoacidose (DKA) bij behandeling met SGLT2-remmers, soms bij alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Het risico op DKA lijkt groter bij patiënten met een matig tot ernstig verminderde nierfunctie, die insuline nodig hebben. Wees voorzichtig bij risicofactoren, zoals een lage β-celfunctiereserve, aandoeningen die leiden tot beperkte inname van voedsel of ernstige uitdroging, een verhoogde insulinebehoefte als gevolg van acute ziekte, operatie of alcoholmisbruik en verlaging van de insulinedosering. Onderzoek de patiënt direct op ketoacidose bij het optreden van symptomen hiervan, ongeacht de bloedglucosespiegel (o.a. misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, extreme dorst, ademhalingsproblemen, verwardheid, ongewone vermoeidheid en slaperigheid). Bij verdenking op een DKA de behandeling met canagliflozine direct staken, en niet meer herstarten indien geen andere duidelijke oorzaak is gevonden. Bij sommige patiënten kan DKA langer aanhouden na stopzetten van canagliflozine, d.w.z. langer dan verwacht op basis van de plasmahalfwaardetijd. Insulinetekort kan bijdragen tot langdurige DKA en moet worden gecorrigeerd indien waargenomen.

Ziekenhuisopname/operatie: onderbreek de behandeling bij ziekenhuisopname voor ernstige acute ziekte. Staak de behandeling, indien mogelijk, gedurende een gepaste periode (dagen) vóór een grote chirurgische ingreep, zoals een buik- of bariatrische ingreep, of een andere invasieve procedure waarbij de patiënt langdurig moet vasten. Monitor de ketonwaarde (bij voorkeur in bloed). Overweeg alternatieve antihyperglykemische therapie, waaronder insuline. Herstarten van canagliflozine kan als de toestand van de patiënt stabiel is, en de ketonwaarde normaal.

Een toename van het aantal amputaties van de onderste ledematen (met name de teen en middenvoet) is waargenomen bij diabetespatiënten met een hoog risico op hart- en vaatziekte die canagliflozine gebruikten, ten opzichte van placebo (resp. 0,63 vs. 0,34 voorvallen per 100 patiëntjaren). Beoordeel vóór aanvang van de behandeling factoren uit de voorgeschiedenis van de patiënt die het amputatierisico verhogen (zoals perifere vaatziekte, neuropathie). Controleer patiënten met meer kans op amputatie nauwgezet, en geef voorlichting over preventie (routinematige voetzorg, voldoende hydratie). Overweeg de behandeling te staken bij complicaties aan de benen en/of voeten, zoals een huidzweer, infectie, osteomyelitis of gangreen.

Er zijn meldingen van Fournier-gangreen (necrotiserende fasciitis van het perineum) bij gebruik van SGLT2-remmers. Een urogenitale infectie of perineaal abces kan hieraan voorafgaan. Adviseer de patiënt met spoed medische hulp in te roepen bij symptomen als hevige pijn, gevoeligheid, erytheem of zwelling in het genitale of perineale gebied, in combinatie met koorts of malaise. Bij vermoeden van Fournier-gangreen het gebruik van de SGLT2-remmer staken en direct behandeling beginnen (incl. antibiotica en chirurgisch debridement).

Er zijn meldingen van gecompliceerde urineweginfecties; overweeg bij optreden hiervan een tijdelijke onderbreking van de behandeling.

Niet of beperkt onderzocht

  • De ervaring bij hartfalen NYHA-klasse III is beperkt en ontbreekt bij NYHA-klasse IV.
  • Gebruik is niet onderzocht bij ernstige leverinsufficiëntie (gebruik ontraden).
  • De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.

Waarschuwingen en voorzorgen

Verminderde nierfunctie: bij een eGFR < 20 ml/min de behandeling niet starten, wegens beperkte ervaring. Bij de behandeling van diabetes neemt de glucoseverlagende werkzaamheid af bij een verminderde nierfunctie. Overweeg zo nodig een aanvullende glucoseverlagende behandeling bij een eGFR < 45 ml/min.

Controleer de nierfunctie voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling (ten minste jaarlijks). Controleer ook bij start van geneesmiddelen die de nierfunctie kunnen verminderen (zoals antihypertensiva of NSAID's).

Wees in verband met de diuretische werking van empagliflozine voorzichtig bij patiënten bij wie een bloeddrukdaling riskant kan zijn (bv. bij cardiovasculaire ziekten, hypotensie in de anamnese of bij ouderen ≥ 75 j.). Monitor zorgvuldig de volumestatus en elektrolytenbalans bij een stoornis die kan leiden tot volumedepletie (zoals maag-darmziekte). Onderbreek de behandeling tijdelijk bij volumedepletie, totdat de depletie is gecorrigeerd.

Er zijn meldingen van gecompliceerde urineweginfecties; overweeg bij optreden hiervan een tijdelijke onderbreking van de behandeling.

Er zijn meldingen van ketoacidose bij diabetespatiënten die behandeld werden met SGLT2-remmers, soms bij alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Wees voorzichtig bij risicofactoren, zoals bij een aandoening die leidt tot beperkte inname van voedsel of ernstige uitdroging, een koolhydraatbeperkt of ketogeen dieet, een lage bètacelfunctiereserve, dosisverlaging van insuline of een verhoogde insulinebehoefte als gevolg van acute ziekte, operatie of alcoholmisbruik. Onderzoek de patiënt direct op ketoacidose bij de volgende symptomen, ongeacht de bloedglucosespiegel: o.a. misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, extreme dorst, ademhalingsproblemen, verwardheid, ongewone vermoeidheid en slaperigheid. Staak empagliflozine direct bij verdenking op ketoacidose. Herstart van een SGLT2-remmer wordt afgeraden, tenzij een andere duidelijke oorzaak is gevonden en verholpen. Hoewel minder waarschijnlijk, kan ketoacidose ook optreden bij patiënten zonder diabetes.

Bij sommige patiënten kan ketoacidose langer aanhouden na stopzetten van empagliflozine, d.w.z. langer dan verwacht op basis van de plasmahalfwaardetijd. Insulinetekort kan bijdragen tot langdurige ketoacidose en moet indien waargenomen worden gecorrigeerd.

Onderbreek de behandeling bij ziekenhuisopname voor een grote operatieve ingreep of ernstige acute ziekte. Monitor de ketonwaarde (bij voorkeur in bloed). Herstart de behandeling met empagliflozine als de toestand van de patiënt stabiel is, en de ketonwaarde normaal.

Volgens de Nederlandse Obesitaskliniek (2022) een SGLT2-remmer bij diabetes type 2 een week vóór een bariatrische ingreep staken, omdat er postoperatief meer kans is op DKA. Het advies is deze postoperatief niet meer te herstarten.

Er zijn meldingen van Fournier-gangreen (necrotiserende fasciitis van het perineum) bij gebruik van SGLT2-remmers. Een urogenitale infectie of perineaal abces kan hieraan voorafgaan. Adviseer de patiënt met spoed medische hulp in te roepen bij symptomen als hevige pijn, gevoeligheid, erytheem of zwelling in het genitale of perineale gebied, in combinatie met koorts of malaise. Bij vermoeden van Fournier-gangreen het gebruik van de SGLT2-remmer staken en direct behandeling beginnen (incl. antibiotica en chirurgisch debridement).

Een toename van het aantal amputaties van de onderste ledematen (met name de teen) is waargenomen in langetermijnstudies met SGLT2-remmers bij diabetes type 2. Het is niet bekend of het hierbij gaat om een klasse-effect. Routinematige preventieve voetzorg is van belang.

Stijging van het hematocriet is waargenomen. Controleer bij een sterke verhoging van het hematocriet op onderliggende hematologische aandoeningen.

Niet onderzocht

  • Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie (gebruik ontraden).
  • De werkzaamheid is niet vastgesteld bij patiënten met infiltratieve ziekte of met takotsubocardiomyopathie.
  • Voor behandeling van diabetes mellitus type 2 bij kinderen: er zijn geen gegevens bij een eGFR < 60 ml/min of leeftijd < 10 jaar.
  • De veiligheid en werkzaamheid bij de indicaties hartfalen en chronische nierschade zijn voor kinderen < 18 jaar niet vastgesteld.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met canagliflozine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met empagliflozine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Oraal bloedglucoseverlagend middel. Remt selectief de natrium/glucose-cotransporter 2 (SGLT2) in de nier. Remt zwak SGLT1 in de darm.

Canagliflozine vermindert de renale glucosereabsorptie, zodat glucose wordt uitgescheiden met de urine en de glucoseplasmaspiegel afneemt. Verhoogde glucose-excretie via de urine leidt tot osmotische diurese, met een daling van de systolische bloeddruk, en tot gewichtsafname door verlies van calorieën. Werkt onafhankelijk van insuline.

Verder verhoogt canagliflozine (door remming van SGLT2) de afgifte van natrium aan de distale tubulus, zodat de tubuloglomerulaire terugkoppeling toeneemt. Dit gaat gepaard met een afname van de intraglomerulaire druk en een verminderde hyperfiltratie.

Kinetische gegevens

F ca. 65%.
T max ca. 1–2 uur.
V d ca. 1,2 l/kg.
Eiwitbinding ca. 99%.
Metabolisering in de lever voornamelijk door UGT1A9 en UGT2B4 tot twee inactieve O–glucuronidemetabolieten.
Eliminatie met de feces ca. 52% (waarvan ca. 42% onveranderd, ca. 7% als gehydroxyleerde metaboliet en ca. 3% als O–glucuronidemetaboliet); met de urine ca. 33% (waarvan ca. 31% als O–glucuronidemetaboliet en < 1% onveranderd).
T 1/2el ca. 11 uur, 13 uur bij resp. 100 mg en 300 mg.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Oraal bloedglucoseverlagend middel. Remt reversibel en selectief de natrium/glucose-cotransporter 2 (SGLT2) in de nier. Vermindert de renale glucosereabsorptie, wat leidt tot uitscheiding van glucose via de urine en osmotische diurese. De mate van bloedglucosedaling is afhankelijk van de bloedglucoseconcentratie en de glomerulaire filtratiesnelheid. Werkt onafhankelijk van insuline.

Empagliflozine verhoogt de afgifte van natrium aan de distale tubulus, zodat de tubuloglomerulaire terugkoppeling toeneemt en de intraglomerulaire druk afneemt. Dit in combinatie met osmotische diurese leidt tot een afname van intravasculair volume, verlaagde bloeddruk en lagere voor- en nabelasting ('pre- en afterload') van het hart.

Andere effecten zijn een stijging van hematocriet en daling van lichaamsgewicht.

Kinetische gegevens

T max ca. 1,5 uur.
V d ca. 1,1 l/kg.
Metabolisering gedeeltelijk, in de lever vnl. via glucuronidering.
Eliminatie met de feces ca. 41% (vnl. onveranderd), met de urine ca. 54% (ca. de helft onveranderd).
T 1/2el ca. 12,4 uur.
Overig Bij milde, matige en ernstige nierinsufficiëntie (eGFR < 30 - < 90 ml/min) en eindstadium nierfalen stijgt de blootstelling aan empagliflozine (AUC) met respectievelijk ca. 18%, 20%, 66% en 48% in vergelijking met een normale nierfunctie.
Overig Bij milde, matige en ernstige leverinsufficiëntie volgens de Child-Pugh-classificatie stijgt de blootstelling aan empagliflozine (AUC) met respectievelijk ca. 23%, 47% en 75% in vergelijking met een normale leverfunctie.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

canagliflozine hoort bij de groep SGLT2-remmers.

  • dapagliflozine (A10BK01) Vergelijk
  • empagliflozine (A10BK03) Vergelijk
  • ertugliflozine (A10BK04) Vergelijk

Groepsinformatie

empagliflozine hoort bij de groep SGLT2-remmers.

  • canagliflozine (A10BK02) Vergelijk
  • dapagliflozine (A10BK01) Vergelijk
  • ertugliflozine (A10BK04) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • SGLT2-remmers

Indicaties

  • diabetes mellitus type 2

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • SGLT2-remmers

Indicaties

  • chronische nierschade
  • diabetes mellitus type 2
  • hartfalen, chronisch

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
  • Toegankelijkheid
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".